Tagarchief: aflaten

Vrijheid en gebonden: hebben of zijn


De volgende morgen ontmoeten Carla, Man elkaar op het Beursplein.

“Gisteravond was ik te uitgesproken in mijn mening over Calvijns predestinatie. Misschien had ik de uitwassen teveel voor ogen – ik denk hierbij aan de slavenhandel, het neerslaan van opstanden in de Hollandse kolonies, en het streven naar kapitaal – en ik had te weinig oog voor de verdiensten, zoals het leefbaar houden van een groot stuk land onder zeeniveau, een grote tolerantie vaak gebaseerd op een goede handelsgeest. Ik ben vaak te uitgesproken, wat meer mildheid zou mij sieren”, zegt Carla.

“Ik bewonder Holland om zijn schilderkunst, zijn pragmatisme, zijn verhoudingsgewijs goede huisvesting voor iedereen. Ook dit is voortgekomen uit de handelsgeest en het rentmeesterschap Gods dat in onze eeuw geregeld gestalte heeft gekregen in een socialistische vorm. Jij hebt een aantal aanzetten tot latere ontsporingen treffend verwoord die mede zijn veroorzaakt door Calvijns leer van predestinatie. Iedere stroming of sekte die zich superieur acht, heeft een sterke tendens om na verloop van tijd te gaan ontsporen. Daar komt Narrator”, zegt Man.

“Staan jullie al lang voor deze kathedraal van het kapitalisme? In veel vroegere Christelijke kerken vinden geen reguliere kerkdiensten meer plaats, omdat de gelovigen zijn verdwenen of naar elders vertrokken. Deze kapitalistische kathedraal is ook niet meer in gebruik, de volgelingen van deze religie zijn vertrokken naar profijtelijkere plaatsen zoals de Zuid-as in Amsterdam of naar de beurzen in London of New York”, zegt Narrator.
Berus van Berlage[1]

“Dat klopt, de kapitalisten streven naar winstmaximalisatie [2] en daarmee bijten zij zich in hun eigen staart vergelijkbaar met spelers van een piramidespel. De bronnen van kapitaal zijn groot, maar eindig: eens drogen zij op.

Het kapitalisme had al een lange weg achter de rug voordat het Calvinisme er deels uit is voortgekomen en er verder vorm aan heeft gegeven. Laat ik eerst deze lange weg in vogelvlucht vertellen.

Waarschijnlijk is het begrip kapitalisme afgeleid van het Romeinse woord “caput” [3], dat hoofd (van een mens) betekent. Hiermee wordt het belang van privébezit binnen het kapitalisme benadrukt.

De aanzet voor het kapitalisme is gegeven met het gebruik van hulpmiddelen door afzonderlijke mensen om bepaalde activiteiten eenvoudiger en/of sneller te kunnen verrichten. Bij de jager-verzamelaars bestonden deze hulpmiddelen uit stenen om noten te kraken, uit wapens om op dieren te jagen en later uit hulpmiddelen in combinatie met vernuft om dieren te domesticeren voor voedsel of als hulpmiddelen bij de jacht. Daarbij hadden jager-verzamelaars een grote leefomgeving nodig als hulpmiddel voor hun bestaan. Wanneer deze leefomgeving of leefomstandigheden – denk daarbij aan vrouwen en kinderen – werd bedreigt door andere jager-verzamelaars of groepen jager-verzamelaars, dan werden deze kapitale hulpmiddelen verdedigd.

Het kapitalisme kreeg een nieuwe gestalte bij nomadische samenlevingen van veehoeders; het kapitaal van deze nomadische veehoeders was hun kudde en hun weidegronden. De bijbehorende kapitale hulpmiddelen – zoals dieren voor transport en voor het hoeden van vee – stonden in dienst van het hoeden en verdedigen van de kudde vee, of deze hulpmiddelen – zoals vrouwen en kinderen – waren voor mannen nodig voor het voortbestaan. Een religieuze uiting binnen deze samenleving van veehoeders was de veecyclus [4]. In deze Proto-Indo-Europese wereld vertegenwoordigen vrouwen het enige bezit dat echt van waarde is [5]; mannen hadden het bezit van vee nodig als ruilmiddel om vrouwen te verkrijgen. In de Rooms-katholiek en Lutheraans versie van de tien geboden zien wij hiervan nog een overblijfsel in de vorm van het negende gebod: “Gij zult de vrouw van uw medemens niet begeren” dat vooraf gaat aan het tiende gebod: “Gij zult het huis van uw medemens niet begeren” [6].

Binnen het agrarisch kapitalisme van de akkerbouw werd de beschikking over – en later het bezit van – grond en water een noodzakelijk kapitaal dat nodig was voor het voortbestaan [7]. In de loop der tijd heeft het agrarisch kapitalisme van de akkerbouw door in bezit name van vaste akkerbouwgronden de nomadische samenlevingen van veehouders verdreven naar uithoeken van de Westerse menselijke samenleving. Door de invoering van het drieslagstelsel binnen de akkerbouw in de vroege Middeleeuwen – in combinatie met beperkte veeteelt – kunnen uiteindelijk meer mensen een bestaan hebben op vaste stukken grond.

Binnen de samenlevingen van veehoeders en akkerbouwers was ruilhandel nodig omdat mensen binnen deze samenlevingen niet meer volledig zelfstandig in hun bestaan konden voorzien en omdat de behoefte aan gespecialiseerde hulpmiddelen of diensten steeds verder toenam. Er was ruilhandel nodig op lokale markten of tijdens kermissen. De ruilhandel verliep in eerste instantie in natura; later werden zeldzame objecten – eerst zeldzame stenen of metalen en later muntgeld met een afbeelding van een leider als vertrouwenwekkend “persoon in het midden – gebruikt als “objecten in het midden”.

In de Westerse samenleving van de tweede helft van de Middeleeuwen nam tijdens en na de Kruistochten de handel in speciale voorwerpen en diensten steeds verdergaande vorm aan. Hierdoor en ook door het verval van het feodalisme ontstond er tijdens de Renaissance een nieuwe economische organisatie in West-Europa waarbij handel gesteund door de (stad-)staat in de vorm van het mercantilisme [8] steeds verder in belang toenam. Met het mercantilisme nam het belang van muntgeld als vertrouwenwekkende “object in het midden” steeds meer toe. Het bezit van muntgeld werd steeds meer een zelfstandig nastrevenswaardig levensdoel op zich, want met geld zouden alle levensdoelen verkregen kunnen worden, zelfs kwijtschelding van zonden voor een goed hiernamaals door middel van aflaten [9] binnen de Katholieke kerk aan het einde van de Middeleeuwen.
Mercantilisme[9]

Door het mercantilisme verschoof de aandacht in het leven van mensen steeds meer van “zijn” naar “hebben”. In de vroegere wereld van de scholastiek was men een mens binnen een vast liggende levensorde waarbinnen een mens deugdzaam behoorde te leven. In de nieuwe wereldorde was het hebben van bezit in de vorm van geld een groot goed waarmee een goede plaats in het leven en in het hiernamaals kon worden verkregen; het bezit en behoud van muntgeld steeg in achting en het verkrijgen van winst veranderde in de loop der tijd van verachtelijk handeling in een lovenswaardige activiteit.

Deze vorm van mercantilisme nam in de Republiek der Nederlanden een grote vlucht, door de unieke positie van Holland in de een belangrijk rivierdelta, door gebrek aan akkerbouwgrond in Holland waardoor granen door ruilhandel verkregen moesten worden net als in de stadstaat Athene in de vijfde eeuw voor Christus, en door een unieke vorm van collectief beheer van de polders. Daarbij gaven de handelaren en welgestelde burgers – de Nouveau Riche uit die tijd – in Holland de aanzet tot vergaande aanpassingen en vernieuwingen van het mercantilisme.
Een van de aanpassingen betrof het vervangen van muntgeld als “ruilobject in het midden” door waardepapieren [10]. Zonder directe koper van de goederen kon na keuring een scheepslading op de Dam van Amsterdam worden geruild tegen waardepapieren. De handelaren in Holland deden er alles aan om het vertrouwen in deze waardepapieren te bestendigen.

Een belangrijke verandering betrof het uitgeven van aandelen binnen corporaties van handelaren om omvangrijke risicovolle handelsondernemingen mogelijk te maken naar verre overzeese koloniën. Hierdoor verplaatste het initiatief van uitgave van aandelen zich van de adel of (stad-)staat naar initiatieven door privépersonen.
Waardepapier van de VOC uit 1662[11]

Door deze aanpassingen verschoof het belang van muntgeld – geslagen uit edelmetaal en met een opdruk van de afbeelding van een vertrouwenwekkende heerser – naar gedrukte waardepapieren uitgegeven door handelaren en welgestelden. Door deze verandering verschoof het economisch initiatiefrecht van de adel en de (stad-)staat naar handelaren en welgestelde privépersonen en corporaties hiervan.

Voor de “Kleine Luyden” van boeren, lokale middenstand en ambachtslieden in Holland betekenden deze nieuwe vorm van mercantilisme een aardverschuiving; hun gehele economisch bestaansrecht kon door een oorzaak van buiten binnen korte tijd volledig verdwijnen doordat anderen – vaak in gewijzigde vorm – hun middelen van bestaan overnamen. Hierop kon door hen geen enkele invloed worden uitgeoefend.
Binnen deze wijziging van de leefwereld van de “Kleine Luyden” van een wereld gemodelleerd volgens de Middeleeuwse Scholastiek naar een wereld van mercantilisme is het Calvinisme tijdens de Reformatie in het redelijk welvarend Geneve ontstaan [12], en het heeft in het Holland van de 17 eeuw een zeer vruchtbare voedingsbodem gevonden.

Door het Calvinisme in combinatie met het mercantilisme is de aandacht in het leven van mensen verschoven van “zijn” naar “hebben”. Hoewel binnen het Calvinisme – met de predestinatie leer – het “zijn” in Gods genade van het allerhoogste levensbelang is, heeft enerzijds de dankbaarheid en de plicht voor de uitverkorenen om rentmeester Gods te zijn en anderzijds de voortdurende hang om door succes een voorbode van Gods uitverkiezing te verkrijgen, tot gevolg gehad dat het “hebben” in het aardse leven van immanent en onmetelijk belang is om later in dit leven en vooral in het hiernamaals te kunnen “zijn”.

In het verlengde van zijn werk “De angst voor vrijheid” stelt Erich Fromm in zijn latere werk “Hebben of zijn” [13]: “Wij leven in een maatschappij die berust op de drie pijlers van privébezit, winst en macht. Verwerven, bezitten en winst maken zijn het geheiligde en onvervreemdbare recht – en de plicht als rentmeester Gods volgens Calvijns predestinatie – van de mens in de nieuwe wereldorde die is voortgekomen uit het mercantilisme. Daarbij speelt het geen rol waar het eigendom vandaan komt, noch de vraag of er aan iemands bezit verplichtingen zijn verbonden” [14].

Calvijn predestinatie – ingebed in het mercantilisme – beschouwt het hebben van bezit als een voorbestemming Gods en daarom een onveranderlijk recht en plicht voor de rentmeesters Gods. Dorothee Sölle stelt in haar werk “Mystiek en verzet – Gij stil geschreeuw” dat Erich Fromm terecht een zinvol onderscheid maakt tussen enerzijds het functioneel eigendom van gebruiksvoorwerpen om in het bestaan te voorzien en anderzijds eigendom om de sociale status van het ego te verhogen, zekerheid voor de toekomst te garanderen of alleen maar ten gerieve van de zelfstandige begeerte. Over het hebben van deze laatste vormen van eigendom zegt Dorothee Sölle – denk ik terecht – dat het “hebben” de relatie tot de naaste, tot de natuur en tot het ik vernietigt [14]. En zij stelt vrij weergegeven: het uitzicht op een hiernamaals in Gods genade door het streven naar aardse bezittingen verwordt al gauw in een gevangenis op aarde en een voorbode van de hel. Franciscus van Assisi duldde geld slechts op de mestvaalt. [14]
In onze moderne tijd is het papiergeld ingeruild voor virtuele bits in computersystemen die ons – via beeldschermen – al dan geen toegang bieden tot aardse hulpmiddelen. Deze virtuele bits zijn een eigen leefwereld gaan leiden waarin de mensheid steeds meer een dienaar is gaan worden van de vele vormen van bitcoins binnen deze computersystemen. Toegang hebben tot deze leefwereld van bits en beeldschermen is het “zijn” in ons dagelijks bestaan steeds meer gaan overschaduwen. Via deze grote omweg heeft de leegte van de virtuele bits en beeldschermen de rijkdom van ons bestaan in beslag genomen. Dit is in vogelvlucht mijn inleiding tot het kapitalisme”, zegt Carla.

“Zoveel in zo weinig woorden bij deze kathedraal van het kapitalisme. Bij dit gebouw en bij jouw inleiding moet ik denken aan de haiku van Rӯokan nadat dieven alles uit zijn hut hadden meegenomen:

Uit mijn kleine hut
Namen dieven alles mee
De maan bleef achter [15]

De maan staat voor het rotsvaste geloof van Rӯokan”, zegt Narrator.

“Hebben of zijn. Na dit terecht somber beeld van het menselijk bestaan zou ik jullie een andere vorm van leegte willen laten zien: de leegte van de Waddenzee. De komende dagen is het mooi weer. Mag ik jullie uitnodigen voor de laatste zeiltocht met mijn zeilbootje, want binnenkort geef ik het bootje aan een goede vriend die veel jonger is. Op de zeilboot kunnen wij “leegte” – het volgende deel van onze zoektocht – voorbereiden”, zegt Man.

“Zullen wij vanmiddag bezien wat wij op dit deel van onze zoektocht nog willen onderzoeken?”, vraagt Carla.
[1] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Beurs_van_Berlage
[2] Zie voor een andere uitleg van kapitalisme: http://en.wikipedia.org/wiki/Capitalism
[3] Bron: Ayto, John, Word Origins – The hidden Histories of English Words from A to Z. London: A & C Black Publishers, 2008
[4] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012 p. 33
[5] Zie: McGrath, Kevin, STRῙ Women in Epic Mahābhārata. Cambridge: Ilex Foundation, 2009, p. 9 – 15
[6] Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tien_geboden
[7] Zie ook: Beyens, Louis, De Graangodin – Het ontstaan van de landbouwcultuur. Amsterdam: Atlas, 2004
[8] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Mercantilism en http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Europa
[9] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Aflaat
[10] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Mercantilism
[11] Een obligatie van de Vereenigde Oostindische Compagnie uit 1622. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Waardepapier
[12] Zie ook: Fromm, Erich, De angst voor vrijheid – de vlucht in autoritarisme, destructivisme, conformisme. Utrecht: Bijleveld, 1973 p. 67
[13] Fromm, Erich, Haben oder Sein. München: Deutscher Taschenbuch Verlag, 2011, p. 89
[14] Sölle, Dorothee, Mystiek en verzet – Gij stil geschreeuw. Baarn: Ten Have, 1998, p. 327 – 328
[15] Bron: Stevens, John, Three Zen Masters, Ikkyū, Hakuin, Rӯokan. Tokyo: Kodansha International, 1993, p. 131.

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica 16


Carla en Man wachten op Narrator om door de overdekte Vasari Corridor langs de rivier de Arno via de Pont Vecchio naar Palazzo Pitti te lopen.

Feiten en logica 16a[1]

“Nadat wij gisteren kort de rol van een Bodhisattva in het denkraam van de strijder hebben benoemd, moest ik gisteravond denken aan welke actieve rol een Bodhisattva als strijder in een conflict of oorlog kan vervullen. Heb jij hierover een idee?”, zegt Carla.

“Ik denk dat een Bodhisattva binnen de mogelijkheden probeert zorg te dragen; “taking care” in het Engels geeft het misschien beter weer. In de Tweede Wereld Oorlog waren Japanse Zen leraren als jonge mannen vaak verplicht om hun dienstplicht in het Japanse leger te vervullen. In hun beknopte levensbeschrijvingen maken zij melding van onder meer wachtlopen en tegelijkertijd mediteren [2] tijdens hun dienstplicht. Ik hoop dat zij als Zen leerling in gevechten en schermutselingen hun rol met mededogen hebben vervuld; de beknopte levensbeschrijvingen laten dit – misschien wijselijk – onvermeld. De metafoor van Indra’s Net kent binnen de schittering van glasparels ook een diepe donkerte; soms valt de donkerte volkomen samen met de schittering.

In de schittering

Van parels in Indra’s net

Gloort de donkerte

Daar komt Narrator”, zegt Man.

“Deze overdekte looproute van het Palazzo degli Uffizi via de Vasari Corridor [3] en de Pont Vecchio naar het Palazzo Pitti toont het streven van de familie de Medici in de eerste helft van de 16e eeuw aan de buitenwereld.

Feiten en logica 16b[4]

Door hun rijkdom en het verkregen bezit kon de familie – beschut tegen weersinvloeden – van hun nieuwe woonpaleis buiten de stad naar hun Palazzo degli Uffizi (of hun werkpaleis) in de stad lopen. Aan het begin van de 16e eeuw was de familie de Medici rond 1512 na Chr. in Florence weer aan de macht gekomen en in 1513 na Chr. werd Giovanni de Medici tot paus gekozen. Hierna heeft Giovanni – als Paus Leo X – aan zijn broer geschreven: “God heeft ons het pausschap gegeven, laten wij er nu van gaan genieten[5]. Als paus was Leo X een ramp, als renaissance prins een succes; hij stelde Michelangelo – afkomstig uit Florence – aan om de St. Pieterbasiliek in Rome vorm te geven en verder te voltooien en hij gaf opdracht voor een extreem dure tapijtenreeks voor de Sixtijnse kapel [6]. Om deze weelderige levensstijl te bekostigen voerde hij binnen de Katholieke kerk aflaten in: door verrichten van schenkingen aan de kerk kon de gever de tijd in het vagevuur voor de begunstiger – bijvoorbeeld overleden familieleden – verkorten. Als reactie hierop verspreidde Maarten Luther op 31 oktober 1517 na Chr. in Wittemberg zijn academische stellingen tegen de handel in aflaten [7] die het begin van de Reformatie inluidde. Na zijn overlijden werd Paus Leo X in 1521 opgevolgd door Paus Adrianus VI – afkomstig uit Utrecht – die een lege pauselijke schatkist aantrof en bovendien niet welkom was in Rome: hij overleed in 1523 [8]. In dat jaar werd Giulio de Medici gekozen tot Paus Clemens VII; hij zorgde door zijn onhandig optreden voor de verspreiding van de Reformatie in Noord Europa en voor de excommunicatie van Koning Hendrik VIII in Engeland. Zijn aandacht ging uit naar kunst en cultuur; hij gaf opdracht aan Michelangelo om in Florence de Medici-kapel van de San Lorenzo Basiliek – die wij enkele dagen geleden hebben bezichtigd – te bouwen.

Ik vertel deze feiten uit de geschiedenis tijdens de bouw van de Vasari Corridor en de Pont Vecchio, omdat de bouwstijl de hoop op een voortdurende brug naar de rijkdommen van de wereld weerspiegelt. Wij weten dat hiermee door de familie de Medici ook de leegte – in de vorm van ijdeltuiterij – en het verval van het pauselijke pontificaat werd ingezet [9]; zelfs de Katholieke Kerk werd hierdoor in een diepe crisis gestort”, zegt Narrator terwijl zij naar het midden van de brug lopen.

“Het woord bankroet [10] is rond die tijd op deze brug ontstaan. Wanneer een handelaar niet meer aan zijn verplichtingen kon voldoen, dan werd de bank waarop hij handel dreef, gebroken”,  zegt Carla.

Door de Via de Guicciardini lopen zij naar het Palazzo Pitte.

Feiten en logica 16c[11]

“Dit paleis is in de 15e eeuw gebouwd als residentie van de koopman Luca Pitti. In 1549 is het paleis in bezit van familie de Medici gekomen waarna leden van de familie hier hebben gewoond tot het uitsterven van het geslacht in 1737. Het groeide uit als schathuis waarin de verschillende generaties van de familie een deel van hun schilderijen, juwelen en luxe bezittingen verzamelden [12]. Daarnaast wilde de familie hiermee de grandeur van een vorstenhuis aan de buitenwereld tonen. Tijdens ons bezichtiging zullen wij zien dat de inrichting en het interieur er vooral op gericht is om indruk op de bezoeker te maken. Hier toont de strijder zijn veroveringen aan – een select deel van – de buitenwereld. Laten wij naar binnen gaan”, zegt Narrator.

Feiten en logica 16d[13]

Na het bezoek aan het Paleis zitten Carla, Man en Narrator op een terrasje aan de Via della Sprone.

“Het Paleis Pitti vormt in mijn ogen een overgang van de Renaissance naar een andere tijd, en voor ons een verbinding tussen “Feiten en Logica” binnen de opkomende rede in de Renaissance met “Intensiteiten en Associaties” in de persoonlijke ontwikkeling door religie, kunst en wetenschap die wij als volgende aanlegplaats op onze Odyssee naar “Wie ben jij” in Amsterdam gaan aandoen”, zegt Man.

“Tijdens het bezoek aan het Paleis moest ik denken aan een passage uit de IJslandse Egils saga rond het leven van de 10e-eeuwse boer, Viking, krijger en dichter Egill Skallagrímsson [14].

‘Thus counselled my mother,
For me should they purchase
A galley and good oars
To go forth a-roving.
So may I high-standing,
A noble barque steering,
Hold course for the haven,
Hew down many foemen.’
[15]

Of aangepast aan Palazzo Pitti:

“Aangemoedigd door mijn ouders,

Die voor mij verwierven

Kapitaal en macht

Om uit te gaan roven.

Zo mag ik hoog staan,

Boven het aardse gewoel

Naar eeuwige haven,

En neerslaan alle tegenstand”.

Bij de inwoners van Palazzo Pitti is het gereedschap in de vorm van “wapens en mensen” als verlengstuk van de Viking strijder – die nog zelf voorin de slagorde stond – vervangen door het gereedschap “kapitaal en macht” van de moderne afstandelijke strijder. De moderne strijder heeft zichzelf uit het strijdgewoel teruggetrokken; hij staat als een eenzame heerser hoog boven het leven van alledag. Deze eenzame strijder verslaat de tegenstanders op afstand met een “clean kill” [16]; in werkelijkheid van alledag is deze doodslag altijd uiterst groezelig met de stank van verderf. In Amsterdam hoop ik daar meer over te kunnen tonen. Het Palazzo Pitti is voor mij doods en verstild in de hang naar – de klassieke valkuil van de strijder – blijvende uitzonderlijke glorie”, zegt Carla.

“Zo waar. Bij jouw weergave van de eenzame heerser moet ik denken aan de almachtige God in de hemel. Kent de Christelijke Goddelijk drie-eenheid ook deze klassiek valkuil van de eenzame strijder? Ik heb ergens gelezen dat zelfs Goden zijn verwikkeld in overlevingsdrang. In Amsterdam gaan wij binnen “Intensiteiten en Associaties” onder meer op zoek naar de persoonlijke relatie met God – en de gevolgen daarvan – binnen het Christendom na de Reformatie. Hoe omzeilt een Bodhisattva deze klassieke valkuil? Door nederigheid? Ik weet het niet. Zullen wij vanavond tijdens het laatste avondmaal op dit deel van de zoektocht terugkijken op ons kort bezoek aan Florence? Dan kunnen wij ook enkele plannen maken voor het vervolg van onze Odyssee”, zegt Narrator.

“Dat is goed. Ik stel voor dat wij vanmiddag ieder onze eigen weg gaan”, zegt Man.

“Dat is goed”, zegt Carla.


[2] Zie bijvoorbeeld: Wetering, Janwillem van de, De Lege Spiegel. Amsterdam: De Driehoek, p. 40

[5] Bron: Norwich, John Julius, The Popes, A History, London: Chatto & Windos, 2011, p. 279.

[9] Zie ook: Norwich, John Julius, The Popes, A History, London: Chatto & Windos, 2011, p. 279 – 298.

[10] Bankroet is in het Italiaans Bancarotta – afkomstig “banca” dat toonbank betekent, en via het latijn “rupta” dat een vervoeging is van het werkwoord “rumpere” dat “breken of schenden” betekent.

[15] Uit hoofdstuk 40 van de Egils Saga. Bron: http://sagadb.org/egils_saga.en. Zie ook:  Marlantes, Karl, What it is like to go to war. London: Corvus, 2012 p. 69 – 70

[16] In het denkraam van een strijder is een “clean kill” door een moeiteloze klap van twee vuistknokkels esthetisch te verkiezen boven neerknuppelen met een steen. Nog esthetischer is het op afstand neerschieten met een mooi vuurwapen in een duel, of in onze tijd met een laserwapen. In onze eeuw is dit uitgemond in een president die door middel van drones persoonlijk tegenstanders in andere landen laat uitschakelen. Zie ook:  Marlantes, Karl, What it is like to go to war. London: Corvus, 2012 p. 71 – 72