Tagarchief: Katholieke kerk

Intensiteiten en associaties tot besluit


Halverwege de middag zitten Carla, Man en Narrator in het Vondelpark bij Het Blauwe Theehuis [1].

Blauwe Theehuis[2]
“Vanmorgen had ik gemengde gevoelens bij het voorstel om het volgende deel van onze zoektocht te gaan voorbereiden. Aan de ene kant sluit dit voorstel mooi aan op de overweldigende leegte van de virtuele digitale wereld van bits en beeldschermen waarin wij de wereld van alledag in onze eeuw beleven; zo zag ik in de tram naar het park een moeder alle aandacht schenken aan het beeldschermpje van haar mobiele telefoon in plaats van aan haar peuters. Aan de andere kant is naar mijn idee dit deel van onze zoektocht nog niet afgerond. In Florence – bij het vorige deel van onze queeste – hadden wij ons voorgenomen om aandacht te geven aan de schilderkunst in Holland. Daarnaast had ik in gedachte om gevoelens, emoties en de zeven hoofdzonden van Dante tijdens dit deel van onze zoektocht aan de orde te laten komen. Ik weet dat deze onderwerpen afzonderlijk een zoektochten in zichzelf zijn. Misschien kunnen wij deze onderwerpen net als kapitalisme in vogelvlucht behandelen; de ontwikkeling van de schilderkunst kan ik mooi op het kapitalisme laten aansluiten”, zegt Carla.

“Jij hebt gelijk. De overgang is te abrupt, maar de komende dagen is het mooi stabiel zeilweer: een gelegenheid om niet zomaar voorbij te laten gaan”, zegt Man.

“Kun jij de onderwerpen kort samenvatten, dan bekijken wij hoeveel aandacht ervoor nodig is”, zegt Narrator.

“De olieschilderkunst heeft in Holland tijdens en na de Reformatie een grote vlucht genomen, omdat de bewoners hun welstand in privéwoning wilden tonen – aan zichzelf en aan anderen – door afbeeldingen die gestalte wordt gegeven in schilderijen van door de mens – rentmeester Gods – ingerichte landschappen, van rijk gevulde tafels, van uitstallingen van rijkdommen in glaswerk en serviesgoed en uiteraard van afbeeldingen van zichzelf en bekenden in welvarende kleren. Deze schilderijen hebben kenmerken van een wens tot behoud en verkrijging van welstand. Deze manier van kijken heb ik overgenomen uit John Bergers “Ways of seeing” [3]; hij laat van dit vertoon in welstand een treffende voorbeeld zien met het schilderij “Mr. and Mrs. Robert Andrews” van de Engelse schilder Thomas Gainsborough. Veel van de olieschilderijen van Hollandse meesters getuigen van een soortgelijk vertoon van welstand en welvaren van de individuele mens.

Mr and Mrs Rober Andrews[4]
Deze schilderijen moesten naast het vertoon van welstand en welvaren ook altijd een zekere matiging weergeven zoals een goed rentmeester Gods betaamd. In wezen tonen vele schilderijen de uitverkiezing door God in het hier en nu en in het hiernamaals van de eigenaar of van de geportretteerde. In een vogelvlucht is dit de samenvatting van mijn bijdrage over de traditionele olieschilderkunst in Holland binnen intensiteiten associaties. Ik heb hierbij veel meesterwerken tekort gedaan”, zegt Carla.

“Ik heb mij bij het zien van schilderijen van de meeste Hollandse meesters altijd wat ongemakkelijk gevoeld. Jij hebt mijn ongemak treffend samengevat”, zegt Man.

“Als idool in Amsterdam heb ik geen aandacht aan schilderkunst besteed, ik leefde een leven als begeerlijke exotische – on-Hollandse – verschijning. Ik was zelf de stralende uitverkoren ster waartoe iedereen zich aangetrokken voelde en waaromheen het leven draaide. Nadat ik dit leven achter mij had gelaten, ben ik nooit aan bezichtiging van de Hollandse meesters toegekomen. Na onze zeiltocht zal ik enkele musea bezoeken”, zegt Narrator.

“Kun jij de zeven hoofzonden volgens Dante op een zelfde manier vertellen?”, vraagt Man aan Carla.

“OK. Even kort als de olieschilderkunst in Holland.
De zeven hoofdzonden volgens de Katholieke kerk zijn in de vierde eeuw na Christus al door geestelijken al in een systematisch overzicht beschreven. In de zesde eeuw na Christus zijn deze hoofdzonden door paus Gregorius officieel in een lijst vastgelegd, die later door Dante Alighieri in de Divine Commedia zijn verwerkt. Hiernaast kent de Katholieke kerk zeven deugden als tegenpool voor de zeven hoofdzonden.

Hoofdzonden[5]
Hiëronymus Bosch heeft in een schilderij de Zeven Hoofdzonden afgebeeld [6]

Zeven hoofdzonden - Bosch[7]
Ik zal een korte toelichting bij de zeven hoofdzonden geven.

Lust of wellust wordt meestal opgevat in het licht van buitensporig gedachten, wensen of verlangens van seksuele aard. In het vagevuur van Dante worden de zondaars door vlammen gezuiverd van de wellustige/seksuele gedachten en gevoelens. In de hel van Dante worden de zondaars voort geblazen door orkaan-achtige gloeiende winden die overeenkomen met het eigen gebrek aan zelfbeheersing van wellustigheden in het aardse leven. Tijdens onze zoektocht zijn wij lust en wellust nog niet tegengekomen; in de “Duivels van Loudun” van Aldous Huxley [8] komt wellust als hoofdzonde aan de orde: ik denk dat wij deze hoofdzonde tijdens onze zoektocht kunnen overslaan.

Gulzigheid heeft betrekking op enerzijds overdadig eten en op het verbruiken van zaken voorbij het punt van nut. Gulzigheid duidt op verspilling door excessieve energie: een van de valkuilen voor de rentmeester Gods.

Hebzucht/begeerte is net als lust en gulzigheid een zonde van het buitensporige. Hebzucht heeft betrekking op een zeer buitensporig verlangen en het streven naar rijkdom, status en macht voor persoonlijk gewin: een van de valkuilen bij het streven naar succes als voorbode van de genade Gods.

Luiheid is in de loop van de tijd enigszins veranderd van karakter. Eerst werd het gezien als het niet invullen van Gods gaven, talenten en voorbestemming. Nu wordt meer gezien als opzettelijke nalatigheid bijvoorbeeld van de zorgplicht voor de ander, of voor de samenleving. Naar mijn mening houdt luiheid ook de onwil in om kennis te nemen en open te staan voor meningen of religies van anderen ook als deze niet stroken met eigen opvattingen of geloofsovertuiging. Deze vorm van luiheid bestaat uit het mijden van de vraag: “Wat heeft de ander gezien dat ik niet zie?”.

Toorn of woede is de zonde van buitensporige en ongecontroleerde gevoelens van haat en woede. In zijn extreme vorm dient woede zich aan als zelfdestructie. De gevoelens van woede en haat kunnen over vele generaties blijven bestaan. Toorn of woede is de enige zonde die niet meteen egoïstisch behoeft te zijn.

Afgunst is tot op zekere hoogte verwant aan hebzucht: beiden zonden kenmerken zich door een innerlijk onbevredigd verlangen. Afgunst en hebzucht verschillen op twee punten. Ten eerste is hebzucht meestal gekoppeld aan materiële zaken, terwijl afgunst zich kenmerkt door een meer algemeen gemis. Ten tweede ziet afgunst bij zichzelf iets ontbreken dat een ander heeft of lijkt te hebben.

Bijna altijd wordt trots of arrogantie – bijvoorbeeld de mening om als groep of als religie exclusief te behoren tot de uitverkorenen Gods – beschouwd als de meest ernstige hoofdzonde: het wordt gezien als de bron van de andere hoofdzonden. Kenmerkend voor trots of arrogantie zijn het verlangen om meer, belangrijker of aantrekkelijker te zijn dan anderen; hierbij wordt voorbij gegaan aan de goede werk van anderen – in godsdiensten aan de werken van God door middel van andere religies. De zondaar heeft een buitensporige liefde van zijn eigen zelf of voor zijn eigen leefwereld en/of religie. Dante beschreef het als “liefde voor het ego – in godsdiensten: het eigen geloof – verdraaid tot haat en minachting voor de ander”.
Dit is heel beknopt mijn samenvatting van de zeven hoofdzonden”, zegt Carla.

“Weer indrukwekkend in uitgebreidheid en beknoptheid. Bij deze inleiding moet ik met schaamte denken aan mijn vele tekortkomingen en fouten in mijn leven”, zegt Man.

“Mijn meest ernstige hoofdzonden zijn niet voortgekomen uit trots of arrogantie. Afgunst door een algemeen gemis heeft mij in mijn pubertijd aangezet om kind-soldaat te worden met gevolgen die ik nog altijd met mij draag. Mijn leven als idool in Amsterdam is mij komen aanwaaien; gelukkig heb ik er bijtijds afstand van genomen. Misschien is luiheid de oorzaak van mijn jarenlange bestaan aan de randen van de spiegelpaleizen van de geheime diensten; hoewel dit bestaan een invulling van Gods gaven, talenten en voorbestemming was, had ik meer oog moeten hebben voor de zorgplicht voor de ander buiten mijn kleine leefwereld. Mijn leven als bedelmonnik – of Bhikṣu – kent elementen van afgunst in de vorm van een algemeen gemis: ik heb in die tijd geprobeerd om er geen hoofdzonde van te maken”, zegt Narrator.

“Kun jij op een zelfde manier de vele vormen van emoties en gevoelens samenvatten, nadat wij wat hebben gedronken?”, vraagt Man aan Carla.

“Er zijn vele theorieën over emoties en er bestaan verschillende benaderingen om emoties te classificeren [9]. De psychoevolutionaire theory van emoties door Robert Plutchik is interessant omdat deze theorie de volgende tien veronderstellingen [10] heeft:

  1. Het concept van emotie is van toepassing op alle evolutionaire niveaus en is van toepassing op alle dieren waaronder mensen.
  2. Emoties hebben een evolutionaire geschiedenis en hebben verschillende vormen van expressie door hun evolutie binnen verschillende soorten.
  3. Emoties vervullen een rol bij het zich aanpassen van organismen om te overleven wanneer zij worden blootgesteld aan bedreigingen door de omgeving.
  4. Ondanks de verschillende vormen van expressie van emoties in verschillende soorten, zijn er een aantal gemeenschappelijke elementen, of prototype patronen, die kunnen worden geïdentificeerd.
  5. Er is een klein aantal van de fundamentele, primaire of prototype emoties.
  6. Alle andere emoties zijn mengelingen of afgeleiden van de fundamentele emoties; dat wil zeggen ze komen voor als combinaties, mengelingen of samenstellingen van de oorspronkelijke emoties.
  7. Primaire emoties zijn hypothetische constructies of geïdealiseerde staten waarvan de eigenschappen en kenmerken alleen kunnen worden afgeleid uit verschillende soorten bronmateriaal.
  8. Primaire emoties kunnen worden samengesteld in termen van paren van tegenpolen.
  9. Alle emoties variëren in de mate van overeenkomst met elkaar.
  10. Elke emotie bestaan in wisselende intensiteit of niveaus van opwinding.

Onder meer op basis van deze tien vooronderstellingen compileerde Robert Plutchik in 1980 een wiel van emoties die bestond uit de volgende 8 basis – of biologisch primitieve – emoties, en 8 verder ontwikkelde – om de reproductieve fitness van dieren te vergroten, zoals de vlucht of vecht reactie – emoties, die ieder waren ontstaan uit de samenstelling van twee basis emoties.

Basis emotieBasis emotie2[11]

Het wiel van emoties samengesteld door Robert Plutchik ziet er als volgt uit:

Wheel of emotions - Robert Plutchik[11]

Recent is op basis van een brede bestudering van bestaande theorieën van emoties [12], de volgende tabel gecompileerd van tegengestelde basis emoties. Bij het samenstellen van deze tabel zijn onder meer de volgende drie criteria voor emoties gehanteerd: 1) geestelijke ervaringen die een sterk motiverende subjectieve kwaliteit, zoals plezier of pijn hebben; 2) geestelijke ervaringen die een reactie zijn op een bepaalde gebeurtenis of object, dan wel echt of ingebeeld; 3) geestelijke ervaringen die aanzetten tot bepaalde vormen van gedrag. De combinatie van deze criteria onderscheiden emoties van gewaarwordingen, gevoelens en stemmingen [11].

Soort emotie[11]

Deze basisoverzichten van gevoelens en emoties zijn een aardig uitgangspunt voor een verdere verkenning hiervan, maar ik denk dat een vergaande verkenning buiten de reikwijdte van onze zoektocht gaat vallen. Daarbij geeft Robert Plutchik in een van zijn werken [13] aan, dat dichters en schrijvers de nuances van emoties en gevoelens beter vatten en weergeven dan wetenschappers; hij geeft het voorbeeld hoe Emily Dickinson die was opgegroeid in een Calvinistisch gezin [14], haar gevoelens van wanhoop – in mijn ogen de wanhoop over een gescheiden bestaan na Gods uitverkiezing aan het einder der tijden tot besluit van dit leven en het hiernamaals [15] – beschrijft in haar gedicht [16]:

My life closed twice before it’s close
It yet remains to see
If Immortality unveil
A third event in me,

So huge, so hopeless to conceive
As these that twice befell.
Parting is all we know of heaven,
And all we need of hell.

Of door mij vertaald in het Nederlands:

Mijn leven sloot tweemaal tot besluit
Het bevalt nog te bezien
Of Onsterflijkheid ontsluit
een derde mij onvoorzien

Zo groot, zo hopeloos te bevatten
Als dezen die tweemaal gevielen.
Afscheid is al wij weten van hemel,
En al we van hel believen.

Waarschijnlijk geeft dit gedicht ook deels de hoop en wanhoop van het Calvinisme weer met aan het einder der tijden een onvoorstelbare scheiding, die in onvoorstelbaarheid gelijk is aan de scheiding van lucht van water aan het begin der tijden. Is mijn samenvatting over dit onderwerp toereikend?”, zegt Carla.

“Uitgebreid in zijn beknoptheid. Indrukwekkend gebruik van het gedicht van Emily Dickinson tot slot. Jouw toelichting doet mij denken aan het boeddhistisch vraagstuk:

“Wanneer aan het einde der tijden een vuur woedt waarin alles wordt vernietigd, wordt dit dan ook vernietigd?” Een leraar antwoordde: “Vernietigd, want dit gaat met alles ten onder”. Een andere leraar antwoordde: “Niet vernietigd, want dit is identiek aan alles” [4].

Aan het einde van dit deel van onze zoektocht heb ik de indruk dat de Calvinisten in Holland – met hun vele afscheidingen – zijn gaan leven alsof het einde der tijden al is gekomen: al wij weten van hemel is afscheid nemen van naasten die anders denken of geloven, en al wij believen van hel. Het einder der tijden brengt hier geen verandering in”, zegt Narrator.

“Het gedicht van Emily Dickinson geeft voor mij de onvoorstelbaarheid van het einde der tijden treffend weer.
Bij het zien van het wiel van emoties van Robert Plutchik zag ik met blijdschap dat vreugde voorkomt uit het samenstel van de twee emoties optimisme en liefde. Mijn blijdschap komt ook voort uit de gelijkenis in klank met de oeroude werkwoordkern “vṛddha” – die in het Sanskriet “groei, tot wasdom komen/zijn” betekent – met ons woord “vreugde”. Het herleiden van al deze emoties en het onderzoeken van alle samenstellen van emoties in de vele verschijningsvormen gaat onze zoektocht inderdaad te buiten. Zijn er nog meer onderwerpen, die wij op dit deel van onze zoektocht willen onderzoeken?”, zegt Man.

“Intensiteiten en associaties interesseren mij geweldig; ik voel mij ertoe aangetrokken en ik word nog regelmatig verrast door intensiteiten en associaties binnen onze leefwereld, in relatie met de ander en door mijn eigen emoties en gevoelens. De zoektocht hiernaar vergt een volledig mensenleven”, zegt Carla.

“Volgens mij geldt dit voor ieder onderdeel van onze zoektocht”, zegt Man.

“En het gaat eraan voorbij. Zal ik vanavond een eenvoudig maal voor jullie koken in de keuken van Man tot besluit van Intensiteiten en associaties?”, zegt Narrator.

“Dan kunnen wij tijdens de maaltijd afspreken waar wij elkaar morgen treffen om naar mijn zeilboot af te reizen. Ik kan een auto van een vroegere compagnon lenen; hij is een aantal weken met vakantie”, zegt Man.

 

[1] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Het_Blauwe_Theehuis
[2] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Vondelpark
[3] Bron: Berger, John, Ways of seeing. London: British Broadcasting Company and Penguin, 1972 p. 106 – 107
[4] Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Thomas_Gainsborough
[5] Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Seven_deadly_sins
[6] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Zeven_Hoofdzonden_(Jheronimus_Bosch_of_navolger)
[7] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Seven_deadly_sins
[8] Zie: Huxley, Aldous, The Devils of Loudun. 1953
[9] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Emotion_classification
[10] Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Robert_Plutchik
[11] Overgenomen van: http://en.wikipedia.org/wiki/Contrasting_and_categorization_of_emotions
[12] Bron: Robinson, D. L. (2009). Brain function, mental experience and personality. The Netherlands Journal of Psychology, 64, 152-167
[13] Zie: Plutchik, Robert, Emotions in the Practice of Psychotherapy: Clinical Implications of Affect Theories. Washington D.C.: American Psychological Association; 1st edition (September 2000), p. 13
[14] Bron: http://www.emilydickinsonmuseum.org/church
[15] Een ander uitleg van dit gedicht gaat uit van het verlies van twee geliefden. Het Christelijk geloof voor de Reformatie impliceert een hereniging aan het einde der tijden. Het commentaar suggereert dat Onsterfelijkheid mogelijk een fictie is en daarmee de hel van de toekomst creëert. Zie: Vendler, Helen, Dickinson – Selected poems and commentaries. Cambridge: The Belknap Press of Harvard University Press, 2010, p. 520 – 521
[16] Franklin, R.W. edited, The Poems of Emily Dickinson – Reading Edition. Cambridge: The Belknap Press of Harvard University Press, 1999, p. 630 – 631
[17] Vrije weergave van de koan Dasui’s “Aeonic Fire” in: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 131 – 136

Vrijheid en gebonden: een persoonlijke relatie met God


Carla, Man en Narrator ontmoeten elkaar in het Nieuwe Café bij de Nieuw Kerk in Amsterdam.

“Persoonlijke relaties met Goden zijn van alle tijden nadat in een ver verleden de mensheid en de Goden een plaats in elkaars leven hebben kregen. Deze relaties zijn niet altijd makkelijk en vanzelfsprekend; Goden en mensen stellen elkaar geregeld teleur of laten elkaar in de steek.
De relaties tussen mensen en Goden varieert – zoals bij alle soorten relaties – afhankelijk van de karakters, omstandigheden en noodzaak tussen: afwezig en verwaarlozing, oppervlak en praktisch, doelgericht en berekend, verinnerlijkt en allesomvattend, tot intens en verzengend.
In de loop der tijd zijn de menselijke samenlevingsvormen omvangrijker, complexer en gelaagder geworden waarbij tegelijkertijd ook de gelaagdheid in het Godsbegrip toeneemt. Hoewel de Oppergoden binnen de koninkrijken of wereldrijken een afstandelijke overkoepelende rol vervullen blijven de huisgoden of de plaatselijk heidense goden – het Engelse begrip “pagan gods” of dorpsgoden [1] geeft de rol beter weer – in het dagelijks leven van lokale gemeenschappen de hoofdrol vervullen. Vele lokale boerengemeenschappen zijn in de ogen van de officiële kerken heel lang heidens gebleven [2].

Binnen de Katholieke wereld hebben de lokale Heiligen de plaats ingenomen van de vroeger plaatselijke heidense goden. De Katholieke kerk heeft met haar gebruikelijke pragmatiek deze lokale gebruiken naar haar hand gezet en opgenomen in haar algemene gebruiken: de kerk biedt het grote vaartuig waarin onder haar voorwaarden en door haar gestelde grenzen plaats is voor kerkheiligen en lokale gebruiken met eigen riten [3].

Voor de gewone lokale mensen was de Katholieke God – net als Jezus – een onbereikbaar wezen die net als verre overheersers en legers alleen maar onheil bracht. De lokale clerus en bestuurders – ieder op hun eigen manier – mochten de Katholieke God tevreden houden. Op doortocht door Zuid-Limburg heb ik een plaatselijke wethouder bij een nieuw Hollands voorschrift in wanhoop horen uitroepen: “Wel God in Den Haag!!”. Herderlijke brieven van de Paus in Rome en de Bisschop van het Bisdom zijn welkom als de inhoud bij de lokale gebruiken aansluit, maar als de inhoud niet past dan gaat het plaatselijke gebruik – minder openbaar of een beetje aangepast – gewoon verder; de ouderen wisten dat in de loop van de tijd alle gebruiken toch wel in hun eigen ritme zouden veranderen.

Vooral vrouwen – en mannen incidenteel na de biecht of tijdens een kerkdienst – vragen hulp en troost aan de Maagd Maria meestal door het bidden van de rozenkrans: Maria was altijd belangrijker en behulpzamer dan de onbereikbare God [4].
Maagd Maria[5]
De lokale heiligen bestaan in de materiële wereld: zij zijn tastbaar, staan in de kerk en worden meegedragen tijdens de processies: het lokale heiligenbeeld is de heilige. Hierdoor zijn parochianen zo ontdaan wanneer een oud verweerd beeld wordt gerestaureerd of vervangen door een nieuw beeld uit de fabriek. In beroemde kerken trekken de heiligenbeelden twee groepen bezoekers: parochianen en bedevaartgangers die communiceren met een echt persoon / beter (of hoger) wezen, en toeristen die kijken naar een voorbeeld van kerkelijke kunst.

De persoonlijke relatie tussen de lokale heiligen en parochianen is wederkerig. De parochianen zorgen en vereren de heiligen, maar soms moeten de heiligenbeelden ook gevleid en geprest worden net zoals luie lokale bestuurders. Wanneer de lokale heilige de gebeden niet verhoort, kan het beeld ook gestraft worden; er zijn voorbeelden van in de rivier gooien van het beeld of voor straf met het gezicht naar de muur plaatsen [6].

De machthebbers onderhouden een wederkerige relatie met hun eigen Goden; zij ontvangen advies, steun en hulp bij hun activiteiten, zij houden de Goden in leven door hun gepaste eer te betuigen, en leggen de gebruiken van de Goden – tot wederzijds voordeel – op aan hun onderdanen.

Soms raakt de relatie tussen de machthebber en de Goden verstoort. Volgens de Griekse historicus Herodotus strafte Xerxes – koning van het Perzische Rijk van 485 – 465 v.Chr – de Zeegodin van de Hellespont door haar golven met driehonderd zweepslagen te geselen en met roodgloeiende ijzers te brandmerken, nadat een storm de kabels had vernietigd waarmee de bootbrug van ongeveer 1300 meter over het Hellespont verankerd lag [7].
Xerxes golven[8]
Vanmorgen hebben wij zeer beknopt bezien hoe de Christelijke kerk in praktijk onder Constantijn de Grote na het edict van Milaan in 313 n. Chr. de officiële staatskerk binnen het Romeinse rijk is geworden. Hieraan liggen ten minste twee ontwikkelingen aan ten grondslag. De eerste ontwikkeling is de revolutie van het monotheïsme, zoals doorlopen binnen het Jodendom ruim 1000 jaar eerder [9], en zoals in de vorm van de onoverwinnelijke Zonnegod (Deus Sol Invictus) meegenomen door Keizer Aurelius in 275 n. Chr. vanuit Syrië na zijn overwinning in het Oosten [10]. Het monotheïsme van de Zonnegod was niet absoluut, waardoor dit geloof voor Keizer Aurelius zeer geschikt was om alle Romeinse burgers rond deze nationale God te gaan scharen zonder individuele gevoeligheden van inwoners te kwetsen. Met de algemene acceptatie van deze evidente monotheïstische oppergod kon de tweede ontwikkeling tot stand komen doordat de vertegenwoordiger van de Zonnegod op aarde ook met duidelijke oppermachtige trekken werd omgeven. Deze band tussen de Zonnegod en zijn aardste vertegenwoordiger was in het hele rijk te aanschouwen door de beeltenis van beiden op munten, die hiermee als “(ruil-)objecten in het midden” werden verstrekt en gegarandeerd door de Zonnegod en zijn aardse vertegenwoordiger. De impact van deze tweede ontwikkeling zien wij nog steeds terug in onze naam voor de “Dag des Heren”: Zondag [11].
Munt zonnegod[12]

In 324 n. Chr. werd Constantijn de Grote heerser was over het gehele Romeinse rijk nadat hij Licinius – tot dan machthebber over het Oostelijk deel van het rijk – had verslagen. Hiermee was voor Constantijn “Een God, Een rijk, Een keizer” ontstaan. Hoe Constantijn de overstap van de Zonnegod naar de Christelijk God heeft gemaakt, is niet nauwkeurig meer te achterhalen. Bij de stapsgewijze invoering werden de administratieve organisatie van het Romeinse rijk en de kerkelijke organisatie in de loop ter tijd aan elkaar aangepast. Binnen administratieve eenheden van het rijk werd een bisschop aan het hoofd van de kerkelijke eenheid benoemd: “Een God, Een provincie, Een vertegenwoordiger van God”. Door deze ontwikkeling komen in delen van Europa de kerkprovincies nog steeds overeen met de vroegere provincies van het Romeinse rijk. Deze ontwikkeling is volgens de geschiedenisboeken relatief soepel verlopen, maar in de praktijk met harde hand opgelegd waarbij vele veldslagen en interne twisten binnen de wereldse en kerkelijke macht zijn uitgevochten [13].

Het Oude Testament toont vaak een toornige – en soms rancuneuze – God wanneer zijn volk Hem weer eens in de steek heeft gelaten of zijn volk ontrouw is geweest aan het verbond. Na het ontstaan van “Een God, Een rijk, Een machthebber” met daarmee direct verbonden “Een God, Een kerk, Een territoriale vertegenwoordiger”, vragen de instandhouding van de machthebber/vertegenwoordiger en van kerk/rijk alle aandacht, zodat positie van een monotheïstische God als Oppergod niet meer principieel ter discussie werd gesteld. De Godsdienst twisten richten zich enerzijds op de mate waarin de monotheïstische Romeinse Vader God almachtig en op de posities van het universum van hemelse figuren – Christus, De Heilige Geest, Maria, de heiligen en engelen enz. – met en rondom God, en anderzijds op de relatie tussen de mensheid en de wereld met God, zijn universum, het ontstaan en einde hiervan. Zullen wij de Nieuwe Kerk binnengaan?”, zegt Narrator.

Carla, Narrator en Man gaan de kerk binnen. Zij blijven bij de preekstoel staan.

“Prachtige introductie. Bij het zien van deze preekstoel moet ik jou onderbreken, want deze preekstoel doet mij denken aan de tent van Alexander de Grote waarin hij na zijn dood nog steeds vanaf zijn troon zorgde voor orde en eenheid.

preekstoel Nieuwe Kerk[14]

Kort samengevat: Alexander de Grote liet na zijn dood in 323 v. Chr. een immens rijk achter dat reikte over de gehele beschaafde wereld van Griekenland, Egypte tot net voorbij de Indus rivier in het Oosten. Tijdens zijn leven was Alexander de Grote – met zijn onmetelijk charisma, zijn politiek van verdeel en heers, zijn beloning van trouw en zijn niets ontziende wraak bij ontrouw – de allesbindende factor met een nagenoeg Goddelijke status [15]. Zonder duidelijk aangewezen opvolger na zijn voortijdige dood, begon snel een nietsontziende machtsstrijd tussen (vermeende) troonpretendenten en aanhang. Binnen korte tijd waren de meesten van Alexander’s rechtstreekse troonpretendenten – vrouwen en kinderen – vermoord; ook zijn vrouwen namen deel aan het wederzijds uitmoorden van elkaar en elkaars kinderen.
De feitelijke strijd om zijn opvolging werd gevoerd binnen Alexander’s kleine kring van vertrouwelingen – die afwisselend de rol van generaal, strijdmakkers en uitvoerder hadden vervuld – en verschillende lokale machtshebbers, die Alexander de Grote op zijn zegetocht had achtergelaten als bewakers van delen van zijn rijk.

Een van Alexander’s vertrouwelingen was zijn secretaris Eumenes – een buitenstaander en buitenlander van Griekse afkomst – die in de loop van de strijd om de opvolging een steeds grotere rol ging vervullen waarbij hij vooral als beschermer van de moeder en enig overgebleven zoon van Alexander optrad. Eumenes bleek een uitstekend militair strateeg en tacticus, waardoor hij de meeste veldslagen won, maar verder miste hij alle goede en slechte eigenschappen van Alexander op het gebied van charisma en wraakzucht, en daarbij bleef hij een vreemde voor de Macedoniërs. Op het moment dat hij een eenheid moest maken tussen verschillende facties binnen zijn leger waaronder de eigenzinnige en zelfbewuste Zilveren Schilden – de nog nooit verslagen elite troepen die Alexander van zijn vader Philippus II had geërfd en hem op zijn zegetocht veel overwinningen hadden bezorgd; velen waren al ruim 60 jaar oud – besloot Eumenes de geest van Alexander weer tot leven te brengen. Hij vertelde de aanvoerders van de troepen die aan hem waren toevertrouwd dat Alexander in een droom aan hem was verschenen en de opdracht had gegeven om alle aanvoerders in een tent voor Alexander’s troon te verschijnen voor beraad. De aanvoerders accepteerden dit voorstel. Eumenes liet uit de koninklijke schatkist een troon maken die voorzien van de scepter en diadeem in een tent werd geplaatst. Alle aanvoerders brachten eerbetuigingen aan de lege troon waarbij zij wierook brandden voor Hem – de geest van Alexander op de troon. Eumenes beloofde dat zolang zij als raadsgroep voor de troon bijeenkwamen en de bevelen van Hem aanvaarden, dan zou Alexander aanwezig zijn en hen leiden bij hun beslissingen. Nadat Eumenes en de aanvoerders over waren gegaan op deze wijze van beslissen, was de onderlinge spanning aanmerkelijk afgenomen. Uiteraard had Eumenes de meeste inbreng tijdens het overleg [16]. Bijna was Eumenes erin geslaagd om de troon voor de familie van Alexander veilig te stellen, maar in een beslissende eindstrijd had de tegenstrever van Eumenes de bagagetrein met vrouwen en bezittingen van de Zilveren Schilden veroverd. Een deel van de Zilveren Schilden koos uiteindelijk voor hun bezittingen en zij leverden Eumenes met een list over aan zijn tegenstrever. Eerst durft de tegenstrever Eumenes uit eerbied niet te doden, maar later gaf hij hier toch opdracht toe. De onoverwinnelijke Zilveren Schilden worden ontbonden, de aanvoerder gedood en de afzonderlijke infanteristen krijgen in afgelegen gebieden onmogelijke opdrachten die zij meestal niet hadden overleefd. Al die tijd had de Geest op de troon hen bij het nemen van beslissingen in deze de woelige periode geleid en tot overwinningen gevoerd wanneer zij trouw bleven aan de besluiten [17].

Bij het zien van deze preekstoel valt mij de overeenkomst op met de tent van Alexander en een Geest op de troon”, zegt Carla.

“Boeiende aanvulling. Zullen wij vanavond verder gaan met dit onderwerp”, zegt Narrator.
“Dat is goed”, zegt Man.

[1] “Pagan Gods” komt van goden van de pagus of pays. Pagus betekent in het Latijn: gouw, dorp
[2] Trouillez, Pierre, Bevrijd en gebonden – De Kerk van Constantijn (4e en 5e eeuw n. Chr.). Leuven: Davidsfonds, 2006, p. 50
[3] Zie als voorbeeld: Robb, Graham, The discovery of France. London: Picador, 2007, hfdst. 7: Fairies, Virgins, Gods and Priests.
[4] Zie ook: Robb, Graham, The discovery of France. London: Picador, 2007, hfdst. 7: Fairies, Virgins, Gods and Priests en Histoire de la Vie privée. Tome 3: De la Renaissance aux Lumière. Red. Ariès, Philippe & Duby, George. hfdst. 1 (p. 85 van de Nederlandse uitgave)
[5] Bron afbeelding: http://fr.wikipedia.org/wiki/Rosaire
[6] Bron: Robb, Graham, The discovery of France. London: Picador, 2007, p. 133 – 134
[7] Zie: Herodotus 7.35 en http://en.wikipedia.org/wiki/Xerxes’_Pontoon_Bridges
[8] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/File:Xerxes_lash_sea.JPG
[9] Zie onder meer: Potok, Chaim, Omzwervingen, ‘s-Gravenhage: BZZTôH 1999 en Schama, Simon, De geschiedenis van de Joden – Deel 1: De woorden vinden 1000 v.C. – 1492. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact, 2013
[10] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Sol_Invictus
[11] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Zondag en Trouillez, Pierre, Bevrijd en gebonden – De Kerk van Constantijn (4e en 5e eeuw n. Chr.). Leuven: Davidsfonds, 2006, p. 30
[12] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Sol_Invictus
[13] Zie ook: MacCulloch, Diarmond, Christianity – The first three thousand Years. New York: Viking, 2010, Part II “One Church, One Faith, One Lord?”en Trouillez, Pierre, Bevrijd en gebonden – De Kerk van Constantijn (4e en 5e eeuw n. Chr.). Leuven: Davidsfonds, 2006, Hfdst. II en III
[14] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Nieuwe_Kerk_(Amsterdam)
[15] Zie ook: Lane Fox, Robin, Alexander de Grote, Amsterdam: Uitgeverij de Arbeiderspers, 2005
[16] Bron: Romm, James, Ghost on the Thone – The death of Alexander the Great and the war for crown and empire. New York: Alfred A. Knopf, 2011. p. 220-221, 235
[17] Zie: Romm, James, Ghost on the Thone – The death of Alexander the Great and the war for crown and empire. New York: Alfred A. Knopf, 2011. Hfdst. 10

Beeldenstorm en het woord


Voor de toeristenstroom zijn Carla, Man en Narrator in het Begijnhof in Amsterdam en zij bekijken het Heilig Hartbeeld in het midden van het gazon.
Begijnhof Amsterdam[1]
Begijnhof - Heilighartbeeld[2]
“Dit Begijnhof is enige hofje – gesticht voor 1346 n. Chr. in de Middeleeuwen – dat in de Amsterdam binnen de Singel aanwezig is. Van oorsprong was het Begijnhof helemaal met water omgeven door de Nieuwezijds Voorburgwal, het Spui en de Begijnensloot; de enige toegang was een brug over de Begijnensloot bij de Begijnensteeg. Het Begijnhof was geen oudedagsvoorziening gesticht door particulieren; het was een soort vrouwenklooster – met patroonheilige St. Ursula – waar Begijnen met meer vrijheid woonden. Zij hadden wel een gelofte van kuisheid aflegden en zijn voelden zich verplicht tot dagelijks bezoek van de Heilige Mis en het vervullen van bidmomenten op de dag, maar zij mochten op elk moment het hof verlaten om te trouwen.

Na de Alteratie in 1578 n. Chr. – waarbij het Katholieke bestuur in Amsterdam werd vervangen door een Calvinistisch bestuur – was het Begijnhof de enige Rooms Katholieke instelling die mocht blijven bestaan, omdat de huizen privé-eigendom van de Begijnen waren. De kapel werd echter gesloten om in 1607 n. Chr. te worden toegewezen aan de Engelse Presbyteriaanse gemeente in Amsterdam. Sinds die tijd wordt de deze kapel aangeduid met de Engelse kerk [3].

In september 1898 kreeg Piet Mondriaan – een beeldenstormer in de moderne kunst – opdracht tot vervaardiging van vier houten reliëfpanelen voor de preekstoel in de Engelse Kerk [4]. Het is interessant om de ontwikkeling van het werk van Piet Mondriaan te zien; te beginnen bij deze panelen van de preekstoel, via het schilderij van de boom in grijs/blauw, naar abstracte schilderijen met gekleurde vlakken, om net als Gerrit Rietveld de afbeelding te bepalen met wit, misschien omdat hij ook een van de weinigen was die afbeeldingen wilde scheppen door onvervormd licht. Na zijn beeldenstorm heeft Piet Mondriaan zich aan de strenge regel gehouden om abstracte schilderijen volgens het neoplasticisme [5] te maken met uitsluitend horizontale en verticale lijnen voor de vlakverdeling; lijnen die omsluiten en lijnen die buitensluiten, hoewel in de laatste afbeelding met twee lijnen is er geen sprake meer van omsluiting en buitensluiting. Nooit heeft Piet Mondriaan diagonale lijnen gebruikt, zoals Theo van Doesburg [6] wel deed.
Preekstoel - Engelse Kerk - Mondriaan[7]
Boom Mondriaan[8]

Schilderij vlakken Mondriaan[9]
Schilderij Grijs Wit Mondriaan[10]
Via deze hedendaagse beeldenstorm binnen de Stijl-beweging lijkt het mij goed dat jij verder gaat met een beeldenstorm van ruim 2500 jaren geleden”, zeg Narrator.

Carla, Man en Narrator gaan tegen het muurtje rond het grasveld in het Begijnhof zitten.

“Bedankt voor deze boeiende introductie van het Begijnhof en zijn geschiedenis.
Voordat ik met de beeldenstorm van 2500 jaren geleden uit de Joodse geschiedenis begin, zou ik de inspanning van Mozes in herinnering willen brengen om de Ene – Jahweh – als enige God zonder afbeelding bij het Joodse volk erkend te krijgen. Nadat Mozes van de Ene de tien geboden (met de vinger van Jahweh geschreven) had ontvangen – waaronder de eerste twee geboden: “Ik ben de eeuwige God en Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben” – en weer bij zijn volk terugkwam, zag hij het uitverkoren volk in aanbidding van een gouden kalf: het uitverkoren volk was Jahweh volkomen vergeten. Woedend gooide Mozes de tafels met de tien geboden in stukken. Hierna mocht hij weer de berg opgaan om nieuwe tafels van het verbond van de Ene te ontvangen. Deze tafels werden in de ark van het verbond meegedragen; waarschijnlijk was deze ark bij de verwoesting van de eerste tempel in Jeruzalem vernietigd [11]. Sinds die tijd worden de tafels van het verbond met de eerste boeken uit de Tenach [12] als Thora [13] door een Joodse gemeenschap op een rol – gemaakt van perkament van de huid van een koosjer dier – meegenomen naar waar men gaat. De tekst van de Thora wordt met de hand op het perkament overschreven. Door deze rollen is het verbond met de Ene niet meer fysiek gebonden aan de originele tafels in een ark van het verbond.

Thorarollen[14]

Rond 600 v. Chr. was de eerste tempel in Jeruzalem – gebouwd omstreeks 1000 v. Chr. onder het bewind van koning Salomo – vernietigd en een groot deel van het uitverkoren volk was in drie groepen tussen 597 en 582 v. Chr. weggevoerd naar Babylon. Een klein deel van het volk was achtergebleven en zij leefden als herders tussen de ruïnes van Jeruzalem [15]. Een generatie later mocht het deel van het uitverkoren volk in Babylon weer terugkeren naar Jeruzalem en een deel van hen keerde terug. Met de achterblijvers wordt een nauwe relatie onderhouden die bijna twee duizend jaren later nog steeds intact is, want nadat het uitverkoren volk is verspreid over de aarde worden de afstammelingen van deze achterblijvers vanuit het Middeleeuwse Cordoba nog steeds geraadpleegd over de interpretatie van religieuze zaken. Na de terugkeer van de bannelingen werd begonnen met de herbouw van de bescheiden nieuwe – tweede – Tempel in Jeruzalem; deze tweede Tempel was gereed in 515 v. Chr. In die tijd was er een grote mate van geletterdheid onder het uitverkoren volk in Palestina; dit blijkt uit briefwisselingen tussen Joodse soldaten met hun officieren uit die tijd [16].

In 445 v. Chr. is Jeruzalem met de tweede nieuwe Tempel nog steeds een stad met half verwoeste muren waar de mensen tussen het onkruid rond de puinhopen leefden. In dat jaar besluit Nehemia – plaatsvervangend gouverneur van de Perzische koning – de muren rond Jeruzalem te herbouwen; muren die omsluiten, muren die buitensluiten. Tijdens de bouw lagen de wapens steeds klaar om onverwachtse aanvallen van tegenstanders af te slaan; de troffel in de ene hand, het zwaard in de andere hand.

Nadat de muren gereed waren, verzamelden een maand later – in de zevende maand van het jaar – alle uitverkorenen in Jeruzalem zich bij de gerestaureerde waterpoort. De uitverkorenen vroegen Ezra – de Hogepriester en Schriftgeleerde – de Thora met de wet van Mozes te halen. Voor de verzamelde menigte in Jeruzalem opende Ezra de Thora en iedereen stond op. De moedertaal van veel van de aanwezigen was Aramees; tijdens het voorlezen van de Hebreeuwse tekst van de wet van Mozes, verschaften de Levieten [17] – de stam van mijn voorouders [18] – uitleg zodat het volk de tekst begreep. De volgende dag kwamen Ezra, de Levieten en de Oudsten samen om de Wet te bestuderen. Zij lazen dat in de zevende maand van het jaar het uitverkoren volk in Loofhutten diende te wonen. Hierna haalde de uitverkorenen loof uit de omgeving om er hutten van te bouwen [19]. Een maand later gingen de uitverkorenen een nieuw verbond aan met de Ene; een verbond dat verbindt, een verbond dat buitensluit. Hiermee beloofden de uitverkorenen deze wetten op gezette tijden te lezen en te onderhouden waaronder bijvoorbeeld het gebod om geen huwelijken sluiten met buitenstaanders.

Deze roep van het uitverkoren volk om de wetten te lezen was een revolutie in het oude Nabije Oosten waar gewoonlijk het volk door machtsdragers werd opgeroepen om de macht, de heilige grootsheid en de woorden van de lokale koning aan te horen en de koning en zijn beeltenissen te eren.

De verering van het uitverkoren volk draaide om boekrollen met woorden; het was een verering zonder koning en het was een verbond binnen de voltallige gemeenschap van uitverkorenen met de Ene. Door deze openbare voorlezing werd de oude gewoonte van luid reciteren van de Thora op vaste tijden weer hersteld en deze gewoonte wordt vandaag nog steeds verricht door het uitverkoren volk [20].

Deze beeldenstorm van meer dan 2500 jaar geleden vertoont grote overeenkomsten met de beeldenstorm van 1566 n. Chr. tijdens de Reformatie in het Westelijk deel van Nederland. In 1566 n. Chr. vond op Walcheren bij de duinen van Dishoek de eerste hagenpreek [21] in de openlucht plaats. Vanaf dat moment en de volgende jaren werden in de Westelijke Nederlanden veel hagenpreken door Protestanten gehouden, omdat openlijke geloofsuitoefening buiten de Katholieke kerk verboden was. Mede door deze hagenpreken en door het zelf lezen van de bijbel – het Heilige boek door de Ene aan zijn uitverkorenen gegeven – ontstond een onderlinge band tussen geloofsgenoten. Zij zullen dit als een verering zonder koning en als een verbond binnen de voltallige gemeenschap van uitverkorenen met de Ene hebben ervaren waarbij zij uiteraard de hoofdstukken over het hernieuwde verbond tussen de Ene met zijn uitverkoren volk in het boek Nehemia hebben gelezen. En nog steeds wordt in Gereformeerde gezinnen bij iedere maaltijd een volgende passage uit de bijbel voorgelezen; dit gebruik is voortgekomen uit de Reformatie in het Westelijk deel van Nederland, maar het is ook een uitvloeisel van het hernieuwde verbond dat het uitverkoren volk meer dan 2500 jaar geleden sloot met de Ene”, zegt Man.

“Met deze uitleg van de beeldenstorm uit de Joodse geschiedenis in relatie tot de beeldenstorm in de Gouden Eeuw van Holland, vervul jij opnieuw de rol van de Levieten; de rol die jouw voorouders 2500 jaren geleden hadden vervuld. Uiteraard was dit verbond in die tijd een revolutie voor zover het een verbintenis met de Ene betrof, maar ik heb mijn aarzelingen bij de muren die omsluiten, de muren die buitensluiten. Een revolutie die uitverkorenen wenst te scheiden van buitenstaanders en/of andersdenkenden is van alle tijden. Veel revolutionairen worden volgens Bakoenin [22] na een korte tijd erger dan de voormalige heerser. Hoe is het deze revolutie van 2500 jaren geleden door middel van een vernieuwd verbond met de Ene verder verlopen?”, vraagt Carla.

“Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Dat geldt voor mijn rol als Leviet [23]; dat geldt zeker voor de verdere invulling en het vervolg van de vernieuwing van het verbond met de Ene. Nog geen maand later werd een oorkonde van deze verbintenis opgesteld met daarin een groot aantal bepalingen waaronder het vastleggen van de namen van de uitverkorenen, het huwen binnen eigen kring en het uitsluiten van bevolkingsgroepen in de nabijheid [24]. In het Westelijk deel van Nederland heeft de Reformatie een soortgelijke weg gevolgd. In Londen zijn in 1550 n. Chr. de eerste kerkdiensten van Gereformeerden gehouden; in Emden in Noord Duitsland is een eerste Synode gehouden; vervolgens zijn in Dordrecht tijdens de Tachtigjarige Oorlog twee Synoden in 1574 en 1578 n. Chr. geweest – waarbij de oorlog verhinderde dat sommige sleutelpersonen aanwezig konden zijn – en in Middelburg in 1581 en in ’s-Gravenhage in 1586 n. Chr. zijn nog twee synoden gevolgd. Deze Synoden zijn gehouden om onderlinge overeenstemming binnen de Gereformeerde kerken te verkrijgen, maar ook om vreemde elementen te weren; ook hier muren die omsluiten en muren die buitensluiten. Tijdens de verzuiling na de tijd van Napoleon trouwden geloofsgroepen in eigen kring en leefden in eigen kring. Tijdens de schoolstrijd in de 19e eeuw is er hard gestreden voor vrijheid van onderwijs binnen de eigen zuilen met een gelijke financiële basisbijdrage door de overheid; deze vrijheid van onderwijs – en gelijkstelling in financiële overheidsbijdrage van bijzonder onderwijs met openbaar onderwijs – is vastgelegd in de Grondwet van Nederland [25].

Door mijn levensloop heb ik mij nooit thuis kunnen voelen bij religieuze muren die omsluiten en buitensluiten; ik heb altijd de verbintenis gezocht en gevonden – met hoop en vertrouwen [26] – bij de vele vormen van religie”, zegt Man.

“Niet bewust, maar op mijn gevoel heb ik jullie gevraagd mee te gaan naar dit Begijnhof voor een vorm van verbintenis binnen de scheiding in de geschiedenis tussen Katholieke Begijnen en de Engelse Presbyteriaanse gemeente binnen de Protestantse omgeving van Amsterdam”, zegt Narrator.

“Zullen wij beide kerken bezoeken?”, zegt Man.

“Dat is goed”, zeggen Carla en Narrator.

________________________________________

[1] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Begijnhof_(Amsterdam)
[2] Heilighartbeeld gemaakt door Johannes Petrus Maas in 1920 binnen het Begijnhof in Amsterdam. Met de verzuiling in Nederland aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw werden deze afbeeldingen in eigen kring weer toegestaan. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Heilig_Hartbeeld_(Amsterdam)
[3] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Engelse_Hervormde_Kerk_(Amsterdam)
[4] Bronnen voor de beschrijving van het Begijnhof in Amsterdam: http://nl.wikipedia.org/wiki/Begijnhof_(Amsterdam) en http://en.wikipedia.org/wiki/Begijnhof,_Amsterdam
[5] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Nieuwe_Beelding
[6] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Theo_van_Doesburg
[7] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Engelse_Hervormde_Kerk_(Amsterdam)
[8] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Piet_Mondrian
[9] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Piet_Mondrian
[10] Bron afbeelding: http://www.dekunsten.net/01+.html
[11] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan, Deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 104 – 106 en http://nl.wikipedia.org/wiki/Ark_van_het_Verbond
[12] De bijbel in het Jodendom. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tenach
[13] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Thora
[14] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Thora
[15] Potok, Chaim, Omzwervingen, ‘s-Gravenhage: BZZTôH 1999, p. 175 – 182
[16] Bron: Schama, Simon, De geschiedenis van de Joden – Deel 1: De woorden vinden 1000 v.C. – 1492. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact, 2013, p. 81, 82
[17] Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Levieten
[18] De geboortenaam van Man Leben is Levi Hermann. Zie: Drift, Carla, Man Leben – Een leven. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 127 – 129
[19] Zie: Nehemia 7,72-8,18 uit de Tenach of uit het Oude Testament
[20] Bron: Schama, Simon, De geschiedenis van de Joden – Deel 1: De woorden vinden 1000 v.C. – 1492. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact, 2013, p. 59, 60
[21] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hagenpreek
[22] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Michail_Bakoenin
[23] Zie ook: Drift, Carla, Man Leben – Een leven. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 127 – 128
[24] Zie: Nehemia 9 – 13 uit de Tenach of uit het Oude Testament
[25] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Schoolstrijd_(Nederland)
[26] Slotwoorden in de film “Offret – The Sacrifice” van Andrei Tarkovsky

De Oude kerk in Amsterdam – een kerk in beweging


De volgende ochtend zitten Carla, Man en Narrator op de Nieuwmarkt bij de Waag koffie te drinken.

“Gisteravond dacht ik aan het antwoord van Yunmen [1]: “De hal van de monniken, de kerkruimte, de keuken, en de kloosterpoort” op zijn vraag: ”Wat is ieders stralend licht?” [2], terwijl ik de uitspraak las van Poolse kardinaal Hosius [3] – aanwezig bij het Concilie van Trente [4] dat met tussenposen plaatsvond tussen 1545 en 1663 na Chr. om een antwoord binnen de Katholieke kerk te vinden op de Reformatie – over de bijbel: “Als de Kerk er niet was geweest, dan was de bijbel net zo ongeloofwaardig als de fabels van Aesopus” [5]. Tijdens dit Concilie werd onder meer besloten dat de Openbaring uit de Heilige Schrift alleen bestaat in samenhang met de kerkelijke traditie, waarbij de Latijnse Vulgaat vertaling [6] van de bijbel – een aangepaste weergave in Volkslatijn uit 400 na Chr. – voor de Katholieken de standaardtekst werd van de Heilige Schrift. Welk antwoord zou Yunmen aan Kardinaal Hosius hebben gegeven?”, vraagt Carla.

“Ik denk een antwoord dat lijkt op een commentaar bij dit Boeddhistisch vraagstuk: “Zelf als de Kerk en de Bijbel de voorouders van Buddha zijn, dan kunnen deze niet voorkomen ieder en elk mens te zijn””, zegt Man.

““Het Universum – dus ook de kerk en de bijbel – belichaamt het stralende licht [7], Mensen van onmetelijke grootheid worden heen en weer geslingerd in de eb en vloed van woorden [8]”, en als hardhandige zenmeester zal Yunmen vervolgens de vragensteller – en daarmee zichzelf en het hele universum – hardhandig in de neus hebben geknepen met de woorden: “Kijk het stralende licht – werk hard aan de verlichting van alles en allen”. Zullen wij de Oude Kerk bezichtigen”, zeg Narrator.

Oude Kerk Amsterdam 1[9]

Carla, Man en Narrator lopen via de Monnikensteeg en de Oudekennissteeg naar de brug bij het Oudekerkplein op de Oudezijdsachterburgwal.

“Op de plaats van de Oude Kerk stond in de eerste helft van de dertiende eeuw een kleine houten kapel met een kerkhof. In de tweede helft van de dertiende eeuw werd deze houten kapel vervangen door een stenen zaalkerk. Deze kerk behoorde waarschijnlijk bij de kerkparochie van Ouderkerk aan de Amstel. Vanaf 1334 na Christus werd Amsterdam een eigen parochie met op deze plaats de parochiekerk gewijd aan St. Nicolaas, de beschermheilige van de zeelieden. In het begin van de 15e eeuw werd in het westelijk deel van Amsterdam een nieuwe parochie gesticht met de Nieuwe Kerk als parochiekerk. Vanaf die tijd werden beide delen van Amsterdam aangeduid met de Oudekerks- en Nieuwekerkszijde, of afgekort met de Oude- en Nieuwezijde. De Oude Kerk bleef voorlopig de hoofdkerk van Amsterdam. In de loop der tijd is de Oude Kerk vele keren vergroot en verbouwd: dit is vanaf hier duidelijk te zien. In 1655 werd de begraafplaats op het kerkhof rondom de Oude Kerk geruimd. Hiermee ontstond het huidige Oudekerksplein rondom de Oude Kerk [10]. Zullen wij naar binnen gaan?”, zeg Narrator.

768px-Amsterdam_oude_kerk2[11]

Carla, Man en Narrator gaan de kerk binnen.

“Bij het horen van jouw inleiding moest ik denken aan een aanhaling van een citaat van Herakleitos [12] in een boek met werk van de architect Aldo van Eyck [13]; vrij weergegeven: “Jij kan niet twee keer dezelfde kerk betreden”, zegt Man.

Het drietal gaat de Oude Kerk binnen.

“Tijdens de Beeldenstorm van 1566 n. Chr. in Amsterdam werden de altaren van de Oude Kerk beschadigd. Na de Alteratie van 1578 n. Chr. – waarbij het Katholieke bestuur in Amsterdam werd afgezet – werd de kerk heringericht voor de Protestantse eredienst. Van 1584 tot 1611 n. Chr. – het jaar waarin de Beurs van Hendrick de Keyser op het Rokin werd geopend – had de Oude Kerk als beurs voor handelaren gediend. Vanaf 1632 vonden de vergaderingen van de Kerkenraad afwisselend plaats in de Oude en Nieuwe Kerk. Door de bouw van het stadhuis aan de Dam won de Nieuwe Kerk aan belang en werd definitief de hoofdkerk. Vanaf 1951 is de kerk 24 jaar gerestaureerd, omdat er instortingsgevaar dreigde door problemen met de fundering. In 1994/1998 is de kerk opnieuw gerestaureerd. Dit is in een notendop de geschiedenis van de Oude kerk”, zegt Narrator.

“Voor de beeldenstorm moet de Oude Kerk vol – misschien wel overvol – zijn geweest met afbeeldingen van Christus, Maria en Heiligen voor het aanroepen van steun, moed en troost in bange tijden. De muren en plafonds zijn vol geweest met schilderingen als preken in verf. Nu met deze witte muren moet ik denken aan een andere strofe van Aldo van Eyck uit een artikel over het werk van de Gerrit Rietveld: “Sinds zijn Stijl-periode heeft Gerrit Rietveld het gebruik van actieve kleur vermeden en hij heeft de ruimte afgegrensd met wit, misschien omdat hij een van de weinigen is die ruimte wilde scheppen niet zozeer door materiaalbegrenzing maar door het vormen van licht [14]”. Is hier in de Oude Kerk het stralende licht de kerkruimte?”, zegt Man.

Oude Kerk Amsterdam 3.jpg[15]

“Dat is een mooie vergelijking met de kunstbeweging de Stijl: deze beweging kan worden gezien als een recente beeldenstorm en opstand tegen een overdadige en vastgelopen beeldtaal van de Amsterdamse school zoals wij die kunnen zien in het Scheepsvaarthuis aan de Prins Hendrikkade.

Scheepvaarthuis Amsterdam[16]

Scheepvaarthuis Amsterdam 2[17]

“Zoals mogelijk Gerrit Rietveld tijdens zijn Stijl-periode geen begrenzing meer wenste door muren, door afbeeldingen en door geschilderde kleuren, zo wilden de Protestanten tijdens en na de Reformatie geen beeldtaal – als stripverhaal voor de ongeletterden – geen symbolen en oude gebruiken van de Katholieke kerk meer aanvaarden als brug met het eeuwige licht van God en zijn openbaringen in de Heilige Schrift. Zij wilden rechtstreeks in Gods genade zijn en zijn openbaringen zelf ervaren. Maar zoals vele kleine vernieuwende gemeenschappen stonden ook de kerkgemeenschappen voor het dilemma van de overdracht van de vernieuwing naar het nageslacht. Bij het bestendigen van de overdracht van de ware oorspronkelijke vernieuwing aan het nageslacht neigde men vaak naar een strakke interne discipline met een autoritaire onderdrukking. Ook tijdens de kerkzang – door de gehele kerkgemeente uit volle borst gezongen – wilden zij in eerste instantie niet worden gehinderd door muziekinstrumenten. Later hebben de kerkgemeenten ervaren dat een kerkorgel wel zinvol is om de kerkzang van de gemeente te binden. In de Oude Kerk is het kerkorgel geregeld vernieuwd en uitgebreid. Vanmiddag wilde ik graag op de beeldenstorm terugkomen. Zullen wij nu naar buiten gaan”, zegt Narrator.

Oude Kerk Amsterdam 4.jpg.png[18]

“Deze vernieuwing in religie en staatsvorm heeft een keerzijde van een ongebreidelde handelsgeest en een grenzeloze veroverings- en bekeringsdrang. Ik zou daar later op willen terugkomen”, zegt Carla.

Carla, Man en Narrator verlaten de Oude Kerk.

“De Oude Kerk is waarschijnlijk de enige kerk in de wereld waar het kerkplein bijna uitsluitend omringd is met bordelen. Dit gegeven wordt geëerd met een standbeeld “Belle” met de tekst “Respect sex workers all over the world” [19] . Waar ik “Belle” op mijn weg zie, moet denken aan Mattheus 21:31 waar Jezus zei: “Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God”. En wanneer ik afkeuring over hoeren zie of hoor, dan denk ik aan het Boeddhistisch vraagstuk Chao Chou’s [20] Weg van het Hemelrijk: “De Weg van het hemelrijk is niet moeilijk, deze weg houdt niet van keuzes maken”. [21]

Oudekerkplein Belle Amsterdam[22]

In 1993 is in het plaveisel van het plein door een anoniem kunstenaar een sculptuur geplaatst dat een hand uitbeeldt die een vrouwenborst vasthoudt”, zegt Narrator.

Oudekerkplein Amsterdam[23]

“Wanneer ik de Weg van het Hemelrijk hoor noemen, dan denk ik aan mijn lagere schooltijd in Zuid Limburg. In die tijd tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam het zoals het kwam, het was zoals het was en het ging zoals het ging. In de Katholieke kerk zong de pastoor met een krakende stem “Credo in unum Deum [24]”, waarna het koor verder ging met het prachtig gezongen “Patrem omnipotentem, factorem caeli et terrae, visibilium omnium et invisibilium [25]”. De mannen – als zij al naar de kerk gingen – speelden achter in de kerk hun kaartspel of zij hoorden mis in het voorportaal; meestal bleef hun kerkbezoek beperkt tot vier keer per jaar. Alleen met Kerstmis, Pasen – de mannen hadden dan een paar dagen daarvoor gebiecht zodat zij ter communie konden gaan –, voor de grote processie en met Allerheiligen en Allerzielen zat de kerk helemaal vol. Alleen tijdens de consecratie [26] die werd aangegeven met het drie keer klingelen van de belletjes, was iedereen stil; na de consecratie begon de kerk met geroezemoes weer tot leven te komen.

Tijdens mijn middelbare schooltijd – na mijn verhuizing met mijn tante naar Rotterdam – ging ik naar een Gereformeerde kerk. De hele kerk zong vol overgave: ”U zij de glorie”; de preken werden aandachtig gevolgd en thuis na de kerkdienst werd de preek nabesproken. De intensheid waarmee men in Holland het geloof beleed kwam overeen met de volledige inzet waarmee men tegen het water streed: pompen of verzuipen. Met dezelfde intensheid en vreze Gods werd het juiste geloof – naar de letter en naar de geest – gezocht en beleden.

In Zuid Limburg nam de pastoor of kapelaan de biecht af achter een gesloten deurtje; na het biechten gevolgd door enkele Onze Vaders en Weesgegroetjes in de kerkbank – een keer kreeg een klasgenoot een draai om de oren van de pastoor –, waren bijna menselijke zonden vergeven en via de communie werd de zondaar weer in het grote vaartuig van de Katholieke kerk en daarmee in Gods genade en opgenomen.

Tijdens mijn eerste middelbare schooljaar – na mijn verhuizing naar Rotterdam – zag ik met verbijstering hoe in de Gereformeerde Kerk een zondaar in de openbaarheid voor de kerkgemeenschap zijn zonde beleed; ik begreep dat – hoewel binnen deze kerkgemeenschap Gods genade ondoorgrondelijk was – de zondaar weer in de kerkgemeenschap werd opgenomen. Een andere geloofsovertuiging – al betrof het maar één andere uitleg van een geloofskwestie – kon een reden zijn voor een scheuring binnen de kerkgemeenschap en daarmee ook een scheuring binnen familie, vrienden en bekenden: zo belangrijk was het ware geloof. In 1944 tijdens de Duitse bezetting heeft er binnen de Gereformeerde Kerk een kerkscheuring (of vrijmaking) plaatsgevonden over de vraag of de doop alleen geldig is als de gedoopte de rest van haar/zijn leven het ware geloof blijft belijden en op grond daarvan zicht mag hebben op een veronderstelde wedergeboorte (de synodalen), of is de doop een teken van Gods belofte dat je Zijn kind mag zijn waarbij de dopeling geroepen wordt om als kind van God te leven (de vrijgemaakten). Deze scheuring tijdens het dieptepunt van de Duitse bezetting was verschrikkelijk en onvermijdelijk voor de betreffende kerkgemeenten en voor de families [27]. Als afzonderlijk zuilen gingen beide Gereformeerde Kerken verder om daarna nog enkele afscheidingen door te maken.

Verzuiling in Nederland[28]

Enkele jaren later las ik op de middelbare school uit het Evangelie van Johannes:

In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen [29].

Op Yunmen’s vraag: “Wat is ieders stralend licht?” antwoord ik naar de strofe uit het Johannes Evangelie: “Het leven”. Met Mŗtyū [30] – in de Mahābhārata de dood geschapen door Brahman in de gedaante van een vrouw – vraag ik mij af: “Waarom leren mensen niet te leven?””, zegt Man.

“Waarom gunnen mensen elkaar niet het licht in de ogen”, zegt Carla.

“Waarin verschillen mensen van Krishna (de wagenmenner) die Arjuna in de Bhagavad Gita – een klein en oud deel van de Mahābhārata – aanzet tot het betreden van het strijdperk waarin families, leraren en leerlingen tegenover elkaar staan in het spanningsveld tussen enerzijds de wereldorde en plicht en anderzijds het menselijk handelen [31]? Hij die de wereld kent spreek! Zullen wij vanmiddag verder gaan met de beeldenstorm?”, zegt Narrator.

“Dat is goed”, zegt Carla.

“Mag ik jullie uitnodigen voor een eenvoudige lunch”, zegt Man.


[2] Zie: Tanahashi, Kazuaki ed., Treasury of the true dharma eye – Zen Master Dogen’s Shobo Genzo. Boston: Shambhala, 2012, p. 419 – 420

[5] Bron: Fernández – Armesto, Felipe & Wilson, Derek, Reformatie – Christendom en de wereld 1500 – 2000, Amsterdam: Uitgeverij Anthos, 1997, p. 61

[7] Zie ook casus 14 in:  App, Urs, Master Yunmen. New York: Kodansha International: 1994, p. 91. Vrij weergegeven: Iemand vraagt Yunmen: “Wat is de bron van het ware geloof?”. Yunmen antwoordt: “Overal”.

[13] Bron: Eyck, Aldo van, Writings – The Child, the City and the Artist. Nijmegen: Sun, 2006, p. 73

[14]Bron: Eyck, Aldo van, Writings – Collected articles and other writings 1947 – 1998. Nijmegen: Sun, 2006, p.145

[21] Zie ook: Hekiganroku – Casus 2. Zie ook: Yamada Kôun Roshi, Hekiganroku, Die Niederschrift vom blauen Fels. München: Kösel-Verlag, 2002

[24] Vertaling: “Ik geloof in een God”

[25] Vertaling: “Almachtige Vader, schepper van hemel en aarde, van het zichtbare en onzichtbare”

[28] Een overzicht van een aantal afsplitsingen van kerken in Nederland. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gereformeerde_Kerken_vrijgemaakt

[29] Uit: Johannes 1:4

[30] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan, Deel 2: Vijf gangbare werkelijkheden – Feiten en logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 124 en: Badrinath, Chaturvedi, The Mahābhārata An Inquiry in the human Condition. New Delhi: Orient Longman Private Limited, 2006, p. 170 – 173

[31] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan, Deel 2: Vijf gangbare werkelijkheden – Feiten en logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 117

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica 16


Carla en Man wachten op Narrator om door de overdekte Vasari Corridor langs de rivier de Arno via de Pont Vecchio naar Palazzo Pitti te lopen.

Feiten en logica 16a[1]

“Nadat wij gisteren kort de rol van een Bodhisattva in het denkraam van de strijder hebben benoemd, moest ik gisteravond denken aan welke actieve rol een Bodhisattva als strijder in een conflict of oorlog kan vervullen. Heb jij hierover een idee?”, zegt Carla.

“Ik denk dat een Bodhisattva binnen de mogelijkheden probeert zorg te dragen; “taking care” in het Engels geeft het misschien beter weer. In de Tweede Wereld Oorlog waren Japanse Zen leraren als jonge mannen vaak verplicht om hun dienstplicht in het Japanse leger te vervullen. In hun beknopte levensbeschrijvingen maken zij melding van onder meer wachtlopen en tegelijkertijd mediteren [2] tijdens hun dienstplicht. Ik hoop dat zij als Zen leerling in gevechten en schermutselingen hun rol met mededogen hebben vervuld; de beknopte levensbeschrijvingen laten dit – misschien wijselijk – onvermeld. De metafoor van Indra’s Net kent binnen de schittering van glasparels ook een diepe donkerte; soms valt de donkerte volkomen samen met de schittering.

In de schittering

Van parels in Indra’s net

Gloort de donkerte

Daar komt Narrator”, zegt Man.

“Deze overdekte looproute van het Palazzo degli Uffizi via de Vasari Corridor [3] en de Pont Vecchio naar het Palazzo Pitti toont het streven van de familie de Medici in de eerste helft van de 16e eeuw aan de buitenwereld.

Feiten en logica 16b[4]

Door hun rijkdom en het verkregen bezit kon de familie – beschut tegen weersinvloeden – van hun nieuwe woonpaleis buiten de stad naar hun Palazzo degli Uffizi (of hun werkpaleis) in de stad lopen. Aan het begin van de 16e eeuw was de familie de Medici rond 1512 na Chr. in Florence weer aan de macht gekomen en in 1513 na Chr. werd Giovanni de Medici tot paus gekozen. Hierna heeft Giovanni – als Paus Leo X – aan zijn broer geschreven: “God heeft ons het pausschap gegeven, laten wij er nu van gaan genieten[5]. Als paus was Leo X een ramp, als renaissance prins een succes; hij stelde Michelangelo – afkomstig uit Florence – aan om de St. Pieterbasiliek in Rome vorm te geven en verder te voltooien en hij gaf opdracht voor een extreem dure tapijtenreeks voor de Sixtijnse kapel [6]. Om deze weelderige levensstijl te bekostigen voerde hij binnen de Katholieke kerk aflaten in: door verrichten van schenkingen aan de kerk kon de gever de tijd in het vagevuur voor de begunstiger – bijvoorbeeld overleden familieleden – verkorten. Als reactie hierop verspreidde Maarten Luther op 31 oktober 1517 na Chr. in Wittemberg zijn academische stellingen tegen de handel in aflaten [7] die het begin van de Reformatie inluidde. Na zijn overlijden werd Paus Leo X in 1521 opgevolgd door Paus Adrianus VI – afkomstig uit Utrecht – die een lege pauselijke schatkist aantrof en bovendien niet welkom was in Rome: hij overleed in 1523 [8]. In dat jaar werd Giulio de Medici gekozen tot Paus Clemens VII; hij zorgde door zijn onhandig optreden voor de verspreiding van de Reformatie in Noord Europa en voor de excommunicatie van Koning Hendrik VIII in Engeland. Zijn aandacht ging uit naar kunst en cultuur; hij gaf opdracht aan Michelangelo om in Florence de Medici-kapel van de San Lorenzo Basiliek – die wij enkele dagen geleden hebben bezichtigd – te bouwen.

Ik vertel deze feiten uit de geschiedenis tijdens de bouw van de Vasari Corridor en de Pont Vecchio, omdat de bouwstijl de hoop op een voortdurende brug naar de rijkdommen van de wereld weerspiegelt. Wij weten dat hiermee door de familie de Medici ook de leegte – in de vorm van ijdeltuiterij – en het verval van het pauselijke pontificaat werd ingezet [9]; zelfs de Katholieke Kerk werd hierdoor in een diepe crisis gestort”, zegt Narrator terwijl zij naar het midden van de brug lopen.

“Het woord bankroet [10] is rond die tijd op deze brug ontstaan. Wanneer een handelaar niet meer aan zijn verplichtingen kon voldoen, dan werd de bank waarop hij handel dreef, gebroken”,  zegt Carla.

Door de Via de Guicciardini lopen zij naar het Palazzo Pitte.

Feiten en logica 16c[11]

“Dit paleis is in de 15e eeuw gebouwd als residentie van de koopman Luca Pitti. In 1549 is het paleis in bezit van familie de Medici gekomen waarna leden van de familie hier hebben gewoond tot het uitsterven van het geslacht in 1737. Het groeide uit als schathuis waarin de verschillende generaties van de familie een deel van hun schilderijen, juwelen en luxe bezittingen verzamelden [12]. Daarnaast wilde de familie hiermee de grandeur van een vorstenhuis aan de buitenwereld tonen. Tijdens ons bezichtiging zullen wij zien dat de inrichting en het interieur er vooral op gericht is om indruk op de bezoeker te maken. Hier toont de strijder zijn veroveringen aan – een select deel van – de buitenwereld. Laten wij naar binnen gaan”, zegt Narrator.

Feiten en logica 16d[13]

Na het bezoek aan het Paleis zitten Carla, Man en Narrator op een terrasje aan de Via della Sprone.

“Het Paleis Pitti vormt in mijn ogen een overgang van de Renaissance naar een andere tijd, en voor ons een verbinding tussen “Feiten en Logica” binnen de opkomende rede in de Renaissance met “Intensiteiten en Associaties” in de persoonlijke ontwikkeling door religie, kunst en wetenschap die wij als volgende aanlegplaats op onze Odyssee naar “Wie ben jij” in Amsterdam gaan aandoen”, zegt Man.

“Tijdens het bezoek aan het Paleis moest ik denken aan een passage uit de IJslandse Egils saga rond het leven van de 10e-eeuwse boer, Viking, krijger en dichter Egill Skallagrímsson [14].

‘Thus counselled my mother,
For me should they purchase
A galley and good oars
To go forth a-roving.
So may I high-standing,
A noble barque steering,
Hold course for the haven,
Hew down many foemen.’
[15]

Of aangepast aan Palazzo Pitti:

“Aangemoedigd door mijn ouders,

Die voor mij verwierven

Kapitaal en macht

Om uit te gaan roven.

Zo mag ik hoog staan,

Boven het aardse gewoel

Naar eeuwige haven,

En neerslaan alle tegenstand”.

Bij de inwoners van Palazzo Pitti is het gereedschap in de vorm van “wapens en mensen” als verlengstuk van de Viking strijder – die nog zelf voorin de slagorde stond – vervangen door het gereedschap “kapitaal en macht” van de moderne afstandelijke strijder. De moderne strijder heeft zichzelf uit het strijdgewoel teruggetrokken; hij staat als een eenzame heerser hoog boven het leven van alledag. Deze eenzame strijder verslaat de tegenstanders op afstand met een “clean kill” [16]; in werkelijkheid van alledag is deze doodslag altijd uiterst groezelig met de stank van verderf. In Amsterdam hoop ik daar meer over te kunnen tonen. Het Palazzo Pitti is voor mij doods en verstild in de hang naar – de klassieke valkuil van de strijder – blijvende uitzonderlijke glorie”, zegt Carla.

“Zo waar. Bij jouw weergave van de eenzame heerser moet ik denken aan de almachtige God in de hemel. Kent de Christelijke Goddelijk drie-eenheid ook deze klassiek valkuil van de eenzame strijder? Ik heb ergens gelezen dat zelfs Goden zijn verwikkeld in overlevingsdrang. In Amsterdam gaan wij binnen “Intensiteiten en Associaties” onder meer op zoek naar de persoonlijke relatie met God – en de gevolgen daarvan – binnen het Christendom na de Reformatie. Hoe omzeilt een Bodhisattva deze klassieke valkuil? Door nederigheid? Ik weet het niet. Zullen wij vanavond tijdens het laatste avondmaal op dit deel van de zoektocht terugkijken op ons kort bezoek aan Florence? Dan kunnen wij ook enkele plannen maken voor het vervolg van onze Odyssee”, zegt Narrator.

“Dat is goed. Ik stel voor dat wij vanmiddag ieder onze eigen weg gaan”, zegt Man.

“Dat is goed”, zegt Carla.


[2] Zie bijvoorbeeld: Wetering, Janwillem van de, De Lege Spiegel. Amsterdam: De Driehoek, p. 40

[5] Bron: Norwich, John Julius, The Popes, A History, London: Chatto & Windos, 2011, p. 279.

[9] Zie ook: Norwich, John Julius, The Popes, A History, London: Chatto & Windos, 2011, p. 279 – 298.

[10] Bankroet is in het Italiaans Bancarotta – afkomstig “banca” dat toonbank betekent, en via het latijn “rupta” dat een vervoeging is van het werkwoord “rumpere” dat “breken of schenden” betekent.

[15] Uit hoofdstuk 40 van de Egils Saga. Bron: http://sagadb.org/egils_saga.en. Zie ook:  Marlantes, Karl, What it is like to go to war. London: Corvus, 2012 p. 69 – 70

[16] In het denkraam van een strijder is een “clean kill” door een moeiteloze klap van twee vuistknokkels esthetisch te verkiezen boven neerknuppelen met een steen. Nog esthetischer is het op afstand neerschieten met een mooi vuurwapen in een duel, of in onze tijd met een laserwapen. In onze eeuw is dit uitgemond in een president die door middel van drones persoonlijk tegenstanders in andere landen laat uitschakelen. Zie ook:  Marlantes, Karl, What it is like to go to war. London: Corvus, 2012 p. 71 – 72

Vijf gangbare werkelijkheden – feiten en logica 11


Carla en Narrator staan in Florence voor hun pension te wachten op Man.

“Vanmiddag ben ik vergeten te zeggen dat voorwerpen, symbolen, rituelen, woorden, slogans, muziek, literatuur, filosofie en religie het gedrag en het bewustzijn van mensen sturen of zelfs overnemen. Twee extreme voorbeelden in negatieve zin zijn:

  • een politieke leider en aanhangers beïnvloeden elkaar in woorden en rituelen zo vergaand dat een deel van de samenleving overgaat op genocide,
  • een godsdienstsectie ontaardt door rituelen, slogans, woorden en gedrag in godsdienstwaanzin.

feiten en logica 111[1]

In positieve zin worden het gedrag en het bewustzijn van mensen als oefeningen voor de ziel beïnvloed door muziek, literatuur, religie (voor basisvertrouwen), architectuur, kunst, wetenschap. Door symbolen en rituelen voelen mensen geborgenheid en verbondenheid. Een uitgesproken voorbeeld is de hostie die volgens de Katholieke kerk na de epiklese en de consecratie [2] overgaat in het lichaam van Christus. Volgens mij hoeven wij daar nu niet verder op in te gaan, omdat wij lichtvoetigheid en snelheid als twee richtsnoeren voor onze zoektocht gebruiken”, zegt Carla.

feiten en logica 112[3]

“Binnen het denkraam van Indra’s Net weerspiegelt ieder partikel, ieder voorwerp en ieder levend wezen het lichaam van Christus – als historisch persoon en als goddelijk wezen”, zegt Narrator.

“Er is een klein verschil: katholieken geloven dat de hostie alleen na epiklese (of het aanroepen van de Heilige Geest) en de consecratie tijdens een Katholieke eucharistieviering verandert in het lichaam van Christus. De metafoor van Indra’s Net weerspiegelt het katholieke geloof en tegelijkertijd het ongeloof in de hostie als lichaam van Christus in al haar verschijningsvormen”, zegt Carla.

“Jij heb gelijk, wij hebben geen tijd om de invloeden van symbolen en slogans op het menselijk gedrag volledig te onderzoeken naast onze Odyssee naar wie ben jij. Daar komt Man”, zegt Narrator.

“Hebben jullie vanavond zin in een echte avondmaaltijd of zullen wij iets eenvoudigs in de supermarkt kopen en als Nederlanders in het park van de Piazza Massimo D’Azeglio opeten?”, vraagt Man.

“Goed dan, als echte Hollanders”, zegt Carla.

“Ik heb jaren niet anders gedaan, voor mij is het goed”, zegt Narrator.

Na een bezoek aan de supermarkt zitten zij in het park en voeren het volgende gesprek.

“Narrator, jouw achternaam Nārāyana komt overeen met de titel van een van de oudere Upanishads die waarschijnlijk aan het einde van de Vedische tijd is ontstaan [4]. Ik noem een korte passage uit de Nārāyana Upanishad [5] als opstapje naar mijn inleiding op Kṛṣṇa als God in een menselijke gedaante:

Nārāyana is de opperste realiteit aangeduid als Brahman. 

Nārāyana is het hoogste (Zelf).

Nārāyana is het opperste Licht. Nārāyana is het oneindige Zelf.

Het opperste wezen Nārāyana wenste alle schepselen te creëren.

Al hetgeen in deze wereld is vanbinnen en vanbuiten doordrongen van Nārāyana [6].

Kende jij deze naamovereenkomst met jouw achternaam?”, vraagt Man aan Narrator.

“Mijn vader heeft mij dit als jongeman in een van zijn verhalen verteld. Later in mijn leven – tijdens mijn incarnatie als Bhikṣu (of bedelmonnik) – heb ik de Nārāyana Upanishad via de Universiteitsbibliotheek in Heidelberg ingezien.  In het Sanskriet betekent Nārāyana onder meer “zoon van de oorspronkelijke Man”[7], waarbij “Man” in het Sanskriet de betekenis van “denken, geloven en waarnemen” heeft. In het boek met Boeddhistische vraagstukken dat ik van mijn Amerikaanse geliefde had gekregen, staat het vraagstuk “Waarachtige Man” over de betekenis van “Man”. Het begin van dit vraagstuk luidt:

“Er is een Waarachtige Man zonder status altijd in en uit gaand door de openingen van Jouw aangezicht [8].

Beginnelingen die het nog niet hebben gezien, Kijk, Kijk”

En het vers bij dit vraagstuk begint als volgt:

“Waan en (Boeddhistische) verlichting zijn tegengesteld,

Subtiel gecommuniceerd, met eenvoud;

 De Lente opent de honderd bloemen [9] in één zucht. [10]

Waan en (Boeddhistische) verlichting omvatten ook symbolen, rituelen, woorden, slogans, literatuur, filosofie en religie die het gedrag en het bewustzijn van mensen sturen of zelfs overnemen in negatieve en in positieve zin. De “zoon van de oorspronkelijke Man” in mijn naam Nārāyana is niet alleen de menselijk man, maar duidt ook op de “Waarachtige Man” in dit Boeddhistisch vraagstuk”, zegt Narrator.

feiten en logica 113[11]

“Het verschil tussen waan en werkelijkheid, misdaad en goedheid zijn soms flinterdun en vaak afhankelijk van het kader waarin zij bezien worden. Jouw uitleg over “denken, geloven waarnemen” laat dit goed zien. “Sein und Zeit[12] – het magnum opus van Martin Heidegger – toont hier een glimp van. Martin Heidegger maakt een onderscheid tussen de “Oneigenlijke Man” – of Waan – en de “Eigen Zelf”. Ik weet niet of Martin Heidegger de “Eigen Zelf” gelijk zou stellen aan de “Waarachtige Man” in het Boeddhistisch vraagstuk”, zegt Carla.

feiten en logica 114[13]

“Ik ben diep onder de indruk van jouw inleiding over Nārāyana en de “Waarachtige Man”; jij kunt dit veel beter verwoorden dan ik. Zou jij ons willen zeggen wie Kṛṣṇa is?”, zegt Man.

“Mag ik dat morgen doen, laten wij eerst op deze mooie nazomeravond van ons avondmaal in het park genieten. Zal ik het brood breken en de wijn inschenken?”, zegt Narrator.

“Dat is goed”, zeggen Carla en Man.

feiten en logica 115[14]


[3] Afbeeldingen van een traditionele en een moderne monstrans. De monstrans is een houder waarin de hostie – die na de epiklese (of het aanroepen van de Heilige Geest) en de consecratie, volgens de Katholieke kerk verandert in het lichaam van Christus – wordt getoond. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Monstrans en http://nl.wikipedia.org/wiki/Hostie Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Monstrance

[4] De Mahānārāyana Upanishad is als hoofdstuk 10 van de Taittiriya Aranyaka onderdeel van de donkere – of ondoorgrondelijke – Yajurveda (of veda bij de offergaven). Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Taittiriya_Aranyaka#Taittiriya_Aranyaka

[5] De tekst in het Sanskriet is onder de titel “mahAnArAyaNa” te vinden op: http://sanskritdocuments.org/doc_upanishhat/

[6] Bron: XIII-4 en XIII-5 uit de Engelse vertaling van de Mahānārāyana Upanishad via http://www.indiadivine.org/audarya/hinduism-forum/230825-maha-narayana-upanishad-translation-english.html

[7] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.

[8] Naast een menselijk gezicht wordt hier ook gedoeld op het aangezicht van de wereld en op het aangezicht van “Indra’s Net”

[9] Zie voor de duiding van bloemen ook “Een – Bloesem” in: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan – 1. Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 50 – 53

[10] Sterk ingekorte weergave van de Zen Koan “Linji’s True Man” in: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 167 – 170

[11] Een van de oneindig vele manifestaties van de “Waarachtige Man”. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Mann

[12] Heidegger, Martin, Sein und Zeit. Tübingen: Niemeyer, 2006 Zie ook: http://de.wikipedia.org/wiki/Sein_und_Zeit#Verfallenheit_und_Eigentlichkeit:_Das_Man

[13] Afbeelding van een hulpmiddel om de hoofdbegrippen in Heideggers “Sein und Zeit” te plaatsen. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Sein_und_Zeit#Verfallenheit_und_Eigentlichkeit:_Das_Man

[14] Piazza Massimo D’Azeglio. Bron afbeelding: http://it.wikipedia.org/wiki/Piazza_d’Azeglio

Narrator – Te voet door Frankrijk


Nadat ik via de Mont Blanc tunnel in Frankrijk aankwam, vervolgde ik mijn reis met de trein naar “Annemasse” net voor de Zwitserse grens bij Geneve. Zelfs midzomer was het Midden/Hoog gebergte ten noorden van Chamonix niet mijn wereld. Later ben ik in de besneeuwde wereld aan het begin van de winter in een droom bijna naar een andere wereld weggegleden. In de ijskoude verstilling voelde ik mij helemaal thuis in de betoverende witte droomwereld. Carla Drift heeft mij vanuit deze verijsde wereld weer tot leven laten komen.

[1]

Mijn beperkte reispapieren waren niet goed genoeg om twee keer de Zwitsers/Franse grens te passeren. Vanaf “Annemasse” liep ik langs de Zwitserse grens naar “Les Rousses” om vandaar via de GR 5 naar het Noorden te gaan. Gelukkig was vanaf “Les Rousses” de wandelweg naar het Noorden wel begaanbaar.

[2]

Na de treinreis was mijn geld op. Ik moest op de een of andere manier aan eten komen. Ik had ik niet voldoende tijd om onderweg voor mijn voedsel te werken, omdat ik voor de herfst in Amsterdam wilde aankomen.

Op 2 oktober 1996 zei een vroegere bisschop van Breda – Bisschop Martinus Muskens – in een VPRO-televisieprogramma dat het stelen van brood en eten geoorloofd is, als mensen honger hebben en geen andere mogelijkheid zien om te overleven [3]. Hiermee verwoordde hij de moraalleer van de Katholieke kerk waarin het leven belangrijker wordt gevonden dan het aardse bezit. Al in de Middeleeuwen werd het “voedsel dilemma” opgelost doordat een monnik in extreme noodzaak zijn abt niet hoefde te gehoorzamen door voedsel volgens opdracht te bezorgen, maar hij behoorde onderweg eten te verschaffen aan een mens met ernstige honger [4].

[5]

Gelukkig heb ik onderweg nooit ernstig honger hoeven lijden. Heel af en toe heb ik gezondigd door een of twee stukken fruit zonder toestemming van de eigenaar van een fruitboom te plukken. Ook heb ik af en toe een vis gevangen of een kleine dier gejaagd – een nobele daad voor de adel en ordinair stropen voor de gewone mens – om op een klein vuurtje te bereiden. Met mijn achtergrond uit een Masaï nomadenstam die geen landsgrenzen kent en waar al het land voor iedereen is, heb ik dit gebruik van de omgeving nooit als diefstal kunnen zien; uiteindelijk komen het fruit, de vis en de kleine dieren altijd voort uit de leefwereld van iedereen. Later in mijn leven ben ik het ethisch [6] uitgangspunt gaan gebruiken, dat iedere verschijningsvorm in principe even veel recht van bestaan heeft. Maar als een keuze tussen twee verschijningsvormen onvermijdelijk is, dan verdient een complexere verschijningsvorm – in dit geval een wezen dat een hogere plaats in de hiërarchie heeft – de voorkeur [7].

Meestal heb ik op mijn reis naar Amsterdam in ruil voor voedsel of een maaltijd toepasselijke verhalen van mijn voorvaderen verteld. Hiermee ben ik in de voetsporen van mijn vader getreden.

In de Europese landen met materiële rijkdom en geestelijke armoede bestaat er een grote nood aan verhalen die duiding geven. Politici, managers, bankiers, dienstverleners in de geestelijke gezondheidszorg, bekende filmacteurs verkrijgen met hun duiding een uitstekend belegde boterham. In veel culturen worden deze ruilprocessen als windhandel gezien.

Met de verhalen van mijn voorouders kon ik mijn maag ruim voldoende vullen; ik had nooit honger op mijn weg naar Amsterdam. Door het ruilen van verhalen tegen voedsel leefde ik eigenlijk van de wind  – in Sanskriet वात of vāta – mijn vader was mijn voortdurende metgezel en leidsman.

Een dak boven mijn hoofd was in de zomer niet nodig; ik sliep in de open lucht onder de sterrenhemel. Bij slecht weer was een extra set kleren en wat plastic voldoende.

Zo begon het eerste deel van mijn wandeltocht langs de GR 5 in Frankrijk.


[4] Bron: Dougherty, M.V. Moral Dilemmas in Medieval Thought – From Gratian to Aquinas. Cambridge: Cambridge University Press, 2011, p. 77

[6] “De onderliggende betekenis van het Griekse woord “ethos” was “persoonlijke rangschikking”. Het woord komt van het Indo-Europese woord “swedh-”” waarin de woorden “sva” of “zelf, Ego en menselijke ziel” en “dha” of “plaatsen, schenken” in het Sanskriet in te herkennen zijn.

Bronnen: Ayto, John, Word Origins, The hidden History of English Words from A to Z. London: A &C Black, 2008 p. 199 en Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.

[7] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012 p. 81 – 82

Carla Drift – Studie menswetenschappen


Na mijn derde studiejaar verhuisde ik aan het begin van de zomervakantie met hulp van studievrienden uit Delft naar Amsterdam. Mijn nieuwe kamer had ik gevonden door bemiddeling van de charmante man met wie ik in Delft de colleges filosofie had gevolgd die werden gegeven door Prof. Dr. W. Luijpen. Pas halverwege de collegereeks begreep ik dat zijn naam Man Leben was. Hij stelde mij voor aan vrienden van hem die in de binnenstad van Amsterdam woonden; zij hadden een kamer over op de bovenverdieping. Mijn hele studietijd in Amsterdam ben ik op deze kamer blijven wonen; al snel werd ik van kamerbewoner een huisgenoot die een aandeel in het algehele huiselijk leven – samen koken, om beurten schoonmaken, aan het einde van een drukke dag nog wat napraten en heel soms een feest – op mij nam. De vrienden van Man waren blij met wat extra leven in huis en ik had deze huiselijkheid nodig nadat ik leeg uit Delft was vertrokken. Later hierover meer.

[1]

In Delft had ik de verplichte vakken voor menswetenschappen en wetenschapsfilosofie gevolgd. Daarnaast koos ik er voor om veel keuze vakken op dit gebied te volgen. Mijn technische natuurwetenschappelijke studie kon ik in Delft niet voortzetten in de richting die ik voor ogen had. Na gesprekken met veel mensen over mijn drijfveren, heb ik ervoor gekozen om mijn studie voort te zetten op het gebied van de menswetenschappen – de tweede hoofdstroom van mijn studie in Delft.

Met mijn kandidaatsdiploma in een technische studie kreeg ik maar enkele vrijstellingen voor bepaalde vakken in de menswetenschappen. Ik las snel en gelukkig kon ik voor de verplichte vakken in een hoog tempo examen doen. Binnen een jaar had ik mijn achterstand ingehaald.

Mijn studie omvatte psychologie die vooral was gericht op de ontwikkelen van mensen en op gedragingen van mensen in hun dagelijks leven. De behoeftepiramide van Abraham Maslow had ik in Delft al bestudeerd. Aanvullend daarop bestudeerde ik hoe mensen leerden kijken en zien; welke processen bij inprenting en beeldvorming een rol spelen. Inprenting en beeldvorming kan geschieden door het zien van voorbeelden van ouders en opinievormers, maar kan ook fysiek gebeuren door het eten van bedorven eten waarna het voedsel dat hiermee wordt geassocieerd nooit meer aangenaam wordt gevonden. Ik bestudeerde hebzucht in relatie tot overlevingsdrang van mensen; daarbij las ik veel studies over de rol van individuen op conflicten en oorlogsvoering, de gevolgen van deze conflicten op individuen en de interacties tussen beiden. Door verheerlijking en verering van heldendaden tijdens de oorlog worden individuen en samenlevingen rijp gemaakt voor acceptatie van de verschikkingen van oorlogsvoering. In de beeldvorming zouden deze verschrikkingen noodzakelijk zijn om een hoger doel te bereiken op het gebied van religie, overleving, grotere welvaart of overwinning van basisangsten. Later volgde ik als speciaal onderwerp de interactie tussen literatuur en kunst enerzijds en oorlogsgeweld anderzijds. Na het volgen van dit vak ben ik voor altijd anders naar bepaalde kunstuitingen gaan kijken. Een aantal dadaïstische en surrealistische kunstenaars hebben zich in de loopgraven van de eerste wereldoorlog hun beeldtaal eigen gemaakt; zij hebben letterlijk de verschrikkingen – lijken en paarden – in de bomen zien hangen.

[2]

[3]

Op het terrein van sociologie bestudeerde ik groepsgedrag waarbij inprenting en beeldvorming door initiatieriten en groepsdwang mijn bijzondere aandacht hadden. Ook veranderingen binnen groepen met de bijbehorende groepsdynamica en de gevolgen van deze veranderingen op het persoonlijke leven van groepsleden werden door mij bestudeerd. Tijdens het begin van de Eerste Wereld Oorlog was de deelname voor jonge mannen nog vrijwillig, maar als aan deze “vrijwillige” aanmelding geen gehoor werd gegeven, dan werden de jonge mannen en hun families fysiek en mentaal volledig uit de lokale gemeenschap buitengesloten – meer voorbeelden volgen later tijdens onze Odyssee.

[4]

Mijn interesse bij het vak geschiedenis ging uit naar de wijze waarop de geschiedenis in de loop der tijd vorm kreeg onder invloed van heersende beelden van de werkelijkheid in de samenleving. Vaak werd de geschiedenis geschreven door de overwinnaar of door de heersende klasse. De heersende klasse bepaalde van oudsher wanneer het jagen van dieren een edele en nobele activiteit – een privilege van de adel – was of moest worden gezien als ordinair stropen – door mensen zonder privileges. Dezelfde wijze van beeldvorming was ook werkzaam bij het bepalen wanneer een verovering moest worden gezien als een triomfantelijke weldaad voor de samenleving of een laaghartige roof van eigendommen en rechten. De werkelijkheid en de bijbehorende beeldvorming werden vaak aangepast aan noden en wensen van heersende klasse of aan de opkomende nieuwe klasse van heersers. De anarchist Mikhail Bakunin heeft ruim honderd jaar geleden heel terecht opgemerkt dat de revolutionairen in Rusland in hun beeldvorming en in hun daden binnen een jaar erger zouden zijn dan de Tsaar [5]. Tegen het einde van mijn studie heb ik met veel interesse de studie over de Geschiedenis van het persoonlijke leven van onder andere Philippe Ariès [6] en George Duby [7] gelezen. Hierin werd mooi weergegeven dat hoewel alles verandert, heel vele oude elementen in een gewijzigde vorm aanwezig blijven. Volgens oud romeins recht heeft een vader het recht een kind na de geboorte te aanvaarden of af te wijzen: mogelijk is de doop van een pasgeborene nog een overblijfsel van dit oude patriarchale recht. Het Romeinse rijk is in België en de Zuidelijke Nederlanden tot op heden blijven voortbestaan in de kerkprovincies van de Katholieke kerk. De kazuifels van de priesters in de Katholieke kerk vertonen nog steeds sterke overeenkomsten met de heersende mode in Rome in de vijfde eeuw na christus.

In het volgende bericht meer over mijn studie van de geschiedenis van het recht en de taal.

Carla Drift – jaren van ontluiken


Mijn eerste communie was een groot feest. Door de inwijding van mijn doop was ik een paar dagen oud al in de kerk opgenomen. Sommige jongens in ons dorp worden bij de geboorte aangemeld bij de schutterij: zij kunnen hun leven lang lid zijn. Van mijn doop kan ik mij niets herinneren. Wel draag ik nog altijd mijn doopnaam samen met de doopnamen van mijn peettante en peetoom als herinnering met mij mee.

Later heb ik begrepen dat het doopsel het enige sacrament is dat door de gehele Christenheid wordt erkend [1]. Het kinderdoopsel wordt zo vroeg mogelijk gegeven om kinderen zo spoedig mogelijk in Gods genade te laten verkeren. In tijden van een grote zuigelingsterfte is dit van belang. Misschien is het ook een overblijfsel uit het patriarchale Romeins recht, waar het leven van een pasgeborene afhankelijk is de erkenning door de vader. In de gereformeerde kerk heeft tegen het einde van de tweede wereldoorlog in 1944 nog een scheuring of “vrijmaking” in de kerk plaats gevonden over de vraag of een kind door de doop in Gods genade zal zijn of dat de doop een roeping is om als Gods kind te leven [2]. Ons dorp hield zich met dit soort vragen niet bezig; ons dorp leefde binnen het rijke Roomse leven met al haar andere hebbelijkheden en onhebbelijkheden.

[3]

Aan het begin van de lagere school werden wij op onze eerste Communie voorbereid. Wij leerden de eerste basisbeginselen van het Katholieke geloof. Midden in de lente deed ik mijn eerste Communie. Ik ging in een prachtig wit jurkje in een processie naar de kerk. De eerste hostie bleef aan mijn verhemelte plakken; dit was mijn enige bijzondere herinnering aan de kerkmis. Daarna hadden wij een groot familiefeest. De hele familie van mijn moeder en mijn vader waren aanwezig. Ik werd overstelpt met cadeaus. Mijn ouders waren trots dat hun eerste dochter in de gemeenschap en in de kerk werd opgenomen. Ik voelde me in het middelpunt van de belangstelling staan.

[4]

Met mijn geloof speelde ik half verstoppertje. De beschermengel was altijd onzichtbaar aanwezig, ik voorvoelde als er iets mis dreigde te gaan. Ik zorgde er dan voor dat het goed afliep. Maar bij mijn rechterschouder voelde ik de engel niet zitten. Het leek mij niet verstandig om mijn twijfel te tonen. Dat deed niemand. Niemand in ons dorp twijfelde aan de volgende adem teug, behalve als men heel oud was of als er iemand in de familie op sterven lag en daarna overleed. Dan ging men veel naar de kerk om te bidden voor de zielsrust van de overledenen of voor henzelf. Ik heb enkele jaren gedacht dat in mijn moeders dorp in België de grootste familie de familie Zaliger was, zij spraken er altijd over. Rond mijn zesde jaar kwam ik er achter dat de familie Zaliger voor de helft in de hemel woonde en voor de andere helft op het kerkhof rustte: later zou ik ook bij deze familie gaan horen als netjes zou leven. In ons dorp moest je wel heel slecht zijn om lang in het vagevuur te blijven. De oudere vrouwen bidden veel en alle families gingen trouw naar de jaardiensten en naar het kerkhof met Allerzielen. Voor de hel en het vagevuur was ik niet bang.

Toen ik acht jaar was, deed ik het heilig vormsel [5]. De Heilige Geest zou mij helpen om mijn geloof te versterken. De bisschop zei bij mijn vormsel: “Signaculum doni Spiritus Sancti“ (Zegel van de gave van de heilige Geest). Uit verveling had ik uit het missaal van zijn vader al wat Latijn geleerd tijdens de vele lange missen. De gave van de Heilige Geest hielp mij niet bij mijn geloof. Ik zag steeds duidelijker dat de Vader God was geschapen naar de gelijkenis van zijn gelovigen en niet omgekeerd zoals de Katholieke kerk ons voorhield. Rond die tijd begon het “Rijke Roomse Leven” in Zuid Limburg af te kalven; wij gingen nog alleen met hoogtijdagen naar de kerk.

Onze meester in de vijfde en zesde klas had stage had gelopen bij De Werkplaats Kindergemeenschap [6] van Betty en Kees Boeke in Bilthoven. Hij was pas een jaar op onze school en door hem heb ik twee jaar lang veel geleerd. Hij moedigde mij aan om samen met mijn vader de boeken uit de bibliotheek de lezen en er werkstukken over te maken. Het Kees Boeke’s “Wij in het heelal, een heelal in ons” [7] hebben mijn vader en ik van kaft tot kaft gelezen. Mijn vader en ik kochten een microscoop en een sterrenkijker. Samen lazen wij boeken over astronomie en microscopie. Voor school maakten wij zeker vier werkstukken over deze onderwerpen.

[8]

Hetzelfde deden wij voor wereld geschiedenis en over andere godsdiensten. Wij lazen boeken over de Islam, het Hindoeïsme en het Boeddhisme.

Bij de landelijke toets voor middelbare school heb ik geen verstoppertje gespeeld. De meester vertelde vol trots dat onze klas een uitmuntende uitkomst had. De hele klas was ruim boven het landelijk gemiddelde. Ik had maar één fout bij een vraag die wij niet konden weten, omdat wij niet in Holland woonden. De meester zorgde dat iedereen een goede passende vervolgopleiding ging doen. Ik ging naar het gymnasium in de stad.


[7] Zie: Boeke, Kees, Wij in het heelal, een heelal in ons – Twee tochten: door macrokosmos en microkosmos. Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 1959

[8] Bron afbeelding: http://www.vendian.org/mncharity/cosmicview/ . De Engelse versie van het boek kan via deze hyperlink worden ingezien. De Nederlandse versie is in te zien via de volgende hyperlink: http://www.dearend.nl/pdf/Kees_Boeke.pdf

Man Leben – terug naar Limburg


Treibend auf die Wellen kann man leben

Jij gaat verder over jouw terugkeer naar Limburg:

“Mijn peetoom was overleden. De boerderij in Zuid Limburg had dringend hulp nodig. Ik was aan verandering toe; mijn “Jaguar – Saab jaren” waren definitief voorbij. Op de leeftijd van 48 jaren werd ik voor anderhalf jaar boer.

Mijn peetoom en peettante hebben nooit kinderen kunnen krijgen. Dit heb ik altijd al voorvoeld – het is mij pas verteld toen ik ruim volwassen was. Tijdens de oorlog hebben zij zich tot aan het einde van mijn lagere school over mij ontfermd. Ik was meer dan welkom; bij hen heb ik de mooiste tijd van mijn leven gehad. Nu was mijn peetoom in het voorjaar plotseling overleden en de boerderij wilde het ritme van het voorjaar hernemen.

De begrafenis van mijn peetoom verliep volgens Limburgs gebruik. Een zware klok liet droef het dorp weten dat er een dode was, enkele waken, de mis, de gang naar het kerkhof, koffietafel met naar gebruik goed eten. De erfenis hoefde nog niet verdeeld te worden. Mijn peettante stond alleen voor de boerderij, de koeien, de akkers, de moestuin en boomgaard. De overgang naar werk op de boerderij lag op mijn weg. Ik verhuisde opnieuw naar Zuid Limburg.

Ik voegde mij naar het ritme van de dag, maand, seizoen en jaar op de boerderij. Ik kon mij veel van vroeger herinneren , maar veel was veranderd. Mijn peettante volgde nog alle rituelen van de Katholieke kerk, maar de ontkerkelijking was ook in Limburg al vergevorderd. Vroeger was de boerderij bijna helemaal zelf verzorgend. Het surplus van de boerderij werd verkocht en een deel van het verkregen geld werd gebruikt voor aanschaf gereedschap en voor onderhoud, een deel werd opzij gezet voor reserve, een deel ging naar de kerk en hulp voor anderen. De mechanisatie en schaalvergroting was al begonnen – er stond een tractor en een aantal machines klaar. Maar een verdere schaalvergroting was op korte tijd nodig: de keuzes waren niet eenvoudig en de noodzakelijke investeringen zouden groot zijn. Was de boerderij hier groot genoeg voor en wie zou de boerderij moeten overnemen? Mijn peetoom en peettante hadden hierover al enkele jaren nagedacht; zij zouden binnenkort een beslissing moeten nemen. Nu stond mijn peettante alleen voor deze beslissing. Mijn peettante zag dat ik dat jaar met mijn ziel onder mijn arm liep; een verandering was meer dan welkom. Na enkele weken kwamen mijn peettante en ik bijna stilzwijgend overeen dat ik in ieder geval zou blijven totdat de boerderij weer winterklaar was voor het volgende jaar.

[1]

Voor mijn peettante was dit geen makkelijke tijd: verlies van haar man, hulp van mij – een onervaren boer, hoe verder met de boerderij en de veranderingen in het leven van alledag. In Limburg trad toen de ontkerkelijking in en door de televisie kwam de hele wereld met alle veranderingen de woonkeuken binnen. Zij vervulde haar plichten voor haar overleden echtgenoot en ik ging mee naar iedere kerkmis. Dit ritme en het ritme van de boerderij gaven weer vorm aan mijn leven.

[2]

In het najaar – net na de 6 maanden mis voor mijn peetoom – zei mijn tante dat mijn hulp op de boerderij welkom was, maar ik was geen boer; ik hoorde niet op een boerderij. Ik hoorde ergens anders, net zoals toen ik op 12 jarige leeftijd ergens anders hoorde. Op die avond besloten wij om samen nog een seizoen op de boerderij te leven en in dat jaar de overdracht van de boerderij te verzorgen.

Een studievriend kwam in die tijd een weekend op bezoek. Wij hebben altijd contact met elkaar gehouden. Hij was nu een succesvol architect. Samen hebben wij de mogelijkheden voor een vakantieboerderij bekeken. De ligging was goed, de gebouwen waren is goede staat en boden genoeg mogelijkheden. In overleg met mijn peettante hebben wij in de winter en voorjaar de plannen verder uitgewerkt. Aan het einde van het voorjaar heeft mijn peettante na overleg met de familie de boerderijen en landerijen te koop aangeboden. Zelf kocht zij in de zomer een mooi appartement in het dorp. Wij maakten het seizoen af, haalden het hooi binnen en verkochten het. De koeien werden door dorpsgenoten overgenomen en de grond voorlopig verpacht. Zo ronden wij het boerenritme af.

In dat voorjaar spraken wij ook over mijn plannen. Ik zou me wel redden: dat geloofde mijn peettante graag, maar daar was ik in haar ogen niet voor op aarde gezet. De wens van mijn tante besprak ik ook met haar. Zij begreep de wens om mijn ouders en mijn tante volgens de Joodse dodenherdenking te eren. Mijn onvermogen om dit te doen, begreep mijn peettante niet goed. Je kon volgens haar wel een houding hebben van “niemands baas, niemands knecht”, maar een orde met een God die hemel en aarde had geschapen, was er nu eenmaal en die moet men ook eren. Voor mijn peettante was dat met haar geloof en manier van leven altijd duidelijk geweest: zij wist wat haar te doen stond – graag of niet, je had het te doen. Voorzichtig stelde zij aan mij een bedevaart voor; een bedevaart in het najaar naar Dachau. Dat zou een voorbereiding kunnen zijn voor het eren van mijn familie.

Nu ik terugkijk op mijn leven in Limburg en op de trektocht moet ik denken aan een tekst die eens heb gelezen: “Ziekte en medicijn helpen elkaar. Het medicijn is het universum. Wie ben jij zelf?” [3]

Aan het einde van de zomer van 1983 heb ik mijn rugzak gepakt met twee stel kleren, een bivak zak en een klein kooktoestel. Ik heb afscheid genomen van mijn peettante en van het dorp en ik ben op weg gegaan”, zeg jij.

Het volgende bericht gaat over jouw trektocht naar Ronchamp.

– “Wie ben jij – Deel 1” – is klaar om te downloaden –

– Zie pagina: “Wie ben jij – Deel 1”


[1] Voorbeelden van boerderijen in Zuid Limburg. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Houtemstgerlach.jpg

[2] Voorbeeld van landschap in Zuid Limburg: http://nl.wikipedia.org/wiki/Nationaal_Landschap_Zuid-Limburg

[3] Vrije weergave van Casus 87 uit de Hekiganroku. Zie ook: Yamada Kôun Roshi, Hekiganroku, Die Niederschrift vom blauen Fels – Band 2. München: Kösel-Verlag, 2002 p. 321.