De volgende ochtend zitten Carla, Man en Narrator op de Nieuwmarkt bij de Waag koffie te drinken.
“Gisteravond dacht ik aan het antwoord van Yunmen [1]: “De hal van de monniken, de kerkruimte, de keuken, en de kloosterpoort” op zijn vraag: ”Wat is ieders stralend licht?” [2], terwijl ik de uitspraak las van Poolse kardinaal Hosius [3] – aanwezig bij het Concilie van Trente [4] dat met tussenposen plaatsvond tussen 1545 en 1663 na Chr. om een antwoord binnen de Katholieke kerk te vinden op de Reformatie – over de bijbel: “Als de Kerk er niet was geweest, dan was de bijbel net zo ongeloofwaardig als de fabels van Aesopus” [5]. Tijdens dit Concilie werd onder meer besloten dat de Openbaring uit de Heilige Schrift alleen bestaat in samenhang met de kerkelijke traditie, waarbij de Latijnse Vulgaat vertaling [6] van de bijbel – een aangepaste weergave in Volkslatijn uit 400 na Chr. – voor de Katholieken de standaardtekst werd van de Heilige Schrift. Welk antwoord zou Yunmen aan Kardinaal Hosius hebben gegeven?”, vraagt Carla.
“Ik denk een antwoord dat lijkt op een commentaar bij dit Boeddhistisch vraagstuk: “Zelf als de Kerk en de Bijbel de voorouders van Buddha zijn, dan kunnen deze niet voorkomen ieder en elk mens te zijn””, zegt Man.
““Het Universum – dus ook de kerk en de bijbel – belichaamt het stralende licht [7], Mensen van onmetelijke grootheid worden heen en weer geslingerd in de eb en vloed van woorden [8]”, en als hardhandige zenmeester zal Yunmen vervolgens de vragensteller – en daarmee zichzelf en het hele universum – hardhandig in de neus hebben geknepen met de woorden: “Kijk het stralende licht – werk hard aan de verlichting van alles en allen”. Zullen wij de Oude Kerk bezichtigen”, zeg Narrator.
Carla, Man en Narrator lopen via de Monnikensteeg en de Oudekennissteeg naar de brug bij het Oudekerkplein op de Oudezijdsachterburgwal.
“Op de plaats van de Oude Kerk stond in de eerste helft van de dertiende eeuw een kleine houten kapel met een kerkhof. In de tweede helft van de dertiende eeuw werd deze houten kapel vervangen door een stenen zaalkerk. Deze kerk behoorde waarschijnlijk bij de kerkparochie van Ouderkerk aan de Amstel. Vanaf 1334 na Christus werd Amsterdam een eigen parochie met op deze plaats de parochiekerk gewijd aan St. Nicolaas, de beschermheilige van de zeelieden. In het begin van de 15e eeuw werd in het westelijk deel van Amsterdam een nieuwe parochie gesticht met de Nieuwe Kerk als parochiekerk. Vanaf die tijd werden beide delen van Amsterdam aangeduid met de Oudekerks- en Nieuwekerkszijde, of afgekort met de Oude- en Nieuwezijde. De Oude Kerk bleef voorlopig de hoofdkerk van Amsterdam. In de loop der tijd is de Oude Kerk vele keren vergroot en verbouwd: dit is vanaf hier duidelijk te zien. In 1655 werd de begraafplaats op het kerkhof rondom de Oude Kerk geruimd. Hiermee ontstond het huidige Oudekerksplein rondom de Oude Kerk [10]. Zullen wij naar binnen gaan?”, zeg Narrator.
Carla, Man en Narrator gaan de kerk binnen.
“Bij het horen van jouw inleiding moest ik denken aan een aanhaling van een citaat van Herakleitos [12] in een boek met werk van de architect Aldo van Eyck [13]; vrij weergegeven: “Jij kan niet twee keer dezelfde kerk betreden”, zegt Man.
Het drietal gaat de Oude Kerk binnen.
“Tijdens de Beeldenstorm van 1566 n. Chr. in Amsterdam werden de altaren van de Oude Kerk beschadigd. Na de Alteratie van 1578 n. Chr. – waarbij het Katholieke bestuur in Amsterdam werd afgezet – werd de kerk heringericht voor de Protestantse eredienst. Van 1584 tot 1611 n. Chr. – het jaar waarin de Beurs van Hendrick de Keyser op het Rokin werd geopend – had de Oude Kerk als beurs voor handelaren gediend. Vanaf 1632 vonden de vergaderingen van de Kerkenraad afwisselend plaats in de Oude en Nieuwe Kerk. Door de bouw van het stadhuis aan de Dam won de Nieuwe Kerk aan belang en werd definitief de hoofdkerk. Vanaf 1951 is de kerk 24 jaar gerestaureerd, omdat er instortingsgevaar dreigde door problemen met de fundering. In 1994/1998 is de kerk opnieuw gerestaureerd. Dit is in een notendop de geschiedenis van de Oude kerk”, zegt Narrator.
“Voor de beeldenstorm moet de Oude Kerk vol – misschien wel overvol – zijn geweest met afbeeldingen van Christus, Maria en Heiligen voor het aanroepen van steun, moed en troost in bange tijden. De muren en plafonds zijn vol geweest met schilderingen als preken in verf. Nu met deze witte muren moet ik denken aan een andere strofe van Aldo van Eyck uit een artikel over het werk van de Gerrit Rietveld: “Sinds zijn Stijl-periode heeft Gerrit Rietveld het gebruik van actieve kleur vermeden en hij heeft de ruimte afgegrensd met wit, misschien omdat hij een van de weinigen is die ruimte wilde scheppen niet zozeer door materiaalbegrenzing maar door het vormen van licht [14]”. Is hier in de Oude Kerk het stralende licht de kerkruimte?”, zegt Man.
“Dat is een mooie vergelijking met de kunstbeweging de Stijl: deze beweging kan worden gezien als een recente beeldenstorm en opstand tegen een overdadige en vastgelopen beeldtaal van de Amsterdamse school zoals wij die kunnen zien in het Scheepsvaarthuis aan de Prins Hendrikkade.
“Zoals mogelijk Gerrit Rietveld tijdens zijn Stijl-periode geen begrenzing meer wenste door muren, door afbeeldingen en door geschilderde kleuren, zo wilden de Protestanten tijdens en na de Reformatie geen beeldtaal – als stripverhaal voor de ongeletterden – geen symbolen en oude gebruiken van de Katholieke kerk meer aanvaarden als brug met het eeuwige licht van God en zijn openbaringen in de Heilige Schrift. Zij wilden rechtstreeks in Gods genade zijn en zijn openbaringen zelf ervaren. Maar zoals vele kleine vernieuwende gemeenschappen stonden ook de kerkgemeenschappen voor het dilemma van de overdracht van de vernieuwing naar het nageslacht. Bij het bestendigen van de overdracht van de ware oorspronkelijke vernieuwing aan het nageslacht neigde men vaak naar een strakke interne discipline met een autoritaire onderdrukking. Ook tijdens de kerkzang – door de gehele kerkgemeente uit volle borst gezongen – wilden zij in eerste instantie niet worden gehinderd door muziekinstrumenten. Later hebben de kerkgemeenten ervaren dat een kerkorgel wel zinvol is om de kerkzang van de gemeente te binden. In de Oude Kerk is het kerkorgel geregeld vernieuwd en uitgebreid. Vanmiddag wilde ik graag op de beeldenstorm terugkomen. Zullen wij nu naar buiten gaan”, zegt Narrator.
“Deze vernieuwing in religie en staatsvorm heeft een keerzijde van een ongebreidelde handelsgeest en een grenzeloze veroverings- en bekeringsdrang. Ik zou daar later op willen terugkomen”, zegt Carla.
Carla, Man en Narrator verlaten de Oude Kerk.
“De Oude Kerk is waarschijnlijk de enige kerk in de wereld waar het kerkplein bijna uitsluitend omringd is met bordelen. Dit gegeven wordt geëerd met een standbeeld “Belle” met de tekst “Respect sex workers all over the world” [19] . Waar ik “Belle” op mijn weg zie, moet denken aan Mattheus 21:31 waar Jezus zei: “Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God”. En wanneer ik afkeuring over hoeren zie of hoor, dan denk ik aan het Boeddhistisch vraagstuk Chao Chou’s [20] Weg van het Hemelrijk: “De Weg van het hemelrijk is niet moeilijk, deze weg houdt niet van keuzes maken”. [21]
In 1993 is in het plaveisel van het plein door een anoniem kunstenaar een sculptuur geplaatst dat een hand uitbeeldt die een vrouwenborst vasthoudt”, zegt Narrator.
“Wanneer ik de Weg van het Hemelrijk hoor noemen, dan denk ik aan mijn lagere schooltijd in Zuid Limburg. In die tijd tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam het zoals het kwam, het was zoals het was en het ging zoals het ging. In de Katholieke kerk zong de pastoor met een krakende stem “Credo in unum Deum [24]”, waarna het koor verder ging met het prachtig gezongen “Patrem omnipotentem, factorem caeli et terrae, visibilium omnium et invisibilium [25]”. De mannen – als zij al naar de kerk gingen – speelden achter in de kerk hun kaartspel of zij hoorden mis in het voorportaal; meestal bleef hun kerkbezoek beperkt tot vier keer per jaar. Alleen met Kerstmis, Pasen – de mannen hadden dan een paar dagen daarvoor gebiecht zodat zij ter communie konden gaan –, voor de grote processie en met Allerheiligen en Allerzielen zat de kerk helemaal vol. Alleen tijdens de consecratie [26] die werd aangegeven met het drie keer klingelen van de belletjes, was iedereen stil; na de consecratie begon de kerk met geroezemoes weer tot leven te komen.
Tijdens mijn middelbare schooltijd – na mijn verhuizing met mijn tante naar Rotterdam – ging ik naar een Gereformeerde kerk. De hele kerk zong vol overgave: ”U zij de glorie”; de preken werden aandachtig gevolgd en thuis na de kerkdienst werd de preek nabesproken. De intensheid waarmee men in Holland het geloof beleed kwam overeen met de volledige inzet waarmee men tegen het water streed: pompen of verzuipen. Met dezelfde intensheid en vreze Gods werd het juiste geloof – naar de letter en naar de geest – gezocht en beleden.
In Zuid Limburg nam de pastoor of kapelaan de biecht af achter een gesloten deurtje; na het biechten gevolgd door enkele Onze Vaders en Weesgegroetjes in de kerkbank – een keer kreeg een klasgenoot een draai om de oren van de pastoor –, waren bijna menselijke zonden vergeven en via de communie werd de zondaar weer in het grote vaartuig van de Katholieke kerk en daarmee in Gods genade en opgenomen.
Tijdens mijn eerste middelbare schooljaar – na mijn verhuizing naar Rotterdam – zag ik met verbijstering hoe in de Gereformeerde Kerk een zondaar in de openbaarheid voor de kerkgemeenschap zijn zonde beleed; ik begreep dat – hoewel binnen deze kerkgemeenschap Gods genade ondoorgrondelijk was – de zondaar weer in de kerkgemeenschap werd opgenomen. Een andere geloofsovertuiging – al betrof het maar één andere uitleg van een geloofskwestie – kon een reden zijn voor een scheuring binnen de kerkgemeenschap en daarmee ook een scheuring binnen familie, vrienden en bekenden: zo belangrijk was het ware geloof. In 1944 tijdens de Duitse bezetting heeft er binnen de Gereformeerde Kerk een kerkscheuring (of vrijmaking) plaatsgevonden over de vraag of de doop alleen geldig is als de gedoopte de rest van haar/zijn leven het ware geloof blijft belijden en op grond daarvan zicht mag hebben op een veronderstelde wedergeboorte (de synodalen), of is de doop een teken van Gods belofte dat je Zijn kind mag zijn waarbij de dopeling geroepen wordt om als kind van God te leven (de vrijgemaakten). Deze scheuring tijdens het dieptepunt van de Duitse bezetting was verschrikkelijk en onvermijdelijk voor de betreffende kerkgemeenten en voor de families [27]. Als afzonderlijk zuilen gingen beide Gereformeerde Kerken verder om daarna nog enkele afscheidingen door te maken.
Enkele jaren later las ik op de middelbare school uit het Evangelie van Johannes:
In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen [29].
Op Yunmen’s vraag: “Wat is ieders stralend licht?” antwoord ik naar de strofe uit het Johannes Evangelie: “Het leven”. Met Mŗtyū [30] – in de Mahābhārata de dood geschapen door Brahman in de gedaante van een vrouw – vraag ik mij af: “Waarom leren mensen niet te leven?””, zegt Man.
“Waarom gunnen mensen elkaar niet het licht in de ogen”, zegt Carla.
“Waarin verschillen mensen van Krishna (de wagenmenner) die Arjuna in de Bhagavad Gita – een klein en oud deel van de Mahābhārata – aanzet tot het betreden van het strijdperk waarin families, leraren en leerlingen tegenover elkaar staan in het spanningsveld tussen enerzijds de wereldorde en plicht en anderzijds het menselijk handelen [31]? Hij die de wereld kent spreek! Zullen wij vanmiddag verder gaan met de beeldenstorm?”, zegt Narrator.
“Dat is goed”, zegt Carla.
“Mag ik jullie uitnodigen voor een eenvoudige lunch”, zegt Man.
[2] Zie: Tanahashi, Kazuaki ed., Treasury of the true dharma eye – Zen Master Dogen’s Shobo Genzo. Boston: Shambhala, 2012, p. 419 – 420
[5] Bron: Fernández – Armesto, Felipe & Wilson, Derek, Reformatie – Christendom en de wereld 1500 – 2000, Amsterdam: Uitgeverij Anthos, 1997, p. 61
[7] Zie ook casus 14 in: App, Urs, Master Yunmen. New York: Kodansha International: 1994, p. 91. Vrij weergegeven: Iemand vraagt Yunmen: “Wat is de bron van het ware geloof?”. Yunmen antwoordt: “Overal”.
[8] Bron voor deze zin:: http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_koans_by_Yunmen_Wenyan
[9] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Oude_Kerk_(Amsterdam)
[11] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Oude_Kerk_(Amsterdam)
[13] Bron: Eyck, Aldo van, Writings – The Child, the City and the Artist. Nijmegen: Sun, 2006, p. 73
[14]Bron: Eyck, Aldo van, Writings – Collected articles and other writings 1947 – 1998. Nijmegen: Sun, 2006, p.145
[15] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Oude_Kerk_(Amsterdam)
[16] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Scheepvaarthuis
[17] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Scheepvaarthuis
[18] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Oude_Kerk_(Amsterdam)
[21] Zie ook: Hekiganroku – Casus 2. Zie ook: Yamada Kôun Roshi, Hekiganroku, Die Niederschrift vom blauen Fels. München: Kösel-Verlag, 2002
[22] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Oude_Kerk_%28Amsterdam%29
[23] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Oude_Kerk_%28Amsterdam%29
[24] Vertaling: “Ik geloof in een God”
[25] Vertaling: “Almachtige Vader, schepper van hemel en aarde, van het zichtbare en onzichtbare”
[28] Een overzicht van een aantal afsplitsingen van kerken in Nederland. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gereformeerde_Kerken_vrijgemaakt
[29] Uit: Johannes 1:4
[30] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan, Deel 2: Vijf gangbare werkelijkheden – Feiten en logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 124 en: Badrinath, Chaturvedi, The Mahābhārata – An Inquiry in the human Condition. New Delhi: Orient Longman Private Limited, 2006, p. 170 – 173
[31] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan, Deel 2: Vijf gangbare werkelijkheden – Feiten en logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 117