Tagarchief: Rome

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica 16


Carla en Man wachten op Narrator om door de overdekte Vasari Corridor langs de rivier de Arno via de Pont Vecchio naar Palazzo Pitti te lopen.

Feiten en logica 16a[1]

“Nadat wij gisteren kort de rol van een Bodhisattva in het denkraam van de strijder hebben benoemd, moest ik gisteravond denken aan welke actieve rol een Bodhisattva als strijder in een conflict of oorlog kan vervullen. Heb jij hierover een idee?”, zegt Carla.

“Ik denk dat een Bodhisattva binnen de mogelijkheden probeert zorg te dragen; “taking care” in het Engels geeft het misschien beter weer. In de Tweede Wereld Oorlog waren Japanse Zen leraren als jonge mannen vaak verplicht om hun dienstplicht in het Japanse leger te vervullen. In hun beknopte levensbeschrijvingen maken zij melding van onder meer wachtlopen en tegelijkertijd mediteren [2] tijdens hun dienstplicht. Ik hoop dat zij als Zen leerling in gevechten en schermutselingen hun rol met mededogen hebben vervuld; de beknopte levensbeschrijvingen laten dit – misschien wijselijk – onvermeld. De metafoor van Indra’s Net kent binnen de schittering van glasparels ook een diepe donkerte; soms valt de donkerte volkomen samen met de schittering.

In de schittering

Van parels in Indra’s net

Gloort de donkerte

Daar komt Narrator”, zegt Man.

“Deze overdekte looproute van het Palazzo degli Uffizi via de Vasari Corridor [3] en de Pont Vecchio naar het Palazzo Pitti toont het streven van de familie de Medici in de eerste helft van de 16e eeuw aan de buitenwereld.

Feiten en logica 16b[4]

Door hun rijkdom en het verkregen bezit kon de familie – beschut tegen weersinvloeden – van hun nieuwe woonpaleis buiten de stad naar hun Palazzo degli Uffizi (of hun werkpaleis) in de stad lopen. Aan het begin van de 16e eeuw was de familie de Medici rond 1512 na Chr. in Florence weer aan de macht gekomen en in 1513 na Chr. werd Giovanni de Medici tot paus gekozen. Hierna heeft Giovanni – als Paus Leo X – aan zijn broer geschreven: “God heeft ons het pausschap gegeven, laten wij er nu van gaan genieten[5]. Als paus was Leo X een ramp, als renaissance prins een succes; hij stelde Michelangelo – afkomstig uit Florence – aan om de St. Pieterbasiliek in Rome vorm te geven en verder te voltooien en hij gaf opdracht voor een extreem dure tapijtenreeks voor de Sixtijnse kapel [6]. Om deze weelderige levensstijl te bekostigen voerde hij binnen de Katholieke kerk aflaten in: door verrichten van schenkingen aan de kerk kon de gever de tijd in het vagevuur voor de begunstiger – bijvoorbeeld overleden familieleden – verkorten. Als reactie hierop verspreidde Maarten Luther op 31 oktober 1517 na Chr. in Wittemberg zijn academische stellingen tegen de handel in aflaten [7] die het begin van de Reformatie inluidde. Na zijn overlijden werd Paus Leo X in 1521 opgevolgd door Paus Adrianus VI – afkomstig uit Utrecht – die een lege pauselijke schatkist aantrof en bovendien niet welkom was in Rome: hij overleed in 1523 [8]. In dat jaar werd Giulio de Medici gekozen tot Paus Clemens VII; hij zorgde door zijn onhandig optreden voor de verspreiding van de Reformatie in Noord Europa en voor de excommunicatie van Koning Hendrik VIII in Engeland. Zijn aandacht ging uit naar kunst en cultuur; hij gaf opdracht aan Michelangelo om in Florence de Medici-kapel van de San Lorenzo Basiliek – die wij enkele dagen geleden hebben bezichtigd – te bouwen.

Ik vertel deze feiten uit de geschiedenis tijdens de bouw van de Vasari Corridor en de Pont Vecchio, omdat de bouwstijl de hoop op een voortdurende brug naar de rijkdommen van de wereld weerspiegelt. Wij weten dat hiermee door de familie de Medici ook de leegte – in de vorm van ijdeltuiterij – en het verval van het pauselijke pontificaat werd ingezet [9]; zelfs de Katholieke Kerk werd hierdoor in een diepe crisis gestort”, zegt Narrator terwijl zij naar het midden van de brug lopen.

“Het woord bankroet [10] is rond die tijd op deze brug ontstaan. Wanneer een handelaar niet meer aan zijn verplichtingen kon voldoen, dan werd de bank waarop hij handel dreef, gebroken”,  zegt Carla.

Door de Via de Guicciardini lopen zij naar het Palazzo Pitte.

Feiten en logica 16c[11]

“Dit paleis is in de 15e eeuw gebouwd als residentie van de koopman Luca Pitti. In 1549 is het paleis in bezit van familie de Medici gekomen waarna leden van de familie hier hebben gewoond tot het uitsterven van het geslacht in 1737. Het groeide uit als schathuis waarin de verschillende generaties van de familie een deel van hun schilderijen, juwelen en luxe bezittingen verzamelden [12]. Daarnaast wilde de familie hiermee de grandeur van een vorstenhuis aan de buitenwereld tonen. Tijdens ons bezichtiging zullen wij zien dat de inrichting en het interieur er vooral op gericht is om indruk op de bezoeker te maken. Hier toont de strijder zijn veroveringen aan – een select deel van – de buitenwereld. Laten wij naar binnen gaan”, zegt Narrator.

Feiten en logica 16d[13]

Na het bezoek aan het Paleis zitten Carla, Man en Narrator op een terrasje aan de Via della Sprone.

“Het Paleis Pitti vormt in mijn ogen een overgang van de Renaissance naar een andere tijd, en voor ons een verbinding tussen “Feiten en Logica” binnen de opkomende rede in de Renaissance met “Intensiteiten en Associaties” in de persoonlijke ontwikkeling door religie, kunst en wetenschap die wij als volgende aanlegplaats op onze Odyssee naar “Wie ben jij” in Amsterdam gaan aandoen”, zegt Man.

“Tijdens het bezoek aan het Paleis moest ik denken aan een passage uit de IJslandse Egils saga rond het leven van de 10e-eeuwse boer, Viking, krijger en dichter Egill Skallagrímsson [14].

‘Thus counselled my mother,
For me should they purchase
A galley and good oars
To go forth a-roving.
So may I high-standing,
A noble barque steering,
Hold course for the haven,
Hew down many foemen.’
[15]

Of aangepast aan Palazzo Pitti:

“Aangemoedigd door mijn ouders,

Die voor mij verwierven

Kapitaal en macht

Om uit te gaan roven.

Zo mag ik hoog staan,

Boven het aardse gewoel

Naar eeuwige haven,

En neerslaan alle tegenstand”.

Bij de inwoners van Palazzo Pitti is het gereedschap in de vorm van “wapens en mensen” als verlengstuk van de Viking strijder – die nog zelf voorin de slagorde stond – vervangen door het gereedschap “kapitaal en macht” van de moderne afstandelijke strijder. De moderne strijder heeft zichzelf uit het strijdgewoel teruggetrokken; hij staat als een eenzame heerser hoog boven het leven van alledag. Deze eenzame strijder verslaat de tegenstanders op afstand met een “clean kill” [16]; in werkelijkheid van alledag is deze doodslag altijd uiterst groezelig met de stank van verderf. In Amsterdam hoop ik daar meer over te kunnen tonen. Het Palazzo Pitti is voor mij doods en verstild in de hang naar – de klassieke valkuil van de strijder – blijvende uitzonderlijke glorie”, zegt Carla.

“Zo waar. Bij jouw weergave van de eenzame heerser moet ik denken aan de almachtige God in de hemel. Kent de Christelijke Goddelijk drie-eenheid ook deze klassiek valkuil van de eenzame strijder? Ik heb ergens gelezen dat zelfs Goden zijn verwikkeld in overlevingsdrang. In Amsterdam gaan wij binnen “Intensiteiten en Associaties” onder meer op zoek naar de persoonlijke relatie met God – en de gevolgen daarvan – binnen het Christendom na de Reformatie. Hoe omzeilt een Bodhisattva deze klassieke valkuil? Door nederigheid? Ik weet het niet. Zullen wij vanavond tijdens het laatste avondmaal op dit deel van de zoektocht terugkijken op ons kort bezoek aan Florence? Dan kunnen wij ook enkele plannen maken voor het vervolg van onze Odyssee”, zegt Narrator.

“Dat is goed. Ik stel voor dat wij vanmiddag ieder onze eigen weg gaan”, zegt Man.

“Dat is goed”, zegt Carla.


[2] Zie bijvoorbeeld: Wetering, Janwillem van de, De Lege Spiegel. Amsterdam: De Driehoek, p. 40

[5] Bron: Norwich, John Julius, The Popes, A History, London: Chatto & Windos, 2011, p. 279.

[9] Zie ook: Norwich, John Julius, The Popes, A History, London: Chatto & Windos, 2011, p. 279 – 298.

[10] Bankroet is in het Italiaans Bancarotta – afkomstig “banca” dat toonbank betekent, en via het latijn “rupta” dat een vervoeging is van het werkwoord “rumpere” dat “breken of schenden” betekent.

[15] Uit hoofdstuk 40 van de Egils Saga. Bron: http://sagadb.org/egils_saga.en. Zie ook:  Marlantes, Karl, What it is like to go to war. London: Corvus, 2012 p. 69 – 70

[16] In het denkraam van een strijder is een “clean kill” door een moeiteloze klap van twee vuistknokkels esthetisch te verkiezen boven neerknuppelen met een steen. Nog esthetischer is het op afstand neerschieten met een mooi vuurwapen in een duel, of in onze tijd met een laserwapen. In onze eeuw is dit uitgemond in een president die door middel van drones persoonlijk tegenstanders in andere landen laat uitschakelen. Zie ook:  Marlantes, Karl, What it is like to go to war. London: Corvus, 2012 p. 71 – 72

Narrator – Weg uit Rome


In Rome had ik de hemel op aarde uit mijn jeugd hervonden. Die herfst en winter was ik volkomen opgenomen in deze stad. Toch verliet ik het volgende voorjaar deze hemel op aarde. Als ik terugkijk op mijn leven, dan zou het beter zijn geweest wanneer ik in Rome was gebleven.

Veel later heb ik in boeken een verklaring voor de reden van mijn vertrek gelezen: “Wanneer het levenslicht niet volledig doordringt, dan zijn er twee vormen van ziekte. Een vorm van ziekte is wanneer niet alles helder is en er nog iets in beeld blijft om te bereiken. De tweede vorm van ziekte is wanneer volkomen opgenomen in de hemel er nog een hang naar de hemel blijft bestaan. Zelfs volkomen opgenomen in de hemel, blijft de vraag “Wie ademt?” – dit is ook een ziekte [1].    

Hoewel ik volkomen gelukkig was in Rome, leed ik nog aan beide vormen van ziekte. Ik waande mij in de hemel, maar nog steeds was in mijn bestaan niet alles helder en in mijn hart leefde de opdracht van mijn moeder om naar de stad Amsterdam te gaan. Ook mijn hang naar geluk bleef in Rome bestaan. Aan de genezing van de ziekte door de vraag “Wie ademt?” zijn Carla Drift, Man Leben en ik veel later begonnen tijdens onze Odyssee naar “Wie ben jij”.

[2]

In het vroege voorjaar gaf ik invulling aan de opdracht van mijn moeder om naar de stad Amsterdam te gaan waar mannen van mannen mogen houden. Ik verliet mijn hemel op aarde.

Mijn voetreis van Rome naar Amsterdam begon ik met een kleine rugzak en een beetje geld voor eten onderweg. In Italië bezocht ik de steden Siena [3] en Florence [4] waar ik genoot van de musea en de mooie gebouwen. In beide steden woonde ik een korte tijd bij minnaars; mijn exotische verschijning waaierde door deze steden. Na ruim twee maanden lopen, bereikte ik Noord Italië. Hier liet ik de gouden gloed van mijn half jaar Italië achter mij.

Bij mijn aankomst in Aosta was het weer was guur en de bergen lagen dreigend in de verte. Ik kon geen slaapplaats vinden. De hele nacht waakte ik onder een bewolkte hemel met veel regen.

[5]

De volgende dag klaarde het weer op en ik droogde mij in de zon. Ik liep verder door het Aosta dal via Courmayeur [6] naar de ingang van de Mont Blanc tunnel. Ik zag voor het eerst witte besneeuwde berghellingen. Zo’n prachtig heldere wereld had ik nog nooit gezien. Deze betoverende wereld was het tegenbeeld van mijn oorsprong en van mijn bestaan tot nu toe.

[7]

Ik ben met een vrachtwagen door de Mont Blanc tunnel naar Frankrijk gesmokkeld; dit ging zonder problemen. Ik durfde de grens niet met mijn reispapieren te passeren, want mijn visum was alleen voor Nederland geldig.

In Chamonix net over de Franse grens leken de toppen van de bergen op tanden van een monster. Dit was niet mijn wereld. Met de trein verliet ik het dal van Chamonix.

[8]

In Frankrijk heb ik de GR 5 wandelweg naar het Noorden gevolgd.


[1] Dit is een verkorte en zeer vrije weergave van de koan “Yunmen’s twee ziekten”. Zie: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 46 – 50. Zie ook: Maezumi, Hakuyu Taizan, The hazy moon of enlightenment. Somersville: Wisdom Publications, 2007 p. 21 – 27

[5] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Aosta

[7] Bron afbeelding: foto door Matthieu Riegler via http://en.wikipedia.org/wiki/File:Mont_Blanc_depuis_Valmorel.jpg

Narrator – Alle wegen leiden naar Rome


Van Alexandrië verliet ik Afrika om er nooit meer terug te keren. Ik reisde met een boot naar Valletta in Malta en daarna met een andere boot naar Rome. Voor het eerst was ik alleen door water omringd; voortdurend was er het wiegen van de boot en het klotsen van de golven. In de boot voelde ik mij opnieuw in de baarmoeder opgenomen; ik groeide naar een nieuw leven in een andere wereld. Overdag doezelde ik in de schaduw en ’s-nachts keek ik naar de sterrennacht en de maan. In stilte bereidde ik mij voor.

Rome ontving mij alomvattend met open armen. Ontvangen in de Katholieke gebruiken lag het hiernamaals in het verschiet. Veel gewoonten waren anders dan in Kenia, maar voor mij was het een voortzetting van mijn hemelse schooljaren bij de zusters.

[1]

In die herfst en winter ontdekte ik de wereld van Rome niet, maar Rome vertrouwde zich aan mij toe. Later op onze zoektocht naar “Wie ben jij” las ik in een boek een korte passage die mijn leven in Rome weergeeft: “Is het een uitgemaakte zaak dat de ontdekking van de wereld alleen van onze kant komt? Waarom zou het niet de wereld zijn die zich aan ons toevertrouwt om door ons ontdekt te worden?” [2]. Bij Jalāl al-Dīn– in de Westerse en Moslim wereld beter bekend als Rumi [3] – heb ik later gelezen: “Altijd is Rome voor Jou aan het vergaan en aan het groeien, en hoe kan een mens met Jou pleiten voor de ziel van één enkel mens?” [4]

[5]

In Rome grensde de aardsheid van het bestaan aan de ijdelheid en de grandeur. Ik werkte overdag en ’s-avonds in de keuken van een restaurant.

[6]

In vroege ochtend liep ik over straat en bekeek de gebouwen uit de verschillende tijden. ’s-Nachts sliep ik in de buitenlucht in parken en geregeld was er een minnaar waar ik kon verblijven.

[7]

Die winter in Rome was er veel regen en ik zag de eerste sneeuw in mijn leven. Ik verbaasde mij over de overvloed aan water.

[8]

Het volgende voorjaar was het mogelijk om mijn reis naar Amsterdam te vervolgen. De wegen naar het noorden waren weer begaanbaar. Ik begon aan mijn voetreis van Rome naar Amsterdam.


[2] Bron: Safranski Rüdiger, Heidegger en zijn Tijd. Amsterdam: Olympus, 2012, vijfde druk p. 34

[3] De naam Rumi heeft Jalal al-Din in de Arabische wereld gekregen, omdat hij tijdens het schrijven van zijn grote werken in Konia ten zuiden van Ankara in het huidige Turkije woonde. Dit deel van de Arabisch wereld werd vereenzelvigd met Rome uit het Romeinse rijk. Vandaar dat Jalal al-Din is vernoemd naar de naam waaronder zijn verblijfplaats in de Arabische/Perzische wereld was bekend. Bron: Lewis, Franklin D., Rumi, Past and Present, East and West.Oxford: Oneworld, 2003 p. 9

[4] Vrije weergave van Poem 78 uit: Arberry, A,J, Mystical Poems of  Rūmī, Volume 1. Chicago: The University of Chicago Press, 1991 p. 69

[6] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Rome

[7] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Rome

[8] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Rome

Man Leben – Oosterse wijsheid 2


Alles gelebt was man leben kann?

Jij gaat verder met het verhaal van jouw leven:

“In het vorige bericht heb ik verteld hoe ik mij rond 1990 heb verdiept in de Oosterse wijsheid. Mijn voorliefde voor buitenbeentjes heb ik genoemd. De betekenis van de buitenbeentjes “ya, ra, la, va en ha” in Devanāgarī geven mijn belevingen in die tijd goed weer. Bij nakijken van de betekenis van “la” – dat in het Sanskriet “van Indra” betekent – en het raadplegen van bronnen, ben ik de betekenissen van Indra tegen gekomen. Indra betekent onder meer “God van de hemel” of “Svargaloka” [1]. Indra wordt vaak gezeten op een (meerhoofdige) olifant afgebeeld.

[2]

Nu vertel ik de onderliggende betekenissen van svargaloka, omdat dit licht geeft op de ontwikkelingen in mijn leven rond het overlijden van mijn tante en mijn peettante.

Svargaloka is in het Sanskriet samengesteld uit de woorden “svarga” dat onder meer betekent: hemel, verblijfplaats van licht en van de goden, hemelse gelukzaligheid, Indra’s hemel (waar de zielen van deugdzame stervelingen verblijven voordat zij weer terugkeren in aardse lichamen) en “loka” dat onder meer betekent: vrije of open ruimte, het universum, van nummer 7 – deze 7 komen wij later op onze Odyssee tegen. De wereld heeft drie loka’s: de hemel, de aarde en de onderwereld.

Svarga is samengesteld uit de delen:

  • Sva dat betekent: eigen, van ons Zelf, Uw/jouw eigen, de menselijke ziel;
  • Ra dat betekent: geven, liefde, wens, bewegen, schitterende pracht;
  • Ga dat betekent: verblijven, zijn. [16]

Op basis van deze delen is “svarga” de verblijfplaats van ons/uw eigen wezen in al haar pracht. De svargaloka is de hemel, aarde en onderwereld – alles, overal en één – in al haar verschijningsvormen. Hier en nu toont zij haar pracht.

Rond 1993 bestudeerde ik Jalâl al-Din die beter bekend is als Rumi. De naam Rumi heeft Jalâl al-Din in de Arabische wereld gekregen omdat hij tijdens het schrijven van zijn grote werken in Konia ten zuiden van Ankara in het huidige Turkije woonde. Dit deel van de Arabisch wereld werd daar vereenzelvigd met Rome uit het Romeinse rijk. Vandaar dat Jalâl al-Din is vernoemd naar de naam waaronder zijn verblijfplaats in de Arabische/Perzische wereld bekend was [3]. In hoofdstuk 7 ontmoeten wij Rumi op onze Odyssee.

 [4]

In een boek over het leven van Rumi las ik: “Liefde voor de doden is niet blijvend. Richt de liefde op de Levende Ene waarin het spirituele leven verblijft [5]”. Deze manier van kijken vormde in die tijd voor mij de ene helft van de spiegel. In die tijd leefde ik in de verblijfplaats van ons/Uw eigen wezen in al haar pracht. Ik was in de svarga één met de wind, het licht, mijn ouders en voorouders; het hele universum was alom aanwezig.

De andere helft van de spiegel werd gevormd door een passage uit de Diamant Sutra die stelt: “Het verleden is ongrijpbaar, het heden is ongrijpbaar en de toekomst is ongrijpbaar [6]”. Het verleden is vastgelegd als in gestold glas; uiteraard verandert onze kijk op het verleden in de loop van de tijd, maar zorgeloos leven met mijn vader en moeder in Amsterdam als vijf jarige jongen is niet meer mogelijk. Af en toe in dromen of bij een bepaalde smaak – denk aan de Madeleine koekjes in À la recherche du temps perdu van Marcel Proust – of bij een bepaalde geur, komt als een wonder de beelden en belevingen van die wereld weer in mij boven. “Alleen in het heden kan ik leven, nergens anders vond ik onderdak” [7]; zeilend op de wind over de golven ervaren wij het heden: probeer het “nu” te grijpen en het is vervlogen. De toekomst is ongrijpbaar als de bloem in de knop: de bloem manifesteert zich eens en voor altijd in al haar glorie wanneer de omstandigheden dat toelaten – niet eerder en niet later. De bloem ontstaat uit het niets, bloeit in het niets en vergaat in het niets. Bij deze ongrijpbaarheid moet ik denken aan de tekst die wij eerder op onze Odyssee zijn tegengekomen [8]: “Mysterium est magnum, quod nos procul dubio transcendit” [9]  of in het Nederlands: “Het mysterie is groot, dat ons zonder twijfel overstijgt.”

Het leven ervoer ik in die tijd volledig, overweldigend en doorschijnend . Of door een metafoor weergegeven: de reflecties in beide spiegels – die onder een hoek van 90 graden stonden – waren een afspiegeling van mijn belevingen. De spiegels waren leeg [10].

In het verleden dacht ik dat als mensen of dingen een naam hadden, zij daarmee ook een plaats kregen of een bestemming hadden. Op onze Odyssee komen wij deze manier van kijken nog een aantal keren tegen.

In die tijd verdiepte ik mij ook in de Hua-yan school van het Boeddhisme [11] en las teksten over Indra’s net [12] dat een metafoor is voor de leegte van alle dingen en levende wezens. Deze leegte heeft twee zijden: het is “leegte van” en “leegte tot” [13]. Deze beide zijden zijn vergelijkbaar met “vrijheid van” en “vrijheid tot” in “De angst voor vrijheid [14]” van Erich Fromm.

 [15]

Door deze inzichten en ervaringen werd ik bevrijd van de sluimerende schuldgevoelens over mijn bestaan, vooral omdat mijn naaste familie – met uitzondering van mijn tante – , het andere bewind uit Duitsland niet had overleefd. Tot dan toe was altijd de vraag aanwezig: “Waaraan heb ik het verdiend om nog in leven te zijn”. Tegelijkertijd ontliep ik de vraag naar de zin en de rede van deze duistere geschiedenis. Het geloof van mijn voorouders bood mij geen duiding: ik kon niet met volle overtuiging de strofen van Kaddish zeggen met de strekking “U zij de Glorie” en “De wereld die Hij heeft geschapen naar zijn wil”. Voor het uitspreken van deze teksten moest ik de “U/Zijn” vereenzelvigen met “de wind” en “het water”.

Dit inzicht heeft mij geholpen bij het organiseren van de begrafenis van mijn tante. Op haar begrafenis kwamen veel oude bekenden – voor zover nog in leven. Ook enkele verre familieleden waren gekomen. Van de naaste familie was alleen ik nog over. Voor haar heb ik met overtuiging een heel jaar lang dagelijks de gebeden volgens de Joodse dodenherdenking gezegd. Haar gedachtenis zij een zegen – voor hier en voor daar.

De begrafenis van en de rouwdiensten voor mijn peettante heb ik ook bijgewoond. Haar gedachtenis zij een zegen – voor hier en voor daar. Het was een mooie Katholieke begrafenis in de traditie van Zuid Limburg.

Na deze begrafenissen ben ik op weg gegaan naar Auschwitz”, zeg jij.

“Ik kan jouw weergave van Oosterse wijsheid volgen, maar ik laat voorlopig in het midden of ik er mee kan instemmen”, zeg ik.

“Het Boeddhisme is de weg van het midden; instemmen met mijn weergave van Oosterse wijsheid wordt niet gevraagd. Ik kijk uit naar wat het vervolg van onze Odyssee brengt. Het is een thuiskomst”, zeg jij.

Het volgende bericht gaat verder over jouw bezoek aan Auschwitz.


[3] Bron: Lewis, Franklin D., Rumi, Past and Present, East and West. Oxford: Oneworld, 2003 p. 9

[5] Vrije weergave uit: Iqbal, Afzal, The Life and Works of Jalaluddin – Rumi. London: The Octagon Press, 1983 p. 239.

[6] Vrije weergave uit: Red Pine (Bill Porter), The Diamond Sutra. New York: Counterpoint, 2001 pag.308

[7] Vrije weergave van de eerste twee regels uit het gedicht “Woninglooze” uit 1941 van Jan Jacob Slauerhoff. Zie voor de tekst van dit gedicht: http://4umi.com/slauerhoff/woninglooze

[8] Zie de berichten: “Drie – Object in het midden – Het Woord” van 11 juni 2011; en “Een dag zonder gisteren – een dag zonder morgen?” van 3 juli 2011.

[9] Bron: http://www.vatican.va/holy_father/special_features/ encyclicals/documents/hf_jp-ii_enc_20030417_ecclesia_ eucharistia_lt .html:  Ionnis Pauli PP. II Summi Pontificis, Litterae Encyclicae Ecclesia de  Eucharistia, Rome, 2003

[10] Wetering, Janwillem van de, De Lege Spiegel. Amsterdam: De Driehoek p. 118 – 120

[11] Bronnen: Cleary, Thomas, The Flower Ornament Scripture, a Translation of the Avatamsaka Sutra. Boston: Shambhala, 1993; Cleary, Thomas, Entry Into the Inconceivable: An Introduction to Hua-yen Buddhism. Boston:  Shambhala, 2002 en : Cook, Francis, Hua-Yen Buddhism: The Jewel Net of Indra. University Park: The Pennsylvania State University Press, 1977

[12] Zie ook de berichten “Een – Pantheïsme – Indra’s net” van 8 april 2011 en “Een – “Powers of Ten”” van 10 april 2011

[13] Zie voor leegte tot: Thich Nhat Hahn, The Heart of Understanding. Berkeley: Parallax Press, 1988 p. 8, 9

[14] Zie pag. 91 in de vertaling van “Fromm, Erich, Escape from Freedom. New York: Rinehart & Co, 1941” uitgegeven dooe Bijleveld te Utrecht, 1973.

[15] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Indra’s_net

[16] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.

Like this on Facebook