Alles gelebt was man leben kann?
Jij gaat verder met het verhaal van jouw leven:
“In het vorige bericht heb ik verteld hoe ik mij rond 1990 heb verdiept in de Oosterse wijsheid. Mijn voorliefde voor buitenbeentjes heb ik genoemd. De betekenis van de buitenbeentjes “ya, ra, la, va en ha” in Devanāgarī geven mijn belevingen in die tijd goed weer. Bij nakijken van de betekenis van “la” – dat in het Sanskriet “van Indra” betekent – en het raadplegen van bronnen, ben ik de betekenissen van Indra tegen gekomen. Indra betekent onder meer “God van de hemel” of “Svargaloka” [1]. Indra wordt vaak gezeten op een (meerhoofdige) olifant afgebeeld.
[2]
Nu vertel ik de onderliggende betekenissen van svargaloka, omdat dit licht geeft op de ontwikkelingen in mijn leven rond het overlijden van mijn tante en mijn peettante.
Svargaloka is in het Sanskriet samengesteld uit de woorden “svarga” dat onder meer betekent: hemel, verblijfplaats van licht en van de goden, hemelse gelukzaligheid, Indra’s hemel (waar de zielen van deugdzame stervelingen verblijven voordat zij weer terugkeren in aardse lichamen) en “loka” dat onder meer betekent: vrije of open ruimte, het universum, van nummer 7 – deze 7 komen wij later op onze Odyssee tegen. De wereld heeft drie loka’s: de hemel, de aarde en de onderwereld.
Svarga is samengesteld uit de delen:
- Sva dat betekent: eigen, van ons Zelf, Uw/jouw eigen, de menselijke ziel;
- Ra dat betekent: geven, liefde, wens, bewegen, schitterende pracht;
- Ga dat betekent: verblijven, zijn. [16]
Op basis van deze delen is “svarga” de verblijfplaats van ons/uw eigen wezen in al haar pracht. De svargaloka is de hemel, aarde en onderwereld – alles, overal en één – in al haar verschijningsvormen. Hier en nu toont zij haar pracht.
Rond 1993 bestudeerde ik Jalâl al-Din die beter bekend is als Rumi. De naam Rumi heeft Jalâl al-Din in de Arabische wereld gekregen omdat hij tijdens het schrijven van zijn grote werken in Konia ten zuiden van Ankara in het huidige Turkije woonde. Dit deel van de Arabisch wereld werd daar vereenzelvigd met Rome uit het Romeinse rijk. Vandaar dat Jalâl al-Din is vernoemd naar de naam waaronder zijn verblijfplaats in de Arabische/Perzische wereld bekend was [3]. In hoofdstuk 7 ontmoeten wij Rumi op onze Odyssee.
[4]
In een boek over het leven van Rumi las ik: “Liefde voor de doden is niet blijvend. Richt de liefde op de Levende Ene waarin het spirituele leven verblijft [5]”. Deze manier van kijken vormde in die tijd voor mij de ene helft van de spiegel. In die tijd leefde ik in de verblijfplaats van ons/Uw eigen wezen in al haar pracht. Ik was in de svarga één met de wind, het licht, mijn ouders en voorouders; het hele universum was alom aanwezig.
De andere helft van de spiegel werd gevormd door een passage uit de Diamant Sutra die stelt: “Het verleden is ongrijpbaar, het heden is ongrijpbaar en de toekomst is ongrijpbaar [6]”. Het verleden is vastgelegd als in gestold glas; uiteraard verandert onze kijk op het verleden in de loop van de tijd, maar zorgeloos leven met mijn vader en moeder in Amsterdam als vijf jarige jongen is niet meer mogelijk. Af en toe in dromen of bij een bepaalde smaak – denk aan de Madeleine koekjes in À la recherche du temps perdu van Marcel Proust – of bij een bepaalde geur, komt als een wonder de beelden en belevingen van die wereld weer in mij boven. “Alleen in het heden kan ik leven, nergens anders vond ik onderdak” [7]; zeilend op de wind over de golven ervaren wij het heden: probeer het “nu” te grijpen en het is vervlogen. De toekomst is ongrijpbaar als de bloem in de knop: de bloem manifesteert zich eens en voor altijd in al haar glorie wanneer de omstandigheden dat toelaten – niet eerder en niet later. De bloem ontstaat uit het niets, bloeit in het niets en vergaat in het niets. Bij deze ongrijpbaarheid moet ik denken aan de tekst die wij eerder op onze Odyssee zijn tegengekomen [8]: “Mysterium est magnum, quod nos procul dubio transcendit” [9] of in het Nederlands: “Het mysterie is groot, dat ons zonder twijfel overstijgt.”
Het leven ervoer ik in die tijd volledig, overweldigend en doorschijnend . Of door een metafoor weergegeven: de reflecties in beide spiegels – die onder een hoek van 90 graden stonden – waren een afspiegeling van mijn belevingen. De spiegels waren leeg [10].
In het verleden dacht ik dat als mensen of dingen een naam hadden, zij daarmee ook een plaats kregen of een bestemming hadden. Op onze Odyssee komen wij deze manier van kijken nog een aantal keren tegen.
In die tijd verdiepte ik mij ook in de Hua-yan school van het Boeddhisme [11] en las teksten over Indra’s net [12] dat een metafoor is voor de leegte van alle dingen en levende wezens. Deze leegte heeft twee zijden: het is “leegte van” en “leegte tot” [13]. Deze beide zijden zijn vergelijkbaar met “vrijheid van” en “vrijheid tot” in “De angst voor vrijheid [14]” van Erich Fromm.
[15]
Door deze inzichten en ervaringen werd ik bevrijd van de sluimerende schuldgevoelens over mijn bestaan, vooral omdat mijn naaste familie – met uitzondering van mijn tante – , het andere bewind uit Duitsland niet had overleefd. Tot dan toe was altijd de vraag aanwezig: “Waaraan heb ik het verdiend om nog in leven te zijn”. Tegelijkertijd ontliep ik de vraag naar de zin en de rede van deze duistere geschiedenis. Het geloof van mijn voorouders bood mij geen duiding: ik kon niet met volle overtuiging de strofen van Kaddish zeggen met de strekking “U zij de Glorie” en “De wereld die Hij heeft geschapen naar zijn wil”. Voor het uitspreken van deze teksten moest ik de “U/Zijn” vereenzelvigen met “de wind” en “het water”.
Dit inzicht heeft mij geholpen bij het organiseren van de begrafenis van mijn tante. Op haar begrafenis kwamen veel oude bekenden – voor zover nog in leven. Ook enkele verre familieleden waren gekomen. Van de naaste familie was alleen ik nog over. Voor haar heb ik met overtuiging een heel jaar lang dagelijks de gebeden volgens de Joodse dodenherdenking gezegd. Haar gedachtenis zij een zegen – voor hier en voor daar.
De begrafenis van en de rouwdiensten voor mijn peettante heb ik ook bijgewoond. Haar gedachtenis zij een zegen – voor hier en voor daar. Het was een mooie Katholieke begrafenis in de traditie van Zuid Limburg.
Na deze begrafenissen ben ik op weg gegaan naar Auschwitz”, zeg jij.
“Ik kan jouw weergave van Oosterse wijsheid volgen, maar ik laat voorlopig in het midden of ik er mee kan instemmen”, zeg ik.
“Het Boeddhisme is de weg van het midden; instemmen met mijn weergave van Oosterse wijsheid wordt niet gevraagd. Ik kijk uit naar wat het vervolg van onze Odyssee brengt. Het is een thuiskomst”, zeg jij.
Het volgende bericht gaat verder over jouw bezoek aan Auschwitz.
[3] Bron: Lewis, Franklin D., Rumi, Past and Present, East and West. Oxford: Oneworld, 2003 p. 9
[5] Vrije weergave uit: Iqbal, Afzal, The Life and Works of Jalaluddin – Rumi. London: The Octagon Press, 1983 p. 239.
[6] Vrije weergave uit: Red Pine (Bill Porter), The Diamond Sutra. New York: Counterpoint, 2001 pag.308
[8] Zie de berichten: “Drie – Object in het midden – Het Woord” van 11 juni 2011; en “Een dag zonder gisteren – een dag zonder morgen?” van 3 juli 2011.
[10] Wetering, Janwillem van de, De Lege Spiegel. Amsterdam: De Driehoek p. 118 – 120
[11] Bronnen: Cleary, Thomas, The Flower Ornament Scripture, a Translation of the Avatamsaka Sutra. Boston: Shambhala, 1993; Cleary, Thomas, Entry Into the Inconceivable: An Introduction to Hua-yen Buddhism. Boston: Shambhala, 2002 en : Cook, Francis, Hua-Yen Buddhism: The Jewel Net of Indra. University Park: The Pennsylvania State University Press, 1977
[12] Zie ook de berichten “Een – Pantheïsme – Indra’s net” van 8 april 2011 en “Een – “Powers of Ten”” van 10 april 2011
[13] Zie voor leegte tot: Thich Nhat Hahn, The Heart of Understanding. Berkeley: Parallax Press, 1988 p. 8, 9
[14] Zie pag. 91 in de vertaling van “Fromm, Erich, Escape from Freedom. New York: Rinehart & Co, 1941” uitgegeven dooe Bijleveld te Utrecht, 1973.
[15] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Indra’s_net
[16] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.
