Tagarchief: Bhikṣu

Weg van de leegte


Halverwege de middag – wanneer de boot vrijkomt bij het opkomen van het hoogtij – licht Narrator het anker. Carla en Man hijsen de zeilen en met een briesje uit het westen varen zij met de stroom mee terug in de richting van Lauwershaven.

“Waar zullen wij vanavond aanleggen?”, vraagt Narrator aan Man.

“Als het meezit ten zuidoosten van Ameland. Wij kunnen dan morgen aan het einde van de ochtend – ruim voor de opkomst van de weersomslag – terug zijn in de jachthaven bij Lauwersoog”, zegt Man

“Jij bent tijdens het zeilen volkomen thuis op deze boot: het lijkt wel of de boot, de golven, de wind en jij volkomen met elkaar vergroeid zijn. Ik herken dit, want terugkijkend op mijn leven ben ik altijd volkomen thuis in geweest in mijn vier afzonderlijke incarnaties [1]: zij hebben mij altijd gepast zoals het linker oog en de linkerhand samengaan met het rechteroog en de rechterhand. In mijn derde incarnatie als rondtrekkende Bhikṣu in Europa – waarin ik de jaarlijkse trek van de vogels tussen Zuid en Noord Europa volgde – ben ik tijdens mijn omzwervingen volkomen opgegaan in leegte van meditatie. Mijn gevoel voor tijd was verdwenen: ik leefde in een tijdloze oneindigheid. Als ik jou ontspannen en geconcentreerd zie varen, dan ontwaar ik volkomen natuurlijke meditatie in actie: de boot gaat – met hulp van kleine stuurbewegingen en zeilbewegingen – als vanzelf soepel over de golven”, zegt Narrator.
“Voor mij is zeilen een vorm van mediteren; ik zeil al heel lang. Als middelbare scholier wilde ik graag zo snel mogelijk zeilen en zonder snelheidsverlies de boot spectaculair door de golven laten snijden. Nu laat ik de wind en de golven samen met de boot en de zeilen het werk doen; ik stuur alleen af en toe wat bij, net zoals ik tijdens meditaties gedachten die blijven hangen, laten wegdrijven”, zegt Man.

“Het gaat jou erg gemakkelijk af”, zegt Narrator.

“Dat is voor een deel waar, ik moet mijn aandacht erbij houden en mijn gedachten zijn gericht op de koers die wij willen varen en op de ondiepten die wij moeten ontwijken. Mediteren op een kussen is voor mij oneindig veel eenvoudiger”, zegt Man.

“Voor mensen is dit waar. Ik vraag mij of dit voor andere wezens ook zo is. Een Boeddhistische leraar vergelijkt mediteren met het zitten van een kikker [2]. Voor een kikker is zitten een alledaagse bezigheid. Deze leraar zegt vrij vertaald:

”Wanneer jij volkomen jezelf bent, dan zie jij de dingen zoals ze zijn en jij wordt één met jouw omgeving”.

In het leven van alledag zie ik de mensheid veelal met een klein deel van zichzelf bezig zijn. Hierdoor verliezen zij het zicht op de dingen zoals zij zijn – zij verwarren een golf met de oceaan – en vervreemden daarmee van hun omgeving.
Kikker[3]
Voordat wij namiddag wegvoeren, zag ik het hoogtij in golven komen opzetten; bij het zien van het samenspel van golven en schelpen op het wad, ontstond de haiku:

In iedere golf:
niets ontstaat en vergaat;
Schelp in de branding

Misschien komt deze haiku wel voort uit het gedicht “Shell” van de Japanse dichter Shinkichi Takahashi, vrij weergegeven in het Nederlands:

“Niets, niets wordt geboren en sterft”, zegt de schelp steeds weer
Vanuit de diepte van haar leegte.
Haar lichaam meegenomen in het tij
Slaapt zij in het zand, droogt in het zonlicht en baadt in het maanlicht [4].
Niets van doen met de zee of iets anders.
Steeds weer verdwijnt zij in iedere golf [5]

Sinds ik 30 jaar geleden in Stockholm bij het ontluiken van de voorjaarsbloesem afscheid heb genomen van mijn geliefde [6], draag ik dit gedicht met mij mee”, zegt Narrator.

“De haiku en het gedicht geven mijn beleving van uniciteit – in eenheid en uniekheid – tijdens het zeilen goed weer”, zegt Man.

“Bijna altijd wanneer ik bezig ben met slechts één activiteit, ervaar ik dit gevoel van eenheid. Bij het verrichten van verschillende dingen tegelijkertijd – bijvoorbeeld: het snel moeten pakken voor een reis en daarbij ook nog allerlei praktische zaken moeten afhandelen, zoals rekeningen betalen, mensen opbellen, enz., vervliegt mijn ervaring van uniciteit in de kruisdeining bij het verdelen van mijn aandacht”, zegt Carla.

“Nu de boot zo mooi schommelt, ga ik weer slapen. Zouden jullie mij aan het begin van de avond wakker willen maken? Of nee, maak mij wakker wanneer de boot weer is droog gevallen bij laagtij”, zegt Narrator.

Man zeilt met hulp van Carla tot de voorgenomen aanlegplaats. Daar halen Carla en Man de zeilen neer, zij laten het anker vallen en de boot valt droog. Carla wekt Narrator zoals beloofd.

“Jij hebt de lamp al in het keukentje al aangestoken. Zal ik de broodmaaltijd voor vanavond klaarmaken? Wat willen jullie erbij drinken? Ik heb nog een laatste fles rode wijn”, zegt Carla.

“Lekker, volgens mij hebben wij nog genoeg brood en beleg voor vanavond en morgen”, zegt Man.

“Ik zou graag eerst wat water willen drinken, hebben wij daar nog genoeg van?”, vraagt Narrator.

“Nog genoeg voor ruim twee dagen”, zegt Man.

“Voordat ik ging slapen, bedacht ik mij dat ik vanmiddag tijdens ons gesprek tijdens het zeilen het leven van alledag tekort heb gedaan. Een Boeddhistisch vraagstuk gaat in op het grote belang van het leven van alledag. Het vraagstuk gaat als volgt:

Een leerling [7] vraagt aan de leraar: “Wat is de weg (Tao)?”. De leraar antwoordde: “Het leven van alledag [8] is de weg”. De leerling vraagt: “Moet is mij erop richten of niet?”. De leraar antwoordt: “Als je erop richt, dan ga je er tegenin”. De leerling vraagt: “ Als ik mij er niet op richt, hoe kan ik dan weten dat het de weg is?”. De leraar antwoordt: “ De weg kent geen weten of niet-weten. Weten is een illusie, niet-weten is een leeg bewustzijn. Wanneer jij de weg realiseert [9], dan ervaar jij de weg als uitgestrekt en grenzeloos als het oneindig lege firmament. Hoe kan de weg vervat worden in begrippen als goed en verkeerd”. Met dit antwoord werd zijn bewustzijn als de volle maan. [10]

Maan eenMaan twee[11]
En het gedicht bij dit vraagstuk luidt:

Bloemen in de lente, de maan in de herfst,
Een koele bries in de zomer, en sneeuw in de winter;
Als er geen ijdele versluiering in het bewustzijn is,
Dan is dit het goede seizoen.

Naar aanleiding van dit gedicht heb ik de volgende haiku gemaakt:

Ieder jaargetij
Zonder versluieringen
Het goede seizoen

In dit vraagstuk wordt op alle manieren de weg – van de leegte, van het Alomvattende Eén en van het leven van alledag – geduid”, zegt Narrator.

“Dit is een beroemd vraagstuk uit de Mumonkan [12] – in het Engels de “Gateless Gate – de Poortloze poort of de Poort van de Leegte waardoor ieder onderscheid binnen het Alomvattende Eén of het “heel-zijn” van Martin Heidegger wordt opgeheven. Via dit vraagstuk heeft een Boeddhistisch leraar zijn verlichting gerealiseerd: de stem van deze leraar klinkt nog steeds overal in door. Een leerling van deze leraar werd een keer geconfronteerd met een bekende uitspraak van deze leraar, waarop de leerling zei: “Mijn leraar heeft dit nooit gezegd. Wilt u niet roddelen over mijn leraar”. Volgens mij doelt deze leerling op de universele leraar onafscheidelijk opgenomen in Alomvattende Eén waarmee ook zijn vroegere leraar volkomen mee samenvalt [13].

Met het noemen van de “Gateless Gate” bedenk ik mij dat wij zijn aangekomen bij de mantra in de Hart Sūtra. Kun jij de betekenis van deze mantra in het Sanskriet uitleggen”, vraagt Man aan Narrator.

“Lekker de kaas bij het brood. Kun jij mij nu wat wijn inschenken?”, vraagt Narrator aan Carla.

“Graag”, zegt Carla.

“De wijn smaakt prachtig bij de kaas en het brood. Het proeft als een nagerecht op deze korte bootreis.
De Hart Sūtra is een van de weinige sūtra’s met een mantra; hieraan kan worden gezien dat het een latere Boeddhistische sūtra is, want mantra’s zijn pas ruim na het ontstaan van het Boeddhisme in India populair geworden [14].

De mantra luidt als volgt:

tadyathā | gate gate pāragate pārasaṅgate bodhi svāhā

Waarin de afzonderlijke woorden de volgende betekenis hebben:

  • “Tadyathā” is samengesteld uit de woorden:
    • “tad” dat “alzo, dus” betekent,
    • “ya”: dit woord zijn wij al eerder zijn tegenkomen in śūnyatā en het betekent “beweger” en “drijfveer”. Mijn vader zei dat “ya” nauw verbonden is met “√yaj” in de betekenis van “offeren”, “geven voor een hoger – Goddelijk/hemels – doel” (misschien ook wel “Gods gave” in wederkerigheid). Ook vertelde hij mij een keer dat “ya” verbonden is met ons woord “ja” als positieve instemming en bevestiging,
    • “yathā” betekent “op deze manier”,
      Hierdoor heeft “Tadyathā” de betekenis: “aldus”. De letterlijke betekenis is: “Alomvattende Eén” of “heel-zijn” hier en nu in al haar glorie – als “godsgave” in volkomen wederkerigheid.
  • Het woord “gate” heeft voor mij een heel speciale betekenis. Ik heb een jaar van mijn leven met mijn geliefde gewoond in de Prästgatan – de priesterstraat – op het eiland Gamla Stan in Stockholm [15]. In het Sanskriet is “gate” niet alleen een vervoeging van het werkwoord “gam” met de betekenis “gaande”, maar het is ook de “locativus of plaats-vervoeging” van het zelfstandig naamwoord afgeleid van het werkwoord “gaan”. Daarbij heeft “gata” de betekenis van: ”verdwenen, verdwenen uit deze wereld, overleden, dood, vervlogen, komen, voortkomen uit, naderen, aankomen, weten, en overal verspreid” [16].

Prästgatan[17]

  • Het woord “para” komt in het Sanskriet in de volgende drie vormen voor met als betekenis:
    • pāra: oversteken, naar de andere kant, naar de andere oever, wachter, vervullen, doorstaan, beëindigen. Verlichting wordt in het Boeddhisme soms met de metafoor “de andere oever” geduid.
    • parā: weg, vandaan
    • para: hoogste, opperste, oud, afgelegen, vreemd en ook soms best of slechts.
      Hier wordt de eerste vorm en betekenis van het woord gebruikt; mijn vader voegde eraan toe dat bij een van de vormen van het woord para, de andere vormen altijd zachtjes meeklinken,
  • Het woord “sam” betekent: “samen, verbinding, intensheid, volledig, en volledig vernietigen”,
  • Bodhi: perfecte wijsheid, verlichte geest,
  • Svāhā: uitroep, uitroep bij offergave of “amen”.

Meestal wordt deze mantra niet vertaald; vrij weergegeven is de betekenis van de mantra:
Aldus, gaande, gaande, gaande voorbij, alles en iedereen samengaande voorbij, verlichting, amen!

Een commentator [18] heeft geschreven dat de eerste “gate” verwijst naar de diepe innerlijk wens om de weg van de Bodhisattva te betreden, de tweede “gate” verwijst naar het verkrijgen van innerlijke rijpheid en de derde “gate” samen met “pāra” naar een volkomen rijpheid – of waarschijnlijk verlichting.

Ik denk dat iedere vorm van “gate” en ieder woord in deze mantra – net zoals ieder woord dat wij spreken – rechtstreeks en zonder onderscheid verwijst naar het Alomvattende Eén of het “heel-zijn” van Martin Heidegger.

Na de mantra volgen in de lange versie van de Sūtra nog enkele bevestigingen voor de waarheid van de inhoud van de Sūtra en een paar lofuitingen voor de aanwezigen; in de korte versie eindigt de Sūtra met de mantra.

Tijd voor nog een boterham en wat wijn”, zegt Narrator.

“Wat kan ik nog toevoegen aan deze inleiding op de Hart Sūtra? Natuurlijk kan op vele details een levens vullende studie worden gemaakt naar inhoud en naar de invloed van deze sūtra. Maar ik denk dat de grootste uitdaging bestaat uit de integratie van de inhoud van deze sūtra binnen ons leven van alledag. Ik doe mijn best, maar ik wordt vaak meegevoerd door de alledaagse beslommeringen en de waan van de dag”, zegt Man.

“De alledaagse beslommeringen en de waan van de dag zijn onderdeel van ons “heel-zijn”: de beslommeringen en de waan van de dag zijn er ook volkomen in opgenomen en zij vragen uiteraard de nodige aandacht – of beter compassie – om een passende plaats in ons “heel-zijn” te hebben zonder alles te gaan overstralen en te verworden tot een Boeddhistische hel. Deze compassie wordt mooi weergegeven in het Engelse woord “All-encompassing One” voor het “Alomvattende Eén” van ons “heel-zijn””, zegt Narrator.

“Tot nu toe heb ik de inleiding gevolgd zonder noemenswaardige aanvullingen te geven, ook omdat ik kennis wil nemen van deze voor mij nieuwe manier van kijken naar leegte. Nu wij aan het einde van de inleiding zijn gekomen, zie ik dat het samengaan van “heel-zijn” en ons alledaagse leven een goede basis voor ethiek geeft; veel ethische beginselen en uitgangspunten van medemenselijkheid zijn op de een of andere manier op deze brede basis gegrondvest.

Deze basis – statisch en dynamisch – begrijp ik verstandelijk. Maar gevoelsmatig heb ik moeite om veranderingen, vernieuwing en veroudering in ons leven in te passen binnen het samengaan van “heel-zijn” en het dagelijkse leven. Daarbij weet ik niet hoe het wonder van “leven” zich verhoudt tot de samensmelting van “heel-zijn” en de waan van alledag via superpositie. Of in een metafoor: hoe verhoudt het hologram van indrukken – die wij hebben – zich tot het geheel samenspel binnen Indra’s net, en daarbij, waar komt het licht binnen Indra’s net vandaan?”, zegt Carla.

“Het wonder van het ontstaan van leven, het licht en de oorsprong van verandering gaat volgens mij ons bevattingsvermogen te boven, hoewel wij er voortdurend middenin staan: net zoals de vis die als laatste water ontdekt hoewel er volkomen in ondergedompeld. Door er volkomen mee verbonden te zijn, doorleven wij het voortdurend en volkomen”, zegt Narrator.

“Wat denken jullie van mijn voorstel: zullen wij “verandering” – het volgende gangbare werkelijkheid op onze zoektocht naar “Wie ben jij” – laten plaatsvinden op een vakantierondreis in Kenia? Het is mijn wens om in mijn leven een keer naar Afrika te gaan, en ik begrijp dat Carla er nog een keer wil terugkeren. Ik kan de reis en het verblijf eenvoudig uit mijn middelen bekostigen. Narrator, ik begrijp dat jij niet naar Afrika kunt reizen door jouw verleden als kindsoldaat en door jouw vroegere rol binnen de werelden van geheime diensten waar jij beiden nog altijd voor op de vlucht bent: misschien moeten wij dit voorstel vergeten”, zegt Man.

Kenia[19]

“Nee, ik denk dat het een heel goed idee is. Ik zou graag een verslag van deze rondreis door het land van mijn moeder en mijn jeugd willen horen. Tijdens het verslag zal ik de nodige aanvullingen geven. In de tussentijd kan ik voorbereidingen maken voor de eerste twee onderdelen “Ishvara” en “Et incarnatus est” van deel drie van de zoektocht. Deze beide onderdelen van deel drie sluiten goed aan op “leegte” in de vorm van “heel-zijn””, zegt Narrator.

“Ik neem dit aanbod graag aan, maar ik heb aarzelingen bij de afwezigheid van Narrator op deze rondreis”, zegt Carla.

“Op afstand reis ik voortdurend met jullie mee: ik adem met jullie adem en ik kijk met jullie ogen. Wanneer jullie niet gaan, dan zal ik niet de lucht van Afrika inademen en ik zal niet met jullie ogen mijn geboortegrond weerzien. Ik ga met jullie mee binnen de leegte van het “Alomvattende Eén”, zegt Narrator.

“Willen jullie nog een laatste slok wijn van het bodempje uit de fles? Misschien moeten Man en ik invulling geven aan onze wens om Afrika te bezoeken”, zegt Carla.

“Laten wij voordat jullie gaan slapen nog de laatste slok van jouw wijn delen bij mijn brood en kaas. En jullie moeten zeker gaan: ik ben benieuwd naar jullie ervaringen en naar de veranderingen die hebben plaatsgevonden”, zegt Narrator.

“Ja, graag nog een laatste slok van jouw voortreffelijke wijn. Wij zullen morgen bij het eerste daglicht wegvaren. Het lijkt mij goed dat Carla en ik vroeg gaan slapen: wil jij mij wakker maken wanneer jij de wacht wil overdragen?”, vraagt Man aan Narrator.

“Ik houd de hele nacht de wacht; ik maak jullie bij het eerste daglicht wakker, want ik kan bij deze heldere sterrenhemel toch niet slapen”, zegt Narrator.

Niet veel later gaan Carla en Man slapen. De volgende ochtend varen zij terug naar de jachthaven bij Lauwersoog. Daar maken zij de boot gereed voor de overdracht aan de vriend van Man.

Halverwege die middag nemen Carla en Man bij de bushalte afscheid van Narrator.

“Ik verheug mij om mijn vriend in Groningen te zien. Ruim 25 jaar geleden waren wij allebei minnaars met een onstuimig leven in Amsterdam, maar nu zijn wij goede vrienden die beiden een gemoedelijk leven leiden: hij als universitair hoofddocent in Groningen en ik als rondreizende monnik. Onze onderlinge passie is vervlogen maar de wederzijdse bewogenheid is gebleven. Wij zijn blij om elkaar weer te mogen zien, veel van onze vrienden hebben het Aids-tijdperk in Amsterdam niet overleefd. Met hem ontmoet ik weer de overleden gemeenschappelijke vrienden van vroeger. Ik wens jullie de komende weken een mooie rondreis in Afrika. Wanneer jullie terug zijn, nemen wij weer contact op”, zegt Narrator.

“Ik zie uit naar jouw ansichtkaart voor de volgende ontmoeting”, zegt Man.

“Ik laat jou weten wanneer ik op Schiphol terug ben. Daar komt de bus naar Groningen. Doe jouw vriend de groeten van mij”, zegt Carla.

“En ook van mij”, zegt Man.

Na het avondeten is de boot gereed voor de overdracht. Met het ondergaan van de zon rijden Carla en Man naar een pension in de buurt om te overnachten.

Waddenzee[20]

In de loop van de volgende ochtend raast een storm over de Waddenzee en jaagt het water voort.

Leegte van de storm
in het water van de zee
Jaagt de golven voort

 

[1] Zie: Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 202
[2] Bron: Suzuki, Shunryu, Zen Mind, Beginners Mind: Informal Talks on Zen Meditation and Practice. New York: Weatherhill, 1980, p. 80
[3] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Kikkers
[4] De Maan is in het Boeddhisme geregeld een verwijzing naar religie – of naar het Alomvattende Eén.
[5] Bron: Stryk, Lucien & Ikemoto, Takashi, Zen Poetry. Harmondsworth: Penguin Books Ltd, 1981, p.133
[6] Zie: Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 131 – 135
[7] Deze leerling is de latere leraar Zhaozhou Congshen ook bekent als Joshu de naam waarmee hij in Japan wordt aangeduid. Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Zhaozhou_Congshen
[8] Vrije vertaling van “The ordinairy way”
[9] Narrator heeft eerder de volgende toelichting bij het “realiseren” gegeven: “Mijn vader heeft via zijn voorouders de betekenis gehoord van het sleutelwoord “realiseren” dat is samengesteld uit “re”, “al”, “Īśe” [dit is de locativus van Īśa waarbij Īśa in het Sanskriet onder meer “God in de goddelijke hemel”, “iemand met almacht” betekent. De klank van Īśa komt overeen met “ich” – het Duitse persoonlijk voornaamwoord eerste persoon enkelvoud] en “eren”. Hierdoor betekent “realiseren” onder meer “steeds opnieuw”, “alles”, “in haar alomvattendheid”, “eren”. Zie ook: : Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 126
[10] Zie ook: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 140 – 147; Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, 93 – 97; Green, James, The Recorded Sayings of Zen Master Joshu. Boston: Shambhala, 1998, p. 11
[11] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Full_moon
[12] De Mumonkan – in Engels meestal vertaald met Gateless Gate – is een verzameling van 48 Zen Koans die door de monnik Mumon zijn samengesteld in de 13e eeuw na Christus.
The character 無 (wú) has a fairly straightforward meaning: no, not, or without.
However, within Chinese Mahayana Buddhism, the term 無 (wú) is often a synonym for 空 (sunyata). This implies that the 無 (wú) rather than negating the gate (as in “gateless”) is specifying it, and hence refers to the “Gate of Emptiness”.
This is consistent with the Chinese Buddhist notion that the “Gate of Emptiness” 空門 is basically a synonym for Buddhism, or Buddhist practice. 門 (mén) is a very common character meaning door or gate. However, in the Buddhist sense, the term is often used to refer to a particular “aspect” or “method” of the Dharma teachings. Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/The_Gateless_Gate
[13] Zie ook: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 262, midden van de pagina; Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, 178, laatste alinea
[14] Bron: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 109
[15] Zie ook: : Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 103 – 133
[16] Bron: electronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[17] Bron afbeelding: http://sv.wikipedia.org/wiki/Pr%C3%A4stgatan
[18] De naam van deze commentator is Śrimahājana. Bron: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 111
[19] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Maasai_people
[20] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Waddenzee

Mist


Aan het begin van de nacht houdt Narrator de wacht bij een heldere sterrenhemel terwijl Carla en Man slapen. Halverwege de nacht komt de zeemist op die steeds dikker wordt, zodat het zicht aan het begin van de morgen minder dan 20 meter is.

Rond 7 uur maakt Narrator – zoals afgesproken – Man en Carla wakker. Na een korte blik naar buiten zegt Man tegen Narrator dat er de komende uren met zicht van minder dan 200 meter niet gevaren kan worden; hij stelt voor om de wacht over te nemen, maar Narrator wil liever overdag tijdens het zeilen slapen, want dan wiegt de boot zo prettig. Man vraagt om hem uiterlijk om 9 uur te wekken of eerder wanneer de mist wegtrekt. Carla en Man slapen weer verder.

Rond 9 uur gaat Narrator voor het ontbijt eieren met kaas bakken. Carla en Man sluimeren nog, maar de geur van gebakken eieren maakt hen wakker. Zij staan op, wassen zich met koud water en trekken snel warme kleren aan. Het zicht is nog steeds slecht.

“Het wordt weer laag water. Het heeft het geen zin om deze ochtend weg te varen, want wij hebben niet genoeg tijd om bij een volgende goede aanlegplaats te komen. Wij mogen tot het opkomen van het volgende hoog water van dit uitzicht genieten. Wanneer de zon straks doorbreekt kan het heel behaaglijk zijn. Lekker dat jij het ontbijt al hebt klaargemaakt”, zegt Man.

“Lekker: gebakken eieren en koffie om mee wakker te worden. Na onze discussie gisteravond over het “heel-zijn” dat volgens Martin Heidegger per definitie leeg of “het niets” is, heb ik vannacht gedroomd over de wijze vrouw in het Boeddhistische vraagstuk vorige week aan het einde van “Intensiteiten en associaties” [1]; zij was niet in staat de vraag: “Een – wat is dat?” [2] te beantwoorden. Tot vannacht dacht ik dat deze wijze vrouw met stomheid was geslagen omdat de wijze met deze vraag haar onkunde en onbegrip over “Een – wat is dat?” had blootgelegd.
In mijn droom wist ik dat de wijze man en de wijze vrouw volkomen waren opgenomen in het “heel-zijn”; zij waren één – vraag en antwoord was één, spreken en zwijgen was één en begrip en onbegrip was versmolten tot één – en daarmee was een antwoord onuitspreekbaar: het was niet nodig en niet mogelijk. Ineens had ik een groot ontzag voor het onvermogen van de wijze vrouw om te antwoorden. Nu bij daglicht in deze mist begint mijn inzicht in dit antwoord langzaam te vervagen, net alsof de oog van de cycloon verschuift en de wervelingen van de storm van het leven van alledag de eenheid van het “heel-zijn” wegvaagt”, zegt Carla.

“Man zou jij mij nog wat koffie willen bijschenken? Dank je. Tot voor kort heb ik een Boeddhistisch vraagstuk bestudeerd over “heel-zijn” en verscheidenheid met de titel “Een vrouw komt uit meditatie” [3]. Heel beknopt gaat dit vraagstuk als volgt.
Eens lang geleden was “heel-zijn” – of Alomvattend Eén – aanwezig op een plaats waar veel Boeddha’s [4] zich hadden verzameld. Toen Mañjuśrī – leermeester van de zeven Boeddha’s, en uitmuntend een bodhisattva [5]; zijn naam is afkomstig van de werkwoordkernen √mañj dat “reinigen of helder zijn” betekent en √śrī dat “mengen, verenigen, koken” betekent waardoor zijn naam verwijst naar volkomen verlichting in ons aardse bestaan – aankwam, verdwenen de Boeddha’s naar hun oorspronkelijk verblijfplaatsen. Alleen een jonge vrouw – in diepe meditatie – bleef achter bij Shakyamuni [6] Boeddha’s zetel. Mañjuśrī vroeg aan Boeddha: “Waarom kan een jonge vrouw nabij de zetel van Boeddha zijn en ik niet?”. Boeddha antwoordde: “Haal haar uit meditatie en vraag het haarzelf”. Wat Mañjuśrī ook probeerde hij was niet in staat haar uit meditatie te halen. Het Alomvattende Eén zei tegen Mañjuśrī: “Ontelbaar vele Mañjuśrī’s zijn nog niet in staat haar uit meditatie te halen. Ver weg voorbij meer landen dan er zandkorrels zijn in de wereldzeeën, leeft een leerling bodhisattva die in staat zal zijn haar uit deze meditatie te laten ontwaken”. Onmiddellijk verscheen deze leerling bodhisattva en na een knip van zijn vingers kwam de jonge vrouw uit haar meditatie.

Meditatie[7]

Dit Boeddhistisch vraagstuk kent een aantal sub-vraagstukken:

  • Hoe kan Mañjuśrī – een bodhisattva – de leermeester zijn van Boeddha’s?
  • Wat is de oorspronkelijk verblijfplaats van de Boeddha’s en waarom keren zij naar deze oorspronkelijk verblijfplaats terug op het moment dat Mañjuśrī aankomt?
  • Waarom kan een jonge vrouw in de nabijheid van Shakyamuni Boeddha’s zetel zijn en Mañjuśrī niet?
  • Waarom kan Mañjuśrī – een uitmuntend bodhisattva – deze jonge vrouw niet uit meditatie halen, terwijl een beginnend bodhisattva dit met een vingerknip gedaan krijgt?

Een Zen meester [8] geeft een toelichting op de vraag hoe Mañjuśrī als bodhisattva de leermeester van Boeddha’s kan zijn. Dit is mogelijk omdat Mañjuśrī symbool staat voor prajñā of de wijsheid van het “heel-zijn” – ook wel de complete leegte of de volledige gelijkheid genoemd waaruit alles wordt geboren en waarnaar alles terugkeert – die de alledaagse en metafysische wereld overstijgt. Dit “heel-zijn” is niets anders dan wordt gerealiseerd in de verlichting van alle Boeddha’s. Hierdoor wordt Mañjuśrī de leermeester van de Boeddha’s genoemd: in de leefwereld van Mañjuśrī is er geen subject en object, geen opstaan en geen gaan zitten, geen opgaan in meditatie en geen uit meditatie komen. De leerling bodhisattva staat symbool voor het wereldse onderscheid: in zijn wereld kunnen wij vrijelijk opstaan en gaan zitten, opgaan in meditatie en uit meditatie komen.
Deze Zen meester vervolgt zijn toelichting:
Alles in de wereld heeft twee aspecten van “heel-zijn”: een essentieel aspect uit het “heel-zijn” en een fenomenaal aspect. Op grond van het essentiële aspect is alles leeg: het heeft geen vorm, geen kleur, geen afmetingen, geen oppervlak. Hiermee is alles gelijk. Op grond van het fenomenale aspect heeft alles een vorm, een kleur, een afmeting en een oppervlak. Hiermee is alles uniek en compleet verschillend. Wij menselijke wezens hebben beide aspecten: een essentiële verschijningsvorm en een fenomenale verschijningsvorm. Onze volkomen gelijkheid en onze volkomen verschillen zijn twee aspecten van één “zijn”. Intrinsiek zijn beide aspecten één en hetzelfde van ons “heel-zijn”. Hierdoor kunnen wij zeggen dat alles een vorm heeft en tegelijkertijd geen vorm heeft, en op dezelfde manier zetten wij geen stap wanneer wij lopen en midden in de hectiek van een stad zijn wij de kern van een diepe stilte. Het volledige begrip van dit Boeddhistisch vraagstuk komt voort uit een volledig begrip van het samengaan van de essentiële – of lege – verschijningsvorm met alle fenomenale verschijningsvormen binnen het “Alomvattende Eén”.

Deze Zen meester geeft als toelichting op de vraag waarom de beginnende bodhisattva de jonge vrouw kan laten ontwaken uit haar meditatie terwijl Mañjuśrī hiertoe niet instaat is:
Mañjuśrī en de beginnende bodhisattva hebben beiden vrijheid tot handelen binnen hun mogelijkheden. Mañjuśrī is vrij om de jonge vrouw niet uit haar meditatie te laten opstaan en de beginnende bodhisattva is vrij om haar te laten opstaan, net zoals een paard vrij is om te galopperen en een slang vrij is om over de grond te kruipen en vrij is om niet te gaan galopperen. Het niet kunnen galopperen van een slang is een elegante manier om invulling te geven aan deze vrijheid. Het paard en de slang hebben gemeen dat zij beiden de mogelijkheid en vrijheid hebben om invulling te geven aan hun kern van diepe stilte of beter gezegd aan hun “heel-zijn” binnen hun “Alomvattende Eén”; zo zijn Mañjuśrī en de beginnende bodhisattva in hun “heel-zijn” in volkomen onderlinge verbondenheid met alle verschijningsvormen volledig vrij om hun Dharma [9] en hun onveranderlijk heel-zijn[10] te weerspiegelen binnen Indra’s Net.
Dit vraagstuk met de toelichting van de Zen meester is een goede opmaat voor de verdere verkenning van leegte en voor een nadere bestudering van de Hart Sūtra”, zegt Narrator.

“Dit vraagstuk en de toelichting geven woorden aan mijn gevoelens van één-zijn in mijn droom die ik had naar aanleiding van onze discussie van gisteravond over “heel-zijn” en het Alomvattende Eén”, zegt Carla.

“Ik zoek – na al mijn jaren waarin ik mij verdiept heb in meditatie – nog steeds naar een evenwicht tussen de stilte van meditatie en de hectiek van het leven van alledag. De vrijheid tot “zijn” binnen beide leefwerelden heb ik binnen mijn mogelijkheden en beperkingen verkend. In de afzonderlijk werelden van meditatie en het leven van alledag ben ik thuis en daarbij ervaar ik regelmatig een “heel-zijn”, maar ik ken geen volledige integratie van beide afzonderlijke leefwerelden in mijn leven; misschien is deze integratie mij binnen mijn mogelijkheden en beperkingen niet gegeven of misschien is deze integratie binnen een menselijk leven niet mogelijk. Dit vraagstuk gaat over deze integratie die ik probeer te bereiken.
De Zen meester die deze toelichting geeft, gebruikt het woord Samādhi voor meditatie. Weet jij de oorsprong en de betekenis van het woord Samādhi in het Sanskriet?”, zegt Man.

“De mist trekt nog niet op; zullen wij nieuwe koffie zetten?”, vraagt Narrator.

“Ik zet wel even koffie, dan kun jullie verder praten”, zegt Carla.

“Meditatie is een goede vertaling van Samādhi. In het Sanskriet is het woord Samādhi samengesteld uit:

  • “sam” dat “samen, met, in verbinding met, onderling verbonden, intens, volledig en/of compleet” betekent,
  • “ā” dat “achterwaarts, terug, een richting aangevend en ook wel compassie en/of instemming” betekent en
  • “dhi” dat als een zwakke vorm van “dhā” – dat “plaatsen, brengen, helpen, schenken, voortbrengen, veroorzaken” – de betekenis heeft van “verheugen, voeden, verzadigen, volbrengen” [11].

Mijn vader zei dat “dhi” ook naar “de ander” in samenhang met het Alomvattende Eén verwijst. Recent tijdens het bestuderen van dit Boeddhistisch vraagstuk zag ik in een woordenboek de betekenis “vergaarbak”[12] voor “dhi”, waarbij ik meteen aan de uitleg van mijn vader dacht in de betekenis van: alle afzonderlijke vervliegende verschijningsvormen in samenhang met het “heel-zijn” binnen het Alomvattende Eén.
Meditatie 2[13]

Ik ruik de koffie. De bonen komen helemaal uit Kenya; het land van mijn moeder en van mijn jeugd”, zegt Narrator.

“Wij waren van plan om tijdens deze boottocht de Hart Sūtra woordelijk te gaan vertalen; ik denk dat dit niet gaat lukken: laten wij dit op een later tijdstip – wanneer het beter uitkomt – gaan doen. Ik stel voor om ons deze dagen te beperken tot een bespreking van de Sūtra”, zegt Man.

“Goed idee. Zal ik koffie inschenken: de mist houdt nog wel even aan”, zegt Carla.

“Graag, dan wordt ik weer warm en blijf ik nog even wakker na een nacht waken. Als ik mij goed herinner heeft de lange versie van Hart Sūtra de volgende opbouw:

  • Inleiding
  • Vraag en antwoord
  • Vorm is leegte en leegte is vorm
  • De negaties en verlichting
  • De mantra “Sadyathā oṃ, gate, gate, pāragate, pārasaṃgate, bodhi svāhā” en
  • Het nawoord.

In de korte versie ontbreekt de inleiding, de vraag en het nawoord.

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekking dat de inleiding pas in een later stadium aan de Hart Sūtra is toegevoegd om deze Sūtra qua vorm aan te passen aan de vele andere Sūtra’s en om de oorsprong van deze Sūtra terug te herleiden naar de beginfase van het Boeddhisme. Voor mij zou de inleiding van deze Sūtra beperkt kunnen blijven tot “aldus” of “evaṃ”[14] in het Sanskriet, want hiermee is de herleiding naar de oorsprong en naar de manifestatie van alle verschijningsvormen volkomen.

Na de inleiding luidt de vraag zeer beknopt weergegeven: “Hoe moet mensenkinderen de perfecte wijsheid – of in het Sanskriet “prajñāpāramitā – verwezenlijken?”

Het antwoord – en daarmee het begin van de Hart Sūtra in de korte versie – is:
“Zij moeten inzien dat de vijf skanda’s [15] – volgens de Boeddhistische leer “vorm, sensatie, perceptie, gedachten en bewustzijn” en op onze zoektocht “feiten en logica, intensiteiten en associaties, leegte, verandering en onderlinge verbondenheid” – in wezen leeg zijn.”

Een commentator[16] geeft de volgende toelichting bij dit “in wezen leeg zijn”. Er zijn vijf vormen van “leeg zijn”:

  • Leegte van dat niet eerder heeft bestaan, zoals de zeiltocht die wij vanochtend in deze mist niet kunnen maken;
  • Leegte van dat niet (meer) bestaat nadat het is vernietigd, bijvoorbeeld geschifte slagroom die nooit meer kan worden veranderd in goede slagroom;
  • Leegte van het volkomen niet bestaan, zoals delen door nul met een vaststaande eindige uitkomst [17];
  • Leegte van een niet bestaan in de ander, bijvoorbeeld een hond kan niet in een kat bestaan;
  • Leegte van enig onderscheid, zoals in het “heel-zijn” volgens Martin Heidegger.

Volgens deze commentaar wordt in de Hart Sūtra gedoeld op de laatste vorm van leeg zijn: de vijf skanda’s zijn leeg van enig onderscheid en dus leeg van enig inherent bestaan[18]. Een andere commentator noemt als voorbeeld van “leegte van enig inherent bestaan” een steenmannetje in de bergen die van afstand wordt aangezien voor een mens [19].
Steenmannetje[20]

Na mijn opleiding tot architect heb ik altijd veel aandacht voor de beleving van vrije ruimte en daarmee voor leegte en de begrenzing van de ruimte.

Glasshouse[21]

De leegte van de vijf skanda’s overstijgt de leegte van de vrije ruimten en de leegte tot invulling van deze vrijheid. De leegte van de vijf skanda’s is tegelijkertijd onnoembaar – omdat er binnen “heel-zijn” niets noemen valt – en noembaar omdat het “heel-zijn” de vier anderen vormen van leegte bevat en daarbij alle mogelijke verschijningsvormen die bij nadere beschouwing illusies blijken te zijn, zoals steenmannetjes op afstand worden aangezien voor mensen.
Het is al wat lichter is geworden, maar het zicht is nog te slecht. Vanmorgen kunnen wij het varen vergeten”, zegt Man.

“Heel interessante manier om te belichten dat op onze zoektocht de vijf gangbare werkelijkheden – “feiten en logica, intensiteiten en associaties, leegte, verandering en onderlinge verbondenheid” – in wezen leeg zijn en daarmee als verschijningsvormen – of illusies – ondeelbaar en tegelijkertijd als illusies onderscheidend zijn opgenomen in het “heel-zijn”. Ik heb ergens gelezen dat het leven een droom is; volgens de Hart Sūtra is het een droom opgenomen – of misschien wel deels gesuperponeerd [22] – binnen de leegte van het “heel-zijn””, zegt Carla.

“Hoewel ik ’s-nachts nog altijd weinig slaap – omdat herinnering aan wandaden uit het verleden mij in het donker blijven achtervolgen – heeft een kort gedicht van Ryōkan mij vele jaren vergezeld op mijn reizen:

Al slaap ik altijd
op mijn reizen, elke nacht
op een andere plaats,
de droom die ik altijd droom
brengt mij naar mijn eigen huis.
(Ryōkan) [23]

Dit korte gedicht gaf mij troost, berusting en verbondenheid met mijn zwervend bestaan in Europa; en tegelijkertijd verbond het mij weer met het zwervend bestaan in mijn jeugd met mijn moeder die als Masaï nomade rondtrok met haar kleine kudde in Noord Kenia samen met mijn broers en zussen waarbij het altijd een feest was als wij mijn vader op zijn trektochten als verhalenverteller ontmoetten.

De laatste jaren – in mijn leven als bhikṣu [24] – draag ik dit gedicht in een licht gewijzigde vorm nog altijd met mij mee:

Al slaap ik altijd
op mijn reizen, elke nacht
op een andere plaats,
in de droom die ik steeds droom
ben ik in mijn eigen huis
(Ryōkan) [23]

De duiding van “mijn eigen huis” heeft zich uitgebreid naar het “Alomvattende Eén” of het “heel-zijn” van Martin Heidegger en “de droom” is verschoven van de nachtelijke droom naar “het alledaagse leven” inclusief mijn nachtelijke waken en mijn nachtelijke visioenen aan mijn wandaden.

Na mijn nachtwake ga ik nu een dutje gaan doen tot aan de lunch”, zegt Narrator.

“Natuurlijk. Slaap lekker. Met de lunch maken wij jou wakker. Wij letten op de boot en hopen dat de mist wegtrekt”, zegt Carla.

“Ik denk dat de mist rond de lunch verdwenen is. Wij kunnen dan een wandeling maken op het droge wad, om halverwege de middag weer weg te varen”, zegt Man.

[1] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 2.1 – Feiten en Logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2014, p. 134 – 135
[2] Caplow, Florence & Moon, Susan, edt. The hidden lamp – Stories from twenty-five Centuries of Awakened Women. Boston: Wisdom Publications, 2013, p. 33
[3] Zie: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 293 – 298 en Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, 199 – 203
[4] De naam Boeddha is in het Sanskriet samengesteld uit het zelfstandig naamwoord “bud” dat “knop, begin” betekent – vergelijkbaar met het Engelse woord “bud” in rosebud uit de film “Citizen Kane” van Orson Wells – en de werkwoordkern “dha” dat “plaatsen, verlenen, schenken” als betekenis heeft. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[5] Het woord bodhisattva bestaat uit de twee woorden “bodhi” en “sattva” die in het Sanskriet resp. “perfecte kennis, wijsheid” en “zijn, bewustzijn, levend wezen” betekenen. De school van het Mahāyāna Boeddhisme kent het bodhisattva ideaal. Volgens dit ideaal zal een mens die op het punt van verlichting staat – bodhisattva genoemd, hiervan afzien tot het moment dat het gehele universum en ieder stofje ook in staat is de verlichting te betreden. In de tussentijd doet de bodhisattva er alles aan om alles en iedereen voor te bereiden op de verlichting. Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Bodhisattva
[6] Shakyamuni is samengesteld uit “śakya” dat “mogelijk of instaat tot” en “muni” dat “ziener of wijze” betekent.
[7] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Meditation
[8] Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, p. 201 – 202
[9] Zie voor een uitleg van Dharma: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 2.1 – Feiten en Logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2014, p. 34 e.v.
[10] Zie voor het tweede deel van deze zin ook: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 298
[11] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[12] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[13] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Samadhi
[14] In Sanskriet bestaat het woord “evaṃ” uit de werkwoordkern “e” dat “naderen, bereiken, nader komen” en het zelfstandig naamwoord “va” dat “wind, oceaan, water, stroom, gaan” betekent. Bron: electronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta

Zie: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 34: “The commentary Vajrapāņi has high praise for the word evam (thus), the word with which sūtras begin. Those four letters are the source of the 84.000 doctrines taught by the Buddha and are the basis of all marvels.”

Zie ook: Red Pine (Bill Porter) – The Diamond Sutra 2001 p 41-42: “Commentaries have written volumes on the profundity of evam (thus). Does it mean “like so”, or does it mean “just so”? And what is the difference? Is this sutra the finger that points to the moon, or is it the moon itself?”

Zie ook: Holstein, Alexander. Pointing at the Moon. 1993 p 49: “Voor de verlichte geest van een Zen meester is er mogelijk geen verschil tussen de vinger die naar de maan wijst en de maan, zoals er op gelijke wijze ook geen verschil is tussen de golven en de oceaan.”
[15] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Skandha ; en zie ook voor een korte inleiding: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 172 – 174
[16] De naam van deze commentator is Praśāstrasena. Bron: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 53
[17] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Division_by_zero
[18] De Hart Sūtra gebruikt in het Sanskriet het woord “svabhāvashūnya” voor “in wezen leeg zijn”. Het woord svabhāvashūnya is samengesteld uit “sva” dat “zelf” betekent, “bhāva” dat “zijn” betekent en shūnya” dat “leeg” betekent met verwijzing naar het “heel-zijn” van Martin Heidegger.
[19] Zie ook: Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg, Een biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 54
[20] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Steenmannetje
[21] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Glass_House
[22] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Superposition_principle
[23] Uit: Tooren, J. van, Tanka – het lied van Japan. Amsterdam: Meulenhoff, 1983, p. 170; de tweede versie is licht aangepast.
[24] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Bhikkhu

De Wind neemt jou mee


Carla, Man en Narrator hebben de zon zien opkomen. Zij zitten in de auto te wachten op de havenmeester voor het afhandelen van enkele formaliteiten, voordat zij kunnen beginnen aan hun zeiltocht op de Waddenzee.

“Na jullie uitleg van het woord “śūnyatā” – via de kern van een wervelstorm – begrijp ik veel beter de symboliek van de met zwarte inkt geschilderde cirkel die Japanse Zen meesters in één vloeiende kwastbeweging kalligraferen. Wat is de naam voor deze schildering van een cirkel?”, vraagt Carla.
Enso[1]

“De Japanse naam voor deze cirkel is “ensō” en de cirkel symboliseert een minimale eenvoud– zoals de kern van de cycloon in de metafoor voor “śūnyatā” –, volkomen verlichting, kracht, elegantie, het volledige universum en leegte zoals in het woord “śūnyatā” in het Sanskriet. De spirituele oefening van het ensō-schilderen en van Japanse kalligrafie met zelfverwezenlijking als doel wordt in Japan “hitsuzendō” – of weg van de kwast – genoemd. Daarbij illustreert “ensō” de verschillende vormen van “wabi-sabi” [2] of de alomvattende Japanse wereldbeschouwing en esthetiek in de aanvaarding van vergankelijkheid en imperfectie via:

• Fukinsei (asymmetrie, onregelmatig),
• Kanso (eenvoud),
• Koko (basaal; verweerd),
• Shizen (zonder pretentie; natuurlijk),
• Yugen (subtiele diepgaande gratie),
• Datsuzoku (vrijheid) en
• Seijaku (rust) [3].

Deze alomvattende wereldbeschouwing van vergankelijkheid en imperfectie – hoezeer er tijdens het onderhoud ook wordt gestreefd naar de drie R’en van rust, reinheid en regelmaat – is te zien in Japanse tuinen.

Japanse tuin[4]
Zeilen in een kleine boot doet een groot beroep op dezelfde alomvattende wereldbeschouwing van vluchtigheid en imperfectie in combinatie met de drie R’en van rust, reinheid en regelmaat ook bij ruw weer met hoge golven”, zegt Man.

“Net voordat wij gistermiddag bij jouw vriend aanbelden om de sleutels van zijn auto op te halen, zei jij tegen ons dat het een basale auto zou zijn. In mijn ogen hebben wij uiterst comfortabel gereisd in een zeer luxe limousine. Hoe past de Skoda Superb in het Japanse wereldbeeld van basaal, verweerd, zonder pretentie? Een overjarige basale Renault 4 uit de swingende eind jaren 60 – comfortabel deinend over de weg – zou beter passen binnen het wereldbeeld van “wabi-sabi”, of vergis ik mij?”, zegt Carla.

Renault 4[5]

“Jij hebt – vanuit jouw standpunt bezien – volkomen gelijk. Alles is relatief: ook de afmeting en luxe van auto’s van mijn vriend. Tot zijn pensioen is hij 40 jaar actief geweest in de bouw; de laatste 25 jaren als bestuurder van grote bouwbedrijven, voordat hij samen met mij een kleiner bedrijf oprichtte voor modulair bouwen. In zijn wereld van bestuursactiviteiten moet – om te overleven – succes en welstand worden getoond met het bezit van overdadige huizen en de laatste modellen auto’s uit de absolute topklasse. Na zijn pensionering heeft hij op mijn aanraden een bescheiden auto uit de middenklasse gekozen waarin zijn zoons die bijzonder lange benen hebben, ook achterin goed kunnen zitten. In de beleving van mijn vriend is een Skoda Superb Combi een zeer eenvoudige auto; na de aanschaf van deze auto werd hem als grap gevraagd of hij naast zijn pensioen als taxichauffeur moest bijverdienen: zijn omgeving wist wel beter. Hij woont nu in een – voor zijn doen – eenvoudig huis dat via ons vroegere bedrijf is ontworpen en gebouwd”, zegt Man.

Modulair huis[6]

“Heeft jouw vriend in zijn gloriejaren ook enkele sportauto’s gehad?”, vraagt Carla.

“Nee, dat past niet bij hem. Hierover zei hij dat wanneer je jong genoeg bent voor een sportauto, dan heb je er het geld niet voor; en wanneer je er wel het geld voor hebt, dan ben je te oud om er goed in te kunnen zitten. Eigenlijk is het een sobere man, maar in de bouwwereld kwam het geld hem aanwaaien. Hij heeft met ieder project binnen enkele jaren vele miljoenen verdient: dus na zo’n 20 projecten was hij een zeer welvarend man. Na de dood van zijn vrouw is hij – gezien zijn achtergrond – sober gaan leven; hij was toen 60 jaar oud. Hun huwelijk is kinderloos gebleven; zij hadden twee adoptiezonen en hij had en heeft – voor zover ik weet – geen interesse in andere vrouwen. Een half jaar na de dood van zijn vrouw heeft hij mij gevraagd om samen het modulair bouwbedrijf te starten. In die tijd hadden wij allebei een behoefte aan een nieuw doel in ons leven en met dit bedrijf hebben wij dat gevonden.
Nee, sportauto’s interesseren hem echt niet: dat past niet bij zijn Joodse achtergrond. Hij krijgt voldoening van het helpen van anderen. Mijn vriend heeft vele bekenden binnen zijn omgeving financieel uit de brand geholpen, en uit de winst van ieder project gaf hij zeker 10 % weg aan goede doelen [7]: op dit punt is hij een ouderwetse man”, zegt Man.

“Misschien is de alomvattende wereldbeschouwing “wabi-sabi” samen met de drie R-en van rust, reinheid en regelmaat ook mogelijk in grote welstand”, zegt Carla.

“In zijn latere leven is hij er in mijn ogen een voorbeeld van, met een goede balans tussen de volgende tien eigenschappen voor Joods spiritueel leiderschap:

1. Opofferingsgezindheid,
2. Betrokkenheid,
3. Inspiratie
4. Dienstbaarheid
5. Overzicht
6. Onbaatzuchtigheid
7. Eerbied voor voorgangers
8. Afkeer van autoriteit
9. Praktiseren wat zij/hij preekt
10. Leiding zonder structuur

Binnen zijn omgeving vervulde hij een rolmodel voor anderen”, zegt Man

“Hoe is zeilen in jouw leven gekomen”, vraagt Narrator.

“Zoals mijn vriend zijn leefwijze voortdurend heeft aangepast aan de levensfase waarin hij zich bevond, zo hebben de zeilboten zich in mijn leven aangepast aan mijn leefwijze; ik heb hier geen moeite voor gedaan: het is steeds zo gelopen.

Als jongen aan het begin van de lagere school was ik – rondom een plas in het Beatrixpark bij ons vroegere huis in de Amsterdamse rivierenbuurt – altijd in de weer met zelfgemaakte modelbouw zeilboten. Aan de andere kant van de plas haalde ik de bootjes weer op. In de omgeving van het dorp van mijn peetouders in Zuid Limburg waren alleen kleine meanderende riviertjes; dus geen mogelijkheid om te zeilen. Na mijn verhuizing naar Rotterdam ben ik met klasgenoten gaan zeilen, eerst op de Bergsche Plassen in een kleine oefenboot en niet veel later op de Rottemeren in een Valk. Aan het einde van de Middelbare schooltijd trokken wij in lange weekenden en vakanties met enkele zeilboten kamperend door Zuid Holland.

Valk[8]

Tijdens mijn studententijd ben ik op een 10 meter zeilboot van de vader van een mijn studiegenoten gaan zeezeilen rondom de Noordzeekust. Op deze boot heb ik mijn praktijkopleiding tot zeezeiler gekregen. Na mijn studie ben ik vaak met vrienden gaan zeilen die een zeewaardige zeilboot hadden.

Nadat ons gezin naar Amsterdam was verhuisd en wij een stabiel inkomen uit handel in bouwmaterialen hadden gekregen, heb ik een zeewaardig Noorse 7,70 meter lange Folkboot [9] gekocht. Hiermee heb ik met vrienden en bekenden vele weekenden en vakanties op de Noordzee en het IJsselmeer doorgebracht. Mijn vrouw en kinderen hielden niet van het – in hun ogen – Spartaanse bestaan aan boot; zij waren trouwens snel zeeziek.
Noorse Folkboot[10]

Toen de kinderen klein waren heb ik met hen in een Optimist op meren in de buurt van Amsterdam gevaren; aan het einde van de lagere school veranderde hun interesses en ik heb deze boot vrij snel overgedaan aan bekenden met nog kleine kinderen die wilden leren zeilen.
Optimist[11]

Bij de aanvang van de voettocht naar het graf van mijn moeder [12] is de Noorse Folkboot uit mijn leven verdwenen; een bevriend paar heeft deze praktische boot van mij overgenomen met het plan om een halve wereldreis: zij hebben met deze boot een deel van de wereld rond gezeild.

Tussen de mijn scheiding en mijn werk voor het modulair bouwbedrijf zijn er geen zeilboten in mijn leven geweest. De wind voerde mij over land naar vele plaatsten [13].

Met het vinden van een vaste voet binnen de wereld van modulair bouwen zijn er weer twee typen zeilboten in mijn leven gekomen. Eerst heb ik een ruim 4 meter lange Laser [14] zeilboot gekocht, waarmee ik op vele meren in Europa voor mijn plezier ben gaan spelevaren: de Laser paste op de imperiaal van mijn stationcar. Na mijn 70st verjaardag heb ik afscheid genomen van deze boot: het vervoeren en zeilen van deze boot werd mij te zwaar.

Laser[15]

Voor de vakantieperioden heb ik na mijn pensionering nieuwe versies van een Folkboot gekocht: eerst een 6,63 meter lange Drascombe Coaster met een kleine cabine. Deze boot is enkele jaren later ingeruild tegen een door mij aan de huidige tijd aangepaste Drascombe Drifter met net even meer comfort aan boot. Dadelijk laat ik jullie de aanpassing zien. Beide boten kan ik door een druil – een tweede zeil aan de achterzijde van de boot – makkelijk alleen bedienen en op keurs te houden. Door haar vorm en tuigage is de boot redelijk stormvast”, zegt Man.

Drascombe Drifter[16]

“Is zo’n kleine boot zeewaardig genoeg?”, vraagt Narrator.

“Ook dit is relatief. Met dezelfde boten is door een goede bemanning naar de andere kant van de wereld gevaren. Maar ik zou met mijn boot niet graag Kaap Hoorn ronden. Voor een volwaardige zeewaardigheid mist de boot een aantal zaken, zoals een volwaardige reling. Zelf heb ik mijn boot voorzien van dichte luchtkamers opgevuld met schuim, opdat zij – ook omgeslagen – altijd blijft drijven. Bij hoge brekende golven die van schuin achter komen, slaan zeilboten vrij makkelijk om [17] ”, zegt Man.

“Gelukkig belooft het de komende lentedagen mooi zeilweer te worden met niet al teveel wind”, zegt Carla.

“Het is goed om met een zeilboot altijd op alles voorbereid te zijn. In 1983 tijdens Hemelvaart beloofde het in Nederland een mooie zeildag te worden met een temperatuur van 14 graden, matige zuidenwind, opklaringen en in de loop van de middag een enkele bui, maar halverwege de middag raasde onverwachts een korte zware storm met windstoten van plaatselijk windkracht 11 over Nederland [18]. Twee vrienden en ik waren van plan om die dag voor een lang weekend met mijn Noorse Folkboot van Muiden via het IJsselmeer naar de Waddenzee te zeilen.

Halverwege de middag zagen wij in de verte een pikzwarte lucht naderen. Heel snel hebben wij bijna al het zeil gestreken en de boot volledig storm klaar gemaakt. Tien minuten later zaten wij in een zeer zware storm die gelukkig minder dan een half uur duurde. Met goed zeemanschap en een zeewaardige boot is voor ons alles goed afgelopen, maar die middag zijn een aantal watersporters in de storm omgekomen. De rest van de dag hebben wij hulp verleend aan zwaar gehavende boten. Het verdere weekend is in de thuishaven opgegaan aan het repareren van de gelukkig beperkte averij aan mijn boot”, zegt Man.

“Gelukkig zijn er op de Waddenzee geen tropische cyclonen. Ik heb wel eens gelezen dat er in de zomer en in het begin van het najaar – wanneer het zeewater redelijk warm is – waterhozen onder wolken kunnen optreden”, zegt Carla.

“Dat is waar, ik heb deze waterhozen [19] een paar keren gezien op de Waddenzee. Boven land verliezen deze windhozen meestal snel aan kracht, maar op zee kunnen zij behoorlijke schade aan de zeilen veroorzaken en de boot kan gemakkelijk omslaan”, zegt Man.
Waterhoos[20]

“Is er ook rust in de kern van een waterhoos”, vraagt Narrator.

“Ik denk dat de diameter van het oog van een waterhoos te klein is om dat bewust te ervaren [21]. Het oog van een tropische cycloon kan een doorsnede hebben van 30 tot 50 km [22]”, zegt Carla.

“Om terug te komen op de kern. Als wij terugkijken op ons leven, hebben wij voldaan aan de tien eigenschappen van Joods spiritueel leiderschap?”, vraag Narrator.

“Ik weet niet of ik spiritueel leiderschap heb nagestreefd. Maar als ik deze eigenschappen bekijk zonder dit streven dan heb ik ernstig gezondigd tegen “eerbied voor voorgangers”; dit komt voort uit mijn karakter en mijn positie als buitenbeentje in de samenleving. Ik had ook iets meer inspiratie aan anderen mogen bieden en iets meer openheid betonen over mijn onderzoeken. Indertijd vond ik deze openheid te gevaarlijk, nu zie ik de betrekkelijkheid van het gevaar en van mijn leven beter in”, zegt Carla.

“Ik heb mijn best gedaan, maar meestal ben ik niet geslaagd om de alomvattende wereldbeschouwing van “wabi-sabi” met de aanvaarding van vergankelijkheid en imperfectie een waardige plaats in mijn leven te geven. Tot middelbare leeftijd heb ik geprobeerd om zekerheid voor mijn naasten te verschaffen, maar op dit punt is mijn intentie volledig mislukt: ik het met dit streven mijn vrouw en kinderen van mij vervreemd. Net als jij ben ik een zondaar tegen het voorschrift “eerbied voor voorgangers”: ik probeer mijn best te doen, maar dat is in mijn ogen niet genoeg”, zegt Man.

“In mijn eerste drie incarnaties – eerst als Kṛṣṇa en kindsoldaat, daarna als idool in Amsterdam, vervolgens als speler in de spiegelpaleizen van geheime diensten – heb ik ernstig gezondigd tegen verschillende (steeds andere) eigenschappen. Als Bhikṣu – of bedelmonnik – in mijn laatste incarnatie in dit leven, is het mij vanzelf afgegaan om te leven naar al deze eigenschappen; het is geen verdienste, met de afwezigheid van ieder streven zijn deze eigenschappen vanzelf in mijn leven gekomen”, zegt Narrator

“Daar komt de havenmeester. Ik moet met hem nog enkele formaliteiten afhandelen en ik wil hem vragen naar de laatste informatie over stromingen en verplaatsing van ondiepten. Ik zal hem ook een karretje vragen om onze spullen naar de boot te brengen”, zegt Man.

“Denk jij dat wij op tijd zijn om met het ochtendgetij de Waddenzee op te kunnen varen?”, vraagt Narrator aan Man.

“Dat gaat zeker lukken, waarschijnlijk varen wij binnen een half uur op de motor weg”, zegt Man.

Man gaat met de havenmeester naar zijn kantoor. Carla en Narrator brengen met een karretje al hun bagage, en de foerage voor een kleine week naar de boot en leggen deze in de kajuit. Even later komt Man naar de boot en met zijn drieën bergen zij alles – volgens aanwijzing van Man – op de juiste plaats. Een half uur varen zij op de motor uit de jachthaven naar de Waddenzee.

[1] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Ens%C5%8D
[2] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Wabi-sabi
[3] Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Ens%C5%8D
[4] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Wabi-sabi
[5] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Renault_4
[6] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Huf_Haus
[7] Bron: Maleachi 3:10 (boek en profeet uit de Tanakh (Hebreeuwse bijbel; zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Tanakh). Zie ook: http://www.nik.nl/2010/01/parsja-simchat-tora-wezot-haberacha/
[8] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Valk_(boot)
[9] Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Folkboot en http://en.wikipedia.org/wiki/Nordic_Folkboat
[10] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Jacht_(scheepstype)
[11] Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Optimist_(Bootsklasse)
[12] Zie: Drift, Carla, Man Leben: Een leven – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 53 – 54
[13] Zie: Drift, Carla, Man Leben: Een leven – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 50 – 111
[14] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Laser_(dinghy)
[15] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Laser_(dinghy)
[16] Bron afbeelding: http://www.nauticaltrek.com/12395-drascombe-drifter-a-vendre
[17] Zie ook: Bruce, Peter, Adlard Coles’ Zwaarweerzeilen. Haarlem: Uitgeverij Hollandia B.V., 2010, p. 26
[18] Bron: http://www.kb.nl/dossiers/nederland-algemeen/zomerstorm-hemelvaartsdag-1983
[19] Zie ook: een youtube film van een windhoos bij Ameland: https://www.youtube.com/watch?v=QhpwuC8udzc
[20] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Waterspout
[21] Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tropische_cycloon

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica 12


De volgende ochtend zitten Carla, Man en Narrator tijdens hun ontbijt op het Piazza di Santa Maria Novella in Florence.

“Gisteravond las ik de volgende twee commentaren – van een Zen meester op een Boeddhistisch vraagstuk – die aansluiten bij onze discussie gisteren tijdens de avondmaaltijd:

“Fundamenteel is er geen waan of verlichting

“Vrede is van oorsprong de verwezenlijking van het algemeen, maar het algemeen is niet toegestaan ​​om de vrede te zien” [1]

Het eerste commentaar sluit aan bij Carla’s toelichting op het soms flinterdunne verschil tussen waan en werkelijkheid. Ik denk dat de Zen meester nog enkele stappen verder gaat dan Carla; in de traditie van de Hart Sūtra [2] zal de Zen meester – denk ik – ook waan en verlichting als leeg duiden; hierop komen wij later – bij “leegte” als derde gangbare werkelijkheid – terug. Het tweede commentaar kan ik niet goed plaatsen. Weten jullie hiervoor een verklaring”, vraagt Man aan Carla en Narrator.

feiten en logica 12a[3]

“Dit commentaar lijkt qua structuur op de bekende drogreden in de logica “Iedere os is een dier, dus ieder dier is een os”; in dit commentaar staat er een ontkenning in het tweede argument waardoor er een tautologie dreigt te ontstaan. Naar mijn mening is vrede in oorsprong alleen mogelijk bij vrede in alles en iedereen; maar door de entropie [4] – of zeer vrij vertaald: de georganiseerde chaos – is het niet mogelijk om menselijk vrede voor alles en iedereen blijvend te verwezenlijken. De inspanning om deze vorm van entropie te blijven behouden, overstijgt onze leefwereld”, zegt Carla.

“Jij hebt gelijk voor de manifestaties van onze leefwereld – en dat wordt deels met dit commentaar bij het Boeddhistisch vraagstuk “Zhaozhou’s Was je bedelnap af” bedoeld. Het vraagstuk luidt:

“Heb jij het ontbijt op?”

“Ja, ik heb het op”

“Dan ga jouw bedelnap afwassen”

In het vraagstuk staat “ontbijt” voor (een persoonlijke ervaring van) Boeddhistische verlichting en “jouw bedelnap afwassen” staat voor het – als bodhisattva – bewerkstelligen van Boeddhistische verlichting voor het Alomvattende Een [5].

feiten en logica 12b[6]

Binnen Indra’s Net is het niet mogelijk om vrede te zien, omdat enerzijds het oog zichzelf niet volledig kan zien en omdat anderzijds binnen Indra’s Net geen vrede en geen oorlog bestaat: Indra’s Net is leeg van deze begrippen.

Zal ik dit tweede commentaar gebruiken als opmaat naar mijn toelichting op Kṛṣṇa”, zegt Narrator.

“Goede verklaring van beide commentaren in woorden; een Zen Meester vraagt om het antwoord direct en meteen binnen Indra’s net te tonen. Ik ben benieuwd naar jouw toelichting op Kṛṣṇa”, zegt Man.

“Ik zal het commentaar iets nauwkeuriger formuleren:

“Shānti [7] (vrede, rust, gemoedsrust, afwezigheid van passie, comfort, zoon van Indra, zoon van Kṛṣṇa kālindi) is van oorsprong de verwezenlijking van Īśvara [8] (of het algemene), maar Īśvara is niet toegestaan ​​om de vrede te zien”.

In de loop van de toelichting zal duidelijk worden waarom dit commentaar zo treffend is voor Kṛṣṇa.

Het ontstaan van Kṛṣṇa is in nevelen gehuld. Volgens de Vedische traditie is Kṛṣṇa ongeveer 5000 jaren geleden na een onbevlekte ontvangenis [9] geboren in Mathura – de toenmalige hoofdstad van het koninkrijk Shurasena (in het huidige Uttar Pradesh) – in Noord India [10].

feiten en logica 12c[11]

In het derde boek van de Mahābhārata[12] – dat ruim 2500 jaar geleden is samengesteld – roept Kṛṣṇa:

“Ik ben Nārāyaņa. Ik ben schepper en vernietiger. Ik ben Vişņu [13]. Ik ben Brahman. Ik ben Indra de meester God.[14]

In onze hedendaagse oren klinkt deze uitroep uitermate overmoedig. Binnen de metafoor van Indra’s Net is het een open deur, omdat iedere manifestatie binnen Indra’s net het volledige net als schepper en vernietiger weerspiegelt en vormt.

Volgens de Mahābhārata weigert Kṛṣṇa partij te kiezen aan het begin van de strijd om het koninkrijk tussen de vijf Pāṇḍavaḥ broers – waaronder Arjuna – en hun vele Kaurava neven; hij is alleen bereid het strijdperk te betreden als wagenmenner en leidsman van Arjuna aan de zijde van Pāṇḍavaḥ broers.

Aan het begin van de Bhagavad Gita – een klein en oud deel van de Mahābhārata – staat het leger van de vijf Pāṇḍavaḥ broers in slagorde op het strijdveld – met de plaatsnaam Kurukshetra – opgesteld tegenover het leger van hun Kaurava neven. Naast een gevecht om een koninkrijk, staan zij op het strijdveld in het spanningsveld tussen enerzijds de wereldorde en plicht  (Dharmakshetra [15]) en anderzijds het menselijk handelen (Kurukshetra [16]). Bij de aanvang van de strijd weigert Arjuna – als aanvoerder van de vijf Pāṇḍavaḥ broers – het startsein voor de aanval te geven; hij ziet tegenover zich in de ander slagorde zoveel familieleden, leraren en dierbaren. Kṛṣṇa – de leidsman en wagenmenner van Arjuna tijdens deze strijd – zet Arjuna aan om zijn plicht binnen de wereldorde te vervullen. Kṛṣṇa slaagt pas hierin nadat hij tijdens de dialoog met Arjuna zijn Goddelijke gedaante heeft aangenomen.

In de Bhagavad Gītā wordt Kṛṣṇa onder meer als Parameshvara [17] of de Hoogste God aangeduid [18]. Enkele uitspraken van Kṛṣṇa tijdens de dialoog met Arjuna zijn:

Alhoewel ik de ongeboren en onveranderlijke bron ben, alhoewel ik de Īśvara van alle schepselen ben, betreedt ik mijn Goddelijke gedaante en word ik van tijd tot tijd een sterfelijk wezen” [19]

“Ik ben gelijk voor alle levende wezens, er is geen wezen en object dat mijn voorkeur of afkeur heeft.”[20]

“Heb uw aandacht en leven gericht op Mij, verlicht elkaar en spreek voortdurend van Mij.” [21]

feiten en logica 12d[22]

Deze laatste uitspraak van Kṛṣṇa was van toepassing op mijn masker als idool in de omgekeerde wereld in Amsterdam [23].

Via deze Goddelijke gedaante is Kṛṣṇa – in dit deel van de Mahābhārata – een hoeder en een leidsman van de wereldorde en plicht, en van het menselijk handelen. Binnen de wereldorde van de Mahābhārata is het Kṛṣṇa niet toegestaan om vrede te zien – ook deze Goddelijke gedaante in de vorm van Kṛṣṇa is gebonden aan de wet van oorzaak en gevolg.

De uitkomst van de strijd om het koninkrijk is voor alle betrokkenen desastreus. De helden sneuvelen in de strijd; de overlevenden worden verteerd door haat, woede en verdriet; en de vrouwen en kinderen rouwen jammerlijk om het verlies van de gevallenen. Aan het einde van de Mahābhārata zijn allen overleden.

Mag ik vanmiddag op de dood terugkomen?”, zegt Narrator.

“Dat is een goede overgang naar mijn inleiding op de het denkraam van de strijder; oorlogen kennen uiteindelijk alleen verliezers. Ik kom daar later op terug”, zegt Carla.

“Narrator, wat denk jij dat Arjuna en Kṛṣṇa zouden hebben geantwoord op het Boeddhistisch vraagstuk “Was je bedelnap af” van Zhaozhou”, vraagt Man aan Narrator.

“Arjuna zet zijn handen als een strijdhoorn aan zijn mond en loeit; Kṛṣṇa spoort de strijdpaarden aan”, zegt Narrator.

“Zou Zhaozhou deze antwoorden goedkeuren?”, vraagt Man aan Narrator.

“Het antwoord van Arjuna wel, en Zhaozhou geeft Arjuna meteen “De Waarachtige Man” als volgend Boeddhistisch vraagstuk. Volgens het Hindoeïsme heeft Arjuna aan “De Waarachtige Man” – binnen zijn mogelijkheden en beperkingen – invulling gegeven [24]. Het antwoord van Kṛṣṇa wordt door Zhaozhou afgekeurd, waarna Kṛṣṇa in de incarnatie als Bhikṣu meteen het gebaar van reiniging van de bedelnap maakt”, zegt Narrator.

“Tot nu toe heb ik vooral geluisterd tijdens jullie inleidingen op God in een menselijke gedaante. De “Deus ex homine” blijft voor mij trekken houden van een “Deus ex machina”, zegt Carla

“Bijna alle religieuze bewegingen hebben hiermee geworsteld. Zoals wij eerder hebben gezien, is Christus na veel woordenwisselingen en strijd binnen de Katholieke kerk erkend als zoon van God binnen de Drie-eenheid. De leer van de onbevlekte ontvangenis van Maria – de moeder van Christus – door de Heilige Geest heeft veel discussie veroorzaakt. Pas in 1854 n. Chr. werd dit dogma met de pauselijke bul Ineffabilis Deus (De onuitsprekelijke God) afgekondigd door paus Pius IX [25]”, zegt Man.

“Tijdens mijn leven heb ik vele keren afstand gedaan van “Deus ex homine”, omdat in deze gedaante het mij niet was toegestaan om de vrede te zien”, zegt Narrator.

“Later op onze Odyssee tijdens “Incarnatus est” bij “Zeven andere Werkelijkheden” hoop ik meer te weten te komen over het wonder van het leven binnen de leegte en manifestaties van Indra’s Net”, zegt Man.

“Zullen wij ons ontbijt opruimen en de Basilica di Santa Maria Novella gaan bezoeken”, zegt Carla.


[1] Beide zinnen  zijn commentaren van de Zen meester Xuedou op de koan ‘Zhaozhou’s “Wash your bowl’. Zie: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 172

[2] Zie ook: Leben, Man, Narrator – Een Weg. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 110 – 112

[3] In deze menselijke afbeelding van vrede mag betwijfeld worden of de vrede zich ook uitstrekt tot de os en de laurierbladeren. Mural of Peace by Gari Melchers. Library of Congress Thomas Jefferson Building, Washington, D.C. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Peace

[5] Een bodhisattva is een mens die – op het punt staat een persoonlijke ervaring van Boeddhistische verlichting te ervaren – besluit in de wereld te blijven om de verlichting van de gehele wereld te bevorderen; een bodhisattva heeft de gelofte afgelegd om de verlichting tezamen met alles om ons heen op hetzelfde moment binnen te gaan. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Bodhisattva

[6] Houtsnede van Zhaozhou. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Zhaozhou_Congshen

[7] Shānti is vergelijkbaar met Sanctus dat in het Nederlands “Deel van de Eucharistieviering voor de consecratie” en “Heiligprijzing” betekent, en in het Latijn “heilig, onschendbaar, onaantastbaar” en “heilig, eerbiedwaardig, verheven, goddelijk, rein en vroom. Bronnen: Woordenboeken Nederlands en Latijn uitgegeven door Wolters – Noordhoff

[8] Īśvara betekent in het Sanskriet onder meer “in staat tot”, “het opperste wezen/ziel”. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta

[9] Bron: Bhagavata Purana volgens: http://en.wikipedia.org/wiki/Krishna

[12] Zie: Boek 3, 188 (of 189), 5 van de Mahābhārata

[13] Een Hindoeistische oppergod, manifestatie van Brahman, ook wel Nārāyaņa genoemd. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Vishnoe

[14] Bron: Radhakrishnan, S, Indian Philosophy – Centenary Edition. London: Unwin Hyman Limited, 1989, Vol. One, p. 485 – 486

[15] Dharmakshetra is samengesteld uit Dharma “plaatsen van de voortdurende zelf/Zelf”, en “kshetra” – letterlijk: veld.

[16] Kurukshetra is samengesteld uit Kuru – een vervoeging van “kr” dat “maken, doen of handelen” betekent, en “kshetra” – letterlijk: veld.

[17] Parameshvara is samengesteld uit para en Īśvara waarin “para” in het Sanskriet “hoogste” betekent.

[18] Bron: Bhagavad Gītā (11.3-4). Een letterlijke vertaling uit het Sanskriet is beschikbaar, zie: Sargeant, Winthrop, The Bhagavad Gȋtâ. Albany: State New York University Press, 1994

[19] Bhagavad Gītā IV.6

[20] Bhagavad Gītā IX.29

[21] Bhagavad Gītā X.9

[23] Zie:  Leben, Man, Narrator – Een Weg. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 93 – 98

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica 11


Carla en Narrator staan in Florence voor hun pension te wachten op Man.

“Vanmiddag ben ik vergeten te zeggen dat voorwerpen, symbolen, rituelen, woorden, slogans, muziek, literatuur, filosofie en religie het gedrag en het bewustzijn van mensen sturen of zelfs overnemen. Twee extreme voorbeelden in negatieve zin zijn:

  • een politieke leider en aanhangers beïnvloeden elkaar in woorden en rituelen zo vergaand dat een deel van de samenleving overgaat op genocide,
  • een godsdienstsectie ontaardt door rituelen, slogans, woorden en gedrag in godsdienstwaanzin.

feiten en logica 111[1]

In positieve zin worden het gedrag en het bewustzijn van mensen als oefeningen voor de ziel beïnvloed door muziek, literatuur, religie (voor basisvertrouwen), architectuur, kunst, wetenschap. Door symbolen en rituelen voelen mensen geborgenheid en verbondenheid. Een uitgesproken voorbeeld is de hostie die volgens de Katholieke kerk na de epiklese en de consecratie [2] overgaat in het lichaam van Christus. Volgens mij hoeven wij daar nu niet verder op in te gaan, omdat wij lichtvoetigheid en snelheid als twee richtsnoeren voor onze zoektocht gebruiken”, zegt Carla.

feiten en logica 112[3]

“Binnen het denkraam van Indra’s Net weerspiegelt ieder partikel, ieder voorwerp en ieder levend wezen het lichaam van Christus – als historisch persoon en als goddelijk wezen”, zegt Narrator.

“Er is een klein verschil: katholieken geloven dat de hostie alleen na epiklese (of het aanroepen van de Heilige Geest) en de consecratie tijdens een Katholieke eucharistieviering verandert in het lichaam van Christus. De metafoor van Indra’s Net weerspiegelt het katholieke geloof en tegelijkertijd het ongeloof in de hostie als lichaam van Christus in al haar verschijningsvormen”, zegt Carla.

“Jij heb gelijk, wij hebben geen tijd om de invloeden van symbolen en slogans op het menselijk gedrag volledig te onderzoeken naast onze Odyssee naar wie ben jij. Daar komt Man”, zegt Narrator.

“Hebben jullie vanavond zin in een echte avondmaaltijd of zullen wij iets eenvoudigs in de supermarkt kopen en als Nederlanders in het park van de Piazza Massimo D’Azeglio opeten?”, vraagt Man.

“Goed dan, als echte Hollanders”, zegt Carla.

“Ik heb jaren niet anders gedaan, voor mij is het goed”, zegt Narrator.

Na een bezoek aan de supermarkt zitten zij in het park en voeren het volgende gesprek.

“Narrator, jouw achternaam Nārāyana komt overeen met de titel van een van de oudere Upanishads die waarschijnlijk aan het einde van de Vedische tijd is ontstaan [4]. Ik noem een korte passage uit de Nārāyana Upanishad [5] als opstapje naar mijn inleiding op Kṛṣṇa als God in een menselijke gedaante:

Nārāyana is de opperste realiteit aangeduid als Brahman. 

Nārāyana is het hoogste (Zelf).

Nārāyana is het opperste Licht. Nārāyana is het oneindige Zelf.

Het opperste wezen Nārāyana wenste alle schepselen te creëren.

Al hetgeen in deze wereld is vanbinnen en vanbuiten doordrongen van Nārāyana [6].

Kende jij deze naamovereenkomst met jouw achternaam?”, vraagt Man aan Narrator.

“Mijn vader heeft mij dit als jongeman in een van zijn verhalen verteld. Later in mijn leven – tijdens mijn incarnatie als Bhikṣu (of bedelmonnik) – heb ik de Nārāyana Upanishad via de Universiteitsbibliotheek in Heidelberg ingezien.  In het Sanskriet betekent Nārāyana onder meer “zoon van de oorspronkelijke Man”[7], waarbij “Man” in het Sanskriet de betekenis van “denken, geloven en waarnemen” heeft. In het boek met Boeddhistische vraagstukken dat ik van mijn Amerikaanse geliefde had gekregen, staat het vraagstuk “Waarachtige Man” over de betekenis van “Man”. Het begin van dit vraagstuk luidt:

“Er is een Waarachtige Man zonder status altijd in en uit gaand door de openingen van Jouw aangezicht [8].

Beginnelingen die het nog niet hebben gezien, Kijk, Kijk”

En het vers bij dit vraagstuk begint als volgt:

“Waan en (Boeddhistische) verlichting zijn tegengesteld,

Subtiel gecommuniceerd, met eenvoud;

 De Lente opent de honderd bloemen [9] in één zucht. [10]

Waan en (Boeddhistische) verlichting omvatten ook symbolen, rituelen, woorden, slogans, literatuur, filosofie en religie die het gedrag en het bewustzijn van mensen sturen of zelfs overnemen in negatieve en in positieve zin. De “zoon van de oorspronkelijke Man” in mijn naam Nārāyana is niet alleen de menselijk man, maar duidt ook op de “Waarachtige Man” in dit Boeddhistisch vraagstuk”, zegt Narrator.

feiten en logica 113[11]

“Het verschil tussen waan en werkelijkheid, misdaad en goedheid zijn soms flinterdun en vaak afhankelijk van het kader waarin zij bezien worden. Jouw uitleg over “denken, geloven waarnemen” laat dit goed zien. “Sein und Zeit[12] – het magnum opus van Martin Heidegger – toont hier een glimp van. Martin Heidegger maakt een onderscheid tussen de “Oneigenlijke Man” – of Waan – en de “Eigen Zelf”. Ik weet niet of Martin Heidegger de “Eigen Zelf” gelijk zou stellen aan de “Waarachtige Man” in het Boeddhistisch vraagstuk”, zegt Carla.

feiten en logica 114[13]

“Ik ben diep onder de indruk van jouw inleiding over Nārāyana en de “Waarachtige Man”; jij kunt dit veel beter verwoorden dan ik. Zou jij ons willen zeggen wie Kṛṣṇa is?”, zegt Man.

“Mag ik dat morgen doen, laten wij eerst op deze mooie nazomeravond van ons avondmaal in het park genieten. Zal ik het brood breken en de wijn inschenken?”, zegt Narrator.

“Dat is goed”, zeggen Carla en Man.

feiten en logica 115[14]


[3] Afbeeldingen van een traditionele en een moderne monstrans. De monstrans is een houder waarin de hostie – die na de epiklese (of het aanroepen van de Heilige Geest) en de consecratie, volgens de Katholieke kerk verandert in het lichaam van Christus – wordt getoond. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Monstrans en http://nl.wikipedia.org/wiki/Hostie Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Monstrance

[4] De Mahānārāyana Upanishad is als hoofdstuk 10 van de Taittiriya Aranyaka onderdeel van de donkere – of ondoorgrondelijke – Yajurveda (of veda bij de offergaven). Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Taittiriya_Aranyaka#Taittiriya_Aranyaka

[5] De tekst in het Sanskriet is onder de titel “mahAnArAyaNa” te vinden op: http://sanskritdocuments.org/doc_upanishhat/

[6] Bron: XIII-4 en XIII-5 uit de Engelse vertaling van de Mahānārāyana Upanishad via http://www.indiadivine.org/audarya/hinduism-forum/230825-maha-narayana-upanishad-translation-english.html

[7] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.

[8] Naast een menselijk gezicht wordt hier ook gedoeld op het aangezicht van de wereld en op het aangezicht van “Indra’s Net”

[9] Zie voor de duiding van bloemen ook “Een – Bloesem” in: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan – 1. Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 50 – 53

[10] Sterk ingekorte weergave van de Zen Koan “Linji’s True Man” in: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 167 – 170

[11] Een van de oneindig vele manifestaties van de “Waarachtige Man”. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Mann

[12] Heidegger, Martin, Sein und Zeit. Tübingen: Niemeyer, 2006 Zie ook: http://de.wikipedia.org/wiki/Sein_und_Zeit#Verfallenheit_und_Eigentlichkeit:_Das_Man

[13] Afbeelding van een hulpmiddel om de hoofdbegrippen in Heideggers “Sein und Zeit” te plaatsen. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Sein_und_Zeit#Verfallenheit_und_Eigentlichkeit:_Das_Man

[14] Piazza Massimo D’Azeglio. Bron afbeelding: http://it.wikipedia.org/wiki/Piazza_d’Azeglio

Narrator – εἰς τὴν Πόλιν op weg naar “dit”


In Istanbul eindigde mijn derde incarnatie als Bhikṣu of – in de woorden van alledag – als zwerver die de jaarlijkse trek van de vogels volgde. In deze vroegere hoofdstad van het Oost Romeinse rijk [1] werd ik opgenomen in de “polis” [2] – niet alleen in de stadstaat met een openbare wereldse politiek, maar thuis in de universele gemeenschap van omgeving en mensen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA[3]

Mijn burcht was geen tempel waar de Grieken in het verleden hun Goden een huis gaven [4] met alle pracht en uitzonderlijke schoonheid. Hoewel ik overal thuis was, vond ik geen blijvend huis in een kerk, moskee of tempel.

Akropolis[5]

Tussen de vele kerken en moskeeën van Istanbul ervoer ik mijn lichaam en “polis” – in de vorm van de universele leefomgeving – als een tempel Gods [6].

Blauwe moskee[7]

In het gedicht “Dit hebben wij nu” van Rumi las ik een weerspiegeling van mijn leefwereld in Istanbul:

Dit

Dat wij nu zijn

Maakt het lichaam, cel voor cel,

Zoals bijen een honingraat bouwen.

Het menselijk lichaam en het universum

Groeit van Dit [8]

Gedurende mijn eerste drie incarnaties – eerst als Kṛṣṇa in Kenia, daarna als idool in Amsterdam en enkele Noordelijk steden, en vervolgens als Bhikṣu die de jaarlijkse trek van de vogels tussen Zuid en Noord Europa volgde – had ik alleen weerspiegelingen van “Dit” binnen mijn eigen leefwereld gezien.

In mijn vierde incarnatie wilde ik de bescherming van de grot [9] verlaten waarin ik tot nu beschut had geleefd met alleen afspiegelingen van het alomvattende “Dit” zoals Plato beschreef in zijn Politeia [10].

Grot[11]

Langzaamaan werd ik aan het begin van mijn nieuwe incarnatie volkomen opgenomen in het heelal. In de bibliotheken van Istanbul las ik vertalingen van de werken van Rumi. Samen met zijn gedichten begon ik wervelend een nieuw bestaan.

Met de nieuwe lente kwam Man Leben – op uitnodiging van Carla Drift – in Istanbul aan. Carla, Man en ik besloten te beginnen met “Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan”. Voordat wij op deze zoektocht het leven van alledag betraden, schreven wij elkaars biografieën.


[6] Zie ook: De eerste brief aan de Korintiërs vers 12 – 20

[8] Eigen vertaling van strofe uit de Engelse versie het gedicht “This we have now” van Rumi. Zie ook: Barks, Coleman, The Essential Rumi. New York: Castle Books, 1997, p. 262

[10] In het Nederlands wordt Politeia meestal vertaald met “Staat” of “Republiek”. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Staat_(Plato)

Narrator – op weg 2


Na de dood van Raaf ben ik jaarlijks gaan overwinteren in Zuid Spanje. In het voorjaar trok ik met de vogeltrek naar het Noorden om het zomerseizoen in Noord Europa door te brengen. De wind, het weer en de mensen die ik op weg ontmoette, gaven richting aan het tijdelijke onderdak in de noordelijke steden.

Vogeltrek[1]

Geregeld kwam ik terug in Amsterdam, Kopenhagen, Stockholm en Oslo. De vluchtige vrienden van weleer waren weggevaagd uit het leven van alledag door de mysterieuze ziekte die de naam AIDS had gekregen. Enkele oude vrienden waren een ander leven begonnen zonder plaats voor een zwervende Bhikṣu. Meestal leefde ik van de straat met goochelen, vertellen van verhalen en ik was begonnen met zingen.

Mijn uitvoering van “Ne me quitte pas” van Jacques Brel [2] ontroerde de toehoorders. Een deel van de tekst over schaduwen – in de nacht schaduwen van vermoorde dorpelingen en overdag schaduwen van verloren geliefden – was op mijn leven van toepassing.

 Laat mij zijn

Schaduw van jouw schaduw

Hand van jouw hand

Schaduw van jezelf. [3]

schaduwen[4]

Na 18 jaren overwinteren in het zuiden en ’s-zomers rondtrekken in het noorden was ik meerderjarig geworden in mijn derde incarnatie; iedere ogenblik, uur, dag, jaar was anders en eender. Hoewel ik de schaduwen uit mijn vorige levens nog altijd meedroeg, was binnen dit eenvoudige levensritme een zekere vorm van innerlijk rust ontstaan.

In het najaar zong ik op het Leidseplein in Amsterdam voor toehoorders uit “Ne me quitte pas”:

Ik, Ik zal jullie geven

Parels van regen

Uit een land

Waar het niet regent [5]

Na het zingen van de strofe “Uit een land waar het niet regent” wist ik zeker dat mijn moeder was gestorven. Aan haar gebod om op weg te gaan naar Amsterdam en aan de verwezenlijking hiervan was een einde gekomen. Ik boog naar de toehoorders en ik ben ter ere van haar nagedachtenis meteen op weg gegaan “εἰς τὴν Πόλιν” – naar de stad – naar Istanbul [6]. Vanuit Istanbul wilde ik het volgende voorjaar doorreizen naar Konia. Het werd tijd om in de voetsporen van Rumi [7] te wervelen.

Kom, kom, wie jij ook bent,

Dwalende geest, idolaat verteller en aanbidder van de gouden gloed,

Kom hoewel jij beloften duizendmaal hebt gebroken,

Kom, en kom weerom.

Ons is niet de weg van twijfel en wanhoop. [8]

Derwish[9]

Op de weg naar Istanbul werd ik door mijn moeder vergezeld, zoals Rumi in een gedicht schreef:

“Mijn ervaring is in het hart van mijn moeder;

Ziek zal het hart van haar zijn

Zonder de ervaring van mij”. [10]

De vierde incarnatie diende zich in mijn leven aan. Ik week af van mijn gebruikelijke najaarstrek naar Zuid Spanje. Dat jaar viel de winter vroeg in midden Europa. Midden november was al veel sneeuw gevallen. Op weg naar Istanbul raakte ik door de koude bevangen op drift. Begin december vroor het stevig. Ik had niets meer te eten. De volgende heldere nacht bij nieuwe maan waakte mijn adem. De geesten en schaduwen uit mijn leven vonden tijdelijk rust. De vrieskoude nam mij in zich op; aarde en firmament werden een.

Versteend en verstild

Van binnen en van buiten

Eén in het heelal

Sterrenhemel[11]


[3] Bron: Eigen vertaling van de laatste strofen uit “Ne me quitte pas” van Jacques Brel.

[5] Bron: Vertaling van de eerste strofen uit het tweede couplet van “Ne me quitte pas” van Jacques Brel.

[7] Jalāl ad-Dīn in het Westen bekend onder de naam Rumi is geboren in de buurt van Balkh in Afganistan in de 13e eeuw n. Chr. Zijn ouders zijn gevlucht voor de Hunnen. De naam Rumi heeft Jalāl ad-Dīn in de Arabische wereld gekregen omdat hij tijdens het schrijven van zijn grote werken in Konia ten zuiden van Ankara in het huidige Turkije woonde. Dit deel van de Arabisch wereld werd daar vereenzelvigd met Rome uit het Romeinse rijk. Vandaar dat Jala l al-Din is vernoemd naar de naam waaronder zijn verblijfplaats in de Arabische/Perzische wereld. Bron: Lewis, Franklin D., Rumi, Past and Present, East and West. Oxford: Oneworld, 2003 p. 9

[8] Vrije weergave van een passage van Rumi. Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Rumi en Rumi and His Sufi Path of Love (2007) by M Fatih Citlak and Huseyin Bingul, p. 81

[10] Vrije weergave van een gedicht van Rumi. Bron: Nicholson, Reynold A., The Mathnawi of Jaláluddin Rúmí, Book II. Cambridge: Biddles Ltd, 2001 p. 281

Narrator – op weg


Tijdens mijn eerste overwintering in Zuid Spanje had ik niet veel nodig. Mijn kampeeruitrusting was voldoende om de winter kamperend in Malaga bij de Middellandse Zee door te komen. In het voorjaar ontwaakte ik uit mijn winterverblijf. Eerst liftte ik naar Granada en vervolgens naar Cordoba.

In de Moorse tijd was Cordoba rond 1000 n. Chr. een van de grootste steden ter wereld met tenminste een half miljoen inwoners. Cordoba beschikte in die tijd over de grootste bibliotheek ter wereld met meer dan 400.000 boeken en daarnaast werd de Mezquita (moskee) met meer dan 1000 marmeren zuilen gebouwd. In de Katholieke tijd is een middendeel van de moskee met bijbehorende zuilen verwijderd om plaats te maken voor een kathedraal [1].

Mezquita[2]

In de Mezquita met de Kathedraal dacht ik aan een boeddhistisch vraagstuk uit de bundel van mijn overleden Amerikaanse geliefde:

“De oude Boeddha’s zijn samengegaan met de open pilaren – welk niveau van activiteit is dit?” Toen iedereen sprakeloos bleef, antwoordde de leraar: “Op de Zuidelijke berg verrijzen wolken, op de noordelijke berg valt regen”. [3]

De bundel liet ik bij mijn vertrek uit Kopenhagen achter in de universiteitsbibliotheek, want het boek paste niet meer in mijn rugzak. Voordat ik het boek aan de bibliothecaris overhandigde, las ik het boeddhistisch vraagstuk:

“Wanneer aan het einde der tijden een vuur woedt waarin alles wordt vernietigd, wordt dit dan ook vernietigd?”  Een leraar antwoordde: “Vernietigd, want dit gaat met alles ten onder”. Een andere leraar antwoordde: “Niet vernietigd, want dit is identiek aan alles”. [4]

Apocalypse[5]

Met mijn eerste overwintering in Zuid Spanje was ik met pensioen gegaan. Na mijn leven als idool in Amsterdam en mijn jaar met mijn geliefde in Zweden en Noorwegen had ik mijn inkomen gekregen uit het spelen in jazz ensembles en door mijn beperkte aandeel in het werk van Raaf. In Cordoba raakte mijn spaargeld op. De wereld van geheime diensten was ik ontvlucht nadat mijn veiligheidsnet was verdwenen met de dood van Raaf, en in Zuid Spanje waren geen jazz ensembles die zaten te wachten op een percussionist zonder conga’s.

Een deel van mijn inkomen kreeg ik door goochelen en met het vertellen van verhalen. Het andere deel van mijn inkomsten kwam uit aalmoezen. Al vrij jong was ik aangewezen op een eenvoudige vorm van pensioen via een omslagstelsel dat al vele eeuwen in sommige delen van Azië werd toegepast. Wanneer de rol van mannen of vrouwen in een huishouding was uitgespeeld, dan vertrokken zij naar een andere omgeving waar de lokale bevolking hen van voedsel voorzag tijdens hun dagelijkse aalmoesronde. De rest van de dag besteedden zij aan het geestelijk leven van hunzelf of van het hele universum. De mannen werden Bhikṣu en de vrouwen Bhikṣuṇī genoemd; het vulgaire Nederlandse woord “bikkesement” voor “voedsel” is waarschijnlijk aan deze manier van bedelen verwant [6].

Bhikshu[7]

Naast mijn nachtwaken voor de geesten van de overleden dorpelingen begon ik na mijn eerste overwintering in Zuid Spanje ook dagwaken te houden voor het hele universum. Ik was in de voetsporen getreden van mijn overleden Amerikaanse geliefde. In de bibliotheken van de grote steden in Europa bestudeerde ik de heilige geschriften. Voor inzage in enkele boeken over Zuid Azië bezocht ik de Universiteitsbibliotheek in Heidelberg.

Heidelberg[8]

In Heidelberg had Raaf voor de Tweede Wereldoorlog filosofie en taalkunde gestudeerd. In deze stad voelde ik de nabijheid van deze geliefde die voortdurend moest boeten voor zijn daden en die altijd op zijn hoede was voor de onthulling van zijn trouw en verraad.

Raaf[9]

Na het bezoek aan Heidelberg ben ik mijn nachtelijke en dagelijkse waken ook voor hem gaan houden.


[3] Zie de koan “Yunmen’s Pillars” in: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 137 – 139

[4] Vrije weergave van de koan Dasui’s “Aeonic Fire” in: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 131 – 136