Tagarchief: godin

Narrator – Een koude winter


Aan het begin van de winter was ik terug op mijn zolderkamer in Kopenhagen. Ik rouwde om het verlies en de dood van de twee minnaars uit Amsterdam die aan AIDS waren overleden. Enkele dagen na mijn terugkeer werd ik zwaar verkouden. Ik had koorts, ’s nachts zweette ik in bed, ik had hoofdpijn, mijn ademhaling ging lastig en ik voelde mij uitgeput. In de bibliotheek had ik de beginsymptomen van AIDS gelezen – ik was bang dat ik ook door het virus was geïnfecteerd. Na enkele weken ging de verkoudheid over, maar mijn bezorgdheid voor infectie met de ziekte bleef aanwezig.

Mijn zolderkamer was niet goed verwarmd. Die winter was ik alleen ’s nachts in mijn kamer; ik sliep onder een dik dekbed bij het open raam wanneer het weer het toeliet. Bij slecht weer voelde ik mij in mijn kamer opgesloten; mijn nachtelijk angstvisioenen konden dan geen uitweg vinden. Overdag was ik zelden thuis, meestal was ik bij vrienden, ik las in de bibliotheek of ik speelde in een jazz band.

Zolderkamer[1]

Op deze zolderkamer nam ik langzaam afstand van de drie vervreemdingen [2] of “embarrassments”, die ik las in het boek met Boeddhistische vraagstukken dat ik van mijn vorige geliefde als afscheidsgeschenk had gekregen.

De eerste vervreemding waar ik aan het einde van mijn jeugd afstand van had genomen, was een eigen huis. Als kind had ik rondgetrokken met mijn moeder en haar kudde; ons huis was de plaats waar wij tijdelijk verbleven. In mijn periode van kindsoldaat was de militie mijn kortstondig thuis. Na mijn vlucht uit de militie, ben ik blijven zwerven met tijdelijke rustplaatsen. Tijdens mijn verblijf in Kopenhagen ging mijn huis steeds meer doorschijnend samenvallen met overdag de mensenwereld en ’s nachts bij het open zolderraam het heelal. Eens hoop ik thuis te komen, misschien aan het einde van de Odyssee naar “Wie ben jij”.

800px-Glass_House_2006[3]

Een eigen lichaam was de tweede vervreemding die ik geleidelijk opgaf mede doordat ouderdom mijn verschijning als exotisch idool erodeerde en doordat de dreiging van een besmetting met HIV de eigenheid van mijn lijf in een ander licht plaatste. In Kopenhagen raakte mijn lichaam meer en meer verbonden met de stad, de wereld en uiteraard het universum.

Anterior_view_of_human_female_and_male,_with_labels[4]

Een eigen leven was de derde vervreemding die stilaan verdween. Hoe meer ik las en studeerde in de bibliotheken in de buurt van mijn zolderkamer, hoe meer ik mij verbonden voelde met alle kennis in de wereld. Ook las ik in een boek de vragen: “Waar blijft een buffel wanneer het wordt gegeten door een leeuw” en “Hoe verandert deze leeuw met het eten van de buffel?”.

Male_Lion_and_Cub_Chitwa_South_Africa_Luca_Galuzzi_2004[5]

Samen met mijn lichaam raakte mijn leven gaandeweg verbonden met de wereld en het heelal. In die tijd las ik in een roman van Hermann Hesse: “Deine Seele ist die ganze Welt“ [6]. In het donker bij het open raam op mijn zolderkamer werd mijn leven de gehele ruimte.

Het legaat dat mijn geliefde voor mij had achtergelaten, begon op te raken. Ik had geen geld meer om de witte Citroën DS te onderhouden; het werd tijd om deze Godin een andere bestemming te geven. Met een deel van de verkoopprijs heb ik een fiets gekocht. Na enige oefening kon ik mij samen met de inwoners zwevend over de weg door de stad bewegen.

800px-Cyclists_at_red_Kopenhagen[7]

Het volgend voorjaar maakte ik enkele lange fietstochten door Europa.


[2] Bron: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 120 – 124. In dit bericht worden de drie “embarrasments” vrij weergegeven.

[3] Het “Glass House” of “Johnson house” werd in 1949 in New Canaan in de staat Connecticut in de Verenigde Staten van Amerika gebouwd. Het huis was ontworpen door de architect Philip Johnson als zijn eigen woning. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Glass_House

[5] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Life

[6] Zie: Hesse Hermann, Siddhartha. Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag: 1989 p. 10.

[7] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Cycling_in_Copenhagen. Deze foto later – rond 2010 – gemaakt.

Narrator – poort in het noorden


Het werd tijd om mijn masker van een idool af te leggen, want mijn hemel op aarde in de omgekeerde wereld van Amsterdam veranderde langzaamaan in een Boeddhistische hel. Alles en iedereen in mijn omgeving leefde naar mijn luimen. De oud Joodse verwensing “ik wens u veel personeel toe” en de Romeinse wijsheid “macht corrumpeert” [1] gaven de invloed van mijn leven als icoon in Amsterdam op mijn persoonlijkheid goed weer. Mijn bestemming als Narrator Nārāyana [2] lag ergens anders.

Tijdens mijn glorietijd in Amsterdam was ik Nederlands staatsburger geworden met bijbehorend paspoort: ik kon vrij door de wereld reizen met uitzondering van Kenia en enkele landen in Afrika. Na afscheid te hebben genomen van mijn vrienden en minnaars in Holland vertrok ik halverwege het voorjaar naar Zweden. Ik had een open uitnodiging van mijn Amerikaanse minnaar om bij hem in Stockholm te komen wonen.

In mijn Citroën DS zweefde ik over de autowegen in Nederland en Duitsland via Bremen en Hamburg naar Denemarken. Ik dacht dat mijn Godin een snelle auto was, maar op de Duitse autobahn ontmoette ik de echte “raser” of “snelheidsduivels” die zich met een snelheid van 200 km/u voortbewogen. Wilden zij hierdoor het hier en nu zo snel mogelijk ontvluchten?

[3]

In Denemarken bezocht ik Kopenhagen [4] – de stad waar ik na mijn verblijf in Zweden en Noorwegen enkele jaren zou gaan wonen. Mijn verliefdheid straalde nog steeds als een halo om mij heen; binnen enkele uren had ik vrienden ontmoet waar ik kon logeren. Via deze nieuwe vrienden vond ik een jaar later onderdak in deze stad aan het water.

[5]

Na een tussenstop van twee weken nam ik de veerboot Malmö. In Zweden reed ik langs de Zweedse scherenkust [6] naar Stockholm [7]. Na 1500 km rijden naderde ik mijn bestemming, maar voordat ik het eiland Stadsholmen betrad – waar mijn geliefde in een prachtig oud huis binnen de oude binnenstad Gamla Stan [8] woonde – zag ik in de verte het Stadshuis van Stockholm.

[9]

In zijn gouden huis van hoop en dromen in de Prästgatan [10] nam ik voor een klein jaar intrek bij mijn geliefde. Een jaar vol muziek en vreugde, een jaar met een tocht naar de Noordkaap en een terugweg langs de Noorse Fjorden, een jaar van zorgeloosheid en een jaar van afscheid.

[11]

In landen rond de Oostzee eindigen veel namen van straten op “Gatan”, “Gade” of “Gate”. Bij het horen of lezen van dit woord word ik herinnerd aan de lessen Sanskriet van mijn vader. Hij leerde mij dat in het Sanskriet het woord “gate” niet alleen een vervoeging is van het werkwoord met de betekenis “gaande”, maar het is ook de “locativus of plaats-vervoeging” van een zelfstandig naamwoord afgeleid van het werkwoord “gaan”.

Toen ik vele jaren later de volgende parabel [12] over Boeddha las, moest ik terugdenken aan mijn eerste aankomst in de Prästgatan in Stockholm: “Ruim 2500 jaar geleden hield een buitenstaander een huismus in zijn handen verborgen en hij vroeg aan Boeddha “Is de huismus in mijn handen levend of dood?”. Boeddha ging met zijn beide voeten aan weerszijde van de “gate” [13] staan en vroeg: “Zeg mij, sta ik op het punt van vertrekken of binnentreden?”” [14]

Het betreden van de Prästgatan en het huis van mijn geliefde voelde als een aankomst èn een vertrek in mijn leven; de voorjaarszon straalde haar gouden gloed.


[1] Het Romeinse werkwoord “corrumpere” betekent “bederven, verpesten, verwennen”.

[2] Het woord “nama” betekent in het Sanskriet “bestemming” en “Narrator” betekent “verteller”. Hierin zijn de woorden “nara” of “gewone man” en de werkwoordkern “tr – tarati” of “overzetten, kruisen, overstijgen” te herkennen; Nārāyana betekent “zoon van de oorspronkelijke man”. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta

[3] Deze foto is later rond 2005 genomen. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Autobahn

[10] “Präst” betekent “priester” in het Zweeds volgens “Google Vertalen”

[12] Een parabel (van het Griekse παραβολή parabolè dat “vergelijking” betekent — evangelisten gebruikten dit woord in de betekenis van “gelijkenis”) of gelijkenis is een kort verhaal, gewoonlijk gesitueerd in het dagelijks leven, dat dient om een religieus, moreel of filosofisch idee te illustreren. Bron (en zie voor meer informatie): http://nl.wikipedia.org/wiki/Parabel

[13] De Poortloze Poort. Zie ook: Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990

[14] Zie: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 95 – 96.

Narrator – masker van een idool


In de omgekeerde wereld van Amsterdam had ik de verschijningsvorm van een idool aangenomen. Ineens was ik overal meer dan welkom; ik werd gevraagd bij voorstellingen en voor feesten. Iedereen wilde met mij gezien worden of in mijn omgeving zijn. Voor anderen mensen leek ik een goddelijk aureool met mij mee te dragen. In mijn nabijheid ervoeren vreemden zich opgenomen in een hemelse gloed. Zij allen droomden dat ik de toegangspoort tot de hemel bezat [1].

[2]

Nieuwe minnaars waanden zich bij mij in een buitenaardse ruimtereis, verbonden met het universum of opgenomen in droomwereld mooier dan het leven. Ik was voor hen de verbinding tot een altijddurend paradijs.

[3]

In mijn weelde verscheen opnieuw een Godin – weer een witte [4] Citroën DS – waarmee ik zoevend over de wegen – net als de leidsman Kṛṣṇa [5] in de Bhagavad Gita [6] – de glorie verwezenlijkte [7]. Als idool en middelpunt moedigde ik aan, ik stuurde en ik gaf vorm aan de wereld om mij heen; ik vormde het oog van een cycloon – even leeg, tijdelijk en verstild van binnen.

Idolatrie

Vergankelijk in een zucht

Gezien in de zon

“Schoonheid is een verschrikkelijk en beangstigend ding. Verschrikkelijk omdat de schoonheid onbepaalbaar is, omdat God ons alleen raadselen heeft opgegeven. Hier komen  de oevers bij elkaar, hier wonen de tegenspraken samen​​.” [8]  Deze aanhaling uit De Gebroeders Karamazow van Dostojewski gaf mijn vluchtige positie als idool in de omgekeerde wereld in Amsterdam weer. Dit citaat vormde ook het motto van Confessions of a Mask van Yukio Mishima waaruit ik een zekere duiding van mijn rol als icoon in de wereld waar mannen van mannen houden ontleende; voor mijn minnaars was ik niet alleen hun geliefde, maar tegelijkertijd ook hun concurrent bij hun liefde voor andere mannen in de polygame homoseksuele omgeving van Amsterdam in die tijd.

[9]

Naast duiding van mijn ijdele positie in de omgekeerde wereld in Holland zocht ik ook naar inzicht over de ontwikkeling van mijn leven. Na het lezen van de tetralogie Sea of Fertility [10] van Yukio Mishima bood de viervoudige reïncarnatie van de tweede hoofdpersoon houvast.

[11]

In lijn met deze zienswijze besloeg de eerste reïncarnatie in mijn leven – onder de roepnaam Kṛṣṇa – de periode van mijn vroege jeugd tot aan mijn vertrek uit Kenia. Nu was ik als tijdelijk idool op het hoogtepunt van mijn tweede incarnatie in mijn levensloop aanbeland. Ik voorzag dat mijn leven als icoon op imploderen stond; ik besloot de omgekeerde wereld van Holland voor een ruime tijd te verlaten. Na mijn aandeel in een ernstige oorlogsmisdrijf tijdens mijn eerste reïncarnatie in Kenia, wilde ik de loop van het vervolg van mijn leven in goede banen blijven leiden. Het werd ook tijd voor boetedoening voor dit misdrijf.


[1] Zie het boek Genesis 28:10-19 in het Oude Testament voor de droom van Jacob waarin Jacob een ladder van afdalende en opstijgende engelen aanziet voor de toegangspoort tot de Hemel. Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Jacob’s_Ladder

[2] Schilderij: Jacob’s dream of a ladder of angels, c. 1690, by Michael Willmann. Bron afbeelding:  http://en.wikipedia.org/wiki/Dream

[3] De Droom van Henri Rousseau, 1910. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Droom

[4] Arjuna betekent onder meer “wit, helder”; in de naam is ook “arh” te herkennen dat “waardig, in staat tot” betekent. Arjuna is een van de hoofdpersonen in de Mahābhārata. Hij is een van de vijf broers die allen met een vrouw Draupadi – de mooiste en invloedrijkste vrouw van haar tijd – in polyandrie samenleven. De vijf broers strijden voor hun rechtmatig deel van het koninkrijk, voor het herstel van de eer van Draupadi en voor behoud van de wereldorde.

[5] Kṛṣṇa betekent in het Sanskriet onder meer “zwart”, “blauw zwart”, “de donkere periode van de maancyclus” Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta

[7] Zie ook: Katz, Ruth Cecily, Arjuna in the Mahābhārata: Where Krishna is, there is victory. Delhi: Molital Banarsidass Publishers, 1990

[8] Bron: Dostojewski, F.M. Verzamelde Werken 9 – De Gebroeders Karamazow. Amsterdam: G.A. van Oorschot, 1958, p. 136

[9] Bron afbeelding: Voorzijde van boekband Mishima, Yukio. Confessions of a Mask. New York: A New Directions Book, 1958 (Eleventh printing)

[11] Bron afbeelding: Hatsuhana doing penance under the Tonosawa waterfall van Utagawa Kuniyoshi (1797–1861). Deze afbeelding is gebruikt als voorzijde van de Franse uitgave van de Sea of Fertility van Yukio Mishima.

Narrator – Amsterdam: de omgekeerde wereld 3


Mijn eerste herfst in Amsterdam was een natte en gure herfst. Nog steeds verwonderde ik mij over de overdaad aan water en aan het onbehagen dat de mensen voelde bij nat regenachtig weer. In mijn geboorteland was regen een feest, want er was geregeld een gebrek aan water voor het vee [1]. Mijn moeder moet met haar kudde rondtrekken op zoek naar nieuwe waterbronnen en naar nieuw grasland. In Holland is dit allemaal in overvloed; een gat van een halve meter diep is voldoende om water te vinden en overal zijn weilanden.

In mijn eerste jaar in Holland ben ik van de luchten gaan houden. De wolken zijn van een betoverende schoonheid. De schilderijen van de Hollandse meesters geven een glimp van deze rijkdom weer; de echte luchten in combinatie met de zon zijn een wereldwonder zonder weerga. In dit omgekeerde land heeft niemand tijd en interesse om naar de lucht te kijken; behalve kunstenaars, maar die worden gezien als nietsnutten. “Tijd is geld en van naar de lucht kijken kan men niet leven; er is wel wat beters te doen”, vinden Hollanders.

[2]

Hollanders beschouwen zichzelf als Gods rentmeester, maar zij vergeten om aandacht te schenken aan de helft van Gods schepping [3]: de hemelse lucht [4]. In de Nederlandse literatuur is maar één hoofdpersoon de vinden die alle aandacht heeft voor de lucht en het spel van de zon, maar deze schilder is mal geworden, omdat hij de zonsondergang niet op een schilderij kon vastleggen [5].

[6]

De tweede winter in Holland ben ik gaan houden van de geborgenheid en de beslotenheid van mist en nevel. In dit omgekeerde land zijn wolken op de grond nog volop aanwezig, net of God heeft verkozen om de scheiding van lucht en aarde rondom Amsterdam nog niet volledig te voltooien. De mensen in Holland hebben hier geen oog voor. Het Hemelrijk van God is voor de armen van geest [7], gewone stervelingen hebben nu de zorg voor de aarde en God zal later de uitverkorenen toelaten tot zijn Koninkrijk Gods. Voor mij was Holland een Goddelijk paradijs met een hemelse pracht op aarde.

[8]

Het volgend voorjaar verscheen er een Godin in mijn leven. Een van mijn minnaars verbleef voor een half jaar in het buitenland en ik mocht zijn huis en Citroën DS in de tussentijd gebruiken. Hij liet voor mij ruim voldoende leefgeld [9] achter. Die zomervakantie zweefde ik met mijn witte Godin over de wegen van Europa; ik heb ook mijn vrienden in Rome bezocht.

[10]

Aan het einde van mijn tweede jaar in Amsterdam was ik van een aantrekkelijke exotische verschijning veranderd in een idool. In de wereld van de mode en de ijdelheid was ik een veel gevraagde verschijning. Ik werd begeerd door invloedrijke aantrekkelijke mannen die van mannen houden en even toonaangevend als de koningsdochter Draupadi [11] in de Mahābhārata [12] leefde ik met hen in polyandrie.


[2] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Wolk

[3] Volgens Genesis 1:1 – het eerste boek van Oude Testament – schiep/scheidde God eerst de lucht en de aarde. De Hebreeuwse werkwoordkern “bara” in de Hebreeuwse versie van Genesis 1:1 heeft vier betekenissen: “scheppen”, “klieven”, “uitverkiezen” en “voeden”. Bron: http://www.qbible.com/hebrew-old-testament/genesis/1.html

[4] In de Westerse vertalingen van de Hebreeuwse versie van het Oude Testament wordt het woord “shamayim” vertaald met “hemel”. Waarschijnlijk is “lucht” of “firmament” een betere vertaling voor het Hebreeuwse woord “shamayim”. Zie ook: http://www.qbible.com/hebrew-old-testament/genesis/1.html en http://www.ancient-hebrew.org/35_home.html en Benner Jeff A.A Mechanical Translation of the Book of Genesis – The Hebrew text literally translated word for word. 2007

[5] Zie: De schilder Bavink in onder meer De uitvreter en Titaantjes in: Nescio, Verzameld werk I. Amsterdam: Uitgeverij Nijgh en van Ditmar en Uitgeverij van Oorschot, 1996.

[6] Bron foto: Marieke Grijpink

[7] Zie: het Evangelie van Mattheus 5:3 in het Nieuwe Testament.

[8] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Mist

[11] Zie ook: McGrath, Kevin, STRῙ women in Epic Mahâbhârata. Cambridge: Ilex Foundation, 2009 en http://en.wikipedia.org/wiki/Draupadi