Tagarchief: God in menselijke gedaante

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica 13


Na hun bezoek aan de Basilica di Santa Maria Novella zitten Carla, Man en Narrator op het Piazza di Santa Maria Novella voor hun eenvoudige lunch.

“Tijdens jouw toelichting op Kṛṣṇa – als God in de gedaante van een mens – viel het mij op hoeveel klankovereenkomst de naam Kṛṣṇa heeft met Christus, de zoon van God binnen de Katholieke Drie-eenheid. Daarbij zijn beide verschijningen van God in de gedaante van een mens door hun moeders onbevlekt ontvangen. Zijn er nog meer overeenkomsten?”, vraagt Carla.

Feiten en logica 13a[1]

“De bron van een mogelijke onbevlekte ontvangenis van de moeder van Kṛṣṇa is in nevelen gehuld. Deze informatie kan heel goed later zijn bijgevoegd, nadat deze stroming van het Hindoeïsme in aanraking is gekomen met het Christendom. De bron voor mijn inleiding over Kṛṣṇa als God in de gedaante van een mens is de Bhagavad Gītā, die ruim voor onze jaartelling is samengesteld. In namen Christus en Kṛṣṇa is de werkwoord kern “kr” te herkennen die “maken, doen, handelen” betekent, en “Īś” of “Ish” dat “God of Hoogste Geest” betekent. De combinatie van beide kernen geven de positie van de incarnatie van Kṛṣṇa als God in de gedaante van een mens en Christus als Messias goed weer”, zegt Narrator.

“Ik sluit niet uit dat er tussen India en Klein Azië rond en na de tijd van Alexander de Grote een uitwisseling van religieuze ideeën heeft plaatsgevonden. Het Nieuwe Testament is zo’n honderd jaar na de geboorte van Christus geschreven en de vier Evangeliën vertonen onderling aanmerkelijke verschillen. Misschien hebben de Evangelisten in Klein Azië kennis genomen van religieuze elementen uit de Bhagavad Gītā met Kṛṣṇa als God in de gedaante van een mens. Ik heb hierover geen informatie; dit vergt een afzonderlijke zoektocht”, zegt Man.

“Christus en Kṛṣṇa zijn beiden overleden en tegelijkertijd worden zij door gelovigen gezien als “de ongeboren en onveranderlijke bron”. Blijkbaar is God – in de gedaante van een mens – enerzijds gebonden aan de wet van oorzaak en gevolg, en anderzijds onsterfelijk. Ik denk dat beide feiten op alle manifestaties binnen Indra’s Net van toepassing zijn. Laat ik het uitleggen aan de hand van een parabel [2] uit de Mahābhārata met de titel “Wat is dood?”.

Feiten en logica 13b.jpg[3]

Het strijdveld – beschreven in de Bhagavad Gītā – tussen de wereldorde en plicht  (Dharmakshetra [4]) en het menselijk handelen (Kurukshetra) toont vele verschrikkingen. Een van deze verschrikkingen is de dood op het slagveld van de prachtige zoon van Arjuna. De oudste broer van Arjuna – en troonpretendent van de vijf Pāṇḍavaḥ broers – is ontroostbaar. Na dit verlies overziet hij het slagveld met de vele gesneuvelden en hij zegt: ”Dit is geen overwinning in de oorlog, geen koninkrijk, geen hemel en geen onsterfelijkheid waard”. Hij vraagt aan Vyāsa – de verteller van de Mahābhārata – : “Waarom liggen de gesneuvelden op de aarde met dood als hun identiteit? Waarom worden zij nu gekend als “dood”? Wie sterft er? Wat veroorzaakt de dood? En waarom eist dood de levenden op?

Hierna vertelt Vyāsa het verhaal over het ontstaan van Dood – Mŗtyu [5] in de vorm van een vrouw – door Brahman. Mŗtyu vraagt hem: “Waarom ben ik geschapen?”. Brahman vertelt haar dat zij geschapen is om de aarde te verlichten van de ondraagbare last veroorzaakt door de steeds maar groeiende populatie van levende wezens. Hierna begint Mŗtyu onbedaarlijk te huilen. Brahman vangt haar tranen in zijn handen op, maar sommigen vallen op de aarde. Uit deze tranen zijn de ziekten ontstaan waardoor de lichamen van de levende wezens zullen sterven. Mŗtyu verlangt een uitleg van Brahman: “Waarom heb jij mij geschapen in deze vorm van een vrouw? Waarom wordt ik welbewust betrokken bij de ellende en de wreedheid van het verteren en wegnemen van levende wezens. Door het wegnemen van het leven van kinderen, ouders, geliefden en vrienden zullen de nabestaanden rouwen om het verlies en ik zal het mikpunt van hun haat en angst worden. Maar het meest vrees ik de tranen van zorg. Nee, ik ben hier niet toe in staat; bespaar mij dit noodlottig bestaan”. Brahman legt haar uit: “Er is dood en er is tegelijkertijd geen dood. Alle levende wezens veroorzaken hun eigen dood door vast te houden aan hun eigen waanbeelden in zonden [6] en in geluk. In Waarachtigheid bestaat geen dood. De tranen van Dood zijn de tranen van onze zorgen die rondom ons overal dood en verderf zaaien. Net zo makkelijk kunnen wij voor onszelf en voor anderen een Waarachtig leven scheppen, verrijken en behouden.” Na deze uitleg vraagt Mŗtyu – de dood – verbijsterd:

Waarom leer jij niet te leven?” [7]

Waarom houden wij zo angstvallig vast aan onze manifestaties binnen Indra’s Net? Deze levende manifestaties – in zonden en in geluk – vervliegen vroeg of laat;  Mŗtyu zal hen wegvoeren zoals zij ook alle hoofdpersonen uit de Mahābhārata in al hun verschillende manifestaties heeft meegevoerd.

Waarom leren wij niet om te leven als een “Waarachtig Man zonder status altijd in en uit gaande door de openingen van Jouw aangezicht”; ik denk dat Mŗtyu dit in haar verbijstering aan Brahman vraagt”, zegt Narrator.

Feiten en logica 13c.jpg[8]

“Tijdens de vraag van Mŗtyu “Waarom leer jij niet te leven” bedacht is de volgende haiku:

Eén levend wezen,

Niets wordt geboren en sterft,

Golf in oceaan

Feiten en logica 13d[9]

Deze haiku toont op een indirect manier waarom de manifestatie van God in de gedaante van de mens gebonden is aan de wet van oorzaak en gevolg. In de gedaante van een mens is God – net als ieder levend wezen – uit stof geboren en zal tot stof wederkeren, zoals ook een golf uit de oceaan ontstaat en weer in de oceaan opgaat. Welke gedaante neemt God aan binnen Indra’s Net?”, zegt Man.

“Ik zal de vraag scherper stellen: Is een levend wezen – bijvoorbeeld een mensenleven of God in de gedaante van een mens – een manifestatie van de Waarlijke Man of is het de Waarlijke Man zelf?”, vraagt Narrator.

“Tijdens de voorbereiding van de Heilige Communie heb ik geleerd dat een mens bestaat uit een stoffelijk lichaam en een immateriële ziel. Het lichaam is sterfelijk en gaat na de dood terug naar de aarde; de ziel leeft na de dood verder in het vage vuur of gaat meteen naar de hemel. Ik heb indertijd nooit begrepen waar mijn ziel – en waar het leven – vandaan komt en ik begrijp het nog steeds niet. De metaforen “Indra’s Net” en “golf in de oceaan” geven mij een opaak beeld hoe mensen als manifestaties van het Alomvattende Een uit stof worden geboren en tot stof wederkeren. Ik kan dit opaak beeld intellectueel bevatten en ik begrijp het concept van incarnatie, maar het beeld wordt niet transparant”, zegt Carla.

“Misschien komen wij hierbij aan de grenzen van ons menselijk bevattingsvermogen en moeten wij constateren dat het “Mysterium est magnum, quod nos procul dubio transcendit” [10] of “Het Mysterie is groot, dat ons zonder twijfel overstijgt”, net zoals het mysterie van de golf zonder twijfel uit de oceaan voortkomt en zonder twijfel weer in de oceaan opgaat”, zegt Man.

“Ik zie een ontwikkeling in jouw denken. Tijdens “Het Woord als object in het midden[11] in het eerste deel van onze zoektocht, ervoer jij het levensmysterie als zo groot, dat het ons volkomen overstijgt: dit mysterie overstijgt onze twijfel, met en zonder geloof, en met en zonder offer. Nu ervaar jij het mysterie van het mensenleven dat zonder twijfel ontstaat en opgaat in het Alomvattende Een. Zie ik deze ontwikkeling goed?”, zegt Carla.

“Het is niet zozeer een ontwikkeling of een verandering in denken; het is een “mysterium continuum” of een “voortdurend mysterie” in mijn denken”, zegt Man.

“Zullen wij onze lunch opruimen? Later tijdens onze Odyssee bij “En Dood heeft hier geen verblijf” kunnen wij verder ingaan op de vraag “Wat is dood?”. Zullen wij vanmiddag na het rustuur van Carla – als overgang naar het denkraam van de strijder – het paleis van de Medici bezoeken?”, zegt Narrator.

Feiten en logica 13e[12]


[1]De levensloop van Jezus in een notendop” door Matthias Grünewald bij het Isenheimer altaar. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Jezus_(traditioneel-christelijk)

[2] Vrij en verkort overgenomen uit: Badrinath, Chaturvedi, The Mahābhārata – An Inquiry in the human Condition. New Delhi: Orient Longman Private Limited, 2006, p. 170 – 173

[4] Zie voetnoten 15 en 16 bij het vorige bericht voor een toelichting op beide woorden.

[5] De naam Mŗtyu betekent “dood, stervende” in het Sanskriet. De naam is samengesteld uit Mŗt – waarin qua klank het Nederlandse woord “moord” en het Franse woord “mort” te herkennen zijn – en “yu” dat in het Sanskriet “verbinden, samenvoegen” betekent. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta

[6] Zie ook de Zeven Hoofdzonden in de Katholieke kerk in: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdzonde Zie ook de Zeven hoofdzonden in de Divina Commedia van Dante Alighieri.

[7] Vrije en verkorte weergave van: Badrinath, Chaturvedi, The Mahābhārata – An Inquiry in the human Condition. New Delhi: Orient Longman Private Limited, 2006, p. 170 – 173

[8] Een van de oneindig vele manifestaties van de “Waarachtige Man”. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Mann

[9] Schilderij “De Golfslag” van Gustave Courbet. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Ozean

[10] Uit encycliek de Ecclesia de Eucharista van paus Johannes Paulus II. In het woord “Eucharista” zijn te herkennen “Eu” dat in het Grieks “goed” betekent, “car” uitgesproken als “char” dat in het Sanskriet “bewegen betekent en “Īś” uitgesproken als “ish” dat in het Sanskriet “in staat tot” en “het opperste wezen/ziel” betekent. Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012 p. 166

[11] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012 p. 166

[12] Bron afbeelding: http://it.wikipedia.org/wiki/Palazzo_Medici_Riccardi

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica 12


De volgende ochtend zitten Carla, Man en Narrator tijdens hun ontbijt op het Piazza di Santa Maria Novella in Florence.

“Gisteravond las ik de volgende twee commentaren – van een Zen meester op een Boeddhistisch vraagstuk – die aansluiten bij onze discussie gisteren tijdens de avondmaaltijd:

“Fundamenteel is er geen waan of verlichting

“Vrede is van oorsprong de verwezenlijking van het algemeen, maar het algemeen is niet toegestaan ​​om de vrede te zien” [1]

Het eerste commentaar sluit aan bij Carla’s toelichting op het soms flinterdunne verschil tussen waan en werkelijkheid. Ik denk dat de Zen meester nog enkele stappen verder gaat dan Carla; in de traditie van de Hart Sūtra [2] zal de Zen meester – denk ik – ook waan en verlichting als leeg duiden; hierop komen wij later – bij “leegte” als derde gangbare werkelijkheid – terug. Het tweede commentaar kan ik niet goed plaatsen. Weten jullie hiervoor een verklaring”, vraagt Man aan Carla en Narrator.

feiten en logica 12a[3]

“Dit commentaar lijkt qua structuur op de bekende drogreden in de logica “Iedere os is een dier, dus ieder dier is een os”; in dit commentaar staat er een ontkenning in het tweede argument waardoor er een tautologie dreigt te ontstaan. Naar mijn mening is vrede in oorsprong alleen mogelijk bij vrede in alles en iedereen; maar door de entropie [4] – of zeer vrij vertaald: de georganiseerde chaos – is het niet mogelijk om menselijk vrede voor alles en iedereen blijvend te verwezenlijken. De inspanning om deze vorm van entropie te blijven behouden, overstijgt onze leefwereld”, zegt Carla.

“Jij hebt gelijk voor de manifestaties van onze leefwereld – en dat wordt deels met dit commentaar bij het Boeddhistisch vraagstuk “Zhaozhou’s Was je bedelnap af” bedoeld. Het vraagstuk luidt:

“Heb jij het ontbijt op?”

“Ja, ik heb het op”

“Dan ga jouw bedelnap afwassen”

In het vraagstuk staat “ontbijt” voor (een persoonlijke ervaring van) Boeddhistische verlichting en “jouw bedelnap afwassen” staat voor het – als bodhisattva – bewerkstelligen van Boeddhistische verlichting voor het Alomvattende Een [5].

feiten en logica 12b[6]

Binnen Indra’s Net is het niet mogelijk om vrede te zien, omdat enerzijds het oog zichzelf niet volledig kan zien en omdat anderzijds binnen Indra’s Net geen vrede en geen oorlog bestaat: Indra’s Net is leeg van deze begrippen.

Zal ik dit tweede commentaar gebruiken als opmaat naar mijn toelichting op Kṛṣṇa”, zegt Narrator.

“Goede verklaring van beide commentaren in woorden; een Zen Meester vraagt om het antwoord direct en meteen binnen Indra’s net te tonen. Ik ben benieuwd naar jouw toelichting op Kṛṣṇa”, zegt Man.

“Ik zal het commentaar iets nauwkeuriger formuleren:

“Shānti [7] (vrede, rust, gemoedsrust, afwezigheid van passie, comfort, zoon van Indra, zoon van Kṛṣṇa kālindi) is van oorsprong de verwezenlijking van Īśvara [8] (of het algemene), maar Īśvara is niet toegestaan ​​om de vrede te zien”.

In de loop van de toelichting zal duidelijk worden waarom dit commentaar zo treffend is voor Kṛṣṇa.

Het ontstaan van Kṛṣṇa is in nevelen gehuld. Volgens de Vedische traditie is Kṛṣṇa ongeveer 5000 jaren geleden na een onbevlekte ontvangenis [9] geboren in Mathura – de toenmalige hoofdstad van het koninkrijk Shurasena (in het huidige Uttar Pradesh) – in Noord India [10].

feiten en logica 12c[11]

In het derde boek van de Mahābhārata[12] – dat ruim 2500 jaar geleden is samengesteld – roept Kṛṣṇa:

“Ik ben Nārāyaņa. Ik ben schepper en vernietiger. Ik ben Vişņu [13]. Ik ben Brahman. Ik ben Indra de meester God.[14]

In onze hedendaagse oren klinkt deze uitroep uitermate overmoedig. Binnen de metafoor van Indra’s Net is het een open deur, omdat iedere manifestatie binnen Indra’s net het volledige net als schepper en vernietiger weerspiegelt en vormt.

Volgens de Mahābhārata weigert Kṛṣṇa partij te kiezen aan het begin van de strijd om het koninkrijk tussen de vijf Pāṇḍavaḥ broers – waaronder Arjuna – en hun vele Kaurava neven; hij is alleen bereid het strijdperk te betreden als wagenmenner en leidsman van Arjuna aan de zijde van Pāṇḍavaḥ broers.

Aan het begin van de Bhagavad Gita – een klein en oud deel van de Mahābhārata – staat het leger van de vijf Pāṇḍavaḥ broers in slagorde op het strijdveld – met de plaatsnaam Kurukshetra – opgesteld tegenover het leger van hun Kaurava neven. Naast een gevecht om een koninkrijk, staan zij op het strijdveld in het spanningsveld tussen enerzijds de wereldorde en plicht  (Dharmakshetra [15]) en anderzijds het menselijk handelen (Kurukshetra [16]). Bij de aanvang van de strijd weigert Arjuna – als aanvoerder van de vijf Pāṇḍavaḥ broers – het startsein voor de aanval te geven; hij ziet tegenover zich in de ander slagorde zoveel familieleden, leraren en dierbaren. Kṛṣṇa – de leidsman en wagenmenner van Arjuna tijdens deze strijd – zet Arjuna aan om zijn plicht binnen de wereldorde te vervullen. Kṛṣṇa slaagt pas hierin nadat hij tijdens de dialoog met Arjuna zijn Goddelijke gedaante heeft aangenomen.

In de Bhagavad Gītā wordt Kṛṣṇa onder meer als Parameshvara [17] of de Hoogste God aangeduid [18]. Enkele uitspraken van Kṛṣṇa tijdens de dialoog met Arjuna zijn:

Alhoewel ik de ongeboren en onveranderlijke bron ben, alhoewel ik de Īśvara van alle schepselen ben, betreedt ik mijn Goddelijke gedaante en word ik van tijd tot tijd een sterfelijk wezen” [19]

“Ik ben gelijk voor alle levende wezens, er is geen wezen en object dat mijn voorkeur of afkeur heeft.”[20]

“Heb uw aandacht en leven gericht op Mij, verlicht elkaar en spreek voortdurend van Mij.” [21]

feiten en logica 12d[22]

Deze laatste uitspraak van Kṛṣṇa was van toepassing op mijn masker als idool in de omgekeerde wereld in Amsterdam [23].

Via deze Goddelijke gedaante is Kṛṣṇa – in dit deel van de Mahābhārata – een hoeder en een leidsman van de wereldorde en plicht, en van het menselijk handelen. Binnen de wereldorde van de Mahābhārata is het Kṛṣṇa niet toegestaan om vrede te zien – ook deze Goddelijke gedaante in de vorm van Kṛṣṇa is gebonden aan de wet van oorzaak en gevolg.

De uitkomst van de strijd om het koninkrijk is voor alle betrokkenen desastreus. De helden sneuvelen in de strijd; de overlevenden worden verteerd door haat, woede en verdriet; en de vrouwen en kinderen rouwen jammerlijk om het verlies van de gevallenen. Aan het einde van de Mahābhārata zijn allen overleden.

Mag ik vanmiddag op de dood terugkomen?”, zegt Narrator.

“Dat is een goede overgang naar mijn inleiding op de het denkraam van de strijder; oorlogen kennen uiteindelijk alleen verliezers. Ik kom daar later op terug”, zegt Carla.

“Narrator, wat denk jij dat Arjuna en Kṛṣṇa zouden hebben geantwoord op het Boeddhistisch vraagstuk “Was je bedelnap af” van Zhaozhou”, vraagt Man aan Narrator.

“Arjuna zet zijn handen als een strijdhoorn aan zijn mond en loeit; Kṛṣṇa spoort de strijdpaarden aan”, zegt Narrator.

“Zou Zhaozhou deze antwoorden goedkeuren?”, vraagt Man aan Narrator.

“Het antwoord van Arjuna wel, en Zhaozhou geeft Arjuna meteen “De Waarachtige Man” als volgend Boeddhistisch vraagstuk. Volgens het Hindoeïsme heeft Arjuna aan “De Waarachtige Man” – binnen zijn mogelijkheden en beperkingen – invulling gegeven [24]. Het antwoord van Kṛṣṇa wordt door Zhaozhou afgekeurd, waarna Kṛṣṇa in de incarnatie als Bhikṣu meteen het gebaar van reiniging van de bedelnap maakt”, zegt Narrator.

“Tot nu toe heb ik vooral geluisterd tijdens jullie inleidingen op God in een menselijke gedaante. De “Deus ex homine” blijft voor mij trekken houden van een “Deus ex machina”, zegt Carla

“Bijna alle religieuze bewegingen hebben hiermee geworsteld. Zoals wij eerder hebben gezien, is Christus na veel woordenwisselingen en strijd binnen de Katholieke kerk erkend als zoon van God binnen de Drie-eenheid. De leer van de onbevlekte ontvangenis van Maria – de moeder van Christus – door de Heilige Geest heeft veel discussie veroorzaakt. Pas in 1854 n. Chr. werd dit dogma met de pauselijke bul Ineffabilis Deus (De onuitsprekelijke God) afgekondigd door paus Pius IX [25]”, zegt Man.

“Tijdens mijn leven heb ik vele keren afstand gedaan van “Deus ex homine”, omdat in deze gedaante het mij niet was toegestaan om de vrede te zien”, zegt Narrator.

“Later op onze Odyssee tijdens “Incarnatus est” bij “Zeven andere Werkelijkheden” hoop ik meer te weten te komen over het wonder van het leven binnen de leegte en manifestaties van Indra’s Net”, zegt Man.

“Zullen wij ons ontbijt opruimen en de Basilica di Santa Maria Novella gaan bezoeken”, zegt Carla.


[1] Beide zinnen  zijn commentaren van de Zen meester Xuedou op de koan ‘Zhaozhou’s “Wash your bowl’. Zie: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 172

[2] Zie ook: Leben, Man, Narrator – Een Weg. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 110 – 112

[3] In deze menselijke afbeelding van vrede mag betwijfeld worden of de vrede zich ook uitstrekt tot de os en de laurierbladeren. Mural of Peace by Gari Melchers. Library of Congress Thomas Jefferson Building, Washington, D.C. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Peace

[5] Een bodhisattva is een mens die – op het punt staat een persoonlijke ervaring van Boeddhistische verlichting te ervaren – besluit in de wereld te blijven om de verlichting van de gehele wereld te bevorderen; een bodhisattva heeft de gelofte afgelegd om de verlichting tezamen met alles om ons heen op hetzelfde moment binnen te gaan. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Bodhisattva

[6] Houtsnede van Zhaozhou. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Zhaozhou_Congshen

[7] Shānti is vergelijkbaar met Sanctus dat in het Nederlands “Deel van de Eucharistieviering voor de consecratie” en “Heiligprijzing” betekent, en in het Latijn “heilig, onschendbaar, onaantastbaar” en “heilig, eerbiedwaardig, verheven, goddelijk, rein en vroom. Bronnen: Woordenboeken Nederlands en Latijn uitgegeven door Wolters – Noordhoff

[8] Īśvara betekent in het Sanskriet onder meer “in staat tot”, “het opperste wezen/ziel”. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta

[9] Bron: Bhagavata Purana volgens: http://en.wikipedia.org/wiki/Krishna

[12] Zie: Boek 3, 188 (of 189), 5 van de Mahābhārata

[13] Een Hindoeistische oppergod, manifestatie van Brahman, ook wel Nārāyaņa genoemd. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Vishnoe

[14] Bron: Radhakrishnan, S, Indian Philosophy – Centenary Edition. London: Unwin Hyman Limited, 1989, Vol. One, p. 485 – 486

[15] Dharmakshetra is samengesteld uit Dharma “plaatsen van de voortdurende zelf/Zelf”, en “kshetra” – letterlijk: veld.

[16] Kurukshetra is samengesteld uit Kuru – een vervoeging van “kr” dat “maken, doen of handelen” betekent, en “kshetra” – letterlijk: veld.

[17] Parameshvara is samengesteld uit para en Īśvara waarin “para” in het Sanskriet “hoogste” betekent.

[18] Bron: Bhagavad Gītā (11.3-4). Een letterlijke vertaling uit het Sanskriet is beschikbaar, zie: Sargeant, Winthrop, The Bhagavad Gȋtâ. Albany: State New York University Press, 1994

[19] Bhagavad Gītā IV.6

[20] Bhagavad Gītā IX.29

[21] Bhagavad Gītā X.9

[23] Zie:  Leben, Man, Narrator – Een Weg. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 93 – 98