Categorie archief: Vijf – Onderlinge verbondenheid

Inleiding: Vijf werkelijkheden en vijf skandha’s


In het vorige bericht heeft uw Verteller een inleiding gegeven over de samenhang tussen religie en wetenschap. In dit bericht gaat uw Verteller verder in op de vraag of de vijf skandha’s alles geven wat wij nodig hebben voor onze geestelijke ontwikkeling.

Tijdens de volgende aanlegplaatsen op hun Odyssee gaan de twee hoofdpersonen verder met hun zoektocht naar wie zij zijn, waar zij vandaan komen en waar zij naar toe gaan. Eerst bezoeken zij de vijf gangbare werkelijkheden:

o   Feiten en logica – wetenschappelijke reflectie en bewustzijn

o   Intensiteiten en associaties – gevoelsmatige reflectie en bewustzijn

o   Leegte – wijze van bewustzijn

o   Verandering – wijze van bewustzijn

o   Onderlinge verbondenheid – wijze van bewustzijn

Welk verband hebben deze vijf werkelijkheden met de vijf skandha’s uit het Mahâyâna Boeddhisme en met de leegte van deze skandha’s volgens de Hart Sutra [1]?

Het antwoord op de tweede vraag is op dit moment eenvoudig: de twee hoofdpersonen zoeken het antwoord bij de aanleg bij de derde werkelijkheid – Leegte.

Het antwoord op de eerste vraag is ook vrij eenvoudig. De vijf werkelijkheden omvatten de vijf skandha’s waarbij de vijf werkelijkheden beter aansluiten bij het hedendaagse bewustzijn.

De vijfde en laatste skandha – bewustzijn – vormt de vier andere skandha’s en komt tegelijkertijd voort uit deze vier skandha’s [2]. Bewustzijn ligt ten grondslag aan de vijf werkelijkheden en bewustzijn wordt gevormd door de vijf werkelijkheden. Hierbij is er geen verschil tussen de vijf skandha’s – inclusief leegte – en de vijf werkelijkheden.

De eerste skandha – vorm – in hedendaagse vorm, valt samen met de vijf werkelijkheden, omdat vorm gestalte krijgt door feiten en logica (of het ontbreken hieraan), door intensiteiten en associaties voor het beleven van vorm, door verandering omdat alles verandert en door onderlinge verbondenheid doordat een vorm altijd in verhouding staat tot andere vormen.

De tweede skandha – gevoelens en sensatie – valt samen met de tweede werkelijkheid voor de beleving, met de vierde werkelijkheid voor de verandering van gevoelens en met de vijfde werkelijkheid voor de beleving van gevoelens binnen en door een samenleving.

De derde skandha – perceptie, herkenning of onderscheid – valt samen met de eerste werkelijkheid voor zover het feiten en dingen betreft, met de tweede werkelijkheid voor zover het onderscheid van intensiteiten en associaties betreft, met de vierde werkelijkheid voor de verandering van onderscheid en herkenning en met de vijfde werkelijkheid voor het onderscheid en herkenning ten opzichte van andere dingen, feiten, entiteiten, levende wezens en gebeurtenissen.

De vierde skandha – mentale indrukken, impulsen, inprentingen – komt op soortgelijke wijze terug als de derde skandha in de eerste, tweede, vierde en vijfde werkelijkheid.

Voor zover uw Verteller kan overzien, vallen de vijf skandha’s inclusief de leegte binnen de vijf werkelijkheden die de hoofdpersonen gaan bezoeken.

Aan het einde van de Odyssee kunnen de twee hoofdpersonen in een terugblik misschien oordelen of de vijf skandha’s alles geven wat nodig is voor onze geestelijke ontwikkeling.

Het volgende bericht komt over enkele weken. Een van de hoofdpersonen is nog steeds aan het herstellen van de inspanningen en de andere hoofdpersoon heeft het eerste deel van het verslag over “Een”, “Twee” en “Drie” bijna klaar voor de drukker. De versie in de Engelse taal is nog niet zover.

Over ongeveer vier weken zullen de hoofdpersonen hun Odyssee hervatten.

   [3]


[1] Zie verschillende vertalingen van de Hart Sutra, bijvoorbeeld door Red Pine (Bill Porter), Edward Conze, Donald S. Lopez Jr.

Inleiding: Een – solipsisme


Tijdens onze Odyssee ontmoeten jij en ik drie voor de hand liggende klassieken. Klassieken zijn denkbeelden waar niemand het meer (volledig) mee eens is, maar die nog steeds het bestuderen waard zijn om verder te komen. Wij maken bij deze inleiding een korte omweg langs de drie klassieken, het “solipsisme”, “het universum is een droombeeld” en het “pantheïsme”.

Solipsisme[1]

Het solipsisme kent en erkent één enkel bewustzijn dat volledig en compleet samenvalt met het bewustzijn van de waarnemer. In de oorspronkelijke vorm van solipsisme is er geen bestaan buiten het bewustzijn van de waarnemer. Op onze Odyssee zullen jij en ik vele elementen en vormen van solipsisme tegenkomen.

[2]

De eerste aanlegplaats – beschreven in hoofdstuk één – herbergt op het eerste gezicht enkele kenmerken van solipsisme, maar deze aanlegplaats ontkomt heel eenvoudig aan het solipsisme doordat de volkomen eenheid bij de volgende aanlegplaatsen in twee of meer delen is opgesplitst, waarbij niet uitgesloten mag worden dat deze afzonderlijke delen ook een gescheiden bewustzijn hebben. Daarnaast komt één steeds terug als eerste deelgetal van ieder priemgetal.

Bij de tweede en derde aanlegplaats zullen wij het solipsisme niet eenvoudig aantreffen.

Op onze vijfde aanlegplaats kan ieder van de vijf eenvoudige realiteiten ontsporen in solipsisme doordat iedere realiteit zichzelf ziet als het enige echte bewustzijn waarin alles volledig en compleet binnen samenvalt. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Uitsluitend natuurwetenschap die uitgaat van feiten en logica is werkelijk: al het andere is een waanbeeld of erger. In deze extreme vorm gaat natuurwetenschap over in religie; en religie valt vooralsnog buiten de competentie van natuurwetenschappen.
  • Alleen gevoelens doen er toe. Al het andere is een kilte waar wij ons verre van moeten houden.
  • Alleen in de leegte kan ik wonen, nooit vond ik ergens anders onderdak[3]. Dit is een valkuil voor ijverige beoefenaars van meditatie. Als door de sirenen[4] gelokt, worden deze beoefenaars weer naar de leegte terug gezogen voorbijgaand aan de andere realiteiten.
  • Alles is enkel verandering; of alleen vernieuwing telt[5].
  • Alles is onderling volkomen verbonden: deze verbondenheid is een samenhangend bewustzijn waarbuiten niets bestaat. Bij de aanlegplaats “nul – niet een, niet twee” zullen wij zien hoe deze vorm van solipsisme overstegen wordt.

Tijdens onze zevende aanlegplaatsen zullen wij elementen van solipsisme aantreffen bij alle zeven realiteiten. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

  • In de realiteit van Ishvara[6] – waar jij en ik een ontmoeting hebben met god en de goden – wordt regelmatig alleen de realiteit van de eigen god en godsdienst erkend. Vreemde goden en godsdiensten worden geregeld met alle mogelijke middelen bestreden. Hier wordt de eigen god en godsdienst als het enige ware bewustzijn gezien waarbuiten niets bestaat (of mag bestaan).
  • Alleen de realiteit van “hier en nu” bestaat. Het overige is niet van belang of bestaat niet.

Aan het einde van onze Odyssee bij onze thuiskeer bij “nul – niet één, niet twee” zullen wij zien hoe deze vormen van solipsisme bij de zeven andere realiteiten overstegen worden.

Het volgende bericht gaat over de tweede klassieker “het universum is een droombeeld”.


[2] Afbeelding overgenomen uit: http://www.huubmous.nl/2010/02/01/het-solipsisme-van-een-kind/

[3] Vrije weergave van de dichtregels “Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, nooit vond ik ergens anders onderdak” van Jan Jacob Slauerhoff.

[4] Zie de Odyssee van Homerus.

[5] Zie ook Herakleitos: “πάντα χωρεῖ καὶ οὐδὲν μένει”” dat “alles verandert en niets blijft” betekent. Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Heraclitus

[6] Een filosofisch concept voor God in het Hindoeïsme, zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Ishvara. In het Sanskriet is het woord “Ishvara” samengesteld uit het zelfstandig naamwoord “ish” dat “god, heerser” betekent – en waarin het Duitse woord “ich” nog herkend kan worden –, “va” dat “wind, oceaan, water, stroom, gaan” betekent en “ra” dat “geven, beinvloeden” betekent. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.

Inleiding: Rituelen – deel 2


In het vorige bericht hebben wij een eerste inkijk gehad in de rol van rituelen als “rites des passages”. Nu gaan jij en ik een klein inkijkje nemen in de rol van enkele rituelen in ons dagelijks leven. Ook deze rituelen bestaan vaak uit een aantal vaststaande handelingen.

Een van de oudste gedocumenteerde mythe is de vee-cyclus[1]. In de vee-cyclus geeft God[2] vee aan de boeren die op hun beurt het vee verzorgen en de kudde vermeerderen. Vreemde mannen stelen het vee. De krijgers roven het vee weer terug en geven een deel van het vee aan de priesters voor rookoffers aan God die op zijn beurt als dank voor de offers weer vee aan de boeren geeft.

De mythe van de vee-cyclus vertelt over rituelen die de basis vormen voor het onderling vertrouwen tussen goden, priesters, mensen. Vee was toen een metafoor voor onderling vertrouwen, een rol die geld in onze samenleving heeft overgenomen.

Het roven van vee heeft een centrale plaats in deze cultuur. Het is voor krijgers een noodzakelijk handeling om bezit te verwerven. Met het veroveren van vee door diefstal hebben de krijgers een ruilmiddel verkregen om een of meer vrouwen te verwerven[3]. In Proto-Indo-Europese wereld vertegenwoordigen vrouwen het enige bezit dat echt van waarde is[4]. Alleen door bezit van het hoog gewaardeerde ruilmiddel – vee – kan een krijger vrouwen verkrijgen voor nakomelingschap.

Door de mythe van de vee-cyclus is diefstal van vee geoorloofd en gesanctioneerd als daarna de voorgeschreven rituelen worden gevolgd om met de goden en samenleving in het reine te komen.

Volgens een oude zegswijze ligt aan ieder bezit een misdaad ten grondslag. Het verkrijgen van bezit en de overdracht daarvan is nog steeds met veel rituelen omgeven. Zijn de hedendaagse rituelen nodig om de oorspronkelijke misdaden te sanctioneren en een plaats te geven? Als overdenking de volgende tekst uit het Nieuwe Testament: “Hoe moeilijk zullen zij, die rijkdommen[5] bezitten, het Koninkrijk van God betreden! Het is makkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen, dan voor een rijk mens het Koninkrijk van God te betreden[6]“. In hoofdstuk 5 volgt het verslag van onze ervaringen met de omgang van eigendom en de ethiek hierbij.

[7]

[8]

In de hedendaagse samenleving en op de werkvloer worden rituelen steeds herhaald om de onderlinge cohesie te blijven behouden.

 

Eind jaren zeventig tijdens hoorcolleges heeft prof. dr. W. Luijpen – hoogleraar wetenschapsfilosofie aan de Technische Hogeschool in Delft – tijdens een college hierover drie markante uitspraken gedaan.

 

De eerste uitspraak is: ”Wij hebben met elkaar besloten een arbeidsbestaan te leiden. Wij zullen minstens acht uur werken om een kwartier in de zon te kunnen zitten. Wij gaan niet zoals in sommige andere culturen een kwartier werken om acht uur in de zon te zitten.”

Aan deze uitspraak voegen jij en ik ter illustratie de volgende anekdote van de Zuidzee visser toe:

Een Amerikaan zag een man zitten vissen met een hengel.

De Amerikaan gaf als raad: “Jij moet vijf hengels gebruiken”.

“Waarom?”: vroeg de visser.

“Dan kun jij meer vissen vangen en meer geld verdienen”.

“En dan?”: zei de visser.

“Dan kun jij een boot kopen”.

“En dan?”: zei de visser weer.

“Dan kun jij een grotere boot kopen en nog meer geld verdienen”.

“En dan?”: zei de visser weer.

“Dan kun jij zoveel geld verdienen dat jij de hele dag in de zon kunt zitten.”

De visser maakte met een glimlach een armgebaar naar de blauwe lucht en de zon.

 

[9]

 

De tweede uitspraak luidt: “Wij hebben besloten dat onze onderlinge officiële omgang door middel van een rechtsorde zal gaan en onze conflicten zullen door deze rechtsgang geslecht worden. Bij verschil van mening eigenen wij ons niet eigenhandig zaken van anderen toe en wij worden niet handtastelijk, maar deze geschillen regelen wij via een bestaande rechtsorde”.

 

Voorbeelden hiervan zijn al terug te vinden in oud Iers recht. Bijvoorbeeld: een banneling wordt op een bootje de zee opgestuurd[10].

 

De derde uitspraak gaat als volgt: “Wij hebben besloten dat wij in een vader God geloven. Wij geloven niet in een moeder God en onze religie is niet poly- of pantheïstisch. Andere samenlevingen hebben een andere wijze van geloven.”

[11]

De verschillende vormen van religie die wij op onze Odyssee tegen komen, beschrijven wij in de afzonderlijke hoofdstukken.

Na deze uitstap naar mythen en rituelen gaan wij verder met de inleiding op de hoofdstukken.


[1] Zie: Mallory, J.P., In Search of the Indo-Europeans, p. 138

[2] “go” betekent “vee” en “da” betekent “geven”

[3] Zie Anthony, David W., The horse, the wheel and Language (2007), p. 239

[4] Zie McGrath, Kevin, STR women in Epic Mahâbhârata. Cambridge: Ilex Foundation, 2009 p. 9 – 15

[5] Waarschijnlijk wordt hier gewezen op alle rijkdom en bezit in welke vorm dan ook. Als wij allemaal hier en nu van alle rijkdom en bezit afstand doen, dan veroorzaakt dat waarschijnlijk grote problemen. Misschien is een tussenweg beter: laten wij voorlopig goede beheerders zijn van onze rijkdom en bezit.

[6] Zie Bijbel, Nieuwe Testament, Marcus 10:24-25

[7] Bron afbeelding: http://henk50.web-log.nl/onderweg/2009/07/de-kameel-door.html. Na sluitingstijd van de hoofdpoort in Oosterse steden bleef een smalle poort open om nog mensen en dieren ontdaan van bepakking tot de stad toe te laten: deze smalle poort schijn “het oog van de naald” te worden genoemd.

[10] Zie: Kelly, Fergus, A guide to early Irish Law. Dublin: Dundalgan Press, 2005 p.219

Inleiding: Rituelen – deel 1


Naast mythen kennen wij ook rituelen om belangrijke overgangen en veranderingen te duiden en een plaats te geven in ons leven. De rituelen bestaan vaak uit een aantal vaststaande handelingen.

Eerst gaan jij en ik enkele belangrijke “rites des passages” – of de rituelen die belangrijke overgangen duiden – in jouw leven bekijken.

Aan het begin van jouw leven – dus ook aan het begin van alle tijden – ben jij nog één met alles en iedereen om ons heen. Zijn er dan al overgangen en veranderingen? Wij weten het niet. Wij kennen ook geen riten uit deze fase van jouw leven.

Jouw eerste geboorte uit de alomvattende eenheid heeft plaats gehad bij de scheiding van lucht en aarde. Is de eerste scheiding snel en in één zucht verlopen, of langzaam en fluisterend, of in oerknal gevolgd door een flits? Wij weten het niet. Deze scheiding van aarde en lucht is de meest pijnlijke scheuring tot op heden; het boek Genesis uit het Oude Testament spreekt van een scheuring van hemel en aarde. De volgende splitsingen zijn herinneringen van de eerste scheuring. Niet dat deze latere scheuringen niet pijnlijk kunnen zijn, maar de oer scheur is de immense scheiding waaruit de andere splitsingen als craquelé zijn voortgekomen.

[1]

Jouw eerste “rite de passage” heeft tijdens de allereerste geboorte van lucht en aarde plaatsgevonden. Jij bent toen gedoopt in de lucht en in het water van de aarde. De volgende doopsels die jij hebt ondergaan, verbinden jou met jouw voorouders en met de “rite de passage” van deze eerste geboorte.

Na de geboorte ben jij als individu verwikkeld in een samenleving. In hoofdstuk 3 volgt een verslag van deze vorming en verwikkeling; hierbij kijken wij naar de rol van mythen en rituelen.

Rituelen zijn een goede wijze om het onderlinge vertrouwen te laten ontstaan en steeds opnieuw te bestendigen. Door de rituelen wordt het vertrouwen tussen de wereld, de lucht, de aarde, de goden, priesters, mensen en alles om ons heen tijdelijk hersteld. Uit de aard moeten de rituelen periodiek herhaald worden ter bestendiging; zonder herhaling hebben deze “rites des passages” geen blijvende werking.

Hiertoe verrichten monniken, predikanten, priesters en mensen over de hele wereld steeds opnieuw hun meditatie, gebeden, gezangen en rituelen, opdat de onderlinge banden blijven bestaan. Een monnik heeft een keer gezegd dat meditatie van levensbelang is voor de hele wereld, opdat de wereld in stand blijft[2]. Een Gereformeerde organist heeft tijdens een radioprogramma gezegd dat hij de kerkzang het allermooiste ter aarde vindt.

In hoofdstuk 5 brengen wij verslag uit van jouw huwelijk met de wereld. Wij volgen de rituelen van de verbinding met de rede, met het gevoel, met de oneindige mogelijkheden, met de veranderingen en met de onderlinge verbondenheid.

[6]

[7]

Jouw huwelijk met het “al en een” komt in hoofdstuk 7 aan de orde. Wij volgen jouw verbond met:

  • God en de goden in de paragraaf “Ishvara[3]”;
  • De binding tussen lichaam en geest in “Et incarnatus est[4]”;
  • Elk deeltje om ons in “Toon mij een kleine waarheid”;
  • De eeuwigheid/tijd in “Geen tijd, geen verandering”
  • Al ons handelen in deze wereld in “Gij zijt dat”
  • De dood en de eindigheid in “En Dood heeft hier geen verblijf[5]
  • Met dit moment in al haar omvang in “Hier en nu”.

Elk van deze verbintenissen heeft haar “rites des passages”. Hieronder tonen wij twee foto’s van “rites des passages” bij het overstijgen van het ego in onder meer “Geen tijd, geen verandering”.

[8]

[9]

Bij de laatste aanlegplaats zijn jij en ik alle mythe en rituelen overstegen of compleet ondergaan; zij zijn volledig verdampt en geïncarneerd. Het verslag volgt in hoofdstuk nul.

In het volgende bericht gaan wij verder met de rol van rituelen.


[2] Bron nog niet achterhaald

[3] Een filosofisch concept voor God in het Hindoeïsme, zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Ishvara

[4] « Et incarnatus est de Spiritu Sancto » kan worden vertaald door “En hij is vlees geworden van de heilige geest

[5] Zie ook: Dylan Thomas, And Death shall have no Dominion

[6] Bron afbeelding:

[7] Bron afbeelding: http://thekissklimt.wordpress.com/2009/04/24/the-kiss-brancusi-sculpture/

[8] Bron afbeelding: http://www.flickr.com/photos/grassvalleylarry/238432804/sizes/o/in/photostream/

[9] Bron afbeelding: http://themeditationmind.com/meditation-history/zen-buddhism/

Inleiding – inhoudsopgave van het boek


In het vorige bericht hebben wij uitgelegd hoe wij zijn gekomen tot het aantal van 19 speciale aanlegplaatsen tijdens onze Odyssee naar wie jij bent. Deze plaatsen vormen de inhoudsopgave van het boek.

[1]

Nu noemen wij de 19 speciale aanlegplaatsen aan de hand van de inhoudsopgave.

Inleiding – Introibo[2] [3]

1.       Een – Aldus, in unum deum[4]

2.       Twee – In dubio[5]

3.       Drie – Dubio transcendit[6]

4.       Vijf gangbare werkelijkheden

o   Feiten en logica

o   Intensiteiten en associaties

o   Leegte

o   Verandering

o   Onderlinge verbondenheid

5.       Zeven andere werkelijkheden

o   Ishvara[7]

o   Et incarnatus est[8]

o   Toon mij een kleine waarheid

o   Geen tijd, geen verandering

o   Gij zijt dat

o   En Dood heeft hier geen verblijf[9]

o   Hier en nu

6.       Nul – Niet een, niet twee

Het volgende bericht gaat over mythe en rituelen. Daarna gaan wij verder met de inleiding van de 19 aanlegplaatsen.


[2] Introibo ad altare Dei: laat mij binnengaan naar het altaar van God

[3] Joyces, James, Ulysses. 1975, P. 7

[4] In een God

[5] In twijfel

[6] Twijfel overstegen

[7] Een filosofisch concept voor God in het Hindoeïsme, zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Ishvara

[8] « Et incarnatus est de Spiritu Sancto » kan worden vertaald door “En hij is vlees geworden van de Heilige Geest”

[9] Zie ook: Dylan Thomas, And Death shall have no Dominion