Tagarchief: incarnatie

Weg van de leegte


Halverwege de middag – wanneer de boot vrijkomt bij het opkomen van het hoogtij – licht Narrator het anker. Carla en Man hijsen de zeilen en met een briesje uit het westen varen zij met de stroom mee terug in de richting van Lauwershaven.

“Waar zullen wij vanavond aanleggen?”, vraagt Narrator aan Man.

“Als het meezit ten zuidoosten van Ameland. Wij kunnen dan morgen aan het einde van de ochtend – ruim voor de opkomst van de weersomslag – terug zijn in de jachthaven bij Lauwersoog”, zegt Man

“Jij bent tijdens het zeilen volkomen thuis op deze boot: het lijkt wel of de boot, de golven, de wind en jij volkomen met elkaar vergroeid zijn. Ik herken dit, want terugkijkend op mijn leven ben ik altijd volkomen thuis in geweest in mijn vier afzonderlijke incarnaties [1]: zij hebben mij altijd gepast zoals het linker oog en de linkerhand samengaan met het rechteroog en de rechterhand. In mijn derde incarnatie als rondtrekkende Bhikṣu in Europa – waarin ik de jaarlijkse trek van de vogels tussen Zuid en Noord Europa volgde – ben ik tijdens mijn omzwervingen volkomen opgegaan in leegte van meditatie. Mijn gevoel voor tijd was verdwenen: ik leefde in een tijdloze oneindigheid. Als ik jou ontspannen en geconcentreerd zie varen, dan ontwaar ik volkomen natuurlijke meditatie in actie: de boot gaat – met hulp van kleine stuurbewegingen en zeilbewegingen – als vanzelf soepel over de golven”, zegt Narrator.
“Voor mij is zeilen een vorm van mediteren; ik zeil al heel lang. Als middelbare scholier wilde ik graag zo snel mogelijk zeilen en zonder snelheidsverlies de boot spectaculair door de golven laten snijden. Nu laat ik de wind en de golven samen met de boot en de zeilen het werk doen; ik stuur alleen af en toe wat bij, net zoals ik tijdens meditaties gedachten die blijven hangen, laten wegdrijven”, zegt Man.

“Het gaat jou erg gemakkelijk af”, zegt Narrator.

“Dat is voor een deel waar, ik moet mijn aandacht erbij houden en mijn gedachten zijn gericht op de koers die wij willen varen en op de ondiepten die wij moeten ontwijken. Mediteren op een kussen is voor mij oneindig veel eenvoudiger”, zegt Man.

“Voor mensen is dit waar. Ik vraag mij of dit voor andere wezens ook zo is. Een Boeddhistische leraar vergelijkt mediteren met het zitten van een kikker [2]. Voor een kikker is zitten een alledaagse bezigheid. Deze leraar zegt vrij vertaald:

”Wanneer jij volkomen jezelf bent, dan zie jij de dingen zoals ze zijn en jij wordt één met jouw omgeving”.

In het leven van alledag zie ik de mensheid veelal met een klein deel van zichzelf bezig zijn. Hierdoor verliezen zij het zicht op de dingen zoals zij zijn – zij verwarren een golf met de oceaan – en vervreemden daarmee van hun omgeving.
Kikker[3]
Voordat wij namiddag wegvoeren, zag ik het hoogtij in golven komen opzetten; bij het zien van het samenspel van golven en schelpen op het wad, ontstond de haiku:

In iedere golf:
niets ontstaat en vergaat;
Schelp in de branding

Misschien komt deze haiku wel voort uit het gedicht “Shell” van de Japanse dichter Shinkichi Takahashi, vrij weergegeven in het Nederlands:

“Niets, niets wordt geboren en sterft”, zegt de schelp steeds weer
Vanuit de diepte van haar leegte.
Haar lichaam meegenomen in het tij
Slaapt zij in het zand, droogt in het zonlicht en baadt in het maanlicht [4].
Niets van doen met de zee of iets anders.
Steeds weer verdwijnt zij in iedere golf [5]

Sinds ik 30 jaar geleden in Stockholm bij het ontluiken van de voorjaarsbloesem afscheid heb genomen van mijn geliefde [6], draag ik dit gedicht met mij mee”, zegt Narrator.

“De haiku en het gedicht geven mijn beleving van uniciteit – in eenheid en uniekheid – tijdens het zeilen goed weer”, zegt Man.

“Bijna altijd wanneer ik bezig ben met slechts één activiteit, ervaar ik dit gevoel van eenheid. Bij het verrichten van verschillende dingen tegelijkertijd – bijvoorbeeld: het snel moeten pakken voor een reis en daarbij ook nog allerlei praktische zaken moeten afhandelen, zoals rekeningen betalen, mensen opbellen, enz., vervliegt mijn ervaring van uniciteit in de kruisdeining bij het verdelen van mijn aandacht”, zegt Carla.

“Nu de boot zo mooi schommelt, ga ik weer slapen. Zouden jullie mij aan het begin van de avond wakker willen maken? Of nee, maak mij wakker wanneer de boot weer is droog gevallen bij laagtij”, zegt Narrator.

Man zeilt met hulp van Carla tot de voorgenomen aanlegplaats. Daar halen Carla en Man de zeilen neer, zij laten het anker vallen en de boot valt droog. Carla wekt Narrator zoals beloofd.

“Jij hebt de lamp al in het keukentje al aangestoken. Zal ik de broodmaaltijd voor vanavond klaarmaken? Wat willen jullie erbij drinken? Ik heb nog een laatste fles rode wijn”, zegt Carla.

“Lekker, volgens mij hebben wij nog genoeg brood en beleg voor vanavond en morgen”, zegt Man.

“Ik zou graag eerst wat water willen drinken, hebben wij daar nog genoeg van?”, vraagt Narrator.

“Nog genoeg voor ruim twee dagen”, zegt Man.

“Voordat ik ging slapen, bedacht ik mij dat ik vanmiddag tijdens ons gesprek tijdens het zeilen het leven van alledag tekort heb gedaan. Een Boeddhistisch vraagstuk gaat in op het grote belang van het leven van alledag. Het vraagstuk gaat als volgt:

Een leerling [7] vraagt aan de leraar: “Wat is de weg (Tao)?”. De leraar antwoordde: “Het leven van alledag [8] is de weg”. De leerling vraagt: “Moet is mij erop richten of niet?”. De leraar antwoordt: “Als je erop richt, dan ga je er tegenin”. De leerling vraagt: “ Als ik mij er niet op richt, hoe kan ik dan weten dat het de weg is?”. De leraar antwoordt: “ De weg kent geen weten of niet-weten. Weten is een illusie, niet-weten is een leeg bewustzijn. Wanneer jij de weg realiseert [9], dan ervaar jij de weg als uitgestrekt en grenzeloos als het oneindig lege firmament. Hoe kan de weg vervat worden in begrippen als goed en verkeerd”. Met dit antwoord werd zijn bewustzijn als de volle maan. [10]

Maan eenMaan twee[11]
En het gedicht bij dit vraagstuk luidt:

Bloemen in de lente, de maan in de herfst,
Een koele bries in de zomer, en sneeuw in de winter;
Als er geen ijdele versluiering in het bewustzijn is,
Dan is dit het goede seizoen.

Naar aanleiding van dit gedicht heb ik de volgende haiku gemaakt:

Ieder jaargetij
Zonder versluieringen
Het goede seizoen

In dit vraagstuk wordt op alle manieren de weg – van de leegte, van het Alomvattende Eén en van het leven van alledag – geduid”, zegt Narrator.

“Dit is een beroemd vraagstuk uit de Mumonkan [12] – in het Engels de “Gateless Gate – de Poortloze poort of de Poort van de Leegte waardoor ieder onderscheid binnen het Alomvattende Eén of het “heel-zijn” van Martin Heidegger wordt opgeheven. Via dit vraagstuk heeft een Boeddhistisch leraar zijn verlichting gerealiseerd: de stem van deze leraar klinkt nog steeds overal in door. Een leerling van deze leraar werd een keer geconfronteerd met een bekende uitspraak van deze leraar, waarop de leerling zei: “Mijn leraar heeft dit nooit gezegd. Wilt u niet roddelen over mijn leraar”. Volgens mij doelt deze leerling op de universele leraar onafscheidelijk opgenomen in Alomvattende Eén waarmee ook zijn vroegere leraar volkomen mee samenvalt [13].

Met het noemen van de “Gateless Gate” bedenk ik mij dat wij zijn aangekomen bij de mantra in de Hart Sūtra. Kun jij de betekenis van deze mantra in het Sanskriet uitleggen”, vraagt Man aan Narrator.

“Lekker de kaas bij het brood. Kun jij mij nu wat wijn inschenken?”, vraagt Narrator aan Carla.

“Graag”, zegt Carla.

“De wijn smaakt prachtig bij de kaas en het brood. Het proeft als een nagerecht op deze korte bootreis.
De Hart Sūtra is een van de weinige sūtra’s met een mantra; hieraan kan worden gezien dat het een latere Boeddhistische sūtra is, want mantra’s zijn pas ruim na het ontstaan van het Boeddhisme in India populair geworden [14].

De mantra luidt als volgt:

tadyathā | gate gate pāragate pārasaṅgate bodhi svāhā

Waarin de afzonderlijke woorden de volgende betekenis hebben:

  • “Tadyathā” is samengesteld uit de woorden:
    • “tad” dat “alzo, dus” betekent,
    • “ya”: dit woord zijn wij al eerder zijn tegenkomen in śūnyatā en het betekent “beweger” en “drijfveer”. Mijn vader zei dat “ya” nauw verbonden is met “√yaj” in de betekenis van “offeren”, “geven voor een hoger – Goddelijk/hemels – doel” (misschien ook wel “Gods gave” in wederkerigheid). Ook vertelde hij mij een keer dat “ya” verbonden is met ons woord “ja” als positieve instemming en bevestiging,
    • “yathā” betekent “op deze manier”,
      Hierdoor heeft “Tadyathā” de betekenis: “aldus”. De letterlijke betekenis is: “Alomvattende Eén” of “heel-zijn” hier en nu in al haar glorie – als “godsgave” in volkomen wederkerigheid.
  • Het woord “gate” heeft voor mij een heel speciale betekenis. Ik heb een jaar van mijn leven met mijn geliefde gewoond in de Prästgatan – de priesterstraat – op het eiland Gamla Stan in Stockholm [15]. In het Sanskriet is “gate” niet alleen een vervoeging van het werkwoord “gam” met de betekenis “gaande”, maar het is ook de “locativus of plaats-vervoeging” van het zelfstandig naamwoord afgeleid van het werkwoord “gaan”. Daarbij heeft “gata” de betekenis van: ”verdwenen, verdwenen uit deze wereld, overleden, dood, vervlogen, komen, voortkomen uit, naderen, aankomen, weten, en overal verspreid” [16].

Prästgatan[17]

  • Het woord “para” komt in het Sanskriet in de volgende drie vormen voor met als betekenis:
    • pāra: oversteken, naar de andere kant, naar de andere oever, wachter, vervullen, doorstaan, beëindigen. Verlichting wordt in het Boeddhisme soms met de metafoor “de andere oever” geduid.
    • parā: weg, vandaan
    • para: hoogste, opperste, oud, afgelegen, vreemd en ook soms best of slechts.
      Hier wordt de eerste vorm en betekenis van het woord gebruikt; mijn vader voegde eraan toe dat bij een van de vormen van het woord para, de andere vormen altijd zachtjes meeklinken,
  • Het woord “sam” betekent: “samen, verbinding, intensheid, volledig, en volledig vernietigen”,
  • Bodhi: perfecte wijsheid, verlichte geest,
  • Svāhā: uitroep, uitroep bij offergave of “amen”.

Meestal wordt deze mantra niet vertaald; vrij weergegeven is de betekenis van de mantra:
Aldus, gaande, gaande, gaande voorbij, alles en iedereen samengaande voorbij, verlichting, amen!

Een commentator [18] heeft geschreven dat de eerste “gate” verwijst naar de diepe innerlijk wens om de weg van de Bodhisattva te betreden, de tweede “gate” verwijst naar het verkrijgen van innerlijke rijpheid en de derde “gate” samen met “pāra” naar een volkomen rijpheid – of waarschijnlijk verlichting.

Ik denk dat iedere vorm van “gate” en ieder woord in deze mantra – net zoals ieder woord dat wij spreken – rechtstreeks en zonder onderscheid verwijst naar het Alomvattende Eén of het “heel-zijn” van Martin Heidegger.

Na de mantra volgen in de lange versie van de Sūtra nog enkele bevestigingen voor de waarheid van de inhoud van de Sūtra en een paar lofuitingen voor de aanwezigen; in de korte versie eindigt de Sūtra met de mantra.

Tijd voor nog een boterham en wat wijn”, zegt Narrator.

“Wat kan ik nog toevoegen aan deze inleiding op de Hart Sūtra? Natuurlijk kan op vele details een levens vullende studie worden gemaakt naar inhoud en naar de invloed van deze sūtra. Maar ik denk dat de grootste uitdaging bestaat uit de integratie van de inhoud van deze sūtra binnen ons leven van alledag. Ik doe mijn best, maar ik wordt vaak meegevoerd door de alledaagse beslommeringen en de waan van de dag”, zegt Man.

“De alledaagse beslommeringen en de waan van de dag zijn onderdeel van ons “heel-zijn”: de beslommeringen en de waan van de dag zijn er ook volkomen in opgenomen en zij vragen uiteraard de nodige aandacht – of beter compassie – om een passende plaats in ons “heel-zijn” te hebben zonder alles te gaan overstralen en te verworden tot een Boeddhistische hel. Deze compassie wordt mooi weergegeven in het Engelse woord “All-encompassing One” voor het “Alomvattende Eén” van ons “heel-zijn””, zegt Narrator.

“Tot nu toe heb ik de inleiding gevolgd zonder noemenswaardige aanvullingen te geven, ook omdat ik kennis wil nemen van deze voor mij nieuwe manier van kijken naar leegte. Nu wij aan het einde van de inleiding zijn gekomen, zie ik dat het samengaan van “heel-zijn” en ons alledaagse leven een goede basis voor ethiek geeft; veel ethische beginselen en uitgangspunten van medemenselijkheid zijn op de een of andere manier op deze brede basis gegrondvest.

Deze basis – statisch en dynamisch – begrijp ik verstandelijk. Maar gevoelsmatig heb ik moeite om veranderingen, vernieuwing en veroudering in ons leven in te passen binnen het samengaan van “heel-zijn” en het dagelijkse leven. Daarbij weet ik niet hoe het wonder van “leven” zich verhoudt tot de samensmelting van “heel-zijn” en de waan van alledag via superpositie. Of in een metafoor: hoe verhoudt het hologram van indrukken – die wij hebben – zich tot het geheel samenspel binnen Indra’s net, en daarbij, waar komt het licht binnen Indra’s net vandaan?”, zegt Carla.

“Het wonder van het ontstaan van leven, het licht en de oorsprong van verandering gaat volgens mij ons bevattingsvermogen te boven, hoewel wij er voortdurend middenin staan: net zoals de vis die als laatste water ontdekt hoewel er volkomen in ondergedompeld. Door er volkomen mee verbonden te zijn, doorleven wij het voortdurend en volkomen”, zegt Narrator.

“Wat denken jullie van mijn voorstel: zullen wij “verandering” – het volgende gangbare werkelijkheid op onze zoektocht naar “Wie ben jij” – laten plaatsvinden op een vakantierondreis in Kenia? Het is mijn wens om in mijn leven een keer naar Afrika te gaan, en ik begrijp dat Carla er nog een keer wil terugkeren. Ik kan de reis en het verblijf eenvoudig uit mijn middelen bekostigen. Narrator, ik begrijp dat jij niet naar Afrika kunt reizen door jouw verleden als kindsoldaat en door jouw vroegere rol binnen de werelden van geheime diensten waar jij beiden nog altijd voor op de vlucht bent: misschien moeten wij dit voorstel vergeten”, zegt Man.

Kenia[19]

“Nee, ik denk dat het een heel goed idee is. Ik zou graag een verslag van deze rondreis door het land van mijn moeder en mijn jeugd willen horen. Tijdens het verslag zal ik de nodige aanvullingen geven. In de tussentijd kan ik voorbereidingen maken voor de eerste twee onderdelen “Ishvara” en “Et incarnatus est” van deel drie van de zoektocht. Deze beide onderdelen van deel drie sluiten goed aan op “leegte” in de vorm van “heel-zijn””, zegt Narrator.

“Ik neem dit aanbod graag aan, maar ik heb aarzelingen bij de afwezigheid van Narrator op deze rondreis”, zegt Carla.

“Op afstand reis ik voortdurend met jullie mee: ik adem met jullie adem en ik kijk met jullie ogen. Wanneer jullie niet gaan, dan zal ik niet de lucht van Afrika inademen en ik zal niet met jullie ogen mijn geboortegrond weerzien. Ik ga met jullie mee binnen de leegte van het “Alomvattende Eén”, zegt Narrator.

“Willen jullie nog een laatste slok wijn van het bodempje uit de fles? Misschien moeten Man en ik invulling geven aan onze wens om Afrika te bezoeken”, zegt Carla.

“Laten wij voordat jullie gaan slapen nog de laatste slok van jouw wijn delen bij mijn brood en kaas. En jullie moeten zeker gaan: ik ben benieuwd naar jullie ervaringen en naar de veranderingen die hebben plaatsgevonden”, zegt Narrator.

“Ja, graag nog een laatste slok van jouw voortreffelijke wijn. Wij zullen morgen bij het eerste daglicht wegvaren. Het lijkt mij goed dat Carla en ik vroeg gaan slapen: wil jij mij wakker maken wanneer jij de wacht wil overdragen?”, vraagt Man aan Narrator.

“Ik houd de hele nacht de wacht; ik maak jullie bij het eerste daglicht wakker, want ik kan bij deze heldere sterrenhemel toch niet slapen”, zegt Narrator.

Niet veel later gaan Carla en Man slapen. De volgende ochtend varen zij terug naar de jachthaven bij Lauwersoog. Daar maken zij de boot gereed voor de overdracht aan de vriend van Man.

Halverwege die middag nemen Carla en Man bij de bushalte afscheid van Narrator.

“Ik verheug mij om mijn vriend in Groningen te zien. Ruim 25 jaar geleden waren wij allebei minnaars met een onstuimig leven in Amsterdam, maar nu zijn wij goede vrienden die beiden een gemoedelijk leven leiden: hij als universitair hoofddocent in Groningen en ik als rondreizende monnik. Onze onderlinge passie is vervlogen maar de wederzijdse bewogenheid is gebleven. Wij zijn blij om elkaar weer te mogen zien, veel van onze vrienden hebben het Aids-tijdperk in Amsterdam niet overleefd. Met hem ontmoet ik weer de overleden gemeenschappelijke vrienden van vroeger. Ik wens jullie de komende weken een mooie rondreis in Afrika. Wanneer jullie terug zijn, nemen wij weer contact op”, zegt Narrator.

“Ik zie uit naar jouw ansichtkaart voor de volgende ontmoeting”, zegt Man.

“Ik laat jou weten wanneer ik op Schiphol terug ben. Daar komt de bus naar Groningen. Doe jouw vriend de groeten van mij”, zegt Carla.

“En ook van mij”, zegt Man.

Na het avondeten is de boot gereed voor de overdracht. Met het ondergaan van de zon rijden Carla en Man naar een pension in de buurt om te overnachten.

Waddenzee[20]

In de loop van de volgende ochtend raast een storm over de Waddenzee en jaagt het water voort.

Leegte van de storm
in het water van de zee
Jaagt de golven voort

 

[1] Zie: Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 202
[2] Bron: Suzuki, Shunryu, Zen Mind, Beginners Mind: Informal Talks on Zen Meditation and Practice. New York: Weatherhill, 1980, p. 80
[3] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Kikkers
[4] De Maan is in het Boeddhisme geregeld een verwijzing naar religie – of naar het Alomvattende Eén.
[5] Bron: Stryk, Lucien & Ikemoto, Takashi, Zen Poetry. Harmondsworth: Penguin Books Ltd, 1981, p.133
[6] Zie: Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 131 – 135
[7] Deze leerling is de latere leraar Zhaozhou Congshen ook bekent als Joshu de naam waarmee hij in Japan wordt aangeduid. Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Zhaozhou_Congshen
[8] Vrije vertaling van “The ordinairy way”
[9] Narrator heeft eerder de volgende toelichting bij het “realiseren” gegeven: “Mijn vader heeft via zijn voorouders de betekenis gehoord van het sleutelwoord “realiseren” dat is samengesteld uit “re”, “al”, “Īśe” [dit is de locativus van Īśa waarbij Īśa in het Sanskriet onder meer “God in de goddelijke hemel”, “iemand met almacht” betekent. De klank van Īśa komt overeen met “ich” – het Duitse persoonlijk voornaamwoord eerste persoon enkelvoud] en “eren”. Hierdoor betekent “realiseren” onder meer “steeds opnieuw”, “alles”, “in haar alomvattendheid”, “eren”. Zie ook: : Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 126
[10] Zie ook: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 140 – 147; Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, 93 – 97; Green, James, The Recorded Sayings of Zen Master Joshu. Boston: Shambhala, 1998, p. 11
[11] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Full_moon
[12] De Mumonkan – in Engels meestal vertaald met Gateless Gate – is een verzameling van 48 Zen Koans die door de monnik Mumon zijn samengesteld in de 13e eeuw na Christus.
The character 無 (wú) has a fairly straightforward meaning: no, not, or without.
However, within Chinese Mahayana Buddhism, the term 無 (wú) is often a synonym for 空 (sunyata). This implies that the 無 (wú) rather than negating the gate (as in “gateless”) is specifying it, and hence refers to the “Gate of Emptiness”.
This is consistent with the Chinese Buddhist notion that the “Gate of Emptiness” 空門 is basically a synonym for Buddhism, or Buddhist practice. 門 (mén) is a very common character meaning door or gate. However, in the Buddhist sense, the term is often used to refer to a particular “aspect” or “method” of the Dharma teachings. Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/The_Gateless_Gate
[13] Zie ook: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 262, midden van de pagina; Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, 178, laatste alinea
[14] Bron: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 109
[15] Zie ook: : Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 103 – 133
[16] Bron: electronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[17] Bron afbeelding: http://sv.wikipedia.org/wiki/Pr%C3%A4stgatan
[18] De naam van deze commentator is Śrimahājana. Bron: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 111
[19] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Maasai_people
[20] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Waddenzee

Slotwoord bij biografie van Narrator


Narrator heeft mij het verhaal van zijn leven in verschillende delen verteld. In zijn vertellingen worden feiten, fictie en factie met elkaar verweven, zoals in het leven van alledag de scheiding van de lucht en aarde kunstmatig is [1].

Tijdens de vertelling van het voorspel tot zijn bestaan werd mij duidelijk dat de verhalen van Narrator zijn gericht op een universele waarheid, die vooraf en voorbij gaat aan ons leven. Deze waarheid berust op een ritme waaruit wij voortkomen. Dit ritme rolt door zijn leven in verschillende in elkaar geweven cycli.

De eerste cyclus in zijn levensverhaal bestaat uit de vier incarnaties die door Narrator worden benoemd als duiding voor zijn leven. Deze vier incarnaties in het leven van Narrator herinneren mij aan de vierjaargetijden [2]. De tweede cyclus in Narrator’s leven is het ritme van ijdelheid, handeling en gevolgen [3]. De derde cyclus is de Noordelijke cyclus waarin Narrator drijfveer en leidsman is voor de verlichting en thuiskeer van zijn Amerikaanse geliefde. De vierde cyclus is het ritme van vertrouwen en verraad in Narrator’s leven met Raaf en Vos in de spiegelwereld bewoond door de geheime diensten van vele landen [4]. En altijd is in het leven van Narrator de cyclus van de maan en de sterrenhemel als steevast gezel aanwezig. De zoektocht naar de overige cycli in de levensbeschrijving van Narrator laat ik aan de lezer over.

Het is mij een eer en een vreugde om met Narrator en Carla Drift de zoektocht naar “Wie ben jij” te mogen verrichten. Op deze Odyssee is Narrator mijn baken en leidsman, bijvoorbeeld bij mijn studie Sanskriet – de taal van de goden in de wereld van de mensen –, bij het bestuderen van Boeddhistische teksten en bij het lezen van het werk van Rumi.

[1] Zie ook: Quammen, David, Spillover: Animal Infections and the Next Human Pandemic. New York: W. W. Norton & Company, 2012 p. 219 – 234. In dit populair wetenschappelijk boek wordt een studie gemaakt over de interactie en het levensspel – met soms vergaande gevolgen – tussen hogere en lagere organismen. Bij deze interactie en levensspel is de scheiding tussen aarde en lucht kunstmatig; bijvoorbeeld bij de beschrijving van Q-koorts meegenomen door de wind in Noord Brabant.

spillover[2] Zie ook: De film “Spring, Summer, Fall, Winter … and Spring” onder regie van: Kim Ki-Duk. Deze film geeft mogelijk een duiding aan de misdrijven van Narrator als kindsoldaat in Afrika. De jongeling in de film begaat in zijn naïviteit als kleuter en in zijn levensdrang als adolescent verscheidene misdrijven waar hij de rest van zijn leven de gevolgen van mag dragen.

Spring[3] Zie ook: de film “Waarom vertrok Bodhi-Dharma naar het Oosten?” van: Bae Yong-Kyun. Deze film verschaft misschien inzicht in dit ritme doordat een jongen in een ijdele drang een vogel van een vogelpaar dodelijk verwondt. Tevergeefs probeert de jongen de vogel in leven te houden. De nog levende vogel van het paar blijft hem achtervolgen en geeft hem een eerste inzicht in de vluchtigheid van leven en dood, verbondenheid, passies, de zonde en angst.

Bodhi-Dharma[4] Zie ook: Le Carré, John,  The Quest for Karla. New York: Knopf, 1982 en zie ook: Deighton, Len, De Bernie Samson serie. verschenen tussen 1983 en 1996.

Het manuscript voor de biografie van Narrator is te downloaden via de website van Omnia – Amsterdam Uitgeverij:

http://www.omnia-amsterdam.nl/site-page/manuscripten

Narrator – εἰς τὴν Πόλιν op weg naar “dit”


In Istanbul eindigde mijn derde incarnatie als Bhikṣu of – in de woorden van alledag – als zwerver die de jaarlijkse trek van de vogels volgde. In deze vroegere hoofdstad van het Oost Romeinse rijk [1] werd ik opgenomen in de “polis” [2] – niet alleen in de stadstaat met een openbare wereldse politiek, maar thuis in de universele gemeenschap van omgeving en mensen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA[3]

Mijn burcht was geen tempel waar de Grieken in het verleden hun Goden een huis gaven [4] met alle pracht en uitzonderlijke schoonheid. Hoewel ik overal thuis was, vond ik geen blijvend huis in een kerk, moskee of tempel.

Akropolis[5]

Tussen de vele kerken en moskeeën van Istanbul ervoer ik mijn lichaam en “polis” – in de vorm van de universele leefomgeving – als een tempel Gods [6].

Blauwe moskee[7]

In het gedicht “Dit hebben wij nu” van Rumi las ik een weerspiegeling van mijn leefwereld in Istanbul:

Dit

Dat wij nu zijn

Maakt het lichaam, cel voor cel,

Zoals bijen een honingraat bouwen.

Het menselijk lichaam en het universum

Groeit van Dit [8]

Gedurende mijn eerste drie incarnaties – eerst als Kṛṣṇa in Kenia, daarna als idool in Amsterdam en enkele Noordelijk steden, en vervolgens als Bhikṣu die de jaarlijkse trek van de vogels tussen Zuid en Noord Europa volgde – had ik alleen weerspiegelingen van “Dit” binnen mijn eigen leefwereld gezien.

In mijn vierde incarnatie wilde ik de bescherming van de grot [9] verlaten waarin ik tot nu beschut had geleefd met alleen afspiegelingen van het alomvattende “Dit” zoals Plato beschreef in zijn Politeia [10].

Grot[11]

Langzaamaan werd ik aan het begin van mijn nieuwe incarnatie volkomen opgenomen in het heelal. In de bibliotheken van Istanbul las ik vertalingen van de werken van Rumi. Samen met zijn gedichten begon ik wervelend een nieuw bestaan.

Met de nieuwe lente kwam Man Leben – op uitnodiging van Carla Drift – in Istanbul aan. Carla, Man en ik besloten te beginnen met “Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan”. Voordat wij op deze zoektocht het leven van alledag betraden, schreven wij elkaars biografieën.


[6] Zie ook: De eerste brief aan de Korintiërs vers 12 – 20

[8] Eigen vertaling van strofe uit de Engelse versie het gedicht “This we have now” van Rumi. Zie ook: Barks, Coleman, The Essential Rumi. New York: Castle Books, 1997, p. 262

[10] In het Nederlands wordt Politeia meestal vertaald met “Staat” of “Republiek”. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Staat_(Plato)

Narrator – op weg 2


Na de dood van Raaf ben ik jaarlijks gaan overwinteren in Zuid Spanje. In het voorjaar trok ik met de vogeltrek naar het Noorden om het zomerseizoen in Noord Europa door te brengen. De wind, het weer en de mensen die ik op weg ontmoette, gaven richting aan het tijdelijke onderdak in de noordelijke steden.

Vogeltrek[1]

Geregeld kwam ik terug in Amsterdam, Kopenhagen, Stockholm en Oslo. De vluchtige vrienden van weleer waren weggevaagd uit het leven van alledag door de mysterieuze ziekte die de naam AIDS had gekregen. Enkele oude vrienden waren een ander leven begonnen zonder plaats voor een zwervende Bhikṣu. Meestal leefde ik van de straat met goochelen, vertellen van verhalen en ik was begonnen met zingen.

Mijn uitvoering van “Ne me quitte pas” van Jacques Brel [2] ontroerde de toehoorders. Een deel van de tekst over schaduwen – in de nacht schaduwen van vermoorde dorpelingen en overdag schaduwen van verloren geliefden – was op mijn leven van toepassing.

 Laat mij zijn

Schaduw van jouw schaduw

Hand van jouw hand

Schaduw van jezelf. [3]

schaduwen[4]

Na 18 jaren overwinteren in het zuiden en ’s-zomers rondtrekken in het noorden was ik meerderjarig geworden in mijn derde incarnatie; iedere ogenblik, uur, dag, jaar was anders en eender. Hoewel ik de schaduwen uit mijn vorige levens nog altijd meedroeg, was binnen dit eenvoudige levensritme een zekere vorm van innerlijk rust ontstaan.

In het najaar zong ik op het Leidseplein in Amsterdam voor toehoorders uit “Ne me quitte pas”:

Ik, Ik zal jullie geven

Parels van regen

Uit een land

Waar het niet regent [5]

Na het zingen van de strofe “Uit een land waar het niet regent” wist ik zeker dat mijn moeder was gestorven. Aan haar gebod om op weg te gaan naar Amsterdam en aan de verwezenlijking hiervan was een einde gekomen. Ik boog naar de toehoorders en ik ben ter ere van haar nagedachtenis meteen op weg gegaan “εἰς τὴν Πόλιν” – naar de stad – naar Istanbul [6]. Vanuit Istanbul wilde ik het volgende voorjaar doorreizen naar Konia. Het werd tijd om in de voetsporen van Rumi [7] te wervelen.

Kom, kom, wie jij ook bent,

Dwalende geest, idolaat verteller en aanbidder van de gouden gloed,

Kom hoewel jij beloften duizendmaal hebt gebroken,

Kom, en kom weerom.

Ons is niet de weg van twijfel en wanhoop. [8]

Derwish[9]

Op de weg naar Istanbul werd ik door mijn moeder vergezeld, zoals Rumi in een gedicht schreef:

“Mijn ervaring is in het hart van mijn moeder;

Ziek zal het hart van haar zijn

Zonder de ervaring van mij”. [10]

De vierde incarnatie diende zich in mijn leven aan. Ik week af van mijn gebruikelijke najaarstrek naar Zuid Spanje. Dat jaar viel de winter vroeg in midden Europa. Midden november was al veel sneeuw gevallen. Op weg naar Istanbul raakte ik door de koude bevangen op drift. Begin december vroor het stevig. Ik had niets meer te eten. De volgende heldere nacht bij nieuwe maan waakte mijn adem. De geesten en schaduwen uit mijn leven vonden tijdelijk rust. De vrieskoude nam mij in zich op; aarde en firmament werden een.

Versteend en verstild

Van binnen en van buiten

Eén in het heelal

Sterrenhemel[11]


[3] Bron: Eigen vertaling van de laatste strofen uit “Ne me quitte pas” van Jacques Brel.

[5] Bron: Vertaling van de eerste strofen uit het tweede couplet van “Ne me quitte pas” van Jacques Brel.

[7] Jalāl ad-Dīn in het Westen bekend onder de naam Rumi is geboren in de buurt van Balkh in Afganistan in de 13e eeuw n. Chr. Zijn ouders zijn gevlucht voor de Hunnen. De naam Rumi heeft Jalāl ad-Dīn in de Arabische wereld gekregen omdat hij tijdens het schrijven van zijn grote werken in Konia ten zuiden van Ankara in het huidige Turkije woonde. Dit deel van de Arabisch wereld werd daar vereenzelvigd met Rome uit het Romeinse rijk. Vandaar dat Jala l al-Din is vernoemd naar de naam waaronder zijn verblijfplaats in de Arabische/Perzische wereld. Bron: Lewis, Franklin D., Rumi, Past and Present, East and West. Oxford: Oneworld, 2003 p. 9

[8] Vrije weergave van een passage van Rumi. Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Rumi en Rumi and His Sufi Path of Love (2007) by M Fatih Citlak and Huseyin Bingul, p. 81

[10] Vrije weergave van een gedicht van Rumi. Bron: Nicholson, Reynold A., The Mathnawi of Jaláluddin Rúmí, Book II. Cambridge: Biddles Ltd, 2001 p. 281