Tagarchief: renaissance

Vrijheid en gebonden: hebben of zijn


De volgende morgen ontmoeten Carla, Man elkaar op het Beursplein.

“Gisteravond was ik te uitgesproken in mijn mening over Calvijns predestinatie. Misschien had ik de uitwassen teveel voor ogen – ik denk hierbij aan de slavenhandel, het neerslaan van opstanden in de Hollandse kolonies, en het streven naar kapitaal – en ik had te weinig oog voor de verdiensten, zoals het leefbaar houden van een groot stuk land onder zeeniveau, een grote tolerantie vaak gebaseerd op een goede handelsgeest. Ik ben vaak te uitgesproken, wat meer mildheid zou mij sieren”, zegt Carla.

“Ik bewonder Holland om zijn schilderkunst, zijn pragmatisme, zijn verhoudingsgewijs goede huisvesting voor iedereen. Ook dit is voortgekomen uit de handelsgeest en het rentmeesterschap Gods dat in onze eeuw geregeld gestalte heeft gekregen in een socialistische vorm. Jij hebt een aantal aanzetten tot latere ontsporingen treffend verwoord die mede zijn veroorzaakt door Calvijns leer van predestinatie. Iedere stroming of sekte die zich superieur acht, heeft een sterke tendens om na verloop van tijd te gaan ontsporen. Daar komt Narrator”, zegt Man.

“Staan jullie al lang voor deze kathedraal van het kapitalisme? In veel vroegere Christelijke kerken vinden geen reguliere kerkdiensten meer plaats, omdat de gelovigen zijn verdwenen of naar elders vertrokken. Deze kapitalistische kathedraal is ook niet meer in gebruik, de volgelingen van deze religie zijn vertrokken naar profijtelijkere plaatsen zoals de Zuid-as in Amsterdam of naar de beurzen in London of New York”, zegt Narrator.
Berus van Berlage[1]

“Dat klopt, de kapitalisten streven naar winstmaximalisatie [2] en daarmee bijten zij zich in hun eigen staart vergelijkbaar met spelers van een piramidespel. De bronnen van kapitaal zijn groot, maar eindig: eens drogen zij op.

Het kapitalisme had al een lange weg achter de rug voordat het Calvinisme er deels uit is voortgekomen en er verder vorm aan heeft gegeven. Laat ik eerst deze lange weg in vogelvlucht vertellen.

Waarschijnlijk is het begrip kapitalisme afgeleid van het Romeinse woord “caput” [3], dat hoofd (van een mens) betekent. Hiermee wordt het belang van privébezit binnen het kapitalisme benadrukt.

De aanzet voor het kapitalisme is gegeven met het gebruik van hulpmiddelen door afzonderlijke mensen om bepaalde activiteiten eenvoudiger en/of sneller te kunnen verrichten. Bij de jager-verzamelaars bestonden deze hulpmiddelen uit stenen om noten te kraken, uit wapens om op dieren te jagen en later uit hulpmiddelen in combinatie met vernuft om dieren te domesticeren voor voedsel of als hulpmiddelen bij de jacht. Daarbij hadden jager-verzamelaars een grote leefomgeving nodig als hulpmiddel voor hun bestaan. Wanneer deze leefomgeving of leefomstandigheden – denk daarbij aan vrouwen en kinderen – werd bedreigt door andere jager-verzamelaars of groepen jager-verzamelaars, dan werden deze kapitale hulpmiddelen verdedigd.

Het kapitalisme kreeg een nieuwe gestalte bij nomadische samenlevingen van veehoeders; het kapitaal van deze nomadische veehoeders was hun kudde en hun weidegronden. De bijbehorende kapitale hulpmiddelen – zoals dieren voor transport en voor het hoeden van vee – stonden in dienst van het hoeden en verdedigen van de kudde vee, of deze hulpmiddelen – zoals vrouwen en kinderen – waren voor mannen nodig voor het voortbestaan. Een religieuze uiting binnen deze samenleving van veehoeders was de veecyclus [4]. In deze Proto-Indo-Europese wereld vertegenwoordigen vrouwen het enige bezit dat echt van waarde is [5]; mannen hadden het bezit van vee nodig als ruilmiddel om vrouwen te verkrijgen. In de Rooms-katholiek en Lutheraans versie van de tien geboden zien wij hiervan nog een overblijfsel in de vorm van het negende gebod: “Gij zult de vrouw van uw medemens niet begeren” dat vooraf gaat aan het tiende gebod: “Gij zult het huis van uw medemens niet begeren” [6].

Binnen het agrarisch kapitalisme van de akkerbouw werd de beschikking over – en later het bezit van – grond en water een noodzakelijk kapitaal dat nodig was voor het voortbestaan [7]. In de loop der tijd heeft het agrarisch kapitalisme van de akkerbouw door in bezit name van vaste akkerbouwgronden de nomadische samenlevingen van veehouders verdreven naar uithoeken van de Westerse menselijke samenleving. Door de invoering van het drieslagstelsel binnen de akkerbouw in de vroege Middeleeuwen – in combinatie met beperkte veeteelt – kunnen uiteindelijk meer mensen een bestaan hebben op vaste stukken grond.

Binnen de samenlevingen van veehoeders en akkerbouwers was ruilhandel nodig omdat mensen binnen deze samenlevingen niet meer volledig zelfstandig in hun bestaan konden voorzien en omdat de behoefte aan gespecialiseerde hulpmiddelen of diensten steeds verder toenam. Er was ruilhandel nodig op lokale markten of tijdens kermissen. De ruilhandel verliep in eerste instantie in natura; later werden zeldzame objecten – eerst zeldzame stenen of metalen en later muntgeld met een afbeelding van een leider als vertrouwenwekkend “persoon in het midden – gebruikt als “objecten in het midden”.

In de Westerse samenleving van de tweede helft van de Middeleeuwen nam tijdens en na de Kruistochten de handel in speciale voorwerpen en diensten steeds verdergaande vorm aan. Hierdoor en ook door het verval van het feodalisme ontstond er tijdens de Renaissance een nieuwe economische organisatie in West-Europa waarbij handel gesteund door de (stad-)staat in de vorm van het mercantilisme [8] steeds verder in belang toenam. Met het mercantilisme nam het belang van muntgeld als vertrouwenwekkende “object in het midden” steeds meer toe. Het bezit van muntgeld werd steeds meer een zelfstandig nastrevenswaardig levensdoel op zich, want met geld zouden alle levensdoelen verkregen kunnen worden, zelfs kwijtschelding van zonden voor een goed hiernamaals door middel van aflaten [9] binnen de Katholieke kerk aan het einde van de Middeleeuwen.
Mercantilisme[9]

Door het mercantilisme verschoof de aandacht in het leven van mensen steeds meer van “zijn” naar “hebben”. In de vroegere wereld van de scholastiek was men een mens binnen een vast liggende levensorde waarbinnen een mens deugdzaam behoorde te leven. In de nieuwe wereldorde was het hebben van bezit in de vorm van geld een groot goed waarmee een goede plaats in het leven en in het hiernamaals kon worden verkregen; het bezit en behoud van muntgeld steeg in achting en het verkrijgen van winst veranderde in de loop der tijd van verachtelijk handeling in een lovenswaardige activiteit.

Deze vorm van mercantilisme nam in de Republiek der Nederlanden een grote vlucht, door de unieke positie van Holland in de een belangrijk rivierdelta, door gebrek aan akkerbouwgrond in Holland waardoor granen door ruilhandel verkregen moesten worden net als in de stadstaat Athene in de vijfde eeuw voor Christus, en door een unieke vorm van collectief beheer van de polders. Daarbij gaven de handelaren en welgestelde burgers – de Nouveau Riche uit die tijd – in Holland de aanzet tot vergaande aanpassingen en vernieuwingen van het mercantilisme.
Een van de aanpassingen betrof het vervangen van muntgeld als “ruilobject in het midden” door waardepapieren [10]. Zonder directe koper van de goederen kon na keuring een scheepslading op de Dam van Amsterdam worden geruild tegen waardepapieren. De handelaren in Holland deden er alles aan om het vertrouwen in deze waardepapieren te bestendigen.

Een belangrijke verandering betrof het uitgeven van aandelen binnen corporaties van handelaren om omvangrijke risicovolle handelsondernemingen mogelijk te maken naar verre overzeese koloniën. Hierdoor verplaatste het initiatief van uitgave van aandelen zich van de adel of (stad-)staat naar initiatieven door privépersonen.
Waardepapier van de VOC uit 1662[11]

Door deze aanpassingen verschoof het belang van muntgeld – geslagen uit edelmetaal en met een opdruk van de afbeelding van een vertrouwenwekkende heerser – naar gedrukte waardepapieren uitgegeven door handelaren en welgestelden. Door deze verandering verschoof het economisch initiatiefrecht van de adel en de (stad-)staat naar handelaren en welgestelde privépersonen en corporaties hiervan.

Voor de “Kleine Luyden” van boeren, lokale middenstand en ambachtslieden in Holland betekenden deze nieuwe vorm van mercantilisme een aardverschuiving; hun gehele economisch bestaansrecht kon door een oorzaak van buiten binnen korte tijd volledig verdwijnen doordat anderen – vaak in gewijzigde vorm – hun middelen van bestaan overnamen. Hierop kon door hen geen enkele invloed worden uitgeoefend.
Binnen deze wijziging van de leefwereld van de “Kleine Luyden” van een wereld gemodelleerd volgens de Middeleeuwse Scholastiek naar een wereld van mercantilisme is het Calvinisme tijdens de Reformatie in het redelijk welvarend Geneve ontstaan [12], en het heeft in het Holland van de 17 eeuw een zeer vruchtbare voedingsbodem gevonden.

Door het Calvinisme in combinatie met het mercantilisme is de aandacht in het leven van mensen verschoven van “zijn” naar “hebben”. Hoewel binnen het Calvinisme – met de predestinatie leer – het “zijn” in Gods genade van het allerhoogste levensbelang is, heeft enerzijds de dankbaarheid en de plicht voor de uitverkorenen om rentmeester Gods te zijn en anderzijds de voortdurende hang om door succes een voorbode van Gods uitverkiezing te verkrijgen, tot gevolg gehad dat het “hebben” in het aardse leven van immanent en onmetelijk belang is om later in dit leven en vooral in het hiernamaals te kunnen “zijn”.

In het verlengde van zijn werk “De angst voor vrijheid” stelt Erich Fromm in zijn latere werk “Hebben of zijn” [13]: “Wij leven in een maatschappij die berust op de drie pijlers van privébezit, winst en macht. Verwerven, bezitten en winst maken zijn het geheiligde en onvervreemdbare recht – en de plicht als rentmeester Gods volgens Calvijns predestinatie – van de mens in de nieuwe wereldorde die is voortgekomen uit het mercantilisme. Daarbij speelt het geen rol waar het eigendom vandaan komt, noch de vraag of er aan iemands bezit verplichtingen zijn verbonden” [14].

Calvijn predestinatie – ingebed in het mercantilisme – beschouwt het hebben van bezit als een voorbestemming Gods en daarom een onveranderlijk recht en plicht voor de rentmeesters Gods. Dorothee Sölle stelt in haar werk “Mystiek en verzet – Gij stil geschreeuw” dat Erich Fromm terecht een zinvol onderscheid maakt tussen enerzijds het functioneel eigendom van gebruiksvoorwerpen om in het bestaan te voorzien en anderzijds eigendom om de sociale status van het ego te verhogen, zekerheid voor de toekomst te garanderen of alleen maar ten gerieve van de zelfstandige begeerte. Over het hebben van deze laatste vormen van eigendom zegt Dorothee Sölle – denk ik terecht – dat het “hebben” de relatie tot de naaste, tot de natuur en tot het ik vernietigt [14]. En zij stelt vrij weergegeven: het uitzicht op een hiernamaals in Gods genade door het streven naar aardse bezittingen verwordt al gauw in een gevangenis op aarde en een voorbode van de hel. Franciscus van Assisi duldde geld slechts op de mestvaalt. [14]
In onze moderne tijd is het papiergeld ingeruild voor virtuele bits in computersystemen die ons – via beeldschermen – al dan geen toegang bieden tot aardse hulpmiddelen. Deze virtuele bits zijn een eigen leefwereld gaan leiden waarin de mensheid steeds meer een dienaar is gaan worden van de vele vormen van bitcoins binnen deze computersystemen. Toegang hebben tot deze leefwereld van bits en beeldschermen is het “zijn” in ons dagelijks bestaan steeds meer gaan overschaduwen. Via deze grote omweg heeft de leegte van de virtuele bits en beeldschermen de rijkdom van ons bestaan in beslag genomen. Dit is in vogelvlucht mijn inleiding tot het kapitalisme”, zegt Carla.

“Zoveel in zo weinig woorden bij deze kathedraal van het kapitalisme. Bij dit gebouw en bij jouw inleiding moet ik denken aan de haiku van Rӯokan nadat dieven alles uit zijn hut hadden meegenomen:

Uit mijn kleine hut
Namen dieven alles mee
De maan bleef achter [15]

De maan staat voor het rotsvaste geloof van Rӯokan”, zegt Narrator.

“Hebben of zijn. Na dit terecht somber beeld van het menselijk bestaan zou ik jullie een andere vorm van leegte willen laten zien: de leegte van de Waddenzee. De komende dagen is het mooi weer. Mag ik jullie uitnodigen voor de laatste zeiltocht met mijn zeilbootje, want binnenkort geef ik het bootje aan een goede vriend die veel jonger is. Op de zeilboot kunnen wij “leegte” – het volgende deel van onze zoektocht – voorbereiden”, zegt Man.

“Zullen wij vanmiddag bezien wat wij op dit deel van onze zoektocht nog willen onderzoeken?”, vraagt Carla.
[1] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Beurs_van_Berlage
[2] Zie voor een andere uitleg van kapitalisme: http://en.wikipedia.org/wiki/Capitalism
[3] Bron: Ayto, John, Word Origins – The hidden Histories of English Words from A to Z. London: A & C Black Publishers, 2008
[4] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012 p. 33
[5] Zie: McGrath, Kevin, STRῙ Women in Epic Mahābhārata. Cambridge: Ilex Foundation, 2009, p. 9 – 15
[6] Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tien_geboden
[7] Zie ook: Beyens, Louis, De Graangodin – Het ontstaan van de landbouwcultuur. Amsterdam: Atlas, 2004
[8] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Mercantilism en http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Europa
[9] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Aflaat
[10] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Mercantilism
[11] Een obligatie van de Vereenigde Oostindische Compagnie uit 1622. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Waardepapier
[12] Zie ook: Fromm, Erich, De angst voor vrijheid – de vlucht in autoritarisme, destructivisme, conformisme. Utrecht: Bijleveld, 1973 p. 67
[13] Fromm, Erich, Haben oder Sein. München: Deutscher Taschenbuch Verlag, 2011, p. 89
[14] Sölle, Dorothee, Mystiek en verzet – Gij stil geschreeuw. Baarn: Ten Have, 1998, p. 327 – 328
[15] Bron: Stevens, John, Three Zen Masters, Ikkyū, Hakuin, Rӯokan. Tokyo: Kodansha International, 1993, p. 131.

Wie ben jij – Deel 2.1 / E-boek en paperback


Wie ben jij 21

Dan regent neder
in de hoge fantasie
van opstandigen

De Odyssee naar “Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan” is een queeste met vele aanlegplaatsen. De zoektocht naar “Wie ben jij” is over jou en mij en alles dat met ons verbonden is. Niets is op voorhand uitgesloten. Zijn jij en ik verbonden of zijn wij gescheiden? Wat maakt jou tot de persoon die jij bent? Wie ben jij voor jouw geboorte en wie zal jij zijn na jouw dood? De antwoorden op deze vragen zijn voorlopig onbekend, maar toch stellen wij deze vragen. 

Verbeeldingskracht, jij die ons vele malen
Belette op de wereld acht te slaan
Al schalde er een duizendtal cimbalen.

Wat drijft jou, buiten onze zinnen, aan?
Een lichtflits, in de hemel vormgegeven,
Vanzelf of door de wil van God ontstaan.

Het eerste deel van deze hedendaagse Odyssee omvat onze eenheid en verscheidenheid en ook onze verbondenheid in onderling vertrouwen.

He Het tweede deel van deze zoektocht gaat over vijf gangbare werkelijkheden; deel 2.1 is een verkenning van “Feiten en logica” tijdens een vakantie week in Florence, waar de drie hoofdpersonen de overgang van de Middeleeuwse Scholastic naar de Renaissance in ogenschouw nemen. Tegelijkertijd onderzoeken zij binnen de grenzen van “Feiten en logica” de grenzen van de wetenschap, leven en dood, het hiernamaals, God en de mogelijkheid van God in de gedaante van een mens, het denkkader van de strijder en de voorboden van de Reformatie.

Afdrukken voor eigen gebruik of voor educatieve doelen is toegestaan.  Lezers en gebruikers van uitgaven door Omnia – Amsterdam Uitgeverij kunnen hun erkentelijkheid tonen door donaties aan goede doelen naar eigen keuze.

Auteur Jan van Origo
Titel
Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan / Deel 2.1
Vijf gangbare werkelijkheden – Feiten en logica
ISBN nummer 9789491633102 en 9789491633119
 
Druk 1.0
Uitgave E-boek in Pdf-format – 14 MB
Formaat A5 – formaat
Pagina’s 194
Uitgeverij Omnia Amsterdam Uitgeverij
Publicatie status Verschenen in 2013
Verkrijgbaar
onder: boeken / verschenen
Prijs Suggestie: een donatie van € 15,00 aan een goed doel naar eigen keuze 

  

Wie ben jij, deel 2 – feiten en logica


Manuscript beschikbaar

Het tweede deel van de zoektocht naar “Wie ben jij” gaat over het dagelijks leven zoals wij dat ervaren. Vijf bekende werkelijkheden – feiten en logica, intensiteiten en associaties, leegte, verandering en onderlinge verbondenheid – zullen worden bezocht. Het manuscript van “feiten en logica” is gereed; binnenkort zal het in boekvorm verschijnen. Dit deel van de Odyssee naar “Wie ben jij” speelt zich af tijdens een vakantiebezoek aan Florence, waar de drie hoofdpersonen de overgang van de Scholastiek via de Renaissance naar de Reformatie bezien tijdens het bezoeken van bezienswaardigheden. Tussendoor bediscussiëren zij de mogelijkheden en beperkingen van feiten en logica in de wetenschap, in leven en dood en in de manier waarop mensen hun plaats onder de zon proberen te creëren en behouden.

Het manuscript voor het e-boek is beschikbaar via de volgende hyperlink:

http: www.omnia-amsterdam.nl/site-page/manuscripten

2012-04-17-Voorkant-def

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica 17


Carla, Man en Narrator ontmoeten elkaar om zeven uur ’s-avonds op het Piazza della Repubblica.

“In dit deel van Florence zien wij uitzonderlijk weelderige kleding in allermooiste etalages van de winkels. Wij hebben nog nauwelijks gesproken over hedendaagse weelde en luxe. Mag ik jullie vanavond uitnodigen voor een luxe diner? Narrator, weet jij een goed modern restaurant voor het laatste avondmaal op dit deel van onze Odyssee?”, vraagt Man aan Narrator.

“Vlakbij is – op een binnenplaats van een Palazzo – een zeer goed hedendaags restaurant van een wereldwijde keten met een menu van relatief eenvoudige Italiaanse gerechten bereid met uitstekende lokale ingrediënten. Enkele dagen geleden heb ik er – op zijn uitnodiging – met een Italiaanse vriend geluncht; de gerechten zijn voortreffelijk”, zegt Narrator.

“Mag ik jullie uitnodigen om daar naartoe te gaan”, zegt Man.

“Het is een genoegen om jouw uitnodiging te accepteren. Ik kom terug op wat wij niet hebben besproken en gezien tijdens ons verblijf in Florence. Wij hebben niet gezien hoe gewone mensen in deze stad leven, werken en denken; dit komt vooral omdat ik maar enkele woorden Italiaans spreek. Wij hebben de vele bezienswaardigheden in deze stad vluchtig – of nog niet – bezocht. Ik denk dat wij in deze stad met gemak een zevenjarige Odyssee kunnen volbrengen naar “feiten en logica” binnen onze zoektocht naar “Wie ben jij”. Aan de andere kant hebben wij binnen onze beperkingen ontstellend veel gezien. Wat vinden jullie?”, zegt Carla.

“Door deze poort gaan wij de binnenplaats van het Palazzo in. Man, heb jij de “Six memos for the next Millennium” van Italo Calvino al gelezen? Misschien kunnen wij de titels van de zes memo’s gebruiken als begin voor de terugblik op ons bezoek aan Florence; een bezoek dat een groot deel van de geschiedenis van de mensheid omvat”, zegt Narrator.

Feiten en logica 17a[1]

“Wij zijn nog vroeg, waar zullen wij gaan zitten, binnen of buiten?”, zegt Man.

“Ik hou van knusheid aan een echte tafel”, zegt Carla.

“Dan vragen wij binnen een tafel”, zegt Man.

Nadat zij hun gerechten hebben besteld, gaan zij verder met hun gesprek.

“Om terug te komen op titels van de zes memo’s: ik denk dat er geen discussie mogelijk is of “Lightness” en “Quickness” van toepassing zijn op de manier waarop wij “Feiten en logica” in Florence hebben besproken. Wat denken jullie van de derde titel “Exactitude”? Hebben wij hieraan voldaan?”, vraagt Carla.

“De derde memo van Italo Calvino begint als volgt:

Voor de oude Egyptenaren werd nauwkeurigheid gesymboliseerd door een veer op de weegschaal voor het wegen van de Ziel. Deze lichte veer werd “Maat” [2] – Godin van de Weegschalen – genoemd.” [3]

Feiten en logica 17b.jpg[4]

Vervolgens poogt Italo Calvino de maat van “Exactitude” te definiëren:

“Naar mijn mening betekent “Exactitude” bovenal drie dingen:

  1. Een goed gedefinieerd en berekend plan voor de taak in kwestie;
  2. Een voorstelling van heldere, scherpzinnige, gedenkwaardige en visuele beelden (εικαστικοσ ín het Grieks) en
  3. Een taal zo nauwkeurig mogelijk zowel in woordkeus, als in uitdrukking van denken en verbeelding.

Binnen de beperkingen van “Lightness” en “Quickness” hebben wij – volgens mij – aan deze drie criteria voldaan bij het bespreken van “Feiten en logica”. Daar is ons voorgerecht. Eet smakelijk”, zegt Man. feiten en logica 17c“Eet smakelijk”, zegt Narrator.

“Eet smakelijk. Ik ben het met jou eens dat – naar onze mening – aan deze criteria is voldaan, maar anderen moeten binnen hun kaders en met hun achtergrond zelf bepalen of – naar hun mening – hieraan is voldaan”, zegt Carla.

“Dat klopt. Ik ben tevreden, maar mijn vader zou een ander verhaal over “Feiten en logica” als manifestatie van het “Alomvattende Een” hebben verteld, dat uitstekend aan deze drie criteria had voldaan. Binnen onze kaders en onze achtergrond hebben wij uitstekend voldaan aan de titels van het vijfde memo “Multiplicity” en het zesde – nooit geschreven – memo “Consistency”; anderen moeten vanuit hun eigen referentiekaders beoordelen of ons verslag voldoet aan veelzijdigheid en samenhang. Ik ben niet zeker of wij recht hebben gedaan aan de titel van het vierde memo “Visibility”. Uiteraard hebben wij een zeer rijke indruk aan bezienswaardigheden opgedaan en wij hebben deze indrukken zichtbaar geplaatst binnen het kader van “Feiten en logica”, maar in het kader van “Intensiteiten en associaties” is een aanvulling van “Visibility” nodig”, zegt Narrator.

“Italo Calvino begint zijn memo “Visibility” met de strofe:

Dan regent neder

in de hoge fantasie

van opstandigen[5].

Deze strofe komt uit het deel van de toornigen en opstandigen in het Vagevuur – of Louteringsberg – van Dante Alighieri’s “De Goddelijk komedie”; de laatste regel heb ik zelf toegevoegd. Bij de toornigen uit dit deel van de Louteringsberg denk ik aan twee strofen uit het Efeziërs 4:25-32 – een brief van Paulus over eenheid en verscheidenheid – uit het Nieuwe Testament: “De zon ga niet onder over uw toornigheid” en “Weest voor elkander vriendelijk, barmhartig, en vol mededogen”.

Volgens Italo Cavino: ”Regent de “Visibility” – of de verbeeldingskracht – neer vanuit de hemel; of beter gezegd: God zendt deze tot hen”. Als verduidelijking van verbeeldingskracht haalt Italo Calvino de volgende strofen uit de Louteringsberg van Dante aan:

Verbeeldingskracht, jij die ons vele malen

Belette op de wereld acht te slaan

Al schalde er een duizendtal cimbalen.

 

Wat drijft jou, buiten onze zinnen, aan?

Een lichtflits, in de hemel vormgegeven,

Vanzelf of door de wil van God ontstaan.[6]

Verbeeldingskracht omvat onder meer wetenschap, het denkraam van de strijder, barmhartigheid en mededogen. Bij de lichtflits en de hemel denk ik aan het paarlenspel binnen Indra’s Net.

Wij hebben in Florence de wereld van de Scholastiek zien overgaan in de verbeeldingskracht van de rede en van het individu, met nieuwe mogelijkheden en beperkingen. Het denkraam van de strijder heeft zich aangepast aan de nieuwe omstandigheden: de individuele strijder streed niet meer voor algehele glorie van zijn samenleving, maar streed voor glorie van zichzelf en zijn nageslacht.

In Amsterdam – tijdens “Intensiteiten en associaties” op onze Odyssee naar “Wie ben jij” – verwacht ik de verbeeldingskracht tijdens en na de reformatie – en de beeldenstorm als reactie op de scholastiek en de uitwassen van de Renaissance – van de opstandigen in Holland te ontwaren. “Dan regent neder in de hoge fantasie van de opstandigen”:

  • een directe relatie met God binnen een verzuilde samenleving;
  • een ongekende beeldingskracht in de schilderkunst gekoppeld aan een beeldenstorm binnen de religie;
  • een rijkdom, benepenheid en onbehagen verkregen door handel en uitbuiting;
  • een gewijzigd denkraam van de strijder gericht op rentmeester Gods, en op zuinigheid en profijt als vooruitzicht op het hiernamaals.

Een eerste glimp van deze verbeeldingskracht van de opstandigen hebben wij gezien in de blauwe zalen van het Uffizi met schilderijen van Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw. Dit is ons laatste avondmaal in de beschouwing van de renaissance in Florence tijdens onze Odyssee naar “Wie ben jij”. Zullen wij nu van ons hoofdgerecht gaan genieten?”, zegt Man.

Feiten en logica 17d[7]

“Bij het overzien van de geschiedenis van de mensheid binnen de ontstellende rijkdom aan verbeeldingskracht van Indra’s net, en binnen de reikwijdte van onze zoektocht, hebben wij bij “Feiten en logica” naar mijn mening “Maat” weten te houden bij het wegen van de Ziel. Wij hadden eindeloos kunnen blijven dwalen in de krochten van de hel, zwerven op de flanken van de Louteringsberg, opgaan in de hemel – zoals vanavond bij dit diner. Maar wij hebben met hoop en troost dit onderdeel van de Odyssee volbracht. Laten wij het tweede deel van “Visibility” – “De regen aan verbeeldingskracht van de opstandigen” – voortzetten in Amsterdam tijdens “Intensiteiten en associaties ”, zegt Narrator.

feiten en logica 17e.[8]

“Bij “Eenheid en verscheidenheid” in de brief van Paulus aan de Efeziërs en bij “Verbeeldingskracht die ons vele malen belette op de wereld acht te slaan” denk ik tegelijkertijd dat wij allen in onze drang tot overleven – in een of andere vorm, bijvoorbeeld als manifestatie van het “Alomvattende Een” – zijn verbonden met het “denkraam van de strijder” met zijn verbeeldingskracht die in een lichtflits een manifestatie creëert en transformeert. Wij ontkomen niet aan dit denkraam wanneer wij ons de vragen stellen hoe wij verder zullen leven [9]; hoe wij een plaatsje onder de zon, sterrenhemel en hiernamaals zullen verwerven of behouden. Wij – levende mensen en Goden(?) – zijn opstandigen wanneer wij opstaan voor een nieuwe dag met nieuwe verbeeldingen. Misschien kunnen wij dit denkraam ontlopen door richtingloos te vervloeien met het oneindige “Alomvattende Een”, maar deze volkomen overgave – die volkomen voorbij gaat aan de bewuste actie van zelfmoord – is niet velen van ons gegeven. Ik denk dat wij als levende wezens het denkraam van de strijder niet kunnen ontlopen; wij kunnen binnen dit denkraam alleen maar “Maat” houden – met mededogen en zorg – bij het wegen van de Ziel”, zegt Carla.

“Jij hebt gelijk voor dit tweede deel van onze zoektocht. Misschien hebben “Leegte” en het derde deel van onze Odyssee nog verrassingen tijdens de zeven andere werkelijkheden”, zegt Man.

“Ik ben benieuwd. Daar is ons nagerecht. Morgenochtend vertrekken Man en ik heel vroeg naar het vliegveld. Hoe ga jij naar Amsterdam”, zegt Carla.

“Ik reis over land en ik beslis op het laatste moment welke trein of bus ik zal nemen. Hoewel ik vele jaren geleden de spiegelwereld van geheime diensten achter mij heb gelaten, moet ik er rekening mee houden dat deze diensten nog steeds interesse in mij hebben; ik probeer inzage in mijn identiteit zoveel mogelijk te vermijden. Over een ruime week verwacht ik bij jullie in Amsterdam te zijn voor het vervolg van onze Odyssee”, zegt Narrator.


[2] Maat is als Godin in het Egypte van de vroege farao’s de verpersoonlijking van waarheid, stabiliteit, rechtvaardiging en kosmische orde. Later wordt Maat de maatstaf voor de hoofdrol van de farao. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Ma%C3%A4t

[3] Vertaald uit: Calvino, Italo, Six Memos for the next Millennium. New York: Vintage Books, 1993, p. 55

[5] Bron eerste en tweede regel: Dante “Purgatorio” XVII.25. De derde regel is toegevoegd door Jan van Origo.

[6] Dante “Purgatorio” XVII.13-18; vertaling uit: Dante Alighieri, De goddelijk komedie. Amsterdam: Atheneum – Polak & Van Gennep, 2008, p. 282

[9] Zie ook: Camus, Albert, De Mythe van Sisyfus. Amsterdam: De Bezige Bij, 1975, p. 7.

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica 2


“Op mijn voettocht van Rome naar Amsterdam heb ik enkele weken bij vrienden in Florence gelogeerd. Een van mijn vrienden nam mij mee naar het Piazza del Carmine om de Santa Maria del Carmine kerk te tonen met daarin de Cappella Brancacci”, zegt Narrator.

“Aan de buitenkant lijkt het een verweerd pakhuis, hoewel de hoofdingang anders doet vermoeden”, zegt Carla.

“Veel kerken in Italië zien er aan de buitenkant gesloten uit; de schoonheid wordt van binnen getoond”, zegt Man.

“De toegang tot de kapel is voor toeristen door de deur aan de rechterkant in het wit gestucte klooster, maar eerst bekijken wij de kerk”, zegt Narrator.

Santa Maria del Carmine[1]

“Het klopt wat jij zegt, de rijkdom wordt binnen in de kerk getoond. Deze overdaad is voor mij teveel van het goede”, zegt Carla.

Feiten en Logica 2[2]

“Ik heb jullie hier naartoe meegenomen voor het plafond in combinatie met de muren. Door de beschildering van het plafond lijkt het alsof de kerk direct in de hemel overgaat. De hemel en aarde zijn in dit deel van de kerk met elkaar verbonden, met de overgang van de muren naar het plafond als scheiding”, zeg Narrator.

“Het plafond is een halve cilinder, maar door de zeer knappe “trompe d’oeil” [3] in de plafondschildering lijkt de toeschouwer in de hemel opgenomen te worden. De Middeleeuwse scholastiek wordt in al haar pracht op dit plafond getoond”, zegt Man.

“Gekunsteld, maar knap gemaakt”, zegt Carla. Feiten en Logica 2a

[4]

“Aan de rechterkant van het altaar is de Cappella Brancacci  [5]; voor de bezichtiging van de fresco’s  moeten wij buitenom via de kloosteringang aan de rechterkant van de kerk de kapel binnengaan”, zegt Narrator.

“Dat is gedaan om het bezoek aan deze kapel te beperken en met de inkomsten van de entree het onderhoud te bekostigen”, zegt Man.

“Ik laat jullie deze fresco’s in de kapel zien omdat de twee belangrijkste schilders van deze kapel de overgang naar de Renaissance verpersoonlijken. Masolino da Panicale schildert de mensen naar ideaalbeelden volgens de scholastiek in een Middeleeuwse stijl, terwijl Masaccio de personen als menselijke individuen in al hun luister en rijkdom afbeeldt.  Op het hogere deel aan de rechterwand van de kapel zijn beide stijlen in één fresco te zien”, zegt Narrator. Feiten en Logica 2b[6]

“De ideaalbeelden van de personen door Masolino spreken mij meer aan, de individuen van Masaccio zijn in mijn ogen ook ideaalbeelden die hun profane weelde en aardse welzijn overduidelijk wensen te tonen”, zegt Carla.

“Ik ben stil van deze overgang van stijl, wereldbeeld en weergave binnen een fresco”, zegt Man.

Feiten en Logica 2c[7]

“Ik neem jullie nu mee naar het Uffizi Kunstmuseum op een kwartier lopen van deze kapel. Daar wil ik jullie een zelfportret van Albrecht Dürer laten zien. Ik heb al kaartjes, dus wij hoeven niet lang in de rij te staan”, zegt Narrator.

“Zullen wij onderweg de Basilica Santa Maria del Santo Spirito [8] ontworpen door Brunelleschi bezoeken? Deze basiliek uit de vroege Renaissance heeft een prachtige maatvoering”, zegt Man.

Feiten en Logica 2d[9]

“Is daar de Crucifix van Michelangelo?”, vraagt Carla.

Feiten en Logica 2e [10]

“Klopt, laten wij eerst wat drinken op het plein voor de Basiliek”, zegt Narrator.

Na het bezichtigen van de Basiliek gaan Carla, Man, en Narrator gaan naar het Uffizi Museum [11]. Zij bekijken de eerst de Renaissance schilderijen waaronder “De Geboorte van Venus” van Botticelli.

feiten en logica 2f[12]

Daarna komen zij bij het zelfportret van Albrecht Dürer.

feiten en logica 2g[13]

“Dit zelfportret van Albrecht Dürer wil ik jullie tonen, omdat Dürer met dit schilderij voorbijgaat aan het scholastisch ideaalbeeld van de mens aan het einde van de Middeleeuwen; hij overstijgt in deze afbeelding van hemzelf ook het individuele vertoon van aardse rijkdom en profane pracht en praal uit de Renaissance. Hier wordt een mens getoond die wij vandaag in Duitsland op straat kunnen ontmoeten. Dit zelfportret heeft de kenmerken van een hedendaagse foto; het lijkt een snapshot”, zeg Narrator.

“Prachtig, behalve zijn kleren, zie ik hem zo vandaag op straat in Duitsland lopen. Na vele eeuwen met afbeeldingen van mensen zoals de schilder en de toeschouwers dachten dat zij eruit zagen of dachten dat zij eruit zouden moeten zien, gingen Dürer en zijn tijdgenoten kijken hoe zij er in werkelijkheid uitzagen èn zij hadden de vaardigheden om dit op een schilderij weer te geven. Nu ik dit schilderij zie dat eigenlijk een foto of snapshot is, moet ik denken aan de essay “On Photography” van Susan Sontag [14]. Zij stelt in deze essay dat de mensen de werkelijkheid zo overweldigend vinden, dat zij de inkadering van een foto nodig hebben om een beeld van de werkelijkheid te kunnen waarnemen en verwerken. Nu ik dit zelfportret zie, is het heel vertrouwd, maar tegelijkertijd mis ik oneindig veel. Ik zou deze man zoveel vragen willen stellen, ik zou hem in het echt binnen zijn leefwereld willen ontmoeten en enkele dagen met hem optrekken. Dit zelfportret geeft een glimp van de mens Albrecht Dürer en tegelijkertijd ontneemt het portret mijn beeld van hem. Susan Sontag gaat in haar essay een stap verder: zij zegt dat de werkelijkheid voor mensen zo onbevattelijk en overweldigend is, dat mensen zich met behulp van een camera beschermen tegen de omgeving; pas door een afbeelding of foto kunnen mensen de inkadering en verstilling van de werkelijk tot zich nemen en beleven; de vakantie wordt pas thuis beleefd bij het bekijken van de foto’s van de vakantie”, zegt Man.

“Ik heb dezelfde gemengde gevoelens: prachtig om Albrecht Dürer te zien en tegelijkertijd onwerkelijk. Bij het noemen van de essay van Susan Sontag moet ik aan de “theorie van de blik van Sartre” [15] denken: door mijn blik op het zelfportret maak ik een ding van Albrecht Dürer en daarmee ontneem ik zijn persoon en nagedachtenis een groot deel van zijn vrijheid. Dit portret is voor mij een “pars pro toto” waarbij het deel – het zelfportret of de afbeelding van Albrecht Dürer – de plaats van het geheel inneemt.  Mijn vraag bij het zien van het zelfportret blijft: “Wie ben jij?” ”, zegt Carla.

“Mijn Amerikaanse geliefde heeft in Zweden en later in een klooster in Amerika lang gestudeerd op de vraag “Wie zijn wij?”. Misschien heeft hij een antwoord gevonden op deze vraag met het oplossen van Boeddhistische vraagstukken [16] en misschien past deze “pars pro toto” die mensen bij hun waarnemingen nodig hebben, heel goed binnen de metafoor van “Indra’s Net” [17]”, zegt Narrator.

“Misschien heb jij gelijk met deze metafoor; mensen kijken naar een parel binnen Indra’s Net en beleven op deze – indirecte – manier het gehele samengestelde Net van in elkaar weerkaatsende glasparels. Vanavond bij het avondeten zou ik graag mijn kijk op “feiten en logica” van “Wie ben jij?” met jullie willen delen. Vandaag hebben wij een prachtige begin gemaakt met dit deel van de zoektocht naar “Wie ben jij?” vinden jullie niet?”, zegt Man Leben.

“Later zou ik jullie graag de wereld van de geordende chaos willen tonen, maar nu ben ik moe. Narrator, bedankt voor de rondleiding en jullie beiden bedankt voor jullie gezelschap. Ik ga nu siësta houden. Vanavond zie ik jullie weer bij het avondeten”, zegt Carla.

“Ik ben blij dat jullie mijn voorbereiding waarderen. Ik ga vanmiddag een goede vriend bezoeken”, zegt Narrator.

“Dan ga ik vanmiddag naar twee boekwinkels in Florence”, zegt Man.


[5] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Brancacci_Chapel; de fresco’s in de kapel zijn op deze webpagina te zien.

[6] Fresco op het hogere deel aan de rechterwand van de kapel. Bron afbeelding: http://pl.wikipedia.org/wiki/Kaplica_Brancaccich

[7] Detail van de Fresco op het hogere deel aan de rechterwand van de kapel. Bron afbeelding: http://it.wikipedia.org/wiki/Cappella_Brancacci

[9] Grondplan van de Basiliek. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Santo_Spirito_(Florenz)

[10] Michelangelo’s Crucifix. Bron afbeelding: http://it.wikipedia.org/wiki/Basilica_di_Santo_Spirito

[13] Zelfportret van Albrecht Dürer. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Albrecht_D%C3%BCrer

[14] Zie ook: Sontag, Susan, On Photography. New York: Dell Publishing Co. Inc., 1978

[15] Zie ook: Nārāyana, Narrator, “Carla Drift – Een Buitenbeentje, Een Biografie”. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 34

[16] Zie ook: Leben, Man, Narrator – Een Weg. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 99 – 136

[17] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan – 1. Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 66 – 68

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica


Op onze hedendaagse Odyssee naar “Wie ben jij” zijn wij voor onze vierde aanlegplaats “feiten en logica” aangekomen in Florence.

Waarom beginnen wij bij de aanlegplaats “feiten en logica” in Florence?

Het ontstaan van de eerste feiten en logica bij mensen is in nevelen gehuld [1]. Hoe heeft een mens voor het eerst bewust een feit waargenomen? Bij het gebruik van een steen als slagwapen of bij liefdegevoelens voor nakomelingen? Hoe heeft een mens voor het eerst bewust een logische verband gezien? Bij het bewust eten van planten met bepaalde eigenschappen of bij het voorzien van zwangerschap na geslachtsgemeenschap? Wij weten het niet.

200px-Venus_von_Willendorf_01[2]

Bij deze vierde aanlegplaats willen wij de wereld van religie [3] – of hetgeen waarop mensen terugvallen wanneer duiding gegeven moet worden aan het onbekende – vermijden, want op andere aanlegplaatsen tijdens onze zoektocht komt religie voldoende aan bod.

IMG_1408 (1)[4]

Ook gaan wij door tijdgebrek voorbij aan het ontstaan en de verdere ontwikkeling van de filosofie in de Oudheid [5].

Onze vierde aanlegplaats “feiten en logica” vangt aan bij de overgang van de middeleeuwse scholastiek [6] naar de Renaissance. Beide levensbeschouwingen hebben gepoogd de wereld als deterministisch te beschouwen, dat wil zeggen: wanneer de uitgangspunten en de interne regels bekend zijn, dan is het verleden, het heden en de toekomst bepaald. Beide filosofische stromingen hebben er alles aan gedaan om de ordening en de interne regels vast te leggen om zo grip en zicht te krijgen op de leefwereld gecentreerd rondom God [7] binnen de scholastiek, of rondom de mens en de menselijke rede binnen de heersende elite in de Renaissance [8].

Vanaf het begin is binnen het Christendom gedebatteerd over de relatie tussen waarheid geopenbaard door God in de heilige geschriften en de ononderbroken ontdekking van de feitelijke werkelijkheid door de menselijke rede – welke binnen het Christelijke geloof ook als een gave God’s wordt gezien [9]; deze debatten bereikten in uitgestrektheid hun hoogtepunt tijdens de hoogtijdagen van de Scholastiek.

Met de aanvang van de Renaissance in en rond Florence verschoof de bron voor de ontdekking van de feitelijke werkelijkheid voorgoed van de openbaringen door God in de heilige schriften naar de menselijke rede met de mens als middelpunt. Volgens het Oude Testament is de aarde door God gegrondvest en zal nimmer bewegen [10], maar rond 1600 na Chr. hadden Copernicus [11] en Kepler onomstotelijk aangetoond dat de aarde rond de zon draaide. Galileo Galileï heeft deze feitelijke ontdekking in 1632 na Chr. door middel van zijn geschrift Dialogo di Galileo Galilei sopra i due Massimi Sistemi del Mondo Tolemaico e Copernicano (Tweegesprek van Galileo Galilei over de twee belangrijkste wereldsystemen, het ptolemeïsche en copernicaanse) verdedigd tegenover de kerkelijk inquisitie. De Christelijk kerk heeft hem in 1633 na Chr. veroordeeld tot permanent huisarrest en de Dialogo zijn in de ban gedaan. Ruim 100 jaar later – in 1737 – werd Galileï vanuit een bescheiden grafplaats herbegraven in een eregraf in de Basilica di Santa Croce in Florence. Pas in oktober 1992 werd door de Katholieke kerk de naam van Galileï door paus Johannes Paulus II gezuiverd [12].

graftombe galilei[13]

Het continuüm in de overgang van de Scholastiek naar de Renaissance zien wij terug bij het bezoek aan de Santa Maria del Carmine [14] en daarin de Cappella Brancacci gelegen aan het Piazza del Carmine [15] in Florence.

Santa Maria del Carmine[16]

In het volgende bericht volgt het verslag van dit bezoek.


[1] Voor geïnteresseerde lezers: een klein tipje van de sluier over het vroege ontstaan van feiten en logica wordt opgelicht in: Arsuaga, Juan Luis, Het halssieraad van de Neanderthaler – Op zoek naar de eerste denkers. Amsterdam: Wereldbibiotheek: 1999 in: Lewis-Williams, David & Pearce, David, Inside the neolitic Mind. London: Thames & Hudson, 2009 en in: Beyens, Louis, De Graangodin – Het ontstaan van de landbouwcultuur. Amsterdam: Atlas, 2004

[2] Afbeelding van de Venus van Willendorf volgens schatting meer dan 20.000 jaar voor Christus vervaardigd. Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Venus_of_Willendorf

[3] Voor het ontstaan en de ontwikkeling van religieuze ideeën verwijzen wij naar de studies: Eliade, Mircea, A History of Religious Ideas, Volume 1. Chicago: The University of Chicago Press, 1982; Johnston, Sarah Iles (ed.), Religions of the Ancient World – a Guide. Cambridge: Harvard University Press, 2004;  Mallory, J.P. & Adams, D.Q., The Oxford Introduction to Proto-Indo-European and the Proto-Indo-European World. Oxford: Oxford University Press, 2007

[4] Steencirkel in Midden Engeland. Bron foto: Marieke Grijpink

[5] Er zijn verschillende standaardwerken over de geschiedenis van de filosofie.

[7] Bijvoorbeeld: De vijf Godsbewijzen in de Summa Theologica van Thomas van Aquino. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Thomas_van_Aquino

[9] Zie ook: MacCulloch, Diarmond, Christianity – The first three thousand Years. New York: Viking, 2010 p. 141

[10] Zie onder meer: de Psalmen 93:1, 96:10, 105:5 en 1 Kronieken 16:30

[13] Graftombe van Galileï in de Basilica di Santa Croce in Florence. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Galileo_Galilei