Tagarchief: vertrouwen

Slotwoord bij biografie van Narrator


Narrator heeft mij het verhaal van zijn leven in verschillende delen verteld. In zijn vertellingen worden feiten, fictie en factie met elkaar verweven, zoals in het leven van alledag de scheiding van de lucht en aarde kunstmatig is [1].

Tijdens de vertelling van het voorspel tot zijn bestaan werd mij duidelijk dat de verhalen van Narrator zijn gericht op een universele waarheid, die vooraf en voorbij gaat aan ons leven. Deze waarheid berust op een ritme waaruit wij voortkomen. Dit ritme rolt door zijn leven in verschillende in elkaar geweven cycli.

De eerste cyclus in zijn levensverhaal bestaat uit de vier incarnaties die door Narrator worden benoemd als duiding voor zijn leven. Deze vier incarnaties in het leven van Narrator herinneren mij aan de vierjaargetijden [2]. De tweede cyclus in Narrator’s leven is het ritme van ijdelheid, handeling en gevolgen [3]. De derde cyclus is de Noordelijke cyclus waarin Narrator drijfveer en leidsman is voor de verlichting en thuiskeer van zijn Amerikaanse geliefde. De vierde cyclus is het ritme van vertrouwen en verraad in Narrator’s leven met Raaf en Vos in de spiegelwereld bewoond door de geheime diensten van vele landen [4]. En altijd is in het leven van Narrator de cyclus van de maan en de sterrenhemel als steevast gezel aanwezig. De zoektocht naar de overige cycli in de levensbeschrijving van Narrator laat ik aan de lezer over.

Het is mij een eer en een vreugde om met Narrator en Carla Drift de zoektocht naar “Wie ben jij” te mogen verrichten. Op deze Odyssee is Narrator mijn baken en leidsman, bijvoorbeeld bij mijn studie Sanskriet – de taal van de goden in de wereld van de mensen –, bij het bestuderen van Boeddhistische teksten en bij het lezen van het werk van Rumi.

[1] Zie ook: Quammen, David, Spillover: Animal Infections and the Next Human Pandemic. New York: W. W. Norton & Company, 2012 p. 219 – 234. In dit populair wetenschappelijk boek wordt een studie gemaakt over de interactie en het levensspel – met soms vergaande gevolgen – tussen hogere en lagere organismen. Bij deze interactie en levensspel is de scheiding tussen aarde en lucht kunstmatig; bijvoorbeeld bij de beschrijving van Q-koorts meegenomen door de wind in Noord Brabant.

spillover[2] Zie ook: De film “Spring, Summer, Fall, Winter … and Spring” onder regie van: Kim Ki-Duk. Deze film geeft mogelijk een duiding aan de misdrijven van Narrator als kindsoldaat in Afrika. De jongeling in de film begaat in zijn naïviteit als kleuter en in zijn levensdrang als adolescent verscheidene misdrijven waar hij de rest van zijn leven de gevolgen van mag dragen.

Spring[3] Zie ook: de film “Waarom vertrok Bodhi-Dharma naar het Oosten?” van: Bae Yong-Kyun. Deze film verschaft misschien inzicht in dit ritme doordat een jongen in een ijdele drang een vogel van een vogelpaar dodelijk verwondt. Tevergeefs probeert de jongen de vogel in leven te houden. De nog levende vogel van het paar blijft hem achtervolgen en geeft hem een eerste inzicht in de vluchtigheid van leven en dood, verbondenheid, passies, de zonde en angst.

Bodhi-Dharma[4] Zie ook: Le Carré, John,  The Quest for Karla. New York: Knopf, 1982 en zie ook: Deighton, Len, De Bernie Samson serie. verschenen tussen 1983 en 1996.

Het manuscript voor de biografie van Narrator is te downloaden via de website van Omnia – Amsterdam Uitgeverij:

http://www.omnia-amsterdam.nl/site-page/manuscripten

Narrator – Een man zonder gezicht


Opmerking: Dit bericht is een studie in vertrouwen en verraad; de personen en situaties in dit bericht zijn fictief [1].

Mijn belangrijkste aandeel in het werk van Raaf begon op 9 november 1989 om 8 uur ’s-avonds. Wij waren in West Duitsland in de buurt van Bonn. Op het acht uur nieuws werden de beelden getoond van de woordvoerder van de Oost Duitse regering die antwoordde op een vraag van journalisten wanneer het vrije reizen voor Oost Duitse inwoners mogelijk zou worden, na enig dralen met: “Nu meteen”.

Berlijn 1989[2]

Dit was voor Raaf het signaal om vliegtickets voor ons naar West Berlijn te boeken. Die avond hadden wij mijn nieuwe rol voor enkele weken geoefend. Door mijn jaar met mijn geliefde in Zweden en Noorwegen kon ik vlekkeloos Amerikaans – met een Oostkust accent uit de omgeving van Washington – spreken.

De volgende ochtend vlogen Raaf in de rol van hoge medewerker van een Duits Ministerie van Justitie en ik als hoge Amerikaanse ambtenaar naar West Berlijn. Het was mijn eerste keer in een vliegtuig. Tijdens de vlucht keek ik met verbazing naar het schijnlandschap dat door de wolken werd gevormd. Deze ijle wereld herinnerde mij aan de fjorden in Noorwegen en aan de zich steeds herhalende wolken tijdens de dagtocht met mijn Amerikaanse geliefde over de Hardangervidda [3]. Woonden wij nu samen in dit droomlandschap?

Wolken van boven[4]

Na aankomst op het vliegveld Tempelhof in Berlijn gingen wij naar het Kaufhaus des Westens om aanvullende kleren voor ons werk in Oost Berlijn te kopen.

Die avond gingen Raaf en ik via een net opengestelde grenspost naar Oost Berlijn samen met Oost Duitsers die een middag voor het eerst na ruim 28 jaren naar West Berlijn waren gekomen. Wij namen twee kamers in een hotel in de buurt van Unter den Linden.

De volgende ochtend gingen wij naar het hoofdkantoor van de Oost Duitse geheime dienst in het stadsdeel Lichtenberg. Daar stelden wij ons voor als vertegenwoordigers van Duitse en Amerikaanse overheidsdiensten die wilden toezien dat de archieven niet in verkeerde handen vielen. Wij werden ontvangen door drie afdelingshoofden die de leiding hadden gekregen na het aftreden van de politieke leider enkele dagen daarvoor. Een van de afdelingshoofden leek sprekend op de zeeman uit Rostock die Raaf enkele jaren eerder in Nyhavn in Kopenhagen had ontmoet. Ik begreep dat het Vos was.

Vos[5]

Na een ochtend vergaderen was besloten dat wij de archieven onder toeziend oog van de afdelingshoofden in kaart mochten brengen. Raaf en Vos zouden de gedetailleerde inventarisatie verrichten en een ander afdelingshoofd en ik hielden toezicht als neutrale partij. Aan mij werd het kantoor van de vorige politieke leider van deze dienst als werkruimte ter beschikking gesteld.

Die middag werd het algemeen overzicht van de archieven in het hoofdgebouwen en de bijgebouwen in de buurt opgesteld. De volgende vier weken werkten Raaf en Vos aan de gedetailleerde inventarisatie. Ik stelde veel lastige en pijnlijke vragen over de regionale deel archieven: de antwoorden bestudeerde ik in deze weken.

Aan het einde van het onderzoek waren de rapporten in vijfvoud opgemaakt; een rapport voor ieder afdelingshoofd en een rapport voor Raaf en voor mij. Alles was ruim voor Kerstmis gereed. Tijdens de periode van Kerstinkopen hebben Raaf en ik onder andere namen West Berlijn per vliegtuig richting Frankfurt verlaten.

Later ging ik vermoeden dat Raaf en Vos de archieven zoveel mogelijk in hun voordeel hadden aangepast – de pagina’s die het licht niet konden verdragen waren verdwenen of vervangen door onschuldige documenten. Vos en Raaf hadden deze operatie uitstekend voorbereid.

Toen in januari 1990 de bevolking van Berlijn het gebouw van deze dienst binnenviel, waren de archieven van Raaf en Vos dankzij hun trouwe samenwerking binnen de grenzen van de wet volledig op orde. Tijdens later onderzoek heeft niemand onrechtmatigheden in hun handelen kunnen aantreffen.

Berlijn 1990[6]

Een jaar later heb ik Vos nog een maal in Wenen ontmoet.


[1] Hoewel de titel van deze blog overeenkomt met: Wolf, Markus, Man without a Face – The Autobiography of Communism’s greatest Spymaster. New York: Random House, 1997, is er geen enkel verband tussen enerzijds de auteur en de inhoud van deze autobiografie en anderzijds Raaf, Vos en Narrator en hun fictieve daden. Deze schrijver van deze blog heeft geen enkele aanwijzing en wetenschap van het aanpassen, schonen en verduisteren van informatie uit Oost Duitse archieven.

[4] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Cloud

Narrator – Amsterdam: de omgekeerde wereld


In Amsterdam betrad ik de omgekeerde wereld van Holland en deze omgekeerde wereld nam mij in zich op. Een wereld met vele eeuwen een verbijsterende rijkdom en een diep onbehagen[1], maar dat leerde ik pas later. Voor mij begon het feest. Als een exotische buitenstaander had ik nog geen last van het onbehagen en mijn minnaars lieten mij in hun rijkdom delen.

Vanuit de haven wandelde ik via het Damrak [2] naar de Dam.

[3]

Vroeger in de 17e eeuw was de Dam en omgeving de plaats waar scheepsladingen werden verhandeld tegen waardepapieren die over het hele Noordzee- en Oostzeegebied inwisselbaar waren. De handelaren in Amsterdam deden alles om het vertrouwen in deze waardepapieren te laten behouden. Nog steeds relateren de Hollanders de waarde van goederen en het vertrouwen in menselijke relaties aan de waarde van geld. Geld is voor hen nog altijd een metafoor voor vertrouwen.

Toen ik op die mooie herfstdag voor het eerst op de Dam aankwam, waren de laatste Damslapers van dat jaar nog aanwezig. Enkele jaren geleden hadden de politie en mariniers schermutselingen geleverd met de Damslapers. Naar de mening van de toenmalige regenten hoorden deze luie nietsnutten geen slaapplaats in te nemen bij het Nationaal Monument [4]. De tekst op de voorzijde van het gedenkteken leek de regenten in hun recht te laten staan:

“Hic ubi cor patriae monumentum cordibus intus
quod gestant cives spectet ad astra dei.”[5]

(‘Laat hier waar het hart van het moederland is, het monument – dat burgers binnen in hun harten dragen – naar de sterren van God kijken.’)

Volgens de gezagsdragers behoorde alleen het monument ter herdenking van de Tweede Wereldoorlog naar de sterren van God kijken. Intuïtief voelden de Damslapers aan dat het Monument een gedenkteken is om de innerlijke entiteit van de burgers naar de sterren van God te laten kijken. In mijn Masaï geboortestreek wekte de God Engaï [6] in een ver verleden de overledenen onder de nachtelijke sterrenhemel weer tot leven. In dit omgekeerde land hadden de Damslapers de schermutselingen tijdelijk gewonnen totdat de winter hen verjoeg. In die koude dagen gaf de damp van mijn adem een thuis aan de adem van de dorpeling die zijn gedood bij het nachtelijk vuur in het bos; bijna alle nachten sliep ik onder de sterrenhemel wanneer de koude dat toeliet.

[7]

Na enkele maanden vroor het een periode; de bewoners van deze omgekeerde wereld werden door ijskoorts bevangen. Voor het eerst in mijn leven zag ik bevroren water – voor mij een vreemde omgeving. De andere mensen gingen massaal op het ijs schaatsen; voor hen was het een vrije wereld met een traditionele vrijhandel [8]. Velen maakten lange schaatstochten door de polder, enkelen kwamen gewond weer thuis – in Holland heel gewoon.

[9]

Gelukkig vond ik in deze koude periode onderdak bij mijn minnaars uit die tijd.


[1] Zie voor de rijkdom van Holland in de 17e eeuw: Schama, Simon, The Embarrassment of the Riches. Fontana Press, 1987

[2] Het Damrak was vroeger de oude buitenhaven aan de Zuiderzee waar kleine zeeschepen konden aanleggen. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Damrak

[3] Schilderij van Cornelis Anthonisz. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Cornelis_Anthonisz.

[5] De Latijnse tekst op de voorzijde van het gedenkteken is van dr. J.D. Meerwaldt

[6] Volgens een Masaï mythe geeft de God Engaï vee aan de mensen en hij brengt de mensen na de dood tot leven en laat de maan iedere dag sterven. Na een zonde waarin een tegenstander dood werd gewenst, liet Engaï de mensen dood gaan en hij bracht de maan iedere nacht weer tot leven. Bron:  http://nl.wikipedia.org/wiki/Masa%C3%AF_(volk)

[8] Tot de moderne tijd was drank en prostitutie wettelijk geregeld voor land en water. IJs werd in de wetgeving niet genoemd en daardoor ontstond op het ijs een vrijgeleide voor de handel van alcohol en voor prostitutie.

Carla Drift – Gedrag 3


Mensen accepteren tot een zekere hoogte spanning en gevoelens van onrecht of vermeend onrecht. Om de (lieve) vrede te bewaren schikken zij zich naar deze spanning en (vermeende) vernederingen. Voorbeelden hiervan zijn: zij die na een nederlaag hun levensloop volledig zien veranderen, zij die moeten leven binnen een samenleving die hun niet past, zij die overheerst worden door een dictatoriaal regime waarin geen einde lijkt te komen.

Heel lang kunnen mensen deze spanning en onvrede verdragen totdat een breekpunt is bereikt. Ineens ontstaat een omslagpunt waarna er geen weg meer terug is. De mens komt in opstand [1].

[2]

Een situatie die voor het omslagpunt nog draaglijk en te overzien is, wordt ineens volkomen absurd en onverdraagbaar. De sociale remmingen, het normaal rechtsgevoel en de ethische principes worden tijdelijk buiten werking gesteld. Ineens is alles geoorloofd om aan de spanningen en aan de gevoelens van (vermeend) onrecht een einde te maken.

Een primaire vorm van extreme opstand is te zien bij een mens die opeens zeer gewelddadig gaat handelen waarbij alle vormen van sociaal gedrag, rechtsnormen en gangbare ethiek opzij worden gezet. De familie, vrienden, bekenden en samenleving hebben deze geweldsuitbarsting meestal op geen enkele manier zien aankomen. Na afloop van het gewelddadig handelen probeert de gemeenschap het extreem gedrag te verklaren – de uitleg is meestal meer bedoeld om het onderling vertrouwen te herstellen dan dat hiermee de bijzondere geweldsuitbarsting wordt verklaard. Deze primaire vorm van opstand is te vinden in alle tijden en binnen alle samenlevingen. In Indonesië en Maleisië worden deze onverwachtse gewelddaden – waarbij alles dat de opstandeling op zijn weg tegenkomt, zonder voortekenen wordt aangevallen – aangeduid met “amok”. In de Westerse wereld eindigen alle amokmakers, als zij hun daden overleven, in een psychiatrische inrichting waar vaak geen aanwijsbare psychische aandoening te vinden is als oorzaak voor hun moorddadig handelen [3]. In de Westerse samenleving zien wij deze primaire opstand bij een persoon die zonder voortekenen met een vuurwapen gaat schieten op een menigte of binnen een school.

Een andere primaire vorm van extreme opstand is te zien bij een kleine groep mensen die opeens hun spanningen en/of hun (vermeende) onrecht niet meer accepteren. Zij rebelleren tegen hun situatie. Voorbeelden hiervan zijn lynchpartijen tegen individuen of kleine groepen en moordpartijen die aan iedere vorm van rechtspraak, normen en ethiek voorbij gaan. Een voorbeeld hiervan in de Nederlandse geschiedenis is de moord op de gebroeders de Witt door een menigte in Den Haag [4].

Een afgezwakte vorm van opstand zijn rellen bij supporters. Deze supportersrellen zijn van alle tijden. Een voorbeeld van supportersrellen die uiteindelijk uitmonden in een ernstige rebellie, is de Nika opstand [5] in Constantinopel in 532 n.Chr. waarbij 30.000 mensen het leven verloren. Supportersrellen bij paardenwagenrennen kwamen in die tijd veel voor; na deze ongeregeldheden volgden vaak stevige vonnissen tegen opgepakte deelnemers. In januari 532 waren twee veroordeelden ontsnapt en zij hadden onder bescherming van een menigte toevlucht gezocht in het heiligdom van een kerk. De positie van keizer Justinianus was verzwakt door politieke problemen. Hij wilde zijn gezag laten gelden en liet de veroordeelden arresteren. Tijdens de volgende paardenwagenrennen braken ernstige rellen uit in de hippodroom. De keizer besloot om te vluchten, maar keizerin Theodora zei: “Het is niet belangrijk of een vrouw tegen mannen moet zeggen om dapper te zijn. Bij gevaar moet men doen wat men kan. Vluchten is dwaas. Iedereen moet een keer sterven en ik heb besloten als keizerin te sterven” (en niet als vluchteling). Twee generaals besloten met hun Germaanse geharde troepen de opstand neer te slaan. Hiertoe werd een deel van de opstandelingen met geldmunten uit de hippodroom gelokt. De overige 30.000 opstandelingen in de hippodroom werden door de troepen uitgemoord.

[6]

In Istanbul bezoek ik in de Hagia Sophia altijd de standplaats van de keizerin in de vrouwengalerij. Vanuit haar plaats bezie ik het heiligdom en vanaf de begane grond kijk ik naar de vrouwengalerij: “Eens keizerin – altijd keizerin”.

[7]

Ook een hele samenleving aanvaard spanningen en gevoelens van (vermeend) onrecht tot op een zekere hoogte. Tot het omslagpunt wordt de situatie als volkomen normaal en gebruikelijk ervaren. Iedereen heeft een passende plaats totdat er een snelle omslag in de samenleving plaatsvindt. De uiterlijke oorzaak van dit omslagpunt lijkt voor een buitenstaander vaak een onbenullig kwestie.

Aan het einde van de 18e eeuw was het Ancient Regime in Frankrijk financieel, bestuurlijk en intellectueel volledig vermolmd en achterhaald. Het paste volgens een groot deel van de bevolking niet meer bij de veranderingen in de samenleving. Er dreigde een achteruitgang van de lonen en er braken rellen uit. Door onhandig ingrijpen van de overheid liepen de rellen uit de hand en het vertrouwen in de overheid nam verder af. De bestorming van de Bastille door gewapende revolutionairen werd de aanleiding voor een periode waarin sociale remmingen verdwenen en het gevoel voor rechtvaardigheid en ethisch besef nam sterk af. De guillotine verrichtte overuren en revolutionairen werden in zeer korte tijd erger dan het Ancient Regime. De Franse staat begon een bestaan volgens de leuze “Egalité, Fraternité et Liberté”, maar het duurde nog een hele tijd voordat deze leuze verwerkelijkt werd.

[8]

Eerst moest Napoleon nog met het Franse Grande Armee naar Moskou trekken [9] en vervolgens bij Leipzig en Waterloo verslagen worden. Deze revolutie heeft tot gevolg gehad dat naast een spoor van bloed ook het militarisme endemische in onze samenleving werd ingebed en de rationaliteit kreeg vorm onder meer door de meter en de kilogram.

Het volgende bericht gaat verder over mijn persoonlijke leven.


[1] Zie ook: Camus, Albert, De Mens in Opstand. Amsterdam: De Bezige Bij, 1974

[5] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Nika_riots en Cotterell, Arthur, Chariot – From chariot to tank, the astounding rise and fall of the world’s first war machine.” New York: The Overlook Press, 2004, p, 280 – 288

[6] Restanten van de hypodroom in Istanbul. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Nika_riots

[9] Zie ook: Zamoyski, Adam, 1812 – Napoleons fatale veldtocht naar Moskou. Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2005

Man Leben – jouw eerste jaren


Wie kann man leben, wenn man nicht sterben will [1]

In het vorige bericht heb jij de geschiedenis van jouw voorouders en ouders – tot het moment dat jij in hun leven kwam – in een vogelvlucht verteld. Geen bestaand mens heeft model gestaan voor een van de hoofdpersonen. Hun namen zouden ook Alleman en Iederman kunnen zijn. Jij gaat nu verder met jouw eerste levensjaren:

“Op de avond waarop ik eind maart 1933 in het leven van mijn ouders kwam, hadden zij besloten om Frankfurt am Main te verlaten. Zij zijn naar Amsterdam verhuisd met achterlating van veel van hun bezittingen. Nooit hebben zij mij dat verteld, maar ik denk dat ik in deze nacht ben ontstaan binnen een cocon van liefde, hoop en vertroosting.

Eerst een schets van de tijd waarin ik ben ontstaan. Duitsland was na de nederlaag in “Een oorlog als geen ander, een oorlog als elkeen” vervallen in een diepe economische crisis met grote werkloosheid. In 1923 was door de herstelbetalingen de hyperinflatie van geld – als vertrouwenwekkend object in het midden – zo groot dat het verdiende salaris aan het einde van de ochtend in een heel brood moest worden omgezet, omdat in de loop van de middag dat geld nog maar enkele boterhammen waard was. Mijn grootouders hebben in die tijd een klein basiskapitaal in harde munt in Nederland en Zwitserland ondergebracht.

[2]

Mijn voorouders en ouders zijn altijd buitenbeentjes geweest in iedere samenleving – ook in Duitsland – met alle gevolgen van dien. In de tweede helft van de jaren 1920 en het begin van de jaren 1930 ontstond in Duitsland een overweldigende dadendrang, hoop en toorn – ijselijke toorn [3].  Autowegen werden aangelegd, industrie leefde op, een enorme drang tot leven ontstond en de soldatenlaarzen werden opnieuw in het vet gezet voor de mars vooruit. “Alles op de pof; wie gaat dat betalen”, zei de oma van Hermann Simon in Heimat – Eine deutsche Chronik [4] na een bezoek aan familie in het Ruhrgebied. De prijs in de toekomst was toen nog onvoorstelbaar [5].

[6]

Om dit onderling vertrouwen in de Duitse samenleving te bestendigen waren een “persoon in het midden”, “objecten in het midden”, “mythes” en “rituelen” [7] nodig. De zondebok in de samenleving was snel gevonden; mijn grootouders en ouders met andere afstammelingen van mijn voorouders werden aangemerkt als collectieve dragers van het kwade. Door het offeren en verwijderen van de zondebok uit de samenleving dacht het Duitse volk van al het kwade verlost te zijn. Het begon met kleine vernielingen en pesterijen, en het ging verder met rookoffers waarin onder andere Synagogen en boeken in brand werden gezet.

 [8]

Toen in maart 1933 het andere bewind in Duitsland alle volmachten had verkregen, besloten mijn ouders te vertrekken: zij wilde niet opgeofferd worden. Mijn grootouders zijn gebleven.

In Amsterdam ben ik begin januari 1934 geboren. Ook in Amsterdam was het crisis. Met het klein basiskapitaal van mijn grootouders uit de jaren 1920, konden mijn ouders een bestaan opbouwen in een wijk die leek op de Rivierenbuurt [9]. Mijn vader ging in de handel. Ik groeide op als een Amsterdamse jongen.

In mei 1940 overspoelde het andere bewind uit Duitsland ook Nederland. Enkele kennissen van mijn ouders pleegden zelfmoord, omdat zij in wanhoop geen andere uitweg meer wisten. Mijn ouders vervolgenden hun leven. In september 1940 ging ik gewoon naar de lagere school. Behalve de “J met gele ster” op mijn kleren, ging het leven gewoon verder tot het einde van 1941. Op een avond voordat ik bij mijn tante ging logeren, hebben mijn ouders mij gezegd dat ik lang weg zou blijven, maar uiteindelijk zou alles goed zou komen.

Bij mijn tante ben ik een nacht gebleven. Via enkele tussenstations ben ik met een nieuwe voor- en achternaam op een boerderij in Zuid – Limburg beland. Mijn officiële naam was van dat moment Hermanus [10] Maria Jacobus [11] Leben; ik was Katholiek gedoopt. Men noemde mij Man – een naam die ook met tegenwind over de velden ver draagt”, zeg jij

“Ik kom ook Zuid Limburg. Ik herkende jouw voornaam “Man” meteen. Er zijn daar zoveel voornamen die ver over de velden dragen. Math van Mattheüs, Wiel van Wilhelmus, Sjeng of Sjang van Johannes, Sjraar van Gerard, Joep van Josef, Pie van Peter, Nant van Ferdinand, Sjoef, Sjier. Bij al deze namen heb ik gezichten”, zeg ik.

“Al deze namen en gezichten draag ik ook met mij mee”, zeg jij.

“En jouw ouders?”, vraag ik.

“Ik draag hen ook altijd met mij mee. Een klein jaar nadat ik mijn ouders voor het laatst heb gezien, is in 1942 mijn zusje geboren met de naam Carla [12]. Dat is het enige dat ik van haar weet. Nog steeds als ik vrouwen zie van haar leeftijd met mijn familietrekken, kijk ik of zij het is. Ik heb eens gelezen: ”Als er ook maar een haarbreedte verschil is, dan zijn hemel en aarde duidelijk gescheiden [13]. Er stond ook bij: “De weg van het hemelrijk is niet moeilijk, deze weg houdt niet van keuzes maken”. Later meer”, zeg jij.

Het volgende bericht gaat over jouw schooltijd in Zuid Limburg.

– “Wie ben jij – Deel 1” – is klaar om te downloaden –

– Zie pagina: “Wie ben jij – Deel 1”


[1] Vertaling: Hoe kan men leven, als men niet wenst te sterven.

[3] Zie ook: “Toorn, ijselijke toorn die ontelbare verschrikkingen bracht” in het bericht van 31 augustus 2001: Een oorlog als geen ander – de hoofdrolspelers

[4] Bron: Reitz, Edgar, Heimat – Eine deutsche Chronik. 1984 Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Heimat_(Edgar_Reitz)

[5] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_wars_and_anthropogenic_disasters_by_death_toll en voor de prijs van de Spaanse griep aan het einde van de Eerste Wereld Oorlog: http://en.wikipedia.org/wiki/1918_flu_pandemic

[7] Zie eerdere berichten met gelijknamige titels.

[8] Foto van brand in de Synagoge in de Börnestraße in Frankfurt am Main tijdens de Kristallnacht op 9 November 1938. Bron afbeelding: http://www.frankfurt.frblog.de/ostend-industrieviertel-mit-juedischen-wurzeln

[9] Voorbeeld van geschiedenis van vluchtelingen uit Duitsland: http://www.zuidelijkewandelweg.nl/tijdtijn/razzia%27s.htm

[10] De naam Hermanus is samengesteld uit “Herr” en “Man”. Mogelijk is het Duitse woord “Herr” verwant met de werkwoord kern “√hṛ” die in het Sanskrit “offeren, aanbieden” en “nemen, wegnemen” betekent. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta. Zie ook de eerste Chorus uit de Cantate 131 van van Johann Sebastian Bach: ”Aus der Tiefe rufe ich, Herr, zu dir. Herr, höre meine Stimme, lass deine Ohren merken auf die Stimme meines Flehens!“. “Man” betekent in het Sanskriet “denken/beschouwen/waarnemen”.

[11] Waarschijnlijk is deze naam nauw verbonden met de werkwoord kern “√śak” dat in het Sanskriet “vaardig, capabel zijn en in staat zijn tot” betekent.

[12] De naam Carla is samengesteld uit ”car” dat in het Sanskriet “bewegen, zwerven” betekent en “la” dat “ondernemen of geven” betekent.

[13] Bron: Wick, Gerry Shishin, The Book of Equanimity – Illuminating Classic Zen Koans. Somerville MA: Wisdom Publications, 2005 – casus 17, p. 54.

Inleiding: Drie – Object in het midden – Het Woord


Dit bericht is een overgang naar de volgende aanlegplaats “Vijf” op onze Odyssee. Op de volgende aanlegplaats gaan wij vijf hedendaagse werkelijkheden bezien:

o   Feiten en logica

o   Intensiteiten en associaties

o   Leegte

o   Verandering

o   Onderlinge verbondenheid

In dit bericht maken wij een begin met het “Woord” als “object in het midden” bij de overgang van “Drie – Dubio transcendit” naar “Vijf – vijf hedendaagse werkelijkheden”.

Tijdens de aanlegplaats “Drie” hebben wij de rol gezien van rituelen en offers  die voortdurend worden verricht om het onderling basis vertrouwen – Credo (ik geloof) – tussen goden, priesters, mensen en categorieën mensen te vestigen en bestendigen. Ook de hedendaagse wereld is vol van soortgelijke rituelen en offers binnen het maatschappelijk leven, in het privéleven en bij religieuze belevingen: de rituelen en offers geven steeds weer vertrouwen en vertroosting. In vogelvlucht hebben jij en ik de “persoon in het midden”, het “object in het midden” en de “geest in het midden” ontmoet.

Bij het kijken naar het einde van de film “Offret”  – of “Het Offer” van Andrei Tarkovsky uit 1986, hebben wij in de film de zoon – die kijkt naar de kruin van de tot leven gekomen boom – zijn eerste woorden horen zeggen: “In het begin is het Woord[1]. Waarom Vader?”. Deze vraag is volkomen terecht, want deze zoon heeft voor zijn drie offers geen woorden nodig; zijn leven, zijn handelen en zijn kennis gaan aan woorden vooraf.

Woorden duiden en omvatten, en woorden sluiten buiten. In Psalm 119 uit het Oude Testament worden deze beide kenmerken van het woord geduid met “Uw woord is een lamp voor mijn voeten en een licht op mijn pad. Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen, dat ik uw rechtvaardige verordeningen zal onderhouden.”[2] Door het volgen van Gods woord en licht is de gelovige in Gods genade.  Even verder volgt: “Gij verwerpt allen die van uw inzettingen afdwalen want hun bedrog is ijdel. Alle goddelozen der aarde doet gij weg als schuim.” Door het niet volgen van Gods woord en het licht volgt uitsluiting. Dit handelen is niet vrijblijvend voor alleen de gelovige, maar het heeft daarnaast ook grote gevolgen voor anderen en voor de omgeving. Het woord van God vormt hier een harde scheiding tussen vertrouwen en gastvrijheid enerzijds en ontrouw, verstoting en uitsluiting anderzijds. De andere metafoor voor het mysterie van het leven kent in principe geen uitsluiting; binnen Indra’s net ligt alles volkomen besloten en vormt elkaar door wederzijdse reflecties. Later op onze tocht zullen wij nog meer zien van Indra’s net.

In de film “Offret” doet de vader zijn woord aan God gestand. Na de redding van de hele wereld brengt hij – zoals beloofd – zijn offer en doet afstand van zijn bezittingen en van alles dat hem aan dit leven bindt . Hiermee brengen ongewild ook de familie en naasten van de vader een groot offer. Kan een woord aan God een echte belofte inhouden als onschuldige mensen hierdoor ernstige nadelige gevolgen ondervinden?[3]

De vrouw en zoon van Siddhārtha Gautama – de toekomstige Boeddha – zijn zonder man en vader achter gebleven, nadat Siddhārtha Gautama zijn gezin heeft verlaten om gehoor te geven aan de innerlijke noodzaak om de wereld te verlichten. Een hedendaagse beschrijving van zijn leven heeft een heel hoofdstuk besteed aan het beschrijven van dit verlies en het verdriet van de vrouw van Siddhārtha Gautama.

“Jij en ik hebben ook onze familie verlaten bij het begin van onze Odyssee. Zij brengen zeker zo’n groot offer door onze afwezigheid”, zeg jij.

“Steeds voel ik mij schuldig over het besluit om deze zoektocht te maken. Omdat ik mij aan deze innerlijke gelofte hou, dragen andere mensen en misschien wel het heelal hiervan de gevolgen”, zeg ik.

“Het verbaast mij dat de verloren zoon[4] in het Nieuwe Testament zoveel meer vreugde ontvangt dan de zoon die zijn gewone leven voortzet. Het onderhouden van het leven van alledag is de basis van alles. Dit verdient daarom grote vreugde en beloning”, zeg jij.

“In het Nieuwe Testament staat de verloren zoon voor de ongelovige die na vele jaren dwalen weer in de moederschoot van het geloof terugkeert. Uiteraard wordt de verloren zoon met vreugde ontmoet! De gelovigen ervaren bij het onderhouden van het leven van alle dag een voortdurende blijdschap van hun geloof[5]”, zeg ik.

“De naam “Dubio transcendit” voor deze aanlegplaats op onze Odyssee begint mij wat te dagen. De gelovigen overstijgen hun twijfel door het onderhouden van het leven van alle dag met een voortdurende blijdschap en zekerheid van hun geloof. Het overtuigt mij niet helemaal, maar het begin van dit inzicht is er. Hoe ben jij aan de naam voor deze aanlegplaats gekomen?”, zeg jij.

“Uit encycliek de Ecclesia de Eucharista van paus Johannes Paulus II; dit is een rondzendbrief waarin de paus als hoogste bruggenbouwer[6] tussen hemel en aarde de rol van de eucharistie viering binnen de kerk belicht. In deze rondzendbrief staat de passage: “Mysterium est magnum, quod nos procul dubio transcendit”[7], dat betekent: “Het mysterie is groot, dat ons zonder twijfel overstijgt.” In de rondzendbrief wordt met deze passage het mysterie van het geloof geduid. Ik vind deze korte passage mooi, omdat het levensmysterie – voorzien van alle twijfel en alle verdeeldheid – zo groot is, dat het ons volkomen overstijgt. Ook ons geloof en zekerheid, ons ongeloof en onze twijfel past makkelijk in het mysterie van het leven, met en zonder geloof. Om deze reden heb ik deze rustplaat de naam “Dubio transcendit” gegeven. Met en zonder geloof, met en zonder offer overstijgt het mysterie van het leven onze twijfel en verdeeldheid”, zeg ik.

“Heb jij tijdens deze aanlegplaats een sluitend antwoord gekregen op het mysterie van het leven?”, zeg jij.

“Daarvoor is het mysterie van het leven veel te groot.

Fremd bin ich eingezogen,

fremd zieh‘ ich wieder aus.

Der Mai war mir gewogen

mit manchen Blumenstrauß.

 

Ich kann zu meiner Reisen

Nicht wählen mit der Zeit:

Muß selbst den Weg mir weisen

In dieser Dunkelheit.

Es zieht ein Mondenschatten[8]

Als mein Gefährte mit[9].[10]“, zeg en zing ik.

“Mooi gezongen. Ik ken vier uitvoeringen van Winterreise. Peter Schreier met Sviatoslav Richter op piano, Hans Hotter met Gerald Moore, Christa Ludwig met James Levine en Brigitte Fassbaender met Aribert Reimann“, zeg jij.

“Al deze uitvoeringen zijn mooi op hun eigen manier. Tijd om naar de volgende aanlegplaats te gaan“, zeg ik.


[1] Zie ook: Openingszin van het Johannes Evangelie uit het Nieuwe Testament.

[2] Bron: Psalm 119:105-106 en 118-119

[3] Vrije weergave van de rol van een offer op basis van: Fanu, Mark Le, The Cinema of Andrei Tarkovsky. London: BFI Publishing, 1987, pagina 125

[4] Zie: het evangelie van Lucas 15: 11-32 uit het Nieuwe Testament.

[5] Zie ook “in dubio” in het bericht “Inleiding: Drie – Object in het midden – Lam Gods” van 3 juni 2011.

[6] Zie ook: bericht “Inleiding: Drie – Persoon in het midden” van 1 mei 2011

[7] Bron: http://www.vatican.va/holy_father/special_features/encyclicals/documents/hf_jp-ii_enc_20030417_ecclesia_eucharistia_lt.html:  IOANNIS PAULI PP. II SUMMI PONTIFICIS, LITTERAE ENCYCLICAE ECCLESIA DE EUCHARISTIA, Rome, 2003

[8] Letterlijk: een maanschaduw. Zie voor het symbool maan ook de voetnoot 11 bij het bericht  “Inleiding: Drie – Object in het midden – Lam Gods” van 3 juni 2011.

[9] Gedicht door Wilhelm Müller. Eerste lied van de liederen cyclus “WInterreise” van Franz Schubert.

[10] Vertaling: ”Als vreemdeling ben ik gekomen, als vreemde vertrek ik weer. De maand mei was mij gunstig gezind met een grote bloemenpracht. Ik ben niet vrij in het kiezen van mijn reistijd: ik moet zelf de weg kiezen in deze donkerte. Een schaduw in het maanlicht reis mee als mijn compagnon.

Inleiding: Drie – Heilige Geest in het midden – De Duif


In het vorige bericht hebben wij het schilderij het Lam Gods van de gebroeders van Eyck in Gent bezien. Dit schilderij toont het Lam Gods als offergave om de zondelast van de wereld weg te nemen. Jezus Christus, de enige zoon van God de Vader, wordt als Lam Gods weergegeven[1]. Boven het Lam Gods is een duif geschilderd als een stalende zon die de wereld verlicht. Deze duif symboliseert de heilige geest.

Het koor zingt tijdens de mis in B – mineur van Johann Sebastian Bach hoe Jezus Christus door de heilige geest uit Maria is voort gekomen:

”Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria virgine et homo factus est”

Later tijdens onze Odyssee zullen jij en ik nog uitgebreid stil staan bij “et incarnatus est”. Tijdens dit bericht gaan wij de duif – de heilige geest – bezien door wie Jezus als zoon van de Vader God uit Maria is ontstaan. Wij bezien hiervoor nog een keer het schilderij het Lam Gods van de gebroeders van Eyck in Gent.

[2]

Volgens de Christelijke theologie zijn God de vader, de zoon en de heilige geest een drie-eenheid [3]. In het schilderij wordt deze drie-eenheid afgebeeld als vader – boven in het midden zittend op een troon als koning-God – met daaronder in een afzonderlijk schilderij de heilige geest als een stralende zon die het licht laat schijnen op de wereld. Uit de heilige geest is voortgekomen het Lam Gods als enige Zoon van de Vader. De heilige geest wordt in dit schilderij afgebeeld als een duif.

[4]

Hoe verhoudt deze goddelijke drie-eenheid zich tot de Joodse God die onzichtbaar aanwezig wordt geacht tussen de toppen van de vleugels van de engelen op de Ark van het Verbond?[5] Zien wij hier verschillende uiterlijke verschijningen van één en dezelfde God – die niet te bevatten is -, maar die verschillende vormen voor de gelovigen aanneemt?

De onzichtbare God die aanwezig wordt geacht tussen de toppen van de vleugels van de duif zoals de Joodse God aanwezig wordt geacht tussen de toppen van de vleugels van de engelen op de Ark van het Verbond?

De zoon van God die als offergave in de vorm van het Lam Gods de zonde van de wereld wegneemt. Is dit een continuering van de offers die lang geleden zijn gebracht als herstelling en bestendiging van vertrouwen binnen de vee-cyclus?[6]

Het Christelijk geloof is via het Romeinse rijk verspreid. Binnen de leefwereld van de Romeinen heeft de vader binnen het gezin een absolute macht over zijn kinderen.[7] De geboorte van een Romein komt pas tot stand doordat de vader na de geboorte van een pasgeborenen een beslissing neemt of en hoe het kind in de samenleving wordt opgenomen. Totdat een kind zelfstandig gaat wonen, heeft de vader een absolute macht over zijn kinderen[8]. In West Europa is de Katholieke kerk de voortzetting van het Romeinse rijk tot op heden. Voor 300 n. Chr. is Jupiter [9] de belangrijke vader God. De kerkgewaden tonen nog altijd enige gelijkenis met de mode van het Laat Westelijk Romeinse rijk [8] en de kerkprovincies volgen in het voormalige rijk nog redelijk de oude Romeinse provincies. Vertoont de vader God gelijkenissen met de machtige positie van de vader over zijn kinderen binnen het Romeinse rijk?

“Het lijkt of binnen de Christelijke theologie het mysterie van de Goddelijk drie-eenheid nodig is om verschillende verschijningsvormen van mysteries uit het verleden te herenigen. Door deze hereniging van de drie-eenheid en het door rituelen (met gebruikelijke offers) onderhouden van deze hereniging wordt het vertrouwen in de wereld binnen het Christelijk geloof in stand gehouden. Door dit vertrouwen en geloof ontstaat voor de gelovigen een uitzicht op een wederopstanding”, zeg jij.

“Jouw uitleg klinkt goed; ik laat het onderzoek naar de juistheid over aan kerk historici [11]. De goddelijke drie-eenheid, de wereld en het gehele universum passen ook volkomen binnen een andere metafoor voor het mysterie van het leven. Binnen Indra’s net passen de drie verschijningsvormen van God uitstekend inclusief de wereld en het gehele universum. Allen zijn binnen deze metafoor glasparels die meer of minder stralen en reflecteren. Door hun onderlinge straling en reflectie vormen zij elkaar en maken het onderlinge net. Binnen deze metafoor is een kerk een gemeenschap die – al dan niet met een gebouw – elkaar door wederzijdse reflectie vanuit een geloof vormen opdat het levenspad wordt doorlopen”, zeg ik.

“Als wij in deze richting verder gaan, dan is de heilige geest de levensweg, het licht, de wind, het water, de lucht en alle stofdeeltjes waar wij uit zijn voortgekomen en waar wij weer naar terugkeren. Het doet mij ook denken aan de opening van de Ishvara upanishad die ongeveer als volgt gaat: “Dat is algeheel. Dit is algeheel. Algeheel komt van algeheel. Neem algeheel af van algeheel en aldus blijft algeheel. Vrede, vrede, vrede.” [10]”, zeg jij.

“Er blijven twee vragen over. Volgens de metafoor van Indra’s net zou geen deeltje verloren mogen gaan. En de tweede vraag komt op omdat ik ergens gelezen heb dat ook de goden zijn gebonden aan de wet van oorzaak en gevolg. Misschien hierover later meer tijdens onze Odyssee”, zeg ik.

Het volgende bericht is een overgang naar de volgende rust plaats “Vijf” en gaat over het “Woord”.


[1] Zie voetnoot 6 bij het bericht “Inleiding: Drie – Object in het midden – Lam Gods” van 3 juni 2011.

[2] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Lamb_of_God

[3] De eerste aanzet tot de Christelijke leerstelling van de drie-eenheid is gegeven tijdens het eerste oecumenische Concilie van Nicea in 325 door de kerkleiders van de grote christelijke centra in  Rome, Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem. Dit Concilie wijst het arianisme – waarin de werkwoord-kern “arh” te herkennen is die in het Sanskriet “waardig zijn” of “in staat zijn” betekent – af en verklaart deze zienswijze tot ketterij. Arius, de naamgever van deze christelijke stroming en priester in Alexandrië, heeft verkondigd dat Christus geen goddelijke natuur heeft maar een door God geschapen – weliswaar superieur – mens is en daarom als “Zoon van God” ondergeschikt is aan God de Vader. In antwoord op deze opvatting bepaalt het Concilie van Nicea dat Christus geen halfgod maar God is en in essentie één met de God de Vader. In Nicea wordt de triniteitsleer nog niet volledig uitgewerkt, want over de Heilige Geest, de derde Goddelijke persoon, wordt nog niet gesproken. Dit gebeurt pas tijdens het oecumenisch concilie van Constantinopel in 381 waar de geloofsbelijdenis van Nicea als onveranderlijk wordt vast gesteld met als belangrijkste toevoeging dat de Heilige Geest als derde goddelijke persoon evenveel God was als God de Vader en Christus de Zoon van God. De Heilige Geest, zo zegt de tekst, “voortkomt uit de Vader”. In het Latijn luidend: “qui ex patre procedit”. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geloofsbelijdenis_van_Nicea-Constantinopel

[5] Zie bericht: Inleiding: Drie – Object in het midden – deel 1 van 5 mei 2011.

[6] Zie bericht: Inleiding: Drie – Dubio trancendit van 28 april 2011.

[7] Bron: Histoire de la vie privée. Tome 1: De l’Empire romain à l’an mil.  Red. Ariès, Philippe & Duby, George.

[8] Bron: hoofdstuk 1 van Histoire de la vie privée. Tome 1: De l’Empire romain à l’an mil. 

[9] Het woord Jupiter is samengesteld uit de woorden Deus (of Dieu in het Frans) dat via de werkwoordkern “div” in het Sanskrit “stralen, schijnen vermeerderen” betekent en “ptr” dat vader betekent.

[10] Zie ook: Major B.D. Basu ed., The Upanishads, Volume 1 and 23. New Delhi: Cosmo Publications, 2007

[11] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geloofsbelijdenis_van_Nicea-Constantinopel. De Triniteitsleer – met de Heilige Geest als derde Goddelijke persoon – wordt nog niet uitgewerkt in de geloofsbelijdenis zoals vastgesteld tijdens het Concilie van Nicea in 325 n. Chr. Tijdens het concilie van Constantinopel in 381 wordt een aangepaste geloofsbelijdenis vastgesteld, waarin de Heilige Geest als derde goddelijke persoon naast de Vader en de Zoon wordt erkend waarbij de Heilige Geest voortkomt uit de Vader of  “qui ex patre procedit”. De geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel wordt door alle Christenen aanvaard. In 589 n. Chr. wordt tijdens het Derde Concilie van Toledo in de latijnse tekst “filioque” of “en de zoon” toegevoegd: de Heilige Geest komt volgens de latijnse tekst voort uit de Vader èn de Zoon. Karel de Grote heeft bewerkstelligd dat deze toevoeging door de Duitse kerken in 794 n. Chr.  als enig juiste tekst is aanvaard. Paus Leo III heeft Karel de Grote in 808 n. Chr.  laten weten dat het niet gepast is om aan de geloofsbelijdenis “filioque” toe te voegen. Karel de Grote heeft aan zijn stellingname vastgehouden; hij heeft Paus Leo III niet gevraagd om zijn zoon tot keizer te kronen. Nog steeds wordt in de Rooms-Katholieke geloofsbelijdenis  “filioque” vermeld. De Griekse en Oosters-Orthodoxe Kerken hebben deze toevoeging gezien als een ketterse aantasting van de Triniteitsleer, omdat met de toevoeging wordt gezegd dat de Heilige Geest voortkomt uit de Vader èn de Zoon en dus geen gelijkwaardige God is. In 1054 n. Chr.  Heeft deze toevoeging tot een schisma tussen de Kerk van Rome en de Oosters-Orthodoxe Kerken geleid. Zie ook:  Eliade, Mircea, A History of Religious Ideas, Volume 2. Chicago: The University of Chicago Press, 1982, p. 213 – 216.

Bij het bestuderen van deze ontwikkeling ontstaan de volgende vragen. Waarom hebben Christenen niet  aanvaard dat de Drie-eenheid drie verschijningsvormen zijn van één en hetzelfde waarbij zij elkaar vormen? Waarom zijn de Vader en de Zoon niet voortgekomen uit de Heilige Geest als er behoefte is aan één oorsprong?

Inleiding: Drie – Object in het midden – Bezinningsruimten


In de vorige berichten hebben jij en ik verschillende huizen van God bezocht. De gelovigen proberen met de kerken als “object in het midden” uitdrukking te geven aan een wederzijds vertrouwen, dat tussen mensen en God is gevestigd. Dit vertrouwen wordt voortdurend en periodiek door rituelen bestendigd. Daarnaast scheppen de kerken een band tussen mensen onderling waarbij vaak een binding ontstaat en soms een afwijzing de overhand krijgt. Kerken proberen een tijdloos ijkpunt te zijn, van waaruit de leefwereld – lucht/hemel en aarde afzonderlijk en in onderlinge samenhang – wordt ervaren. Ook geven de kerken hoop op een overstijging van het mensenleven door een herrijzenis in een hiernamaals. Wij bezoeken alle kerken die wij op onze Odyssee tegenkomen.

Wij komen ook “objecten in het midden” tegen die ruimte bieden voor bezinning. Door deze bijzondere ruimten wordt de mogelijkheid geschapen voor het overstijgen van de menselijke maat en/of voor het – opnieuw? – ervaren van een volkomen eenheid. Bepaalde plaatsen in het natuurlijke landschap zijn voor dit doel al eeuwen lang gebruikt. Tijdens onze Odyssee hebben wij eerder markeringen van steencirkels, stenen in het landschap en grotten gezien.

Waarschijnlijk zijn de mensen met het betrekken van woonsteden ook bezinningsruimten gaan inrichten die lijken op woonsteden. In het begin zijn de bezinningsruimten meestal in of nabij de woonsteden gevestigd. In de loop der tijd zijn deze eerste bezinningsruimten uitgegroeid tot omvangrijke sacrale gebedsruimten en/of huizen van God. Een aantal van deze plaatsen zijn over gegaan in wereldse bezinningsruimte die wij onder meer in de vorm van musea en kunstwerken tegen komen. Tijdens onze Odyssee bezoeken wij ook bijna alle musea, maar hiervan kunnen wij geen verslag van geven.

Twee bijzondere bezinningsruimten laten wij wel zien. Deze eerste ruimte – de Mark Rothko[1] kapel in Houston uit 1967 – is een raakvlak tussen een gebouw voor religie en een ruimte voor kunst. De buitenkant is een monolithische achthoek voorzien van een kleine ingang. Op het eerste gezicht lijkt het een mausoleum.

 [2]

Wij gaan de kapel binnen. De ruimte straalt een verstilling uit – even monolithisch als de buitenkant. Het licht komt van boven. Inwendig zing ik het eerste Chorus van Cantate 131 van Johann Sebastian Bach:

Aus der Tiefe rufe ich, Herr[3], zu dir.
Herr, höre meine Stimme, lass deine Ohren merken auf die Stimme meines Flehens!“[4]

De vensters naar buiten bestaan uit schilderingen van Mark Rothko uit 1964 – 1967, kort voor zijn dood.

[5]

“De schilderijen geven alle indrukken van de wereld weer. Het lijkt wel of hij – in doorzichtige blauw/zwarte inkt – ieder ooit geschreven en gesproken woord op de panelen heeft willen drukken.”: zeg jij.

“Klopt. Alle glasparels van “Indra’s net” [6] zitten tegelijkertijd in de verf van de schilderijen; zo dicht zijn de kleuren.”: zeg ik.

De breekt de zon door. Op het drieluik licht het bloed van de aarde op in een rode purperen gloed.

[7]

Wij gaan naast een mediterende – Zen? – boeddhist zitten. Als de Boeddhist opstaat, gaan wij naar buiten.

Buiten gekomen zeg jij: “Ik heb eens gelezen: “Een man vraagt aan een hedendaagse vrouwelijke Boeddhistische kluizenaar in China om de kern van het boeddhistische leven op papier te kalligraferen. Zij legt het papier aan de kant. Enkele maanden later ontvangt hij vier woorden per post: welwillendheid, mededogen, vreugde en onthechting. Haar kalligrafie is krachtig en helder als haar geest.”[8] Zijn deze vier woorden ook van toepassing op deze kapel?”

“Ja.”: zeg ik.

“Ik heb eerst getwijfeld over vreugde, totdat de zon doorbrak.”: zeg jij.

In het volgende bericht gaan wij kijken naar het laatste deel van de film “Offret” – of “Het Offer” van Andrei Tarkovsky uit 1986.


[1] Zie voor nadere informatie over Mark Rothko: Hughes, Robert, De Schok van het Nieuwe – Kunst in het Tijdperk van Verandering. Utrecht: Veen, 1991, pagina 318 – 320; en Arnason, H.H., A History of Modern Art. London: Thames and Hudson, 1979, pagina 533 – 534

[3] Mogelijk is het Duitse woord “Herr” verwant met de werkwoord kern “hṛ” die in het Sanskrit “offeren, aanbieden” en “nemen, wegnemen” betekent. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta. Deze beide betekenissen van de werkwoord kern “hr” geven tezamen uitdrukking aan de beide rollen van de krijgers-kaste in de vee-cyclus: zij roven vee en geven een deel van het vee aan de priesters voor offergave aan de goden. Daarnaast heeft een heer ook de twee rollen van het bieden van bescherming enerzijds en het nemen van een deel van de oogst. Waarschijnlijk zijn hier de rol van landheer gaan samenvallen met God. In de belevingswereld van onderdanen zijn koning en God nauw met elkaar verbonden.

[4] Vertaling: “Uit de diepten roep ik, Heer [3], tot jou. Heer, hoor mijn stem, laat jouw oren de stem van mijn twijfel horen!” In het Duits betekent het woord “Flehens” smeekbeden”, maar hier is het woord vertaald met twijfel, omdat bijna iedere smeekbede aan God haar oorsprong in twijfel heeft. Zie hiervoor het boek Job uit het Oude Testament.

[5] http://online.wsj.com/article/SB10001424052748703445904576118063020357484.html

[6] Zie voor “Indra’s net” het bericht “Inleiding: Een – Pantheïsme – Indra’s net” van 8 april 2011.

[8] Bron: Porter, Bill, Road to Heaven – Encounters with Chinese Hermits. Berkeley: Counterpoint, 1993. pagina 109

Inleiding: Drie – Object in het midden – deel 2


Tijdens onze eerste aanlegplaats [1] hebben wij oeroude stenen in het landschap ontmoet. De stenen zijn voor onze voorouders van groot belang geweest als herkenningspunten voor duiding van het kenbare en het onkenbare. De katholieke kerk heeft de rol van deze stenen proberen op te nemen in het Christelijk geloof door daar veldkruisen te plaatsen zijn.

In het vorige bericht hebben jij en ik verslag gedaan van het “object in het midden” als metafoor voor onderling vertrouwen en als symbool dat de metafoor van het object overstijgt en overgaat in de tastbare werkelijkheid die het “object in het midden” oorspronkelijk heeft uitgebeeld. In dit bericht vervolgen wij deze verkenning.

Mensen die elkaar bezoeken of op reis ontmoeten, wisselen geschenken uit om het onderlinge vertrouwen tot uitdrukking te brengen. Bij speciale omstandigheden worden bijzondere cadeaus als herinnering en bestendiging van de onderlinge relatie gegeven. Voorbeelden van deze speciale omstandigheden zijn belangrijke veranderingen in het leven zoals geboorte, doop, verjaardag, volwassen worden, huwelijk, overlijden van ouders. Deze geschenken zijn geregeld sieraden die bij het dragen van het sieraad de onderlinge band of de bijzondere status van de drager symboliseren. Deze sieraden worden soms na overlijden met de eigenaar in het graf gelegd, opdat de eigenaar ook in het hiernamaals met de sieraden het vertrouwen en de status in het vorige leven kan tonen.

[2]

In de graven van Neanderthalers zijn nooit sieraden gevonden [3]. Mogelijk hebben zij geen “objecten in het midden” gebruikt om onderling vertrouwen te tonen en bestendigen. Misschien hebben zij in hun leven geen duiding nodig gehad, omdat zij vol vertrouwen zijn?  Hebben zij geen duidingen gekend of hebben zijn geen voorstellingen van deze duidingen gemaakt? Wij weten het niet.

In de loop der tijd hebben mensen van “objecten in het midden” beeltenissen gemaakt die door middel van het afgebeelde object het oorspronkelijke vertrouwen symboliseren. Ook voor groepen mensen zijn deze symbolen belangrijk geworden om uiting te geven aan noembare en onnoembare gevoelens binnen de groep. De symbolen krijgen een eigen dynamiek in de vorm van afbeeldingen en vlaggen met bijbehorende muziek en ritmiek in de tijd. De Katholiek kerk laat veel afbeeldingen van God en van de Heiligen zien. Groepsidentiteit en nationale gevoelens worden versterkt door vlaggen en emblemen.

[4]

Daarnaast zijn deze symbolen voor buitenstaander wantrouwen gaan oproepen. Dit wantrouwen neemt geregeld de vorm aan van regelrechte haat: de buitenstaanders doen er alles aan om vreemde symbolen – en alles waar de beeltenissen voor staan – volkomen te vernietigen zodat alle sporen daarvan zijn uitgewist. Veel oorlogen zijn zo begonnen en krijgen een eigen dynamiek: de vlaggen, muziek, geluid van laarzen en bloemen door vrouwen in de lopen van de geweren geplaatst, doen de rest. De groepsdwang om de buitenstaanders te vernietigen is zo sterk dat buitenbeentjes die niet mee willen doen aan het geweld, worden bedreigd met uitstoting of zelfs executie.

In enkele culturen is het onnoembare en hogere zo overweldigend dat het niet afgebeeld mag worden. In de Islamitische cultuur zijn afbeeldingen van Allah niet toestaan; ook afbeeldingen van wezens met een ziel zijn niet gewenst. In het Joodse geloof mag Jahweh niet worden afgebeeld. In de Protestantse kerken zijn geen beeltenissen van God en mensen aanwezig. Hebben deze vormen van religie de waarde van de symbolen en de afbeeldingen overstegen? En zijn zij de weerzin tegen vreemde symbolen en afbeelding te boven gekomen omdat zij de waarde van symbolen zijn overstegen? Waarschijnlijk niet, gouden kalveren [5] worden nog steeds aanbeden èn bestreden.


[1] Zie het bericht “Een-Pantheïsme” op deze weblog.

[3] Arsuaga, Juan Luis, Het halssieraad van de Neanderthaler – Op zoek naar de eerste denkers. Amsterdam: Wereldbibiotheek: 1999

[5] Zie vorige bericht: “Inleiding: Drie – Object in het midden – deel 1”