Tagarchief: nul

Windstilte


Het wordt al bijna donker; de wind is gaan liggen. Een klein half uur geleden heeft Man de zeilen gestreken en zijn Carla, Man en Narrator op de buitenboord naar hun volgende aanlegplaats bij Terschelling richting Vlieland gevaren. Met het invallen van de duisternis laat Man de boot droogvallen en brengt het anker aan zodat zij bij het volgende hoogtij niet zullen wegdrijven. Man steekt de gaslantaarns in de kajuit en op het achterdek aan en zij maken de boot en de slaapplaatsen gereed voor de nacht. Daarna pakt Narrator borden, bestek, brood en beleg voor een eenvoudige avondmaal. Carla haalt een fles rode wijn uit haar bagage voor bij de maaltijd, ontkurkt deze en schenkt drie glazen in. Zij ruiken aan de wijn.

“Goede wijn uit een goed jaar; de geur gaat mooi samen met deze rustig avond in een zilte omgeving”, zegt Narrator.

“Mmm, de wijn past ook goed bij de oude kaas. Dank voor deze wijn”, zegt Man tegen Carla.
“Rode wijn leek mij goed te passen bij deze mooie avond met de lichtjes op de eilanden in de verte. Ik ben blij dat jullie mijn gebaar waarderen”, zegt Carla.

“Terwijl jij de wijn uit jouw weekendtas pakte, zag ik dat jij twee boeken van Martin Heidegger [1] hebt meegenomen; ik herkende een Nederlandse versie van “Sein und Seit” [2] – ik heb begrepen dat dit het belangrijkste werk van Heidegger is – en de titel van het andere boek kon ik niet thuisbrengen. Professor Luijpen benoemde tijdens zijn colleges filosofie aan de Technische Universiteit in Delft – die jij en ik eind jaren 70 samen hebben bijgewoond – “verwikkeld in de wereld zijn”: één van de kernthema’s uit het werk van Martin Heidegger. Ben jij het werk van Heidegger aan het bestuderen”, vraagt Man aan het begin van de maaltijd aan Carla.

“”Zijn en tijd” heb ik tijdens mijn studietijd in Amsterdam gelezen om kennis te nemen van de zienswijze van Heidegger op de mens verwikkeld in de wereld. Ik kon mij herinneren dat Heidegger in dit boek ook aandacht had besteed aan ”heel-zijn” of in onze woorden aan het “Alomvattende Eén”, maar hij had hieraan uit onvermogen weinig aandacht besteed omdat “heel-zijn” naar zijn mening per definitie onbenaderbaar is.

Martin Heidegger[3]
Het tweede boek met werk van Martin Heidegger – dat meer dan tien jaar na zijn dood is verschenen en in Engelse vertaling met de titel “Contributions to Philosophy (from Enowning)” – heb ik enkele maanden geleden in de uitverkoop bij boekhandel Broese in Utrecht gekocht. Ik heb dit tweede boek gekocht omdat Heidegger in dit werk voortgaat op “heel-zijn” – of Alomvattend Eén zijn – waar hij in “Sein und Seit” uit onvermogen is blijven steken”, zegt Carla.
“Kun jij ons na het eten samenvatten wat Martin Heidegger over “heel-zijn” heeft geschreven. Ik kan daarna als opmaat naar de Hart Sutra de inleidende passage van Thich Nhat Hanh bij zijn commentaar of de Hart Sutra [4] – met de titel “Vorm is leegte, leegte is vorm” – vertellen?”, vraagt Narrator.

“Bij het koffiedrinken na de maaltijd zal ik zeggen wat mij bij het vluchtig doornemen van beide boeken is opgevallen en bijgebleven. Trouwens jij hebt heerlijke overjarige Goudse kaas meegenomen die uitstekend smaakt bij het bruinbrood en de wijn”, zegt Carla.
“Die heb ik gistermiddag gekregen van een oude vriend met een kaaswinkel nadat ik hem had helpen schoonmaken. Hij vond deze overjarige kaas – als gestold en geconserveerd leven – goed passen bij deze boottocht op dit deel “leegte” van onze Odyssee. En hij heeft gelijk”, zegt Narrator.

“Zal ik al koffie zetten of willen jullie nog even genieten van de wijn?”, vraagt Man.

“Laten wij in deze rust zonder zuchtje wind nog even nagenieten van de kaas en wijn”, zegt Carla.

Na een kwartier trekt Carla warmere kleren aan, Narrator ruimt de maaltijd af en Man kookt water voor de koffie en giet het water door de koffiefilter. Daarna geeft Man ieder een mok met koffie.

“Lekker om weer wat op te warmen met deze koffie. Zal ik nu mijn samenvatting – of beter mijn indrukken – van het werk van Martin Heidegger geven?”, zegt Carla.

“Dat is goed. Belangrijke werken laten veel indrukken na met daarop weer veel verschillende interpretaties. Ik heb begrepen dat het werk van Heidegger ook negatieve reactie heeft uitgelokt”, zegt Man.

“Dat klopt. Enerzijds door de positie die Heidegger heeft ingenomen bij de opkomst van – en tijdens – het Nazi-regime en anderzijds door zijn overvloedig, afstandelijk – en tegelijkertijd precies taalgebruik op de vierkante millimeter met een afstandelijk engagement – over ons “zijn” in verschillende facetten. Zijn critici voelden zich niet allerminst verbonden met Heideggers positieve houding ten opzichte van het Nazi-regime en daarbij koesterden zij een ander engagement dan Heideggers afstandelijk beschouwend engagement dat volgens hen buiten het leven van alledag was geplaatst. Het is interessant om te weten dat Heidegger zijn boek “Sein und Zeit” in een berghut ver verwijderd van de stadse wereld heeft geschreven”, zegt Carla.

Chalet[5]

“Het is gemakkelijk om achteraf kritiek te hebben op de houding die mensen hebben voor of tijdens een bepaald regime. Het andere regime in Duitsland heeft het wel heel bont gemaakt, maar bijna alle regimes en religies hebben pikdonkere bladzijden in hun geschiedenis: “Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op hem” [6]. En, wij zijn nu op onze zoektocht ook verwijderd van de alledaagse stadse wereld: soms is dat nodig voor contemplatie”, zegt Man.

“Jij bent mild in jouw oordeel. Mijn herinneringen aan “Seit und Zeit” van Heidegger zijn gekleurd door de rest van mijn leven en door onze zoektocht; ik heb dit werk ruim 30 jaar geleden voor het laatst gelezen. In mijn herinneringen onderscheidde Heidegger verschillende vormen van “zijn”. Het in de wereld zijn – “in-zijn of Insein in het Duits” – is ons menselijk grondvest voor “er-zijn of Dasein in het Duits”: het is het menselijk grondvest voor het zijn dat ikzelf ben [7]. Een mens is niet alleen op aarde: wij zijn bij (of Mitsein in het Duits) met de ander of met de dingen (Mitdasein in het Duits) om ons heen. Wij zijn bewust en kennend in de wereld [8] met de ander of met de dingen; dit kennen is verbonden met “in de wereld zijn – of Insein in het Duits” [9]. Het “er-zijn of Dasein” krijgt in mijn hoedanigheid als mens gestalte en vorm in de context van “in de wereld zijn” in verhouding tot de ander of tot de dingen: hierdoor is “er-zijn of Dasein” mijn zijn [10]. Deze afzonderlijke manieren van “er-zijn – of Dasein” zijn mij met de metafoor van Indra’s Net [11] in het achterhoofd volkomen duidelijk. Daarbij verkent Martin Heidegger in dit deel van “Sein und Seit” het verlies van zijn onder meer door de dood; binnen de metafoor van Indra’s Net speelt dit verlies van zijn geen rol, omdat het “zijn” binnen Indra’s Net ongrijpbaar veranderend aanwezig is in iedere parel dat het gehele parelspel weerspiegelt, in het gehele parelspel en in de leegte van het parelspel. Door zijn veranderlijkheid, ongrijpbaarheid en alom aanwezigheid in iedere parel, in het gehele parelspel en in de leegte is het verlies van het “zijn” pas een probleem wanneer Indra’s Net stolt in de tijd en de verandering ophoudt, de leegte verdwijnt en het parelspel stil staat – vergelijkbaar met een voortdurende duisternis waarin de lichtjes en vuurtorens aan de horizon voor altijd stilkomen te staan – en/of het licht (leven) verdwijnt binnen het parelspel.

Voor zover ik weet, geeft Martin Heidegger in zijn werk “Sein und Seit” een zeer beperkt antwoord op de vraag “Wie ben jij”: jij en ik zijn er (“er-zijn” of “Dasein” in het Duits) in wederkerige relatie tot elkaar (Mitsein) en tot de dingen om ons heen (Mitdasein) verwikkeld in de wereld (Insein).

In de tweede helft van “Sein und Seit” stelt Martin Heidegger “heel-zijn (of “ursprünglichen Ganzheit” in het Duits) aan de orde; hij komt tot de conclusie dat “heel-zijn” per definitie het einde betekent van andere vormen van “zijn” in de wereld: want als er “zijn” als onderscheidenlijk zijnde is, dan heeft het “heel-zijn” niet bereikt [12]. Maar zodra het “heel-zijn” is bereikt, dan slaat de winst om in een algeheel verlies van in de wereld zijn. Als zijnde wordt “heel-zijn” nooit meer ervaarbaar volgens Martin Heidegger [13].

Tijdens ons verblijf op de eerste aanlegplaats van onze zoektocht bij het Alomvattende Eén hebben wij ervaren dat het Alomvattende Eén zich niet in woorden die bestemd zijn om te onderscheiden, laat vastleggen.

Martin Heidegger blijft niet lang bij “heel-zijn” stilstaan, misschien omdat hij met Ludwig Wittgenstein concludeert dat “Wovon man nicht sprechen kann, darüber muß man schweigen” [14]. Hij gaat verder met onderwerpen als tijdelijkheid, alledaagsheid en geschiedmatigheid. Dit is mijn herinnering aan “Sein und Seit”, zegt Carla.

“Indrukwekkende en goed te volgen samenvatting van een boek dat door velen als ontoegankelijk wordt gezien. Waarschijnlijk had Martin Heidegger – met zijn Rooms Katholieke achtergrond – moeite met het Alomvattende Eén, omdat binnen het “heel-zijn” ook de scheiding van de mens met Katholieke Goddelijke Drie-eenheid [15] en daarmee het bestaan van God en van de mens wordt opgeheven en het bestaan van de mens valt volkomen samen met het bestaan van God. Vasthouden aan het denkraam van “heel-zijn” was zeker een brug te ver voor Martin Heidegger in zijn tijd”, zegt Man.

Lam Gods[16]

“Bij jouw inleiding valt het mij op dat Martin Heidegger zo dicht bij onze zoektocht staat en er – als een vogel in de vlucht – steeds net lang scheert zonder er aan te raken. Misschien ligt het aan de beperkingen van de taal, misschien ook wel aan de beperkingen van het menselijke inzicht. De Hart Sutra komt net even dichter bij het Alomvattende Eén zonder de wereld van alledag te verlaten. Ik hoop dat nog tijdens onze boottocht te mogen tonen. Hoe gaat Martin Heidegger voort op “heel-zijn” – of Alomvattend Eén zijn – in zijn latere werk?”, zegt Narrator.

“In Contributions to Philosophy (from Enowning) – verschenen na zijn dood – maakt Martin Heidegger een onderscheid tussen het gewone “zijn of being” in de zin van alledag, en “Zijn of be-ing” in de zin van het Alomvattende Eén. Bezien vanuit afzonderlijke mensen en/of levende wezens, is het “Zijn” geen mens of levend wezen. Doordat “Zijn” geen “zijn” is – dus geen mens en/of levend wezen –, is “Zijn” volgens onze gebruikelijke denkwijze “het niets”. Ik weet niet of “het niets” van Martin Heidegger samenvalt met ons begrip “leegte” [17].

Hij vervolgt met de stelling dat “Zijn” de basis is van het “Alomvattende” (of “Da” in het Duits), en dat “zijn” de basis is van onze leefwereld van alledag waarin wij verwikkeld zijn [18]. Het “Zijn” overstijgt de mensen en/of de dingen niet, maar gaat het onderscheid tussen “zijn” verwikkeld in de wereld en “Zijn” te boven en gaat hiermee tegelijkertijd voorbij een mogelijkheid tot een overstijgen van het “zijn” en “Zijn” [19]. Via het “Alomvattende zijn” (of Da-sein in het Duits) is de mens opgenomen in de wereld van alledag (of Dasein in het Duits). Het “Zijn” vormt de basis voor ons verwikkeld zijn in de wereld [20]. Door het zijn van alledag afzonderlijk (“zijn”) te benoemen met het Alomvattende Eén (“Zijn”) en tegelijkertijd beiden met elkaar te laten samenvallen, probeert Martin Heidegger in zijn later werk het “er-zijn” (of Dasein) te binden in het “heel-zijn” (of “ursprünglichen Ganzheit”).

De denktrant van Martin Heidegger om deze binding tot stand te brengen komt overeen met de wijze waarop één en nul wederkerig tot elkaar in relatie staan: zonder “nul” (of leegte) kan er geen één (of Alomvattend Eén) bestaan, omdat er zonder “nul” geen plaats is voor “één”, en zonder één is “nul” (of leegte) volkomen leeg van alles en zonder betekenis en waarde”, zegt Carla.

“Jouw uitleg van Martin Heideggers “zijn in de wereld van alledag ” samen met “Zijn in het Alomvattende Eén” toont overeenkomsten met de uitleg hiervan in sommige Boeddhistische boeken waarin het “Grote Zijn” wordt onderscheiden van het “gewone (menselijke) zijn in het alledaagse leven”.

Persoonlijk vind ik dit onderscheid gekunsteld, want het leven van alledag is volkomen opgenomen in het “Alomvattende Eén”: elk onderscheid tussen beiden, vormt meteen het eerste schisma in het “Alomvattende Eén” waardoor het ophoudt te bestaan. Hetzelfde geldt voor “leegte” en “inhoud”: beiden vormen elkaar in de ruimte van het “Alomvattende Eén”. Om de ruimte van “leegte” en “inhoud” te tonen binnen het “Alomvattende Eén”, heb ik jullie uitgenodigd voor deze boottocht op de Wadden”, zegt Man.

“Het zal lastig zijn jouw uitleg van “heel-zijn” en “er-zijn” in het werk van Martin Heidegger te verbeteren. Martin Heidegger was een man van zijn tijd waarin “wel” en “niet”, “nul” en “één en daarna alle andere getallen te beginnen met twee” duidelijk van elkaar zijn gescheiden; het overstijgen van deze vormen van onderscheid en vervolgens het voorbij gaan aan iedere vorm van overstijgen, beschouw ik als een geweldige intellectuele prestatie van Martin Heidegger in zijn tijd. In het “Alomvattende Eén” is het werk van Martin Heidegger te vergelijken met een lichtstipje aan de horizon, zoals het lichtje van één van huizen in de ruimte van de donkere verte. In mijn denkraam is het lichtje van één van huizen tegelijkertijd samenvallend met de donkere verte één en Alomvattend Eén. Mijn laatste zin kan het onuitsprekelijk wonder hiervan niet volledig weergeven. Thich Nhat Hanh slaagt er volgens mij beter in om dit wonder weer te geven in de inleiding bij zijn commentaar of de Hart Sutra [21]. Zal ik hier verder mee gaan, of is er meer discussie nodig bij het werk van Martin Heidegger”, zegt Narrator.
Aarde uit de ruimte bij nacht[22]

“Het werk van Martin Heidegger vraagt zeker om meer discussie: de bibliotheek over zijn werk geschreven, is bij lange na niet voldoende. Maar wij hebben vanavond geen tijd meer voor een verdere verdieping van dit werk”, zegt Carla.

“Mooie beeldspraak: het lichtje van één van de huizen. Het onderzoeken van dit lichtje met al het vernuft en wijsheid van de mensheid gaat voorbij aan de kern die Martin Heidegger – denk ik – in zijn werk heeft proberen te duiden. Ik ben benieuwd naar de inleiding van Thich Nhat Hahn”, zegt Man.

“Zen meester Thich Nhat Hahn begint zijn commentaar op de Hart Sutra met het hoofdstuk “Inter-zijn” dat volgens mij verder gaat dan “in wederkerige relatie tot elkaar zijn” (of “Mitsein”) bij Martin Heidegger, omdat de onderlinge verwevenheid volledig is en omdat bij “inter-zijn” de begrenzingen van de manifestaties (fenomenen) op zijn best diffuus en meestal alleen artificieel/imaginair – als een illusie – zijn.

Waddenzee[23]
Het hoofdstuk “inter-zijn” begint met het gezichtspunt van een dichter die duidelijk ziet dat er een wolk drijft in het papier waarop het gedicht wordt geschreven; en de zon schijnt ook in het papier. Zonder zon is er geen regen, zonder regen kunnen de bomen niet groeien en zonder bomen is er geen papier voor het schrijven van het gedicht. Ook de houthakker van de boom, de papiermaker enz. kijken mee vanaf het vel papier, zonder hen geen vel papier voor het gedicht. En hun ouders en voorouders kijken mee vanuit het vel, want zonder hen zouden de houthakker, papiermaker enz. niet bestaan. Kijken wij verder dan zitten wijzelf – de lezer en schrijver met al hun dierbaren, met al onze cultuur en beschaving – ook in het vel papier; zonder hen geen toekomstige dichtbundel en geen latere lezers van het gedicht. Je kunt “niets” aanwijzen dat niet op de een of andere manier met het vel papier is verbonden. Alles – of “heel-zijn” (of “Ganzheit” in het Duits) van Martin Heidegger – co-existeert met dit vel papier. Volgens Thich Nhat Hahn kun je niet zomaar in je eentje zijn; of je het wilt of niet, je moet wel co-existeren of “inter-zijn” met alles om je heen: het vel papier wordt gevormd door louter “niet-papier” mensen en dingen.

Vel papier[24]

Carla – speciaal voor jou – Thich Nhat Hahn geeft een interessante invulling aan het probleem van de oorsprong. Stel nu dat je de regen, zonneschijn, of houthakker wil terugvoeren tot hun oorsprong H₂O, de zon of de voorouders van de houthakker, is het papier van deze dichter dan nog mogelijk? Thich Nhat Hahn stelt dat het papier van de dichter niet zal kunnen bestaan: hoe dun het velletje ook is, het gehele universum zit erin.

De Hart Sutra gaat nog een stap verder dan:

  • Martin Heidegger die stelt dat “heel-zijn” per definitie het “niets” of leeg is omdat er niets te onderscheiden is, en dat anderzijds ons zijn verwikkeld in de wereld vol is van “in-zijn”, “met-zijn” en “er-zijn” en
  • Thich Nhat Hahn die in het hoofdstuk “inter-zijn” van zijn commentaar op de Hart Sutra terecht aangeeft dat een eenvoudig vel papier hoofdzakelijk bestaat uit “niet-papier” mensen en dingen,

want de Hart Sutra stelt dat alle dingen leeg zijn. Later tijdens deze boottocht hoop ik met behulp van de uitspraken in de Hart Sutra het onderwerp “leegte” verder te mogen verkennen”, zegt Narrator.

“De uitleg van “inter-zijn” heeft veel kenmerken van de metafoor van Indra’s Net en misschien valt “inter-zijn” – zoals bedoeld door Thich Nhat Hahn – wel samen met deze metafoor. De aanvulling die jij benoemt, op het probleem van de oorsprong is slechts een deel van de problemen die ik hiermee heb: later op onze zoektocht misschien meer. Ik begin het koud te krijgen; zullen wij ons klaarmaken voor de nacht?”, zegt Carla.

“Goed idee; ik heb vannacht in de auto te weinig geslapen”, zegt Man.

“Dan houd ik de wacht. Het wordt al wat mistig: liggen wij bij hoogtij vannacht buiten iedere vaarroute?”, vraagt Narrator.

“De boot ligt hier stabiel en uit iedere vaarroute. In geval van nood mag jij mij wakker maken”, zegt Man.

[1] Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Martin_Heidegger
[2] Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Zijn_en_Tijd
[3] Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Martin_Heidegger
[4] Zie: Thich Nhat Hahn, Vorm is leegte, leegte is vorm. Rotterdam: Asoka, 2007, p. 15, 16
[5] Chalet waar Martin Heidegger Sein und Zeit heeft geschreven. Bron afbeelding en zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Martin_Heidegger
[6] Zie: Het Nieuwe Testament, Johannes 8:7
[7] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 80
[8] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 88
[9] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 89
[10] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 67
[11] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 66 – 68
[12] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 302
[13] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 302
[14] Zie: Wittgenstein, Ludwig, Tractatus Logico-Philosophicus. Amsterdam: Athenaeum-
Polak & Van Gennip, 1976 p. 152
[15] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 147 – 162
[16] Bron afbeelding: deel van http://www.bertsgeschiedenissite.nl/middeleeuwen/eeuw15/jan_van_eyck.htm
[17] Zie: Heidegger, Martin, Contributions to Philosophy (from Enowning). Bloomington: Indiana University Press, 1999, p. 173
[18] Zie: Heidegger, Martin, Contributions to Philosophy (from Enowning). Bloomington: Indiana University Press, 1999, p. 174
[19] Zie: Heidegger, Martin, Contributions to Philosophy (from Enowning). Bloomington: Indiana University Press, 1999, p. 177
[20] Zie: Heidegger, Martin, Contributions to Philosophy (from Enowning). Bloomington: Indiana University Press, 1999, p. 177
[21] Zie: Thich Nhat Hahn, Vorm is leegte, leegte is vorm. Rotterdam: Asoka, 2007, p. 15
[22] Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Nacht
[23] Bron afbeelding: Kwelder zone http://de.wikipedia.org/wiki/Wattenmeer_(Nordsee)
[24] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Papier

Leegte: naar het einde van de nacht


Nacht. Een heldere hemel bij nieuwe maan. Narrator rijdt de geleende Skoda Superb [1] Combi van Amsterdam door de Noordoostpolder [2] naar de jachthaven aan het Lauwersmeer bij het vertrekpunt van de veerboot naar Schiermonnikoog. De beide koplampen schijnen over de lege snelweg door het donkere lege land dat ruim 50 jaar geleden nog bodem van de Zuiderzee was. Carla doezelt op de achterbank. Man zit als bijrijder naast Narrator; in het spaarzame licht van het dashboard kijken zij naar de afslag bij Emmeloord die heel in de verte weg oplicht door lantaarnverlichting.

Skoda Superb Combi[3]

“Binnen de leegte tovert het licht van de koplampen – met straatverlichting heel in de verte – een donker toverlandschap tevoorschijn waarin alles dat wij nu zien ontstaat en meteen weer verdwijnt als schimmen die in een flakkering tot leven worden geroepen om daarna weer te verglijden in de donkere leegte. Ik heb als jongen in Zuid Limburg al gehouden van donkere nachten met het oneindig heelal waarin ik – opgenomen – één was met alle sterren en melkwegstelsels aan het firmament. Nu voel ik mij zweven binnen een vage witte nevelgloed op oneindige reis door het heelal en daarbij volmaakt thuis in dit vaartuig. Vanavond – voordat wij ons klaarmaakten om te vertrekken – heb ik in een boek een definitie van Boeddhistische verlichting [4] opgezocht: “Verlichting is realisering van de eenheid van leven” [5].

Ik ben deze definitie gaan opzoeken omdat wij gistermiddag het onderzoek van de intensiteiten en associaties hebben afgesloten met de vraag: “Een – wat is dat?” die een boeddhistische wijze aan een wijze vrouw stelde. Zij was niet in staat deze vraag te beantwoorden. Ik vraag mij af of het onvermogen – of de leegte – van de wijze vrouw om te antwoorden niet beter past bij de vraag: “Een – wat is dat?” dan deze definitie van Boeddhistische verlichting.

Wij beginnen nu aan het onderzoek van leegte op onze zoektocht naar “Wie ben jij”. Het woord in Sanskriet voor leegte in de Hart Sūtra is “śūnyatā”. Weet jij welke betekenissen dit woord in het Sanskriet heeft?”, zegt Man.

De auto nadert de wegsplitsing bij Emmeloord. Narrator remt wat af en neemt de afslag naar Lemmer; hierbij is Carla wakker geworden en zij vraagt: “Waar zijn wij?”. “Bij Emmeloord in de Noordoostpolder, wij gaan nu richting Friesland. Ik heb Narrator naar de betekenis van het woord “śūnyatā” gevraagd”, zegt Man.

“Het woord “śūnyatā” wordt meestal met “leegte” of “leeg van zelf” vertaald [6], maar deze vertaling geeft alleen de kern van het woord weer net zoals er in de kern van een wervelstorm meestal een windstilte heerst bij een heldere hemel; de kern van de cycloon is zonnig en “vrij” van wind.

Kern van een cycloon[7]

Het woord “śūnyatā” is samengesteld uit de werkwoordkernen:
• “śvi” – met de zwakke vorm “śū” – met de betekenissen “opzwellen” en “uitdijen”;
• “ya” dat “beweger” en “drijfveer” betekent. Mijn vader was van mening dat “ya” nauw verbonden is met “yaj” in de betekenis van “offeren”, “geven voor een hoger – Goddelijk/hemels – doel” (misschien ook wel “Godsgave” in wederkerigheid) en,
• “tā” met de betekenissen “onbegaanbaar”, “ontoegankelijk”, en ook “onschendbaar” en “heilig” [8].

Een hedendaagse Japanse Zenmeester in Amerika schrijft in zijn uitleg van “śūnyatā” dat dit woord geen ontkenning van het concept van bestaan is, maar het woord geeft aan dat ons gehele bestaan in al haar vormen volledig afhankelijk is van het beginsel van oorzaak en gevolg; wij lazen eerder dat zelfs de Goden zijn gebonden aan het beginsel van oorzaak en gevolg [9].

Omdat de factoren van oorzaak en gevolg voortdurend veranderen, is er geen statisch – vaststaand – bestaan mogelijk. Het woord “śūnyatā” ontkent categorisch de mogelijkheid van het bestaan van statische – vaststaande – verschijningsvormen. Alle verschijningsvormen zijn volgens deze hedendaagse Japanse Zen meester relatief en onderling afhankelijk.

Daarbij schrijft hij dat “śūnyatā” ook “nul” betekent, een begrip dat in Europa pas laat bekend is geworden, maar in India al veel langer in gebruik was. Nul heeft geen getalswaarde in zichzelf, maar vertegenwoordigd de afwezigheid van getalswaarden en symboliseert daarmee tegelijkertijd de mogelijkheid van alle getalswaarden. Vergelijkbaar hiermee vertegenwoordigt “śūnyatā” door middel van het begrip “nul” of “geen” de mogelijkheid van het bestaan van alle verschijningsvormen en is daarmee tevens opgenomen in alle verschijningsvormen, die alleen bestaan in relatie tot hun niet-bestaan en in hun onderlinge verbondenheid [10]”, zegt Narrator.

vorm en leegte[11]

“De definitie van nul is wat te beperkt: daar ga ik nu niet op in. Als ik het goed begrijp, dan duidt “śūnyatā” op “leeg van” en “leeg tot”, net zoals Erich Fromm bij het begrip “vrijheid” volgens mij doelt op “vrij van” en “vrij tot” in onderlinge samenhang [12]. Hierbij moet ik denken aan de Franse fenomenoloog Maurice Merleau Ponty die stelt dat verschijningsvormen ontstaan door een creatief proces van gelijktijdige zingeving en zinneming [13]. De Zenmeester voegt hier de leegte – of ruimte – voor het ontstaan van verschijningsvormen aan toe”, zegt Carla.

“Interessant dat jij een creatief proces noemt voor het ontstaan van verschijningsvormen. De Japanse Zenmeester geeft aan dat een intuïtief en onmiddellijk begrip van “śūnyatā” de basis vormt voor alle begrip. Maar voordat hij dit stelt, benoemt hij eerst de “śūnyatā” van het ego en vervolgens de “śūnyatā” van dharma [14] – de wereldorde en plicht [15] – en van het subjectieve en het objectieve. Hierna concludeert hij dat alles – iedere verschijningsvorm en ieder wezen – alleen bestaat door middel van het beginsel van onderlinge afhankelijkheid gebonden door de wet van vergankelijkheid. Het intuïtief en onmiddellijk begrip leidt tot kennis en begrip van de vier grote waarheden te weten vergankelijkheid, onderlinge verbondenheid, verschijningsvormen en essentie; misschien is het goed om later op deze vier waarden terug te komen. De Zenmeester gaat verder in zijn oordeel over het belang van vergankelijkheid – leegte of ijdelheid – en onderlinge verbondenheid dan Maurice Merleau Ponty bij het ontstaan of creatie van alle verschijningsvormen en ieder wezen.

De uitleg van “śūnyatā” komt uit de inleiding van deze Zenmeester in zijn boek over de Boeddhistische Hart Sūtra.

Deze beschrijving van de Zenmeester is mij bijgebleven omdat zij zo goed pas bij mijn beleving van de geesten in de nacht. Als kindsoldaat in Afrika stak ik met onze militie aan het einde van een nacht het bos rondom een dorp in brand. Wij schoot op alles en iedereen die uit het bos kwam en wij waren blij [16]. De geesten van deze dorpelingen draag ik nog altijd met mij mee; hun adem – in leegte en ijdelheid – is was mijn adem geworden. ’s-Nachts zijn zij voor mij even reëel als mensen die ik overdag tegenkom; deze geesten zijn met mij verbonden in onderlinge afhankelijkheid binnen de wet van vergankelijkheid: overdag zijn zij weer verdwenen”, zegt Narrator.

“Zijn deze geesten ook nu hier in deze auto voor jou reëel aanwezig?”, vraagt Man.
“Nee, nu bestuur ik de auto en heb ik mijn aandacht bij de weg, maar als ik mijn aandacht nergens meer op richt, dan komen de geesten vanuit de leegte van de duisternis tot leven net zo levensecht als een droom tijdens de slaap. Of om een citaat aan te halen dat vaak ten onrechte aan Mark Twain wordt toegeschreven: “I am an old man and have suffered a great many misfortunes, most of which never happened” [17]”, zegt Narrator.

“Gelukkig, want anders zou ik jou willen vragen om een parkeerplaats op te zoeken en morgenochtend bij daglicht verder te rijden. Ik heb enkele versies van de Hart Sūtra in mijn bagage om te bestuderen. Zou jij mij willen helpen bij de interpretatie van het Sanskriet?”, vraagt Man.

“Dat is een goed idee. Ik heb een exemplaar van de uitleg van de Japanse Zenmeester bij mij. Heb jij een waterdichte ruimte voor boeken op de boot?”, vraag Narrator.

“Jouw boek past nog makkelijk in de waterdichte ton. Wanneer wij droog liggen bij laag tij, dan is er tijd om te lezen”, zegt Man.

“De definitie voor verlichting die jij net hebt genoemd, geeft een aspect van verlichting – in lijn met de onderlinge verbondenheid binnen de metafoor van Indra’s Net – duidelijk weer. Het is slechts een zijde van de medaille, de andere zijde is “śūnyatā”. In het Boeddhisme wordt voor verlichting vaak de term “nirvana” – letterlijk: afwezigheid van bos (of belemmeringen), op de open vlakte [18] – gebruikt. In het Hindoeïsme duidt men verlichting vaak met “moksha” [19] dat afkomstig is van de werkwoordkern “muc” die onder meer “losmaken, bevrijden” betekent. Met beide duidingen ben ik niet gelukkig, want ik denk dat “śūnyatā” tezamen met de metafoor van Indra’s Net een betere duiding geeft aan het begrip verlichting. Het lijkt mij goed om op dit deel van onze zoektocht niet alleen leegte in de zin van “leeg van” of ruimte, maar ook in relatie met onder meer de vier grote waarheden van het Boeddhisme en met Indra’s Net te bezien”, zegt Narrator.

“Goed idee. Wanneer ik op mijn reizen onder de donkere sterrenhemel wakker lag, dan voelde ik mij in de ruimte – of de oneindige leegte – opgenomen. De grenzen tussen de ruimte en mijzelf vervloeiden en ik werd één met alles om mij heen. In een boek over Zen Boeddhisme heb ik twee gedichten gelezen die een lege spiegel als metafoor voor het leven benoemden; in het tweede gedicht werd ook de illusie van de lege spiegel weggenomen zoals tijdens deze autorit door de donkere polder het zicht op het landschap. Kennen jullie de tekst van deze gedichten?”, vraagt Carla.

“Het zijn twee gedichten geschreven tijdens de benoeming van – of beter de Dharma overdracht aan – Huineng [20] de zesde Zen patriarch. In mijn eigen woorden: de vijfde patriarch voorvoelde dat de gedoodverfde kandidaat was tegen deze taak was opgewassen. Hij vroeg aan iedere monnik die kandidaat zou willen zijn, een kort gedicht met de kern van Zen te schrijven en te openbaren op de kloostermuur. Alleen de gedoodverfde kandidaat publiceerde anoniem het volgende gedicht:

Het lichaam is een Bodhi boom;
De geest als een lege spiegelstandaard.
Nu en altijd veeg hem schoon
En laat geen stof oplichten [21]

Bodhi – dat qua klank (en betekenis via “et incarnatus est” [22]) verwant is aan het Engelse woord body – betekent in het Sanskriet “een boom van wijsheid, of een boom waaronder een mens een Boeddha wordt” [23].

Een volgende ochtend hing er naast dit gedicht een tweede gedicht met de tekst:

Bodhi is fundamenteel zonder boom;
De lege spiegel heeft geen standaard.
Van oorsprong is er geen enkel ding.
Waar kan stof oplichten?

In het Sanskriet heeft Bodhi als tweede betekenis: “volkomen verlichting” [24]. De vijfde patriarch wist dat een nederige houtsprokkelaar – zonder enige formele opleiding tot monnik – dit tweede gedicht had geschreven en hij voorzag een opstand van het klooster tegen de benoeming van deze leek als Dharma opvolger. In de volgende nacht heeft de Dharma overdracht plaatsgevonden en bij het eerste ochtendlicht is de zesde Zen patriarch uit het klooster moeten wegvluchten. De monniken hebben hem nog lang achtervolgd. Uiteindelijk is hij na een lange vlucht volledig geaccepteerd als Dharma erfgenaam; iedere Zenmeester is in directe lijn met deze zesde patriarch verbonden. En met het voordragen van het gedicht weerspiegel ik hem in de leegte van de nacht”, zegt Man.

“Schitterende uitleg. Zullen wij morgen hierover verder gaan? Ik zou graag nog wat verder doezelen”, zegt Carla.

“Dan ga ik ook wat dutten. Morgen is het al vroeg licht”, zegt Man.

Narrator rijdt de auto met de slapende Carla en Man door Friesland en Groningen naar de parkeerplaats van Lauwersoog bij de veerboot naar Schiermonnikoog. Hij parkeert de auto naar het Oosten om over enkele uren de dageraad te kunnen aanschouwen. Bij het zien van de eerste schemering maakt hij Carla en Man wakker.

“Op deze heldere ochtend moeten wij naar de zonsopgang kijken voordat wij zo meteen bij de jachthaven de zeilboot gaan optuigen”, zegt Narrator.

“Bij het zien van het opkomen van de eerste zonnestralen door deze autoruit moet ik denken aan het gedicht “De Ramen” van Guido Gezelle, waarin hij als katholiek priester aan het einde van de negentiende eeuw de beeldenstorm nog een dunnetjes overdoet.

D E  R A M E N

De ramen staan vol heiligen, gemiterd en gestaafd,
gemartelaard, gemaagdekroond, gehertoogd en gegraafd;
die ’t branden van het ovenvier geglaasd heeft in den scherf,
die, glinsterend, al de talen spreekt van ’t hemelboogsch geverf [25].

Doch schaars is herontsteken in den oosten het geweld
der zonnevonke, en valt zij op de heiligen, zoo smelt
’t samijtwerk uit den mantelworp, de goudware uit de kroon,
en alles, even wit nu, blinkt en bliksemt even schoon.

Verdwenen zijt gij, hertogen en graven dan, zoo zaan;
verdwenen, maagden, martelaars en bisschoppen: voortaan
geen palmen, staven, stolen meer, ’t is alles henen, tot
één’ helderheid gesmolten, in één zonnelicht – in God. [26]

– Guido Gezelle [27]

Kerkramen Noordzijde Keulen[28]

Volgens mij bepleit Guido Gezelle met dit gedicht – ondanks de pracht van gebrandschilderde kerkramen als vensters op de wereld – een lege spiegel zonder standaard in Gods aangezicht”, zegt Man.

 

 

[1] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/%C5%A0koda_Superb
[2] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Noordoostpolder
[3] Bron afbeelding: http://da.wikipedia.org/wiki/%C5%A0koda_Superb
[4] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Verlichting_(boeddhisme)
[5] Bron: Bridges, Jeff & Glassman, Bernie, The Dude and the Zen Master. New York: Plume, 2014, p. 95
[6] Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Sunyata, zie ook de Engelse Wikipedia-pagina over dit onderwerp
[7] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tropische_cycloon
[8] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.
[9] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 2.1 – Feiten en Logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2014, p. 85 en 122
[10] Bron: Deshimaru, Taisen, Mushotoku Mind – The Heart of the Heart Sutra. Chino Valley: Hohm Press, p. 28, 29
[11] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/%C5%9A%C5%ABnyat%C4%81
[12] Bron: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 2.1 – Feiten en Logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2014, p. 97
[13] Zie ook voor de “creatieve daad van zinneming en zinneming”: Merleau-Ponty, Maurice, Fenomenologie van de waarneming. Amsterdam: Boom, 2009
[14] Dharma betekent letterlijk “het plaatsen van het voortdurende zelf/Zelf”.
[15] Bron: Badrinath, Chaturvedi, The Mahābhārata – An Inquiry in the human Condition. New Delhi: Orient Longman Private Limited, 2006, p. 68. Zie ook hoofdstuk 4 voor een inleiding in Dharma.
[16] Zie het laatste deel van boek 1 van de Mahābhārata waarin Arjuna en Kṛṣṇa bij het vuur in het Khandava bos met vreugde pijlen schieten op alles dat het bos verlaat. Bronnen: http://www.sacred-texts.com/hin/maha/index.htm boek 1 Section CCXXVII en verder; Katz, Ruth Cecily, Arjuna in the Mahābhārata: Where Krishna is, there is victory. Delhi: Molital Banarsidass Publishers, 1990, p. 71 – 84
[17] Zie: http://quoteinvestigator.com/2013/10/04/never-happened/
[18] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.
[19] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Moksha
[20] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Huineng
[21] Bron: The Sixth Patriarch’s Dharma Jewel Platform Sutra. Burlingame: Buddhist text translation society, 2002, p. 67
[22] Letterlijke vertaling uit het latijn: hij/zij/het is vlees geworden
[23] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[24] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.
[25] “Gemiterd en gestaafd”: van mijters en staf – als tekenen van autoriteit – voorzien. “’t branden van het ovenvier geglaasd”: tot glas geworden door het branden van het overvuur. “Al de talen spreekt van ’t hemelboogsch geverf”: toont al de schilderingen op de plafonds van de kerken.
[26] Bron: http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/gezelle/rijmsnoer/ramen.htm Het gedicht is door Guido Gezelle gedateerd op 14 april 1895.
[27] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Guido_Gezelle
[28] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Stained_glass