Tagarchief: erfenis

Carla Drift – Gedrag 2


Mensen accepteren tot een zekere hoogte verschillen in gedrag en in omgang met elkaar. Deze acceptatie wordt bepaald door onderlinge verhoudingen binnen een wereldbeeld dat een duiding geeft aan de gelijkenis en aan de verschillen tussen mensen. Dit wereldbeeld geeft ook duiding aan de overeenkomsten en verschillen tussen groepen mensen. Priesters en leiders hebben een andere plaats en andere gewoonten in de samenleving dan handarbeiders. Binnen een stabiele samenleving met een eensluidend wereldbeeld ervaart ieder individu en iedere groep mensen zijn plaats als noodzakelijk en passend binnen een hogere orde. De onderlinge verschillen hebben vaak een duiding en een hoger doel in een voorbestemde wereldorde. In een stabiele samenleving ervaart ieder mens haar/zijn plaats en haar/zijn levensloop met alle veranderingen als volkomen normaal – hoe buitenissig en absurd de situatie in de ogen van buitenstaanders ook mag lijken.

In Afrika zitten mannen gerust de hele dag in de schaduw – in de westerse wereld werken de mensen bijna de hele dag om een half uur in de zon te zitten. In Europa duurt een wandeling naar een volgend dorp een klein uur – in Afrika duurt een wandeling met dezelfde afstand ruim een halve dag omdat onderweg ook alle sociale contacten worden onderhouden.

[1]

In de westerse – moderne geïndustrialiseerde – wereld leven veel paren samen in een klein gezin dat bestaat uit twee partners en enkele kinderen. De kinderen blijven in huis wonen totdat zij oud genoeg zijn om zelfstandig in hun levensonderhoud te kunnen voorzien.

Volgens het Westerse ideaal komt het huwelijk voort uit een romantische liefdesrelatie die na enkele jaren overgaat in een huwelijk waarin na een jaar achtereenvolgens twee tot vier kinderen worden geboren. Nadat de kinderen zelf via een romantische liefdesrelatie in een goed huwelijk zijn beland, leven de twee partners tot hoge ouderdom gelukkig en tevreden samen. Dit klein gezin is redelijk mobiel om mee te verhuizen met de mogelijkheden die de arbeidsmarkt kan bieden.

[2]

De werkelijkheid is vaak anders dan het ideaal. Eerst verkennen jonge mensen de wereld van het aangaan van liefdesrelaties; zij hebben een aantal los/vaste relaties. Na deze oriëntatie volgt veelal een keuze van een partner voor een langdurige liefdesrelatie. Deze romantische zoektocht kost naast geluk, hoop en verwachtingen ook teleurstellingen, verdriet en hoofdbrekens; veel literatuur en films op dit gebied geven een samenvatting van deze strubbelingen. De ontluikende liefde krijgt – met wat geluk en doorzettingsvermogen – vorm in de belofte op een  langdurige samenlevingsvorm. Na verloop van een aantal seizoenen besluiten de partners de langdurige relatie te bestendigen in een huwelijk of samenlevingsovereenkomst. In praktijk lopen ongeveer 36 % van de huwelijken uit op een scheiding [3]. Het leven van alledag is niet maakbaar volgens het gangbare ideaal. Binnen het klein gezin is de verplaatsing van arbeid naar een ander deel van het land een spanningsvolle gebeurtenis: wie van beide partners moet haar/zijn ambitie op de arbeidsmarkt herzien. Een huwelijks– of samenlevingsovereenkomst heeft naast elementen van een liefdesrelatie ook de kenmerken van een zakelijke overeenkomst.

Ruim een halve eeuw geleden leefden in de Westerse – agrarische – wereld veel mensen samen in een grootfamilie [4] waarbij kinderen, ouders met vaak broers en zussen en grootouders langdurig onder een dak leefden. Een aantal mensen stierven in hetzelfde bed waarin zij geboren werden.

[5]

In deze grootfamilie was de eer, het aanzien van de familie en het voortbestaan van de boerderij van groot belang voor het aangaan van goede langdurige levensrelaties. Wanneer dit aanzien was beschadigd, dan werd het voor potentiële huwelijkskandidaten uit de grootfamilie onmogelijk om juiste levenspartners te vinden. Een huwelijksovereenkomst was naast een samenlevingsovereenkomst vooral een zakelijke overeenkomst voor de grootfamilie. Nieuwe leden traden toe tot de grootfamilie met een voorschot op hun erfenis en andere leden verlieten het huis van de grootfamilie met huwelijksgeschenken om het leven in een andere familie vorm te kunnen geven. Huwelijken werden in deze samenlevingsvorm vaak gearrangeerd – kinderen werden uitgehuwelijkt.

In sommige agrarische gebieden kregen huwbare dochters in een bijgebouw van de boerderij de mogelijkheid om in verwachting te raken. Na de zichtbare zwangerschap volgde meteen het huwelijk. Deze boerengemeenschap wilde het voortbestaan van de boerderij niet op het spel zetten door  huwelijken zonder nakomelingen. Het Christelijk geloof heeft deze oeroude manier van huwelijksovereenkomsten met een vergrote zekerheid op nakomelingschap niet kunnen uitbannen.

De lokale samenleving hield dit aanzien van de grootfamilie nauwlettend in de gaten: er werd alles aan gedaan om de “biologie tussen mensen” in bedwang te houden. Jonge huwbare vrouwen werden voortdurend gechaperonneerd door naaste familie. Rond 1950 werden in het Katholieke Zuid Limburg pension- en hotelkamers aan het begin van de nacht nog door de lokale politie gecontroleerd op ongewenste buitenhuwelijkse activiteiten. In november 1961 werd in het Protestantse Staphorst nog een volksgericht gehouden waarbij een man en vrouw op de mestwagen door het dorp zijn gereden om hun te schande te zetten voor een buitenechtelijke relatie [6] .

Aan het einde van de jaren 60 kreeg een sluimerend gevoel van onbehagen in de samenleving – mede door een toegenomen welvaart en door de beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen – vorm in vrijere omgangsvormen tussen mannen en vrouwen. Jonge mensen voelden zich jong, alternatief en zij wilden het leven en hun seksualiteit openlijker verkennen. Daarnaast zorgde de tweede feministische golf ervoor dat de verhoudingen tussen mannen en vrouwen ter discussie werd gesteld. Jonge mensen kregen een grote mate van vrijheid om seksuele en levensrelaties aan te gaan. De nieuwe mogelijkheden zorgden ook voor grotere onzekerheden – de samenleving raakte op drift [7].

In onze samenleving blijven de meeste getrouwde paren tijdens het huwelijk monogaam. Veel andere samenlevingsvormen kennen een grote mate van monogamie. Wel neemt het aantal buitenechtelijke kinderen in Nederland snel toe: tussen 1985 en 1995 is het percentage buitenechtelijk geboren kinderen gestegen van ruim 8 % naar 16 %. Daarna is het percentage gestegen van 25 % in het jaar 2000, 35% in 2005 tot 45 % in 2009. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk de afnemende Christelijke moraal en de toegenomen welvaart met een grotere zelfstandigheid van vrouwen [8]. Het lijkt erop dat de sequentiële monogamie – partners zijn monogaam binnen een relatie, maar de relaties wijzigen in de loop der tijd – in onze samenleving toeneemt.

Andere samenlevingen kennen naast monogamie ook polygamie [9] – meer vrouwen met één man – en polyandrie [10] – meer mannen met één vrouw – of mengelingen van beide vormen. In dunbevolkte gebieden of in samenlevingsvormen waar een tekort is ontstaan aan een sekse, kunnen deze andere samenlevingsvormen noodzakelijk zijn voor het voortbestaan van de mensheid. In de Arabische wereld werd veel oorlog gevoerd met een hoge sterfte van de mannelijke populatie; om de bevolkingsaantallen op peil te houden, huwden meer vrouwen met een man – als de man deze vrouwen kon onderhouden. In de Caraïben en rond Miami zitten mannen van een bepaalde klasse zeer langdurig in de gevangenis; vrouwen gaan over tot passanten huwelijken met beschikbare mannen – de vrouw heeft een relatie met een man zolang deze zorgzaam kan zijn voor de vrouw. In dun bevolkte gebieden hebben ook meer mannen een blijvende relatie met één vrouw opdat nakomelingschap en ondersteuning van de vrouw bij het opvoeden van haar kinderen gewaarborgd is.

In gebieden in Afrika en in sommige streken van de Himalaya komt polyandrie voor. Een voorbeeld hiervan is te lezen in de Mahābhārata waar een vrouwelijke hoofdpersoon – Draupadi – is getrouwd met vijf broers – vijf andere hoofdpersonen – nadat de moeder van de vijf broers heeft gezegd dat haar zonen moeten delen wat een van de broers heeft verkregen. De broers leven achtereenvolgens een jaar met hun vrouw waaruit vijf zonen voortkomen [11].

[12]

Een ander voorbeeld van polygamie en polyandrie is te vinden bij de Masaï in Kenia. Vrouwen en mannen leven in een mengvorm van polygamie en polyandrie. Een vrouw trouwt soms met een leeftijdsgroep van mannen. Een man wordt geacht zijn huwelijksbed af te staan aan een gast/ leeftijdsgenoot – alleen de vrouw beslist of zij het bed wil delen met de gast. Alle kinderen van de vrouw zijn ook de kinderen van de echtgenoot [13] .

Bigamie, Polygamie, Polyandrie en huwelijken tussen gelijke seksen zijn in vele landen wettelijk verboden. Vaak heerst er een traditioneel taboe op andere samenlevingsvormen. Veel samenlevingen hebben er alles voor over – inclusief verbanning, hel en verdoemenis – om deze samenlevingsvormen uit te bannen. Worden andere samenlevingsvormen als minderwaardig en onethisch beschouwd om de eigen onzekerheid en om de heimelijke wensen voor verandering te onderdrukken? Of is het makkelijk om andere samenlevingsvormen als een gebrekkige samenleving te beschouwen en hierdoor als minderwaardig te zien [14]? Bij spanning en conflicten is er de wens om dit gebrek en deze minderwaardigheid van de ander aan te tonen. Of zoals Prof. Dr. W. Luijpen in zijn colleges aan de Technische Universiteit in Delft zei: ”Bewijzen is dwingend doen kennen dat een ander door de knieën gaat”. Dit dwingend doen kennen kan overgaan in stigmatisering , het zoeken van zondebokken in onze naasten. Bij verder oplopende spanning ontstaat een gewapend conflict met bijbehorende moordpartijen. Is het accepteren van andere manieren van samenleven – en acceptatie van de onzekerheid en spanningen over onze eigen samenlevingsvorm – geen betere oplossing?

 

[1] Bron afbeelding: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Mt_Uluguru_and_Sisal_plantations.jpg

[2] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/File:Old_marriage_at_Plac_Kaszubski.jpg

[3]  De Katholieke kerk kent drie gronden voor echtscheiding: overlijden van een van de partners, “niet voltrokken zijn van het huwelijk” en langdurige afwezigheid van één partner zonder zicht op terugkomst. Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Divorce

[4] Bron afbeelding:  http://en.wikipedia.org/wiki/Extended_family

[5]  Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/File:FamiliaOjeda.JPG

[6] Bron: Nieuwblad van het Noorden, 13 november 1961 – pagina 1.

[7] Zie ook: Drift, Carla, Man Leben – Een Leven, Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 44 – 47.

[8] Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Buitenechtelijk_kind

[9] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Polygamie

[10] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Polyandry

[11] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Mahabharata

[12] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/File:2716_PandavaDraupadifk.jpg.jpg

[13] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Maasai_people

[14] Zie ook: Agar, Michael, Language Shock – Understanding the Culture of Conversation. New York: Perennial, 1994, 2002, p. 23, 37

Man Leben – jouw studietijd


Traume soll man leben

Jij vervolgt met jouw studiejaren in Delft:

“Na het behalen van mijn middelbare school diploma ben ik met twee vrienden vier weken in Nederland, België en Frankrijk gaan kamperen. Mijn tante moedigde mij aan om te gaan studeren en op kamers te gaan; zij wilde dat ik op deze manier in de voetsporen van mijn vader kon treden. Door de wederopbouw was ik geïnteresseerd geraakt in architectuur. Ik ging in Delft bouwkunde studeren en ik vond een kleine kamer in een huis aan de Oude Delft. Ik genoot van het studenten leven, studentenvereniging, twee jaar roeien, jazz, uitstapjes naar Amsterdam, Parijs, en natuurlijk was er de architectuur. De huivering van het nieuwe: Amsterdamse school, Frank Lloyd Wright, De Nieuwe Zakelijkheid, Glasshouse.

[1]

[2]

[3]

[4]

Net na mijn 21ste verjaardag volgde een ontnuchtering. Mijn tante legde verantwoording af over haar tijd als voogd en zij droeg het nalatenschap van mijn vader en moeder aan mij over. Zij had het goed gedaan, maar het tijdsgewricht was haar niet goedgezind geweest.

Zij toonde hoe het klein basiskapitaal – dat mijn grootouders rond 1923 in Amsterdam hadden belegd – door mijn ouders in 1933 was gebruikt om een nieuwe start in Nederland te maken. Met een deel van dit geld was in Amsterdam een huis gekocht; de rest was als reserve kapitaal aangewend voor de handel. De handel was redelijk voorspoedig verlopen totdat het andere bewind uit Duitsland belemmeringen ging opwerpen. Bij de deportatie van mijn ouders naar Duitsland zijn de roerende goederen in beslag genomen of verdwenen. Hun huis is in de oorlog geconfisqueerd voor huisvesting.

De eerste post die mijn tante in 1945 kreeg bij haar terugkeer in Nederland, waren aanslagen van de Nederlandse overheid voor de belasting die tijdens de oorlog door mijn familie nog niet was betaald. Zij begreep dat de Nederlandse overheid na de oorlog alles van de grond moest opbouwen net als alles en iedereen. Mijn tante moest als erfgenaam en voogd de verplichtingen voor de overledenen en voor mij nakomen. Alle bezittingen waren vervlogen of niet toegankelijk. Het huis van mijn ouders was bewoond door andere mensen. Vele rekeningen voor onderhoud van deze voormalige woning stonden open of waren door anderen voorgeschoten. Ook het eigendomsrecht over het huis werd betwist. Door het eigendom van het huis officieel over te dragen aan nieuwe eigenaren, konden alle schulden en belastingaanslagen net worden voldaan.

Gelukkig kreeg mijn tante een betrekking bij een handelskantoor waardoor zij een nieuw bestaan kon opbouwen. Vanuit deze basis had zij toegang kunnen krijgen tot het andere klein basiskapitaal dat mijn grootouders in Zwitserland hadden ondergebracht. Met dit basiskapitaal kon zij mijn onderhoud en studie bekostigen. Zij wenste dat ik een goede tijd studietijd zou hebben en ik genoot van de zorgeloze eerste twee jaren van mijn studie.

Een wens van mijn tante heb ik pas veel later – nadat ik 50 jaar was geworden – kunnen invullen. Zij vroeg mij om mijn vader en moeder te eren niet alleen met mijn leven zoals ik voor mijn volwassenheid had gedaan, maar ook te eren met een dodenherdenking. Ik dacht eerst aan “Dies Irae” [5] – of de “Dag van Toorn” – als herdenking van het noodlot en verschrikkingen die mijn vader en moeder in de oorlog hadden getroffen. Het verzoek van mijn tante ging verder: zij vroeg mij – wanneer ik daar rijp voor was – om mijn ouders te eren volgens de Joodse dodenherdenking Kaddish [6] met de openingstekst: “U zij geprezen en heilig is uw naam in de wereld gemaakt naar uw wil”. Deze tekst lijkt sterk op het Christelijk equivalent “U zij de glorie” [7]. Veel later was ik eindelijk rijp en nederig om deze teksten een heel jaar lang te zeggen en daarmee de wens van mijn tante te vervullen. Ik kon daar pas mee beginnen nadat een monnik in een klooster zag dat ik veel moeite had met buigen. “Weet jij voor wie jij buigt?”, vroeg hij. Ik antwoordde dat ik moeite had om op deze manier God te eren. Daarop zei de monnik: “De buigingen zijn buigingen voor jezelf”. Dit antwoord drong jaren later pas tot mij door.

Na deze ontnuchtering volgend op de vrolijke eerste twee jaar studie, heb ik vier jaren later mijn ingenieursdiploma behaald. Mijn afstudeerwerk had betrekking op utiliteitsbouw: redelijk tot goed werk, maar het niveau van de beste architecten was mij niet gegeven,” zei jij.

[8]

“De rijpheid en nederigheid heb ik nog niet. Ik zit nog vol opstand”, zeg ik.

“Het heeft mij veel moeite gekost om dit te bereiken”, zeg jij.

Het volgende bericht gaat over jouw vruchtbare jaren in de samenleving.

 

– “Wie ben jij – Deel 1” – is klaar om te downloaden –

– Zie pagina: “Wie ben jij – Deel 1”


[8] Ketelhuis bij de Rotterdamseweg in Delft. Dit ketelhuis is een voorbeeld van de nieuwe zakelijkheid. Het ontwerp is van het architectenbureau van den Broek en Bakema – zie ook: http://www.broekbakema.nl/ Bron afbeelding: Screenprint uit Google maps.