Categorie archief: Vijf – Intensiteiten en associaties

Verschenen: Wie ben jij – deel 2.2: Intensiteiten en associaties / E-boek


Berichten van deze blog zijn gebundeld als E-boek met de titel “Wie ben jij – deel 2.2: Intensiteiten en associaties” verschenen op de website van Omnia – Amsterdam Uitgeverij. Dit E-boek is vrij te downloaden via:

http://www.omnia-amsterdam.nl/document/wie-ben-jij-deel-22-e-boek

Wie ben jij 2-2 A3

Dit deel 2.2 is een verkenning van “Intensiteiten en associaties” in Amsterdam, waar Carla Drift, Man Leben en Narrator de Reformatie en de consequenties daarvan in ogenschouw nemen. Tijdens dit deel van de Odyssee onderzoeken zij de beeldenstorm, een persoonlijke relatie met God, de Calvinistische predestinatie, kapitalisme, hebben of zijn, het gedicht “My life closed twice before it’s close” van Emily Dickinson en “Een, wat is dat”.

Intensiteiten en associaties tot besluit


Halverwege de middag zitten Carla, Man en Narrator in het Vondelpark bij Het Blauwe Theehuis [1].

Blauwe Theehuis[2]
“Vanmorgen had ik gemengde gevoelens bij het voorstel om het volgende deel van onze zoektocht te gaan voorbereiden. Aan de ene kant sluit dit voorstel mooi aan op de overweldigende leegte van de virtuele digitale wereld van bits en beeldschermen waarin wij de wereld van alledag in onze eeuw beleven; zo zag ik in de tram naar het park een moeder alle aandacht schenken aan het beeldschermpje van haar mobiele telefoon in plaats van aan haar peuters. Aan de andere kant is naar mijn idee dit deel van onze zoektocht nog niet afgerond. In Florence – bij het vorige deel van onze queeste – hadden wij ons voorgenomen om aandacht te geven aan de schilderkunst in Holland. Daarnaast had ik in gedachte om gevoelens, emoties en de zeven hoofdzonden van Dante tijdens dit deel van onze zoektocht aan de orde te laten komen. Ik weet dat deze onderwerpen afzonderlijk een zoektochten in zichzelf zijn. Misschien kunnen wij deze onderwerpen net als kapitalisme in vogelvlucht behandelen; de ontwikkeling van de schilderkunst kan ik mooi op het kapitalisme laten aansluiten”, zegt Carla.

“Jij hebt gelijk. De overgang is te abrupt, maar de komende dagen is het mooi stabiel zeilweer: een gelegenheid om niet zomaar voorbij te laten gaan”, zegt Man.

“Kun jij de onderwerpen kort samenvatten, dan bekijken wij hoeveel aandacht ervoor nodig is”, zegt Narrator.

“De olieschilderkunst heeft in Holland tijdens en na de Reformatie een grote vlucht genomen, omdat de bewoners hun welstand in privéwoning wilden tonen – aan zichzelf en aan anderen – door afbeeldingen die gestalte wordt gegeven in schilderijen van door de mens – rentmeester Gods – ingerichte landschappen, van rijk gevulde tafels, van uitstallingen van rijkdommen in glaswerk en serviesgoed en uiteraard van afbeeldingen van zichzelf en bekenden in welvarende kleren. Deze schilderijen hebben kenmerken van een wens tot behoud en verkrijging van welstand. Deze manier van kijken heb ik overgenomen uit John Bergers “Ways of seeing” [3]; hij laat van dit vertoon in welstand een treffende voorbeeld zien met het schilderij “Mr. and Mrs. Robert Andrews” van de Engelse schilder Thomas Gainsborough. Veel van de olieschilderijen van Hollandse meesters getuigen van een soortgelijk vertoon van welstand en welvaren van de individuele mens.

Mr and Mrs Rober Andrews[4]
Deze schilderijen moesten naast het vertoon van welstand en welvaren ook altijd een zekere matiging weergeven zoals een goed rentmeester Gods betaamd. In wezen tonen vele schilderijen de uitverkiezing door God in het hier en nu en in het hiernamaals van de eigenaar of van de geportretteerde. In een vogelvlucht is dit de samenvatting van mijn bijdrage over de traditionele olieschilderkunst in Holland binnen intensiteiten associaties. Ik heb hierbij veel meesterwerken tekort gedaan”, zegt Carla.

“Ik heb mij bij het zien van schilderijen van de meeste Hollandse meesters altijd wat ongemakkelijk gevoeld. Jij hebt mijn ongemak treffend samengevat”, zegt Man.

“Als idool in Amsterdam heb ik geen aandacht aan schilderkunst besteed, ik leefde een leven als begeerlijke exotische – on-Hollandse – verschijning. Ik was zelf de stralende uitverkoren ster waartoe iedereen zich aangetrokken voelde en waaromheen het leven draaide. Nadat ik dit leven achter mij had gelaten, ben ik nooit aan bezichtiging van de Hollandse meesters toegekomen. Na onze zeiltocht zal ik enkele musea bezoeken”, zegt Narrator.

“Kun jij de zeven hoofzonden volgens Dante op een zelfde manier vertellen?”, vraagt Man aan Carla.

“OK. Even kort als de olieschilderkunst in Holland.
De zeven hoofdzonden volgens de Katholieke kerk zijn in de vierde eeuw na Christus al door geestelijken al in een systematisch overzicht beschreven. In de zesde eeuw na Christus zijn deze hoofdzonden door paus Gregorius officieel in een lijst vastgelegd, die later door Dante Alighieri in de Divine Commedia zijn verwerkt. Hiernaast kent de Katholieke kerk zeven deugden als tegenpool voor de zeven hoofdzonden.

Hoofdzonden[5]
Hiëronymus Bosch heeft in een schilderij de Zeven Hoofdzonden afgebeeld [6]

Zeven hoofdzonden - Bosch[7]
Ik zal een korte toelichting bij de zeven hoofdzonden geven.

Lust of wellust wordt meestal opgevat in het licht van buitensporig gedachten, wensen of verlangens van seksuele aard. In het vagevuur van Dante worden de zondaars door vlammen gezuiverd van de wellustige/seksuele gedachten en gevoelens. In de hel van Dante worden de zondaars voort geblazen door orkaan-achtige gloeiende winden die overeenkomen met het eigen gebrek aan zelfbeheersing van wellustigheden in het aardse leven. Tijdens onze zoektocht zijn wij lust en wellust nog niet tegengekomen; in de “Duivels van Loudun” van Aldous Huxley [8] komt wellust als hoofdzonde aan de orde: ik denk dat wij deze hoofdzonde tijdens onze zoektocht kunnen overslaan.

Gulzigheid heeft betrekking op enerzijds overdadig eten en op het verbruiken van zaken voorbij het punt van nut. Gulzigheid duidt op verspilling door excessieve energie: een van de valkuilen voor de rentmeester Gods.

Hebzucht/begeerte is net als lust en gulzigheid een zonde van het buitensporige. Hebzucht heeft betrekking op een zeer buitensporig verlangen en het streven naar rijkdom, status en macht voor persoonlijk gewin: een van de valkuilen bij het streven naar succes als voorbode van de genade Gods.

Luiheid is in de loop van de tijd enigszins veranderd van karakter. Eerst werd het gezien als het niet invullen van Gods gaven, talenten en voorbestemming. Nu wordt meer gezien als opzettelijke nalatigheid bijvoorbeeld van de zorgplicht voor de ander, of voor de samenleving. Naar mijn mening houdt luiheid ook de onwil in om kennis te nemen en open te staan voor meningen of religies van anderen ook als deze niet stroken met eigen opvattingen of geloofsovertuiging. Deze vorm van luiheid bestaat uit het mijden van de vraag: “Wat heeft de ander gezien dat ik niet zie?”.

Toorn of woede is de zonde van buitensporige en ongecontroleerde gevoelens van haat en woede. In zijn extreme vorm dient woede zich aan als zelfdestructie. De gevoelens van woede en haat kunnen over vele generaties blijven bestaan. Toorn of woede is de enige zonde die niet meteen egoïstisch behoeft te zijn.

Afgunst is tot op zekere hoogte verwant aan hebzucht: beiden zonden kenmerken zich door een innerlijk onbevredigd verlangen. Afgunst en hebzucht verschillen op twee punten. Ten eerste is hebzucht meestal gekoppeld aan materiële zaken, terwijl afgunst zich kenmerkt door een meer algemeen gemis. Ten tweede ziet afgunst bij zichzelf iets ontbreken dat een ander heeft of lijkt te hebben.

Bijna altijd wordt trots of arrogantie – bijvoorbeeld de mening om als groep of als religie exclusief te behoren tot de uitverkorenen Gods – beschouwd als de meest ernstige hoofdzonde: het wordt gezien als de bron van de andere hoofdzonden. Kenmerkend voor trots of arrogantie zijn het verlangen om meer, belangrijker of aantrekkelijker te zijn dan anderen; hierbij wordt voorbij gegaan aan de goede werk van anderen – in godsdiensten aan de werken van God door middel van andere religies. De zondaar heeft een buitensporige liefde van zijn eigen zelf of voor zijn eigen leefwereld en/of religie. Dante beschreef het als “liefde voor het ego – in godsdiensten: het eigen geloof – verdraaid tot haat en minachting voor de ander”.
Dit is heel beknopt mijn samenvatting van de zeven hoofdzonden”, zegt Carla.

“Weer indrukwekkend in uitgebreidheid en beknoptheid. Bij deze inleiding moet ik met schaamte denken aan mijn vele tekortkomingen en fouten in mijn leven”, zegt Man.

“Mijn meest ernstige hoofdzonden zijn niet voortgekomen uit trots of arrogantie. Afgunst door een algemeen gemis heeft mij in mijn pubertijd aangezet om kind-soldaat te worden met gevolgen die ik nog altijd met mij draag. Mijn leven als idool in Amsterdam is mij komen aanwaaien; gelukkig heb ik er bijtijds afstand van genomen. Misschien is luiheid de oorzaak van mijn jarenlange bestaan aan de randen van de spiegelpaleizen van de geheime diensten; hoewel dit bestaan een invulling van Gods gaven, talenten en voorbestemming was, had ik meer oog moeten hebben voor de zorgplicht voor de ander buiten mijn kleine leefwereld. Mijn leven als bedelmonnik – of Bhikṣu – kent elementen van afgunst in de vorm van een algemeen gemis: ik heb in die tijd geprobeerd om er geen hoofdzonde van te maken”, zegt Narrator.

“Kun jij op een zelfde manier de vele vormen van emoties en gevoelens samenvatten, nadat wij wat hebben gedronken?”, vraagt Man aan Carla.

“Er zijn vele theorieën over emoties en er bestaan verschillende benaderingen om emoties te classificeren [9]. De psychoevolutionaire theory van emoties door Robert Plutchik is interessant omdat deze theorie de volgende tien veronderstellingen [10] heeft:

  1. Het concept van emotie is van toepassing op alle evolutionaire niveaus en is van toepassing op alle dieren waaronder mensen.
  2. Emoties hebben een evolutionaire geschiedenis en hebben verschillende vormen van expressie door hun evolutie binnen verschillende soorten.
  3. Emoties vervullen een rol bij het zich aanpassen van organismen om te overleven wanneer zij worden blootgesteld aan bedreigingen door de omgeving.
  4. Ondanks de verschillende vormen van expressie van emoties in verschillende soorten, zijn er een aantal gemeenschappelijke elementen, of prototype patronen, die kunnen worden geïdentificeerd.
  5. Er is een klein aantal van de fundamentele, primaire of prototype emoties.
  6. Alle andere emoties zijn mengelingen of afgeleiden van de fundamentele emoties; dat wil zeggen ze komen voor als combinaties, mengelingen of samenstellingen van de oorspronkelijke emoties.
  7. Primaire emoties zijn hypothetische constructies of geïdealiseerde staten waarvan de eigenschappen en kenmerken alleen kunnen worden afgeleid uit verschillende soorten bronmateriaal.
  8. Primaire emoties kunnen worden samengesteld in termen van paren van tegenpolen.
  9. Alle emoties variëren in de mate van overeenkomst met elkaar.
  10. Elke emotie bestaan in wisselende intensiteit of niveaus van opwinding.

Onder meer op basis van deze tien vooronderstellingen compileerde Robert Plutchik in 1980 een wiel van emoties die bestond uit de volgende 8 basis – of biologisch primitieve – emoties, en 8 verder ontwikkelde – om de reproductieve fitness van dieren te vergroten, zoals de vlucht of vecht reactie – emoties, die ieder waren ontstaan uit de samenstelling van twee basis emoties.

Basis emotieBasis emotie2[11]

Het wiel van emoties samengesteld door Robert Plutchik ziet er als volgt uit:

Wheel of emotions - Robert Plutchik[11]

Recent is op basis van een brede bestudering van bestaande theorieën van emoties [12], de volgende tabel gecompileerd van tegengestelde basis emoties. Bij het samenstellen van deze tabel zijn onder meer de volgende drie criteria voor emoties gehanteerd: 1) geestelijke ervaringen die een sterk motiverende subjectieve kwaliteit, zoals plezier of pijn hebben; 2) geestelijke ervaringen die een reactie zijn op een bepaalde gebeurtenis of object, dan wel echt of ingebeeld; 3) geestelijke ervaringen die aanzetten tot bepaalde vormen van gedrag. De combinatie van deze criteria onderscheiden emoties van gewaarwordingen, gevoelens en stemmingen [11].

Soort emotie[11]

Deze basisoverzichten van gevoelens en emoties zijn een aardig uitgangspunt voor een verdere verkenning hiervan, maar ik denk dat een vergaande verkenning buiten de reikwijdte van onze zoektocht gaat vallen. Daarbij geeft Robert Plutchik in een van zijn werken [13] aan, dat dichters en schrijvers de nuances van emoties en gevoelens beter vatten en weergeven dan wetenschappers; hij geeft het voorbeeld hoe Emily Dickinson die was opgegroeid in een Calvinistisch gezin [14], haar gevoelens van wanhoop – in mijn ogen de wanhoop over een gescheiden bestaan na Gods uitverkiezing aan het einder der tijden tot besluit van dit leven en het hiernamaals [15] – beschrijft in haar gedicht [16]:

My life closed twice before it’s close
It yet remains to see
If Immortality unveil
A third event in me,

So huge, so hopeless to conceive
As these that twice befell.
Parting is all we know of heaven,
And all we need of hell.

Of door mij vertaald in het Nederlands:

Mijn leven sloot tweemaal tot besluit
Het bevalt nog te bezien
Of Onsterflijkheid ontsluit
een derde mij onvoorzien

Zo groot, zo hopeloos te bevatten
Als dezen die tweemaal gevielen.
Afscheid is al wij weten van hemel,
En al we van hel believen.

Waarschijnlijk geeft dit gedicht ook deels de hoop en wanhoop van het Calvinisme weer met aan het einder der tijden een onvoorstelbare scheiding, die in onvoorstelbaarheid gelijk is aan de scheiding van lucht van water aan het begin der tijden. Is mijn samenvatting over dit onderwerp toereikend?”, zegt Carla.

“Uitgebreid in zijn beknoptheid. Indrukwekkend gebruik van het gedicht van Emily Dickinson tot slot. Jouw toelichting doet mij denken aan het boeddhistisch vraagstuk:

“Wanneer aan het einde der tijden een vuur woedt waarin alles wordt vernietigd, wordt dit dan ook vernietigd?” Een leraar antwoordde: “Vernietigd, want dit gaat met alles ten onder”. Een andere leraar antwoordde: “Niet vernietigd, want dit is identiek aan alles” [4].

Aan het einde van dit deel van onze zoektocht heb ik de indruk dat de Calvinisten in Holland – met hun vele afscheidingen – zijn gaan leven alsof het einde der tijden al is gekomen: al wij weten van hemel is afscheid nemen van naasten die anders denken of geloven, en al wij believen van hel. Het einder der tijden brengt hier geen verandering in”, zegt Narrator.

“Het gedicht van Emily Dickinson geeft voor mij de onvoorstelbaarheid van het einde der tijden treffend weer.
Bij het zien van het wiel van emoties van Robert Plutchik zag ik met blijdschap dat vreugde voorkomt uit het samenstel van de twee emoties optimisme en liefde. Mijn blijdschap komt ook voort uit de gelijkenis in klank met de oeroude werkwoordkern “vṛddha” – die in het Sanskriet “groei, tot wasdom komen/zijn” betekent – met ons woord “vreugde”. Het herleiden van al deze emoties en het onderzoeken van alle samenstellen van emoties in de vele verschijningsvormen gaat onze zoektocht inderdaad te buiten. Zijn er nog meer onderwerpen, die wij op dit deel van onze zoektocht willen onderzoeken?”, zegt Man.

“Intensiteiten en associaties interesseren mij geweldig; ik voel mij ertoe aangetrokken en ik word nog regelmatig verrast door intensiteiten en associaties binnen onze leefwereld, in relatie met de ander en door mijn eigen emoties en gevoelens. De zoektocht hiernaar vergt een volledig mensenleven”, zegt Carla.

“Volgens mij geldt dit voor ieder onderdeel van onze zoektocht”, zegt Man.

“En het gaat eraan voorbij. Zal ik vanavond een eenvoudig maal voor jullie koken in de keuken van Man tot besluit van Intensiteiten en associaties?”, zegt Narrator.

“Dan kunnen wij tijdens de maaltijd afspreken waar wij elkaar morgen treffen om naar mijn zeilboot af te reizen. Ik kan een auto van een vroegere compagnon lenen; hij is een aantal weken met vakantie”, zegt Man.

 

[1] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Het_Blauwe_Theehuis
[2] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Vondelpark
[3] Bron: Berger, John, Ways of seeing. London: British Broadcasting Company and Penguin, 1972 p. 106 – 107
[4] Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Thomas_Gainsborough
[5] Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Seven_deadly_sins
[6] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Zeven_Hoofdzonden_(Jheronimus_Bosch_of_navolger)
[7] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Seven_deadly_sins
[8] Zie: Huxley, Aldous, The Devils of Loudun. 1953
[9] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Emotion_classification
[10] Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Robert_Plutchik
[11] Overgenomen van: http://en.wikipedia.org/wiki/Contrasting_and_categorization_of_emotions
[12] Bron: Robinson, D. L. (2009). Brain function, mental experience and personality. The Netherlands Journal of Psychology, 64, 152-167
[13] Zie: Plutchik, Robert, Emotions in the Practice of Psychotherapy: Clinical Implications of Affect Theories. Washington D.C.: American Psychological Association; 1st edition (September 2000), p. 13
[14] Bron: http://www.emilydickinsonmuseum.org/church
[15] Een ander uitleg van dit gedicht gaat uit van het verlies van twee geliefden. Het Christelijk geloof voor de Reformatie impliceert een hereniging aan het einde der tijden. Het commentaar suggereert dat Onsterfelijkheid mogelijk een fictie is en daarmee de hel van de toekomst creëert. Zie: Vendler, Helen, Dickinson – Selected poems and commentaries. Cambridge: The Belknap Press of Harvard University Press, 2010, p. 520 – 521
[16] Franklin, R.W. edited, The Poems of Emily Dickinson – Reading Edition. Cambridge: The Belknap Press of Harvard University Press, 1999, p. 630 – 631
[17] Vrije weergave van de koan Dasui’s “Aeonic Fire” in: Cleary, Thomas, Book of Serenity – One Hundred Zen Dialogues. Bosten: Shambhala, 1998 p. 131 – 136

Vrijheid en gebonden: hebben of zijn


De volgende morgen ontmoeten Carla, Man elkaar op het Beursplein.

“Gisteravond was ik te uitgesproken in mijn mening over Calvijns predestinatie. Misschien had ik de uitwassen teveel voor ogen – ik denk hierbij aan de slavenhandel, het neerslaan van opstanden in de Hollandse kolonies, en het streven naar kapitaal – en ik had te weinig oog voor de verdiensten, zoals het leefbaar houden van een groot stuk land onder zeeniveau, een grote tolerantie vaak gebaseerd op een goede handelsgeest. Ik ben vaak te uitgesproken, wat meer mildheid zou mij sieren”, zegt Carla.

“Ik bewonder Holland om zijn schilderkunst, zijn pragmatisme, zijn verhoudingsgewijs goede huisvesting voor iedereen. Ook dit is voortgekomen uit de handelsgeest en het rentmeesterschap Gods dat in onze eeuw geregeld gestalte heeft gekregen in een socialistische vorm. Jij hebt een aantal aanzetten tot latere ontsporingen treffend verwoord die mede zijn veroorzaakt door Calvijns leer van predestinatie. Iedere stroming of sekte die zich superieur acht, heeft een sterke tendens om na verloop van tijd te gaan ontsporen. Daar komt Narrator”, zegt Man.

“Staan jullie al lang voor deze kathedraal van het kapitalisme? In veel vroegere Christelijke kerken vinden geen reguliere kerkdiensten meer plaats, omdat de gelovigen zijn verdwenen of naar elders vertrokken. Deze kapitalistische kathedraal is ook niet meer in gebruik, de volgelingen van deze religie zijn vertrokken naar profijtelijkere plaatsen zoals de Zuid-as in Amsterdam of naar de beurzen in London of New York”, zegt Narrator.
Berus van Berlage[1]

“Dat klopt, de kapitalisten streven naar winstmaximalisatie [2] en daarmee bijten zij zich in hun eigen staart vergelijkbaar met spelers van een piramidespel. De bronnen van kapitaal zijn groot, maar eindig: eens drogen zij op.

Het kapitalisme had al een lange weg achter de rug voordat het Calvinisme er deels uit is voortgekomen en er verder vorm aan heeft gegeven. Laat ik eerst deze lange weg in vogelvlucht vertellen.

Waarschijnlijk is het begrip kapitalisme afgeleid van het Romeinse woord “caput” [3], dat hoofd (van een mens) betekent. Hiermee wordt het belang van privébezit binnen het kapitalisme benadrukt.

De aanzet voor het kapitalisme is gegeven met het gebruik van hulpmiddelen door afzonderlijke mensen om bepaalde activiteiten eenvoudiger en/of sneller te kunnen verrichten. Bij de jager-verzamelaars bestonden deze hulpmiddelen uit stenen om noten te kraken, uit wapens om op dieren te jagen en later uit hulpmiddelen in combinatie met vernuft om dieren te domesticeren voor voedsel of als hulpmiddelen bij de jacht. Daarbij hadden jager-verzamelaars een grote leefomgeving nodig als hulpmiddel voor hun bestaan. Wanneer deze leefomgeving of leefomstandigheden – denk daarbij aan vrouwen en kinderen – werd bedreigt door andere jager-verzamelaars of groepen jager-verzamelaars, dan werden deze kapitale hulpmiddelen verdedigd.

Het kapitalisme kreeg een nieuwe gestalte bij nomadische samenlevingen van veehoeders; het kapitaal van deze nomadische veehoeders was hun kudde en hun weidegronden. De bijbehorende kapitale hulpmiddelen – zoals dieren voor transport en voor het hoeden van vee – stonden in dienst van het hoeden en verdedigen van de kudde vee, of deze hulpmiddelen – zoals vrouwen en kinderen – waren voor mannen nodig voor het voortbestaan. Een religieuze uiting binnen deze samenleving van veehoeders was de veecyclus [4]. In deze Proto-Indo-Europese wereld vertegenwoordigen vrouwen het enige bezit dat echt van waarde is [5]; mannen hadden het bezit van vee nodig als ruilmiddel om vrouwen te verkrijgen. In de Rooms-katholiek en Lutheraans versie van de tien geboden zien wij hiervan nog een overblijfsel in de vorm van het negende gebod: “Gij zult de vrouw van uw medemens niet begeren” dat vooraf gaat aan het tiende gebod: “Gij zult het huis van uw medemens niet begeren” [6].

Binnen het agrarisch kapitalisme van de akkerbouw werd de beschikking over – en later het bezit van – grond en water een noodzakelijk kapitaal dat nodig was voor het voortbestaan [7]. In de loop der tijd heeft het agrarisch kapitalisme van de akkerbouw door in bezit name van vaste akkerbouwgronden de nomadische samenlevingen van veehouders verdreven naar uithoeken van de Westerse menselijke samenleving. Door de invoering van het drieslagstelsel binnen de akkerbouw in de vroege Middeleeuwen – in combinatie met beperkte veeteelt – kunnen uiteindelijk meer mensen een bestaan hebben op vaste stukken grond.

Binnen de samenlevingen van veehoeders en akkerbouwers was ruilhandel nodig omdat mensen binnen deze samenlevingen niet meer volledig zelfstandig in hun bestaan konden voorzien en omdat de behoefte aan gespecialiseerde hulpmiddelen of diensten steeds verder toenam. Er was ruilhandel nodig op lokale markten of tijdens kermissen. De ruilhandel verliep in eerste instantie in natura; later werden zeldzame objecten – eerst zeldzame stenen of metalen en later muntgeld met een afbeelding van een leider als vertrouwenwekkend “persoon in het midden – gebruikt als “objecten in het midden”.

In de Westerse samenleving van de tweede helft van de Middeleeuwen nam tijdens en na de Kruistochten de handel in speciale voorwerpen en diensten steeds verdergaande vorm aan. Hierdoor en ook door het verval van het feodalisme ontstond er tijdens de Renaissance een nieuwe economische organisatie in West-Europa waarbij handel gesteund door de (stad-)staat in de vorm van het mercantilisme [8] steeds verder in belang toenam. Met het mercantilisme nam het belang van muntgeld als vertrouwenwekkende “object in het midden” steeds meer toe. Het bezit van muntgeld werd steeds meer een zelfstandig nastrevenswaardig levensdoel op zich, want met geld zouden alle levensdoelen verkregen kunnen worden, zelfs kwijtschelding van zonden voor een goed hiernamaals door middel van aflaten [9] binnen de Katholieke kerk aan het einde van de Middeleeuwen.
Mercantilisme[9]

Door het mercantilisme verschoof de aandacht in het leven van mensen steeds meer van “zijn” naar “hebben”. In de vroegere wereld van de scholastiek was men een mens binnen een vast liggende levensorde waarbinnen een mens deugdzaam behoorde te leven. In de nieuwe wereldorde was het hebben van bezit in de vorm van geld een groot goed waarmee een goede plaats in het leven en in het hiernamaals kon worden verkregen; het bezit en behoud van muntgeld steeg in achting en het verkrijgen van winst veranderde in de loop der tijd van verachtelijk handeling in een lovenswaardige activiteit.

Deze vorm van mercantilisme nam in de Republiek der Nederlanden een grote vlucht, door de unieke positie van Holland in de een belangrijk rivierdelta, door gebrek aan akkerbouwgrond in Holland waardoor granen door ruilhandel verkregen moesten worden net als in de stadstaat Athene in de vijfde eeuw voor Christus, en door een unieke vorm van collectief beheer van de polders. Daarbij gaven de handelaren en welgestelde burgers – de Nouveau Riche uit die tijd – in Holland de aanzet tot vergaande aanpassingen en vernieuwingen van het mercantilisme.
Een van de aanpassingen betrof het vervangen van muntgeld als “ruilobject in het midden” door waardepapieren [10]. Zonder directe koper van de goederen kon na keuring een scheepslading op de Dam van Amsterdam worden geruild tegen waardepapieren. De handelaren in Holland deden er alles aan om het vertrouwen in deze waardepapieren te bestendigen.

Een belangrijke verandering betrof het uitgeven van aandelen binnen corporaties van handelaren om omvangrijke risicovolle handelsondernemingen mogelijk te maken naar verre overzeese koloniën. Hierdoor verplaatste het initiatief van uitgave van aandelen zich van de adel of (stad-)staat naar initiatieven door privépersonen.
Waardepapier van de VOC uit 1662[11]

Door deze aanpassingen verschoof het belang van muntgeld – geslagen uit edelmetaal en met een opdruk van de afbeelding van een vertrouwenwekkende heerser – naar gedrukte waardepapieren uitgegeven door handelaren en welgestelden. Door deze verandering verschoof het economisch initiatiefrecht van de adel en de (stad-)staat naar handelaren en welgestelde privépersonen en corporaties hiervan.

Voor de “Kleine Luyden” van boeren, lokale middenstand en ambachtslieden in Holland betekenden deze nieuwe vorm van mercantilisme een aardverschuiving; hun gehele economisch bestaansrecht kon door een oorzaak van buiten binnen korte tijd volledig verdwijnen doordat anderen – vaak in gewijzigde vorm – hun middelen van bestaan overnamen. Hierop kon door hen geen enkele invloed worden uitgeoefend.
Binnen deze wijziging van de leefwereld van de “Kleine Luyden” van een wereld gemodelleerd volgens de Middeleeuwse Scholastiek naar een wereld van mercantilisme is het Calvinisme tijdens de Reformatie in het redelijk welvarend Geneve ontstaan [12], en het heeft in het Holland van de 17 eeuw een zeer vruchtbare voedingsbodem gevonden.

Door het Calvinisme in combinatie met het mercantilisme is de aandacht in het leven van mensen verschoven van “zijn” naar “hebben”. Hoewel binnen het Calvinisme – met de predestinatie leer – het “zijn” in Gods genade van het allerhoogste levensbelang is, heeft enerzijds de dankbaarheid en de plicht voor de uitverkorenen om rentmeester Gods te zijn en anderzijds de voortdurende hang om door succes een voorbode van Gods uitverkiezing te verkrijgen, tot gevolg gehad dat het “hebben” in het aardse leven van immanent en onmetelijk belang is om later in dit leven en vooral in het hiernamaals te kunnen “zijn”.

In het verlengde van zijn werk “De angst voor vrijheid” stelt Erich Fromm in zijn latere werk “Hebben of zijn” [13]: “Wij leven in een maatschappij die berust op de drie pijlers van privébezit, winst en macht. Verwerven, bezitten en winst maken zijn het geheiligde en onvervreemdbare recht – en de plicht als rentmeester Gods volgens Calvijns predestinatie – van de mens in de nieuwe wereldorde die is voortgekomen uit het mercantilisme. Daarbij speelt het geen rol waar het eigendom vandaan komt, noch de vraag of er aan iemands bezit verplichtingen zijn verbonden” [14].

Calvijn predestinatie – ingebed in het mercantilisme – beschouwt het hebben van bezit als een voorbestemming Gods en daarom een onveranderlijk recht en plicht voor de rentmeesters Gods. Dorothee Sölle stelt in haar werk “Mystiek en verzet – Gij stil geschreeuw” dat Erich Fromm terecht een zinvol onderscheid maakt tussen enerzijds het functioneel eigendom van gebruiksvoorwerpen om in het bestaan te voorzien en anderzijds eigendom om de sociale status van het ego te verhogen, zekerheid voor de toekomst te garanderen of alleen maar ten gerieve van de zelfstandige begeerte. Over het hebben van deze laatste vormen van eigendom zegt Dorothee Sölle – denk ik terecht – dat het “hebben” de relatie tot de naaste, tot de natuur en tot het ik vernietigt [14]. En zij stelt vrij weergegeven: het uitzicht op een hiernamaals in Gods genade door het streven naar aardse bezittingen verwordt al gauw in een gevangenis op aarde en een voorbode van de hel. Franciscus van Assisi duldde geld slechts op de mestvaalt. [14]
In onze moderne tijd is het papiergeld ingeruild voor virtuele bits in computersystemen die ons – via beeldschermen – al dan geen toegang bieden tot aardse hulpmiddelen. Deze virtuele bits zijn een eigen leefwereld gaan leiden waarin de mensheid steeds meer een dienaar is gaan worden van de vele vormen van bitcoins binnen deze computersystemen. Toegang hebben tot deze leefwereld van bits en beeldschermen is het “zijn” in ons dagelijks bestaan steeds meer gaan overschaduwen. Via deze grote omweg heeft de leegte van de virtuele bits en beeldschermen de rijkdom van ons bestaan in beslag genomen. Dit is in vogelvlucht mijn inleiding tot het kapitalisme”, zegt Carla.

“Zoveel in zo weinig woorden bij deze kathedraal van het kapitalisme. Bij dit gebouw en bij jouw inleiding moet ik denken aan de haiku van Rӯokan nadat dieven alles uit zijn hut hadden meegenomen:

Uit mijn kleine hut
Namen dieven alles mee
De maan bleef achter [15]

De maan staat voor het rotsvaste geloof van Rӯokan”, zegt Narrator.

“Hebben of zijn. Na dit terecht somber beeld van het menselijk bestaan zou ik jullie een andere vorm van leegte willen laten zien: de leegte van de Waddenzee. De komende dagen is het mooi weer. Mag ik jullie uitnodigen voor de laatste zeiltocht met mijn zeilbootje, want binnenkort geef ik het bootje aan een goede vriend die veel jonger is. Op de zeilboot kunnen wij “leegte” – het volgende deel van onze zoektocht – voorbereiden”, zegt Man.

“Zullen wij vanmiddag bezien wat wij op dit deel van onze zoektocht nog willen onderzoeken?”, vraagt Carla.
[1] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Beurs_van_Berlage
[2] Zie voor een andere uitleg van kapitalisme: http://en.wikipedia.org/wiki/Capitalism
[3] Bron: Ayto, John, Word Origins – The hidden Histories of English Words from A to Z. London: A & C Black Publishers, 2008
[4] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012 p. 33
[5] Zie: McGrath, Kevin, STRῙ Women in Epic Mahābhārata. Cambridge: Ilex Foundation, 2009, p. 9 – 15
[6] Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tien_geboden
[7] Zie ook: Beyens, Louis, De Graangodin – Het ontstaan van de landbouwcultuur. Amsterdam: Atlas, 2004
[8] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Mercantilism en http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Europa
[9] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Aflaat
[10] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Mercantilism
[11] Een obligatie van de Vereenigde Oostindische Compagnie uit 1622. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Waardepapier
[12] Zie ook: Fromm, Erich, De angst voor vrijheid – de vlucht in autoritarisme, destructivisme, conformisme. Utrecht: Bijleveld, 1973 p. 67
[13] Fromm, Erich, Haben oder Sein. München: Deutscher Taschenbuch Verlag, 2011, p. 89
[14] Sölle, Dorothee, Mystiek en verzet – Gij stil geschreeuw. Baarn: Ten Have, 1998, p. 327 – 328
[15] Bron: Stevens, John, Three Zen Masters, Ikkyū, Hakuin, Rӯokan. Tokyo: Kodansha International, 1993, p. 131.

Vrijheid en gebonden: de angst voor vrijheid


Aan het begin van de avond ontmoeten Carla, Man en Narrator elkaar in de Vijzelstraat met zicht op de Gouden Bocht [1] aan de Herengracht.
Gouden Bocht Herengracht[2]
“Dit is een mooie plaats om verder te gaan met onze zoektocht naar “Een persoonlijk relatie met God”. In het Amsterdam van de 16e en 17e eeuw werd door de Amsterdamse welgestelden de rechtmatigheid en de genade van hun persoonlijke relatie met God onder meer op deze plaats in steen vastgelegd.
Gouden Bocht Herengracht 2[2]
Tijdens de Nederlandse Reformatie heeft het Calvinisme met de leerstelling van de predestinatie van Gods genade het wereldbeeld van deze Amsterdamse handelaren en welgestelden radicaal gewijzigd.
Binnen het Scholastische wereldbeeld voor de Nederlandse Reformatie werd Gods genade in de loop van een mensenleven in synergisme [3] tussen Goddelijk en menselijk handelen bepaald. Door goede daden kon de mens Gods genade verkrijgen en door zonden en doodzonden verloor de mens Gods genade gedeeltelijk of zelfs geheel. Wanneer een groot aantal zonden tijdens het leven waren begaan, diende de mens na de dood een tijd van loutering in het vagevuur door te brengen alvorens weer in Gods genade te kunnen worden aangenomen.
Tijdens de Reformatie heeft Luther zijn leerstelling van het Goddelijk monergisme vastgelegd: alleen God bepaalt in Zijn onmetelijke almacht de rechtmatigheid van Zijn genade voor de mens. Volgens Luther kan een mens Gods genade verliezen doordat een mens het geloof in God verliest; de mens heeft een vrije wil tot het behoud van het geloof in God.
Binnen het Goddelijk monergisme [4] van Calvijn wordt de genade Gods enkel en alleen door God bepaald. De mens heeft geen vrije wil tot het verkrijgen van de rechtmatigheid en de genade van God; de mens verkrijgt en behoudt deze genade door de uitverkiezing van God. Door predestinatie behoudt God zijn genade voor aan zijn uitverkorenen.

Genade Gods[5]

De handelaren en welgestelden in Amsterdam beschouwden zich door hun Gereformeerd geloof op basis van Calvijn als uitverkorenen van God. Hierdoor dienden zij – als rentmeester van God – tijdens hun aardse leven voortdurend bezig te zijn met het verwezenlijken van Gods werken op aarde. Deze grachtenpanden zijn de vruchten in steen van hun rentmeesterschap Gods”, zegt Narrator.

“Aan de ene kant is de handelaren en welgestelden deze puissante rijkdom komen aanwaaien met de wind in de zeilen van hun handelsschepen. Aan de andere kant hebben zij met de duivel op hun hielen voortdurend ontstellend hard gewerkt om dit aardse rentmeesterschap Gods waar te maken om zo de onzekerheid over de voorbestemming van Gods genade – men was nooit helemaal zeker van deze genade, en een vooruitzicht hierop was in het hier en nu meer dan welkom – te verkleinen. Daarnaast vonden de handelaren en welgestelden dat zij door Gods voorzienigheid en door hun welvaren recht op hadden op het rentmeesterschap van God. Dit rentmeesterschap gaf hen het recht om hun rechtmatige deel van het aardse bezit toe te eigenen en in naam van God te beheren”, zegt Man.

“Erich Fromm [6] heeft in zijn werk “De angst voor vrijheid – de vlucht in autoritarisme, destructivisme, conformisme” [7] de invloed en de gevolgen van de predestinatie leer van Calvijn op de mens tijdens de reformatie en op de mensheid in de 20e eeuw onderzocht en beschreven. Volgens Calvijn houdt de volkomen almacht van God de volledige onmacht van de mens in. Het menselijk geloof is gegrond in de menselijke machteloosheid. Alleen op basis van deze machteloosheid kunnen wij vertrouwen op Gods almacht die – wanneer het Hem behaagt – ons zal leiden naar de komst van een nieuwe, betere wereld. Volgens Calvijn is de mens op geen enkele manier meester over zichzelf; het streven naar deugdzaamheid als doel in zichzelf is voor Calvijn ontoelaatbaar en zou alleen tot ijdelheid leiden. De verlossing van een mens uit dit aardse bestaan door middel van Gods genade of een eeuwige verdoeming is al volledig door God bepaald voordat een mensenleven begint; geen goede of slechte daden kunnen hier nog verandering in brengen. Deze uitverkiezing van een mens bepaalt alleen God in zijn absolute almacht waarin de mens niet kan en niet mag binnendringen. Hoewel Calvijn alle rechtvaardigheid en liefde op God projecteert, bezit de God van Calvijn volgens Erich Fromm de kenmerken van een absolute tiran zonder enige compassie; deze God van Calvijn strookt volgens Erich Fromm niet met de Christelijke God uit het Nieuwe Testament.
De predestinatie leer heeft volgens Erich Fromm twee psychologische aangezichten. De mens wordt iedere vrijheid tot eigen handelen ontnomen om hierdoor het leven hier en in het hiernamaals te veranderen: de mens is een machteloos werktuig in Gods handen. Tegelijkertijd wordt de mens de twijfel ontnomen door voortdurend in Gods almacht te verkeren.
De God van Calvijn is voortgekomen uit de Reformatie die een enorme sociale omwenteling teweeg heeft gebracht in Holland, Duitsland en Engeland. In het Duitsland van Luther veroorzaakte de sociale omwenteling een algemene onrust; vooral de middenstand, maar ook de boeren en het stadsproletariaat voelden zich in hun bestaan bedreigd door het wegvallen van de oude zekerheden en onderlinge verbanden van een samenleving gegrondvest op de kerkelijke Scholastiek, door de snelle verspreiding en rechtstreekse toegankelijkheid van deze verandering en de toename van kennis door de boekdrukkunst, en door de opkomst van het kapitalisme. De “kleine luyden” [8] in Holland, Engeland en Frankrijk voelden zich door de Reformatie en de toenemende individualisering nietig, alleen, beangstigd en machteloos binnen een leven waarin ieder menselijk streven zinloos leek. De predestinatie leer van Calvijn gaf voor de “kleine luyden” woorden aan deze gevoelens van onmacht èn gaf doel en zin aan de machteloosheid.

Synode Dordrecht[9]
Door de predestinatie leer van Calvijn wordt het besef van volkomen minderwaardigheid bovendien gesublimeerd tot een absolute superioriteit voor de uitverkorenen Gods; zij zijn van het begin der tijden tot in eeuwigheid in de genade van Gods almacht: niets en niemand kan ooit meer tornen aan deze uitverkiezing. Zoals wij al eerder hebben besproken: het aanhangen van het juiste geloof en verwerven van succes vormt een teken van de uitverkiezing. Een Godvrezend mens zal elk uur van haar/zijn bestaan in het zweet des aanschijns Zijn werken naar Zijn voorbestemming tot stand brengen – uit overtuiging, uit plicht en uit dwang –, want Calvijn en zijn aanhang hadden de absolute overtuiging tot Zijn uitverkorenen te behoren. Door deze directe relatie met God als Zijn uitverkorenen beschouwden de Calvinisten zich als volkomen superieur aan de andersdenkenden en hierdoor waren zij voorbestemd om op te treden als rentmeester Gods binnen Zijn wereldorde.
De predestinatie leer van Calvijn biedt voor de handelaren en welgestelden in Holland – de Nouveau Riche van de 16e en 17e Eeuw die zijn voortgekomen uit de “Kleine Luyden” – een rechtvaardiging voor de soms zeer discutabele verwerving van hun kapitaal: door Zijn uitverkiezing zijn de Godsdienstige handelaren en welgestelden op Calvinistische grondslag de absolute Rentmeesters Gods.
De predestinatie leer van Calvijn biedt aan een Calvinistische kapitein van een Hollands handelsschip uit die tijd de rechtvaardiging om schipper naast God te zijn. Door Gods uitverkiezing was de kapitein absoluut heerser over de boot, zijn bemanning en vracht; een opstand tegen hem was een opstand tegen de absolute almacht van God. Deze predestinatie leer bood ook de rechtvaardiging aan de Hollanders om te heersen over de koloniën en om ruim een eeuw later slavenhandel te drijven als Gods rentmeester over de niet uitverkorenen minderwaardige wezens.
Rembrandt van Rijn, twee moren[10]

De predestinatie leer van Calvijn veroorzaakte volgens Erich Fromm een vlucht voor vrijheid in de vorm van:
• volgzaamheid aan de Calvinistische leerstellingen en aan de wereldlijke autoriteit op aarde die door God was gezonden,
• destructivisme van onder meer andersdenkenden en andere culturen die Gods orde niet aanvaarden,
• conformisme aan de Gereformeerde (Calvinistische) gemeente.
De predestinatie leer van Calvijn heeft bij zijn volgelingen de angst, onzekerheid, nietigheid en machteloosheid laten sublimeren in absolute superioriteit voor de uitverkorenen. Hierdoor is het voor Calvinisten zo uitermate belangrijk om als uitverkorenen een directe relatie met God te hebben waarbij het helpt om de zuivere leer te volgen en om bij de enig ware gemeente te behoren; de drijfveer tot de zuivere leer binnen de enige ware gemeente heeft in de loop der tijd vele scheuringen in gezinnen, in families en in de Gereformeerde gemeenten veroorzaakt. [7]
Zal ik morgen verder gaan met de opkomst van het kapitalisme tijdens de Reformatie waar de leer van Calvijn mede uit is voortgekomen en waar het Calvinisme in belangrijke mate vorm aan heeft gegeven?”, zegt Carla.

“Het Katholicisme – dat ik in mijn jeugd in Zuid Limburg heb leren kennen – heeft vele tekortkomingen en de leerstelling van het uitverkoren volk binnen de Joodse religie heeft veel leed veroorzaakt en soms ook draaglijk gemaakt. Door deze tekortkomingen heb ik mij nooit volledig thuis gevoeld binnen deze beide religies.
De middelbare school heb ik doorlopen op een Christelijke Gereformeerd gymnasium. Na mijn jeugdjaren in Zuid Limburg vond ik in het begin de nederigheid, de zuiverheid op de letter en overijverigheid binnen dit geloof vreemd; na verloop van tijd ben ik er aan gaan wennen. Maar met de steilheid, de zelfvoldaanheid en superioriteit van de voorste banken in de Gereformeerde kerk heb ik altijd moeite gehouden, zoals ik ook de neerbuigendheid van de notabelen binnen de Katholieke kerk nog steeds slecht kan verdragen.
De angst voor vrijheid van Erich Fromm heb ik net als jij gelezen aan het begin van de 70er jaren. Met jouw uitleg van de sublimering van de machteloosheid naar superioriteit van de uitverkorenen geef jij een interessante aanvulling op dit boek. Dezelfde sublimering van de nietigheid en machteloosheid naar absolute superioriteit heeft in de jaren ‘30 in Duitsland plaatsgevonden met als gevolg autoritariteit, destructivisme en conformisme [11] door het andere regime in Duitsland tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog”, zeg Man.

“De droeve gevolgen van deze sublimatie zijn te lezen in de geschiedenisboeken en velen dragen deze verschrikkingen nog dagelijks mee.
Heeft Indra’s net – waarbinnen iedere schitterende parel tegelijkertijd het volledige net vormt en weerspiegelt – ook te maken met nietigheid, machteloosheid binnen iedere parel om door sublimatie een echte of vermeende innerlijke superioriteit te verwerven?”, vraagt Narrator.

“Interessante vraag. Ik denk dat de oorsprong van het Boeddhisme, het Zen Boeddhisme en deze tak daarvan ook zijn voortgekomen uit de diepe doorleving van nietigheid, zinloosheid en machteloosheid binnen het menselijke leven. Hierdoor zijn deze Oosterse religies in ieder geval verbonden met de oorsprong en de oorzaak van de leer van Calvijn. Maar ik weet zeker dat Indra’s net aan de ene kant de predestinatie leer van Calvijn eenvoudig kan bevatten en weerspiegelen, maar door de vele andere lichten zal Indra’s net waarschijnlijk niet zo snel radicaal en absoluut tot de uiterste consequenties van de predestinatie leer van Calvijn overgaan”, zeg Man.

“Ik ben daar minder zeker van. Ik denk dat Indra’s net wel degelijk een extreme levensovertuiging zoals het andere regime in Duitsland kan voortbrengen; zoals wij al eerder zagen: Indra’s net kan ook ziek zijn. Maar ik betwijfel of iedere parel door sublimatie van nederheid, nietigheid en machteloosheid spontaan tot superioriteit zal besluiten; hiervoor is er teveel tegenwicht binnen Indra’s net zoals er tijdens het andere regime in Duitsland ook tegenwicht aanwezig was, dat helaas volledig werd overstraald door de hoofdstroom van conformisme aan de autoriteit van de leider en destructivisme van andersdenkenen. De drie stromen van autoritariteit, destructivisme en conformisme zijn van alle tijden net zoals de voortdurende cyclus van eer/macht – hoogmoed – toorn – wraak bij strijders in de klassieke oudheid. Op dit punt heb ik helaas realistisch pessimisme”, zeg Carla.

“Het realistisch pessimisme deel ik met jou en daar zou ik het ideaal van de Boddhisattva met een grenzeloze compassie aan toe willen voegen waarbij ik onder compassie ook reken het aanvaarden van standpunten waar ik het volledig mee oneens ben”, zegt Man.
“Een mooi ideaal dat mij hoop geeft”, zegt Narrator.

“Zonder hoop op een betere toekomst is het voor veel mensen moeilijk om te leven”, zegt Carla.

“Volgens mij ontbreekt binnen de metafoor van Indra’s net niets”, zegt Narrator.

“Morgen verder? Laten we nu verder genieten van deze mooie avond”, zegt Carla.
“Dat is goed”, zeg Narrator.

“Laten wij nog wat drinken, wat willen jullie”, zegt Man.

“Voor mij wat fris”, zegt Carla.

“Voor mij een pils: dat is nodig na de steile predestinatie leer van Calvijn”, zegt Narrator.
[1] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gouden_Bocht
[2] Bron afbeeldingen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gouden_Bocht
[3] http://en.wikipedia.org/wiki/Synergism_%28theology%29
[4] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Monergism
[5] Bron overzicht en zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Justification_(theology)
[6] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Erich_Fromm
[7] Dit betoog van Carla Drift volgt op een vrije wijze – met enkele aanvullingen – de passages over dit onderwerp uit: Fromm, Erich, De angst voor vrijheid – de vlucht in autoritarisme, destructivisme, conformisme. Utrecht: Bijleveld, 1973 p. 67 – 138
[8] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Kleyne_luyden
[9] Gravure van de Synode in Dortrecht in de 17e eeuw. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Calvijn
[10] Schilderij “Twee moren” van Rembrandt van Rijn. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Rembrandt_van_Rijn
[11] Zie ook: Fromm, Erich, De angst voor vrijheid – de vlucht in autoritarisme, destructivisme, conformisme. Utrecht: Bijleveld, 1973 p. 104 – 138

Vrijheid en gebonden: een persoonlijke relatie met God


Carla, Man en Narrator ontmoeten elkaar in het Nieuwe Café bij de Nieuw Kerk in Amsterdam.

“Persoonlijke relaties met Goden zijn van alle tijden nadat in een ver verleden de mensheid en de Goden een plaats in elkaars leven hebben kregen. Deze relaties zijn niet altijd makkelijk en vanzelfsprekend; Goden en mensen stellen elkaar geregeld teleur of laten elkaar in de steek.
De relaties tussen mensen en Goden varieert – zoals bij alle soorten relaties – afhankelijk van de karakters, omstandigheden en noodzaak tussen: afwezig en verwaarlozing, oppervlak en praktisch, doelgericht en berekend, verinnerlijkt en allesomvattend, tot intens en verzengend.
In de loop der tijd zijn de menselijke samenlevingsvormen omvangrijker, complexer en gelaagder geworden waarbij tegelijkertijd ook de gelaagdheid in het Godsbegrip toeneemt. Hoewel de Oppergoden binnen de koninkrijken of wereldrijken een afstandelijke overkoepelende rol vervullen blijven de huisgoden of de plaatselijk heidense goden – het Engelse begrip “pagan gods” of dorpsgoden [1] geeft de rol beter weer – in het dagelijks leven van lokale gemeenschappen de hoofdrol vervullen. Vele lokale boerengemeenschappen zijn in de ogen van de officiële kerken heel lang heidens gebleven [2].

Binnen de Katholieke wereld hebben de lokale Heiligen de plaats ingenomen van de vroeger plaatselijke heidense goden. De Katholieke kerk heeft met haar gebruikelijke pragmatiek deze lokale gebruiken naar haar hand gezet en opgenomen in haar algemene gebruiken: de kerk biedt het grote vaartuig waarin onder haar voorwaarden en door haar gestelde grenzen plaats is voor kerkheiligen en lokale gebruiken met eigen riten [3].

Voor de gewone lokale mensen was de Katholieke God – net als Jezus – een onbereikbaar wezen die net als verre overheersers en legers alleen maar onheil bracht. De lokale clerus en bestuurders – ieder op hun eigen manier – mochten de Katholieke God tevreden houden. Op doortocht door Zuid-Limburg heb ik een plaatselijke wethouder bij een nieuw Hollands voorschrift in wanhoop horen uitroepen: “Wel God in Den Haag!!”. Herderlijke brieven van de Paus in Rome en de Bisschop van het Bisdom zijn welkom als de inhoud bij de lokale gebruiken aansluit, maar als de inhoud niet past dan gaat het plaatselijke gebruik – minder openbaar of een beetje aangepast – gewoon verder; de ouderen wisten dat in de loop van de tijd alle gebruiken toch wel in hun eigen ritme zouden veranderen.

Vooral vrouwen – en mannen incidenteel na de biecht of tijdens een kerkdienst – vragen hulp en troost aan de Maagd Maria meestal door het bidden van de rozenkrans: Maria was altijd belangrijker en behulpzamer dan de onbereikbare God [4].
Maagd Maria[5]
De lokale heiligen bestaan in de materiële wereld: zij zijn tastbaar, staan in de kerk en worden meegedragen tijdens de processies: het lokale heiligenbeeld is de heilige. Hierdoor zijn parochianen zo ontdaan wanneer een oud verweerd beeld wordt gerestaureerd of vervangen door een nieuw beeld uit de fabriek. In beroemde kerken trekken de heiligenbeelden twee groepen bezoekers: parochianen en bedevaartgangers die communiceren met een echt persoon / beter (of hoger) wezen, en toeristen die kijken naar een voorbeeld van kerkelijke kunst.

De persoonlijke relatie tussen de lokale heiligen en parochianen is wederkerig. De parochianen zorgen en vereren de heiligen, maar soms moeten de heiligenbeelden ook gevleid en geprest worden net zoals luie lokale bestuurders. Wanneer de lokale heilige de gebeden niet verhoort, kan het beeld ook gestraft worden; er zijn voorbeelden van in de rivier gooien van het beeld of voor straf met het gezicht naar de muur plaatsen [6].

De machthebbers onderhouden een wederkerige relatie met hun eigen Goden; zij ontvangen advies, steun en hulp bij hun activiteiten, zij houden de Goden in leven door hun gepaste eer te betuigen, en leggen de gebruiken van de Goden – tot wederzijds voordeel – op aan hun onderdanen.

Soms raakt de relatie tussen de machthebber en de Goden verstoort. Volgens de Griekse historicus Herodotus strafte Xerxes – koning van het Perzische Rijk van 485 – 465 v.Chr – de Zeegodin van de Hellespont door haar golven met driehonderd zweepslagen te geselen en met roodgloeiende ijzers te brandmerken, nadat een storm de kabels had vernietigd waarmee de bootbrug van ongeveer 1300 meter over het Hellespont verankerd lag [7].
Xerxes golven[8]
Vanmorgen hebben wij zeer beknopt bezien hoe de Christelijke kerk in praktijk onder Constantijn de Grote na het edict van Milaan in 313 n. Chr. de officiële staatskerk binnen het Romeinse rijk is geworden. Hieraan liggen ten minste twee ontwikkelingen aan ten grondslag. De eerste ontwikkeling is de revolutie van het monotheïsme, zoals doorlopen binnen het Jodendom ruim 1000 jaar eerder [9], en zoals in de vorm van de onoverwinnelijke Zonnegod (Deus Sol Invictus) meegenomen door Keizer Aurelius in 275 n. Chr. vanuit Syrië na zijn overwinning in het Oosten [10]. Het monotheïsme van de Zonnegod was niet absoluut, waardoor dit geloof voor Keizer Aurelius zeer geschikt was om alle Romeinse burgers rond deze nationale God te gaan scharen zonder individuele gevoeligheden van inwoners te kwetsen. Met de algemene acceptatie van deze evidente monotheïstische oppergod kon de tweede ontwikkeling tot stand komen doordat de vertegenwoordiger van de Zonnegod op aarde ook met duidelijke oppermachtige trekken werd omgeven. Deze band tussen de Zonnegod en zijn aardste vertegenwoordiger was in het hele rijk te aanschouwen door de beeltenis van beiden op munten, die hiermee als “(ruil-)objecten in het midden” werden verstrekt en gegarandeerd door de Zonnegod en zijn aardse vertegenwoordiger. De impact van deze tweede ontwikkeling zien wij nog steeds terug in onze naam voor de “Dag des Heren”: Zondag [11].
Munt zonnegod[12]

In 324 n. Chr. werd Constantijn de Grote heerser was over het gehele Romeinse rijk nadat hij Licinius – tot dan machthebber over het Oostelijk deel van het rijk – had verslagen. Hiermee was voor Constantijn “Een God, Een rijk, Een keizer” ontstaan. Hoe Constantijn de overstap van de Zonnegod naar de Christelijk God heeft gemaakt, is niet nauwkeurig meer te achterhalen. Bij de stapsgewijze invoering werden de administratieve organisatie van het Romeinse rijk en de kerkelijke organisatie in de loop ter tijd aan elkaar aangepast. Binnen administratieve eenheden van het rijk werd een bisschop aan het hoofd van de kerkelijke eenheid benoemd: “Een God, Een provincie, Een vertegenwoordiger van God”. Door deze ontwikkeling komen in delen van Europa de kerkprovincies nog steeds overeen met de vroegere provincies van het Romeinse rijk. Deze ontwikkeling is volgens de geschiedenisboeken relatief soepel verlopen, maar in de praktijk met harde hand opgelegd waarbij vele veldslagen en interne twisten binnen de wereldse en kerkelijke macht zijn uitgevochten [13].

Het Oude Testament toont vaak een toornige – en soms rancuneuze – God wanneer zijn volk Hem weer eens in de steek heeft gelaten of zijn volk ontrouw is geweest aan het verbond. Na het ontstaan van “Een God, Een rijk, Een machthebber” met daarmee direct verbonden “Een God, Een kerk, Een territoriale vertegenwoordiger”, vragen de instandhouding van de machthebber/vertegenwoordiger en van kerk/rijk alle aandacht, zodat positie van een monotheïstische God als Oppergod niet meer principieel ter discussie werd gesteld. De Godsdienst twisten richten zich enerzijds op de mate waarin de monotheïstische Romeinse Vader God almachtig en op de posities van het universum van hemelse figuren – Christus, De Heilige Geest, Maria, de heiligen en engelen enz. – met en rondom God, en anderzijds op de relatie tussen de mensheid en de wereld met God, zijn universum, het ontstaan en einde hiervan. Zullen wij de Nieuwe Kerk binnengaan?”, zegt Narrator.

Carla, Narrator en Man gaan de kerk binnen. Zij blijven bij de preekstoel staan.

“Prachtige introductie. Bij het zien van deze preekstoel moet ik jou onderbreken, want deze preekstoel doet mij denken aan de tent van Alexander de Grote waarin hij na zijn dood nog steeds vanaf zijn troon zorgde voor orde en eenheid.

preekstoel Nieuwe Kerk[14]

Kort samengevat: Alexander de Grote liet na zijn dood in 323 v. Chr. een immens rijk achter dat reikte over de gehele beschaafde wereld van Griekenland, Egypte tot net voorbij de Indus rivier in het Oosten. Tijdens zijn leven was Alexander de Grote – met zijn onmetelijk charisma, zijn politiek van verdeel en heers, zijn beloning van trouw en zijn niets ontziende wraak bij ontrouw – de allesbindende factor met een nagenoeg Goddelijke status [15]. Zonder duidelijk aangewezen opvolger na zijn voortijdige dood, begon snel een nietsontziende machtsstrijd tussen (vermeende) troonpretendenten en aanhang. Binnen korte tijd waren de meesten van Alexander’s rechtstreekse troonpretendenten – vrouwen en kinderen – vermoord; ook zijn vrouwen namen deel aan het wederzijds uitmoorden van elkaar en elkaars kinderen.
De feitelijke strijd om zijn opvolging werd gevoerd binnen Alexander’s kleine kring van vertrouwelingen – die afwisselend de rol van generaal, strijdmakkers en uitvoerder hadden vervuld – en verschillende lokale machtshebbers, die Alexander de Grote op zijn zegetocht had achtergelaten als bewakers van delen van zijn rijk.

Een van Alexander’s vertrouwelingen was zijn secretaris Eumenes – een buitenstaander en buitenlander van Griekse afkomst – die in de loop van de strijd om de opvolging een steeds grotere rol ging vervullen waarbij hij vooral als beschermer van de moeder en enig overgebleven zoon van Alexander optrad. Eumenes bleek een uitstekend militair strateeg en tacticus, waardoor hij de meeste veldslagen won, maar verder miste hij alle goede en slechte eigenschappen van Alexander op het gebied van charisma en wraakzucht, en daarbij bleef hij een vreemde voor de Macedoniërs. Op het moment dat hij een eenheid moest maken tussen verschillende facties binnen zijn leger waaronder de eigenzinnige en zelfbewuste Zilveren Schilden – de nog nooit verslagen elite troepen die Alexander van zijn vader Philippus II had geërfd en hem op zijn zegetocht veel overwinningen hadden bezorgd; velen waren al ruim 60 jaar oud – besloot Eumenes de geest van Alexander weer tot leven te brengen. Hij vertelde de aanvoerders van de troepen die aan hem waren toevertrouwd dat Alexander in een droom aan hem was verschenen en de opdracht had gegeven om alle aanvoerders in een tent voor Alexander’s troon te verschijnen voor beraad. De aanvoerders accepteerden dit voorstel. Eumenes liet uit de koninklijke schatkist een troon maken die voorzien van de scepter en diadeem in een tent werd geplaatst. Alle aanvoerders brachten eerbetuigingen aan de lege troon waarbij zij wierook brandden voor Hem – de geest van Alexander op de troon. Eumenes beloofde dat zolang zij als raadsgroep voor de troon bijeenkwamen en de bevelen van Hem aanvaarden, dan zou Alexander aanwezig zijn en hen leiden bij hun beslissingen. Nadat Eumenes en de aanvoerders over waren gegaan op deze wijze van beslissen, was de onderlinge spanning aanmerkelijk afgenomen. Uiteraard had Eumenes de meeste inbreng tijdens het overleg [16]. Bijna was Eumenes erin geslaagd om de troon voor de familie van Alexander veilig te stellen, maar in een beslissende eindstrijd had de tegenstrever van Eumenes de bagagetrein met vrouwen en bezittingen van de Zilveren Schilden veroverd. Een deel van de Zilveren Schilden koos uiteindelijk voor hun bezittingen en zij leverden Eumenes met een list over aan zijn tegenstrever. Eerst durft de tegenstrever Eumenes uit eerbied niet te doden, maar later gaf hij hier toch opdracht toe. De onoverwinnelijke Zilveren Schilden worden ontbonden, de aanvoerder gedood en de afzonderlijke infanteristen krijgen in afgelegen gebieden onmogelijke opdrachten die zij meestal niet hadden overleefd. Al die tijd had de Geest op de troon hen bij het nemen van beslissingen in deze de woelige periode geleid en tot overwinningen gevoerd wanneer zij trouw bleven aan de besluiten [17].

Bij het zien van deze preekstoel valt mij de overeenkomst op met de tent van Alexander en een Geest op de troon”, zegt Carla.

“Boeiende aanvulling. Zullen wij vanavond verder gaan met dit onderwerp”, zegt Narrator.
“Dat is goed”, zegt Man.

[1] “Pagan Gods” komt van goden van de pagus of pays. Pagus betekent in het Latijn: gouw, dorp
[2] Trouillez, Pierre, Bevrijd en gebonden – De Kerk van Constantijn (4e en 5e eeuw n. Chr.). Leuven: Davidsfonds, 2006, p. 50
[3] Zie als voorbeeld: Robb, Graham, The discovery of France. London: Picador, 2007, hfdst. 7: Fairies, Virgins, Gods and Priests.
[4] Zie ook: Robb, Graham, The discovery of France. London: Picador, 2007, hfdst. 7: Fairies, Virgins, Gods and Priests en Histoire de la Vie privée. Tome 3: De la Renaissance aux Lumière. Red. Ariès, Philippe & Duby, George. hfdst. 1 (p. 85 van de Nederlandse uitgave)
[5] Bron afbeelding: http://fr.wikipedia.org/wiki/Rosaire
[6] Bron: Robb, Graham, The discovery of France. London: Picador, 2007, p. 133 – 134
[7] Zie: Herodotus 7.35 en http://en.wikipedia.org/wiki/Xerxes’_Pontoon_Bridges
[8] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/File:Xerxes_lash_sea.JPG
[9] Zie onder meer: Potok, Chaim, Omzwervingen, ‘s-Gravenhage: BZZTôH 1999 en Schama, Simon, De geschiedenis van de Joden – Deel 1: De woorden vinden 1000 v.C. – 1492. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact, 2013
[10] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Sol_Invictus
[11] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Zondag en Trouillez, Pierre, Bevrijd en gebonden – De Kerk van Constantijn (4e en 5e eeuw n. Chr.). Leuven: Davidsfonds, 2006, p. 30
[12] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Sol_Invictus
[13] Zie ook: MacCulloch, Diarmond, Christianity – The first three thousand Years. New York: Viking, 2010, Part II “One Church, One Faith, One Lord?”en Trouillez, Pierre, Bevrijd en gebonden – De Kerk van Constantijn (4e en 5e eeuw n. Chr.). Leuven: Davidsfonds, 2006, Hfdst. II en III
[14] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Nieuwe_Kerk_(Amsterdam)
[15] Zie ook: Lane Fox, Robin, Alexander de Grote, Amsterdam: Uitgeverij de Arbeiderspers, 2005
[16] Bron: Romm, James, Ghost on the Thone – The death of Alexander the Great and the war for crown and empire. New York: Alfred A. Knopf, 2011. p. 220-221, 235
[17] Zie: Romm, James, Ghost on the Thone – The death of Alexander the Great and the war for crown and empire. New York: Alfred A. Knopf, 2011. Hfdst. 10

Bevrijd en gebonden


Nadat Carla, Man en Narrator de Engelse kerk hebben bezichtigd, lopen zij naar de Katholieke Begijnhof kapel. Bij de ingang vertelt Man:

“In het voorjaar van 1942 heb ik in deze Katholiek kapel met de officiële naam H.H. Johannes en Ursulakapel de eerste sacramenten [1] van het Katholieke geloof ontvangen. In 1671 is deze kapel als schuilkapel begonnen door twee woonhuizen binnen het Begijnhof samen te voegen tot een kerkruimte. Het toenmalige stadsbestuur keurde de plannen voor deze verbouwing goed op voorwaarde dat van buitenaf niet te zien was dat er een Katholieke kapel was gevestigd.
Katholieke Begijnhof kapel buitenzijde[2]
Met de ontvangt van de eerste sacramenten veranderde mijn geloof voor de buitenwereld in deze Katholieke Begijnhof kapel van Joods naar Katholiek. Via vrienden van mijn tante bij de Burgerlijke stand in Rotterdam heb ik enkele dagen later mijn andere naam Hermanus Maria Jacobus Leben met bijbehorende identiteitspapieren gekregen; van dat moment was mijn naam Man Leben in plaats van Levi Hermann. Met deze andere papieren identiteit ben ik via een aantal tussenstappen in Zuid Limburg op de boerderij van mijn peetouders aangekomen [3]. Hoewel ik op hun boerderij de mooiste tijd van mijn leven heb gekend, is mijn vrije weergave van het gedicht door Rudyard Kipling [4] over het verlies van zijn zoon tijdens een gevecht op het Westelijk front in de Eerste Wereldoorlog lang in mijn leven gebleven:

Heeft U nieuws over mijn moeder?
Niet dit tij
Wanneer denkt U dat zij zal wederkeren?
Niet met het waaien van deze wind en niet dit tij

Heeft iemand iets over haar gehoord?
Niet dit tij
Voor wat is verdwenen, keert niet weerom
Niet met het waaien van deze wind en niet dit tij

“O, waar kan ik troost vinden?”
Niet dit tij, noch een ander tij,
Behalve dat zij gaf haar kind —
met het waaien van die wind aan dat tij.

Dan hou mijn hoofd omhoog te meer,
Dit tij en ieder tij;
want ik ben haar zon
gegeven aan het waaien van die wind en dat tij! [5]

Veel later, veel later bij de voorbereiding van het zeggen van Kaddhish ter nagedachtenis van mijn moeder kwam de volgende haiku in mijn leven:

De wind neemt U mee
Vluchtig en onafwendbaar
Uit het dodenrijk

Na het eren van mijn moeder en vader volgens de Joodse dodenherdenking Kaddish [6] is de volgende haiku in mijn leven gekomen. Deze haiku draag ik steeds met mij mee waar ik ga en sta.

Waar ik ga en sta
Uw stem en Uw aangezicht
Dit tij en ieder tij

De lange versie van deze haiku is het volgende gedicht:

Waar ik ga, waar ik ook sta
Dit tij en ieder tij
Met het waaien van de wind hoor ik Uw stem

Waar ik ook ga, waar ik ook sta
Dit tij en ieder tij
Met het waaien van de wind bent U nabij

In iedere stem, hoor ik
In ieder gezicht, herken ik
Dit tij en ieder tij
Uw aangezicht

Waar ik ga, waar ik sta
Dit tij en ieder tij
Het verglijden van mijn leven
Uw aangezicht

Laten wij de kapel binnengaan”, zegt Man.

“Wat was jij eenzaam”, zegt Carla.

“Een te samen, al een, nooit eenzaam zoals jij in de gestolde tijd. Laten wij de kapel binnengaan”, zegt Man.

Carla, Man en Narrator gaan de Katholiek Begijnhof kapel binnen.
Katholieke Begijnhof kapel binnenzijde[7]
Na het bezichtigen van de kapel gaan Carla, Man en Narrator iets drinken op het Spui.

“Een lange tijd zijn mijn herinneringen aan de Katholieke Begijnhof kapel vaag en diffuus geweest, maar nu ik oud ben, lijkt het of mijn doop, vormsel en eerste communie gisteren hebben plaatsgevonden, zo duidelijk zie ik en ruik ik deze gebeurtenissen uit mijn herinneringen weer.

Ook herinner ik mij mijn afkeer van de priester die mij de eerste sacramenten van de Katholieke kerk heeft toegediend. Een afkeer van autoriteiten is een constante in mijn leven. Van jongs af aan wilde ik in deze wereld zo min mogelijk met macht te maken hebben, want dat bracht mij niets goeds. Nu moet ik – met schaamte – mijn vergissing toegeven voor de invloed en vooral in die tijd de moed van de priester in Katholieke Begijnhof kapel; aan hem heb ik mijn verdere bestaan te danken.

Hoewel deze priester waarschijnlijk het Katholieke kerkrecht volgde, ging hij – met gevaar voor eigen leven – in ieder geval voorbij aan de profane voorschriften van de bezetter in Nederland en hij ging ook voorbij aan een openlijke stroming van anti Judaïsme in de Christelijke kerk sinds deze kerk onder Constantijn de officiële kerk in het Romeinse Rijk was geworden.

Het anti Judaïsme in het Christendom heeft waarschijnlijk zijn oorsprong in de gebruikelijk rivaliteit tussen religies onderling in de strijd om te overleven, en heeft vorm gekregen in de strijd om de onderlinge overheersing en in het streven naar zuiverheid van geloof.
Voordat de Christelijke kerk onder Constantijn in praktijk de officiële kerk van het Romeinse Rijk werd, hadden de Christenen te maken met vervolgingen. Daarbij hadden zij zich op veel plaatsen in Klein Azië te plooien naar de Joodse leefregels en wetgeving. De Christenen konden hun sluimerende en soms openlijke afkeer van het Joodse geloof alleen in woorden, preken en geschriften uiten. Het Christelijk geloof was voorgekomen uit en bouwde verder op het Joodse geloof en leefregels, maar net zoals pubers afstand nemen van hun ouders om hun eigen levenspad te gaan, zo namen de Christenen afstand van – en kwamen soms in opstand tegen – het Joodse geloof en de Joodse wetgeving en leefregels. Op welke wijze de Christenen in Klein Azië zich in die tijd ook afzetten tegen de Joden, als afstammelingen van de Joden – op weg naar zelfstandigheid – bleven beide geloven nauw met elkaar verbonden. Ook een zeer aanzienlijke groep Christenen – Judaïsanten [8] genoemd – bleven sympathiseren met het Jodendom: naast de Christelijke zondagsrust volgenden zij de Sabbatrust, zij vastten met de medechristenen en hielden zich aan de joodse vastenregels, zij vierden in de kerk het Christelijke paasfeest en in eigen kring het Joodse Pesach. De Christelijke kerkleiders – strevend naar zuiverheid van geloof – waren niet ingenomen met deze mengeling van beide geloven; zij wilden de geloofsvernieuwing van het Christelijke geloof vestigen en voor eeuwig bestendigen waarmee tegelijkertijd verstarring, hiërarchie en autoriteit de plaats van vernieuwing binnen het Christelijk geloof in ging nemen. Daarbij wilden de Christelijke kerkleiders in hun strijd tegen het heidendom een homogeen blok vormen [9]. Misschien waren de Christelijke kerkleiders meer beducht voor de verleidingen en het heidendom in eigen geledingen of in zichzelf, dan voor het heidendom in de vreemde buitenwereld. Een organisatie of iemand met innerlijke twijfel probeert vaak zekerheden te ontlenen aan de naaste omgeving: als de omgeving zekerheid en houvast biedt dan ontvangt de innerlijke onzekerheid minder prikkels om zich te manifesteren. Dit komt overeen met een leugenaar die er alles aan is gelegen om de omgeving eerlijk te laten zijn/schijnen, om zo betrapping op leugens te voorkomen.

De Christelijke kerk werd in 313 n. Chr. onder Licinius en Constantijn de Grote – de keizers van resp. het Westelijke en Oostelijke Romeinse rijk – met het Edict van Milaan [10] gevrijwaard van vervolgingen door de tekst “dat de christenen en alle anderen de vrijheid moet hebben om die modus van religie te volgen die aan elk van hen het beste lijkt” [11]. Hoewel er met dit Edict vrijheid van godsdienst ontstond binnen het gehele Romeinse rijk, werd in praktijk de Christelijke kerk kort na het Edict de officiële kerk van het Romeinse rijk. Tijdens het Concilie van Nicaea zorgde Constantijn er persoonlijk voor dat het Christelijke paasfeest en het Joodse Pesach werden gescheiden [12].

Rond 380 n. Chr. bereikte de anti-Joodse retoriek in die tijd het hoogtepunt bij Johannes Chrysostomus (kerkvader en de latere Aartsbisschop van Constantinopel van 398 tot 403 n. Chr.). In Antiochië – Johannes Chrysostomus was daar rond 380 nog gewoon priester – was er ondanks alle inspanning van de Christelijk kerk om Christenen en Joden te scheiden, nog een aanzienlijke groep Judaïsanten. Met zijn “Preken tegen de Joden” heeft Johannes Chrysostomus geprobeerd om aan de gebruiken van de Judaïsanten voorgoed een einde te maken. Hij vergeleek de Judaïsanten met doodzieke medechristenen die moesten worden genezen van de Joodse pest. Met al zijn uitzonderlijke retorieke gaven en zijn buitengewoon charisma bracht hij in deze preken de Joden in diskrediet door hen te vergelijken de laagste aardse wezens. Het ultieme argument van Johannes Chrysostomus in zijn anti-Joodse preken was de stelling dat – zonder uitzondering – alle Joden “de moordenaar van Jezus Christus zijn”: hierdoor hebben de Joden al hun ellende en Gods verwerping over zich afgeroepen. De invloed van deze preken is enorm geweest; de preken zijn in vertaalde vorm wijd verspreid binnen de Christelijke kerk. Door de preken van Johannes Chrysostomus is de houding van Christenen tegenover de Joden diepgaand beïnvloed; de latente Joden afkeer heeft een stem gekregen en het beeld van de “Christusmoordenaar” schandvlek is erdoor bij de Christenen ingeprent [13].
Johannes Chrysostomus[14]
Voor de Reformatie waren vooral Antwerpen en ook Amsterdam vluchthavens eerst voor Joden uit Spanje en Portugal en later voor mensen met een ander geloof of voor andersdenkenden. Na de val van Antwerpen tijdens de opstand tegen Spanje van de Lage landen in 1585 n. Chr. [15], zijn veel – meest welvarende – vluchtelingen naar Amsterdam getrokken. Amsterdam is tijdens en na de Reformatie in meer of mindere mate een toevluchtsoord en een soort vrijhaven geweest voor andersdenkenden en voor andere geloven. Mijn ouders vertrouwden hierop toen zij in 1934 van Frankfurt am Main naar Amsterdam vluchtten om te ontkomen aan de gevolgen van het andere regime in Duitsland.

Met de opkomst van het andere regime in Duitsland van de jaren 30 werd xenofobie in combinatie met de altijd latente afkeer van Joden gekoppeld met de herinnering aan schande van het verlies van de Eerste Wereldoorlog en de terugbetaling van de oorlogsschuld – die tijdens de Weimarrepubliek een crisis en hyperinflatie tussen 1921 en 1923 had veroorzaakt [16] – verbonden met de drang om de vernieuwing in Duitsland blijvend te vestigen en bestendigen. Het gevolg was een breed gedragen dictatuur in Duitsland die geen ander geluid meer verdroeg en een samenleving die de bestaande angsten wenste uit te bannen door onzekerheden te projecteren op zondebokken. Het verwijderen van de zondebokken uit de samenleving zou ook de angsten en onzekerheden wegnemen; dit mechanisme cumulerende in gedicteerde Jodenvervolgingen die door de bureaucraten stipt werd uitgevoerd.

In de kracht van mijn leven had ik het idee dat ik mijn eigen leven vorm kon geven, dat ik mij door vrije keuzes kon bevrijden van mijn verleden en dat ik mijn eigen toekomst gestalte gaf. Deze bevrijding heeft voor een belangrijk deel ook plaats gevonden, maar ik heb mijn hele leven en de wijze waarop ik heb geleefde voor een zeer groot deel te danken aan Christelijke kerk, aan Johannes Chrysostomus en de gevolgen van zijn Preken tegen de Joden, en aan de autoriteit van de priester die mij in deze Katholieke Begijnhof kapel de eerst sacramenten van het Katholieke geloof heeft toegediend. Hoezeer ik hier aan heb proberen te ontkomen en hoezeer ik mij in de kracht van mijn leven tegen deze autoriteit heb verzet, nu heb ik hier vrede mee. Bevrijd en gebonden”, zegt Man.

“Ik heb eens ergens gelezen dat de Kerkgeschiedenis allesomvattend is. Volgens mij is dit juist”, zegt Narrator.

“Zullen wij wat drinken en eten. Halverwege de middag kunnen wij verder gaan met “Bevrijd en gebonden” in een persoonlijke relatie met God tijdens en na de Reformatie. Daarna stel ik voor om verder te gaan met de opkomst van het kapitalisme in Holland mede door de Reformatie. Wat vinden jullie van dit voorstel”, zegt Man.

“Dat is goed. Zal ik verder gaan met de persoonlijke relatie met God? ”, zegt Narrator.

“Dan ga ik daarna verder met de opkomst van het kapitalisme”, zegt Carla.

 

[1] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Sacrament
[2] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Begijnhofkapel_(Amsterdam)
[3] Zie ook: Drift, Carla, Man Leben – Een leven. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012 p. 21 – 21
[4] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Rudyard_Kipling
[5] Vrij naar: Kipling, Rudyard, My Boy Jack. Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/My_Boy_Jack_%28poem%29
[5] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Rudyard_Kipling
[6] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Kaddish
[7] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Begijnhofkapel_(Amsterdam)
[8] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Judaizers
[9] Bron en zie ook: Trouillez, Pierre, Bevrijd en gebonden – De Kerk van Constantijn (4e en 5e eeuw n. Chr.). Leuven: Davidsfonds, 2006, p. 154
[10] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Edict_of_Milan
[11] Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Constantine_I_and_Christianity
[12] Bron: Schama, Simon, De geschiedenis van de Joden – Deel 1: De woorden vinden 1000 v.C. – 1492. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact, 2013, p. 266
[13] Bron en zie ook: Trouillez, Pierre, Bevrijd en gebonden – De Kerk van Constantijn (4e en 5e eeuw n. Chr.). Leuven: Davidsfonds, 2006, p. 155
[14] Afbeelding van Johannes Chrysostomus in de Hagia Sophia. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Chrysostomus
[15] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Beleg_van_Antwerpen_(1584-1585)
[16] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Weimarrepubliek#Crisisjaren_1919-1923

Beeldenstorm en het woord


Voor de toeristenstroom zijn Carla, Man en Narrator in het Begijnhof in Amsterdam en zij bekijken het Heilig Hartbeeld in het midden van het gazon.
Begijnhof Amsterdam[1]
Begijnhof - Heilighartbeeld[2]
“Dit Begijnhof is enige hofje – gesticht voor 1346 n. Chr. in de Middeleeuwen – dat in de Amsterdam binnen de Singel aanwezig is. Van oorsprong was het Begijnhof helemaal met water omgeven door de Nieuwezijds Voorburgwal, het Spui en de Begijnensloot; de enige toegang was een brug over de Begijnensloot bij de Begijnensteeg. Het Begijnhof was geen oudedagsvoorziening gesticht door particulieren; het was een soort vrouwenklooster – met patroonheilige St. Ursula – waar Begijnen met meer vrijheid woonden. Zij hadden wel een gelofte van kuisheid aflegden en zijn voelden zich verplicht tot dagelijks bezoek van de Heilige Mis en het vervullen van bidmomenten op de dag, maar zij mochten op elk moment het hof verlaten om te trouwen.

Na de Alteratie in 1578 n. Chr. – waarbij het Katholieke bestuur in Amsterdam werd vervangen door een Calvinistisch bestuur – was het Begijnhof de enige Rooms Katholieke instelling die mocht blijven bestaan, omdat de huizen privé-eigendom van de Begijnen waren. De kapel werd echter gesloten om in 1607 n. Chr. te worden toegewezen aan de Engelse Presbyteriaanse gemeente in Amsterdam. Sinds die tijd wordt de deze kapel aangeduid met de Engelse kerk [3].

In september 1898 kreeg Piet Mondriaan – een beeldenstormer in de moderne kunst – opdracht tot vervaardiging van vier houten reliëfpanelen voor de preekstoel in de Engelse Kerk [4]. Het is interessant om de ontwikkeling van het werk van Piet Mondriaan te zien; te beginnen bij deze panelen van de preekstoel, via het schilderij van de boom in grijs/blauw, naar abstracte schilderijen met gekleurde vlakken, om net als Gerrit Rietveld de afbeelding te bepalen met wit, misschien omdat hij ook een van de weinigen was die afbeeldingen wilde scheppen door onvervormd licht. Na zijn beeldenstorm heeft Piet Mondriaan zich aan de strenge regel gehouden om abstracte schilderijen volgens het neoplasticisme [5] te maken met uitsluitend horizontale en verticale lijnen voor de vlakverdeling; lijnen die omsluiten en lijnen die buitensluiten, hoewel in de laatste afbeelding met twee lijnen is er geen sprake meer van omsluiting en buitensluiting. Nooit heeft Piet Mondriaan diagonale lijnen gebruikt, zoals Theo van Doesburg [6] wel deed.
Preekstoel - Engelse Kerk - Mondriaan[7]
Boom Mondriaan[8]

Schilderij vlakken Mondriaan[9]
Schilderij Grijs Wit Mondriaan[10]
Via deze hedendaagse beeldenstorm binnen de Stijl-beweging lijkt het mij goed dat jij verder gaat met een beeldenstorm van ruim 2500 jaren geleden”, zeg Narrator.

Carla, Man en Narrator gaan tegen het muurtje rond het grasveld in het Begijnhof zitten.

“Bedankt voor deze boeiende introductie van het Begijnhof en zijn geschiedenis.
Voordat ik met de beeldenstorm van 2500 jaren geleden uit de Joodse geschiedenis begin, zou ik de inspanning van Mozes in herinnering willen brengen om de Ene – Jahweh – als enige God zonder afbeelding bij het Joodse volk erkend te krijgen. Nadat Mozes van de Ene de tien geboden (met de vinger van Jahweh geschreven) had ontvangen – waaronder de eerste twee geboden: “Ik ben de eeuwige God en Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben” – en weer bij zijn volk terugkwam, zag hij het uitverkoren volk in aanbidding van een gouden kalf: het uitverkoren volk was Jahweh volkomen vergeten. Woedend gooide Mozes de tafels met de tien geboden in stukken. Hierna mocht hij weer de berg opgaan om nieuwe tafels van het verbond van de Ene te ontvangen. Deze tafels werden in de ark van het verbond meegedragen; waarschijnlijk was deze ark bij de verwoesting van de eerste tempel in Jeruzalem vernietigd [11]. Sinds die tijd worden de tafels van het verbond met de eerste boeken uit de Tenach [12] als Thora [13] door een Joodse gemeenschap op een rol – gemaakt van perkament van de huid van een koosjer dier – meegenomen naar waar men gaat. De tekst van de Thora wordt met de hand op het perkament overschreven. Door deze rollen is het verbond met de Ene niet meer fysiek gebonden aan de originele tafels in een ark van het verbond.

Thorarollen[14]

Rond 600 v. Chr. was de eerste tempel in Jeruzalem – gebouwd omstreeks 1000 v. Chr. onder het bewind van koning Salomo – vernietigd en een groot deel van het uitverkoren volk was in drie groepen tussen 597 en 582 v. Chr. weggevoerd naar Babylon. Een klein deel van het volk was achtergebleven en zij leefden als herders tussen de ruïnes van Jeruzalem [15]. Een generatie later mocht het deel van het uitverkoren volk in Babylon weer terugkeren naar Jeruzalem en een deel van hen keerde terug. Met de achterblijvers wordt een nauwe relatie onderhouden die bijna twee duizend jaren later nog steeds intact is, want nadat het uitverkoren volk is verspreid over de aarde worden de afstammelingen van deze achterblijvers vanuit het Middeleeuwse Cordoba nog steeds geraadpleegd over de interpretatie van religieuze zaken. Na de terugkeer van de bannelingen werd begonnen met de herbouw van de bescheiden nieuwe – tweede – Tempel in Jeruzalem; deze tweede Tempel was gereed in 515 v. Chr. In die tijd was er een grote mate van geletterdheid onder het uitverkoren volk in Palestina; dit blijkt uit briefwisselingen tussen Joodse soldaten met hun officieren uit die tijd [16].

In 445 v. Chr. is Jeruzalem met de tweede nieuwe Tempel nog steeds een stad met half verwoeste muren waar de mensen tussen het onkruid rond de puinhopen leefden. In dat jaar besluit Nehemia – plaatsvervangend gouverneur van de Perzische koning – de muren rond Jeruzalem te herbouwen; muren die omsluiten, muren die buitensluiten. Tijdens de bouw lagen de wapens steeds klaar om onverwachtse aanvallen van tegenstanders af te slaan; de troffel in de ene hand, het zwaard in de andere hand.

Nadat de muren gereed waren, verzamelden een maand later – in de zevende maand van het jaar – alle uitverkorenen in Jeruzalem zich bij de gerestaureerde waterpoort. De uitverkorenen vroegen Ezra – de Hogepriester en Schriftgeleerde – de Thora met de wet van Mozes te halen. Voor de verzamelde menigte in Jeruzalem opende Ezra de Thora en iedereen stond op. De moedertaal van veel van de aanwezigen was Aramees; tijdens het voorlezen van de Hebreeuwse tekst van de wet van Mozes, verschaften de Levieten [17] – de stam van mijn voorouders [18] – uitleg zodat het volk de tekst begreep. De volgende dag kwamen Ezra, de Levieten en de Oudsten samen om de Wet te bestuderen. Zij lazen dat in de zevende maand van het jaar het uitverkoren volk in Loofhutten diende te wonen. Hierna haalde de uitverkorenen loof uit de omgeving om er hutten van te bouwen [19]. Een maand later gingen de uitverkorenen een nieuw verbond aan met de Ene; een verbond dat verbindt, een verbond dat buitensluit. Hiermee beloofden de uitverkorenen deze wetten op gezette tijden te lezen en te onderhouden waaronder bijvoorbeeld het gebod om geen huwelijken sluiten met buitenstaanders.

Deze roep van het uitverkoren volk om de wetten te lezen was een revolutie in het oude Nabije Oosten waar gewoonlijk het volk door machtsdragers werd opgeroepen om de macht, de heilige grootsheid en de woorden van de lokale koning aan te horen en de koning en zijn beeltenissen te eren.

De verering van het uitverkoren volk draaide om boekrollen met woorden; het was een verering zonder koning en het was een verbond binnen de voltallige gemeenschap van uitverkorenen met de Ene. Door deze openbare voorlezing werd de oude gewoonte van luid reciteren van de Thora op vaste tijden weer hersteld en deze gewoonte wordt vandaag nog steeds verricht door het uitverkoren volk [20].

Deze beeldenstorm van meer dan 2500 jaar geleden vertoont grote overeenkomsten met de beeldenstorm van 1566 n. Chr. tijdens de Reformatie in het Westelijk deel van Nederland. In 1566 n. Chr. vond op Walcheren bij de duinen van Dishoek de eerste hagenpreek [21] in de openlucht plaats. Vanaf dat moment en de volgende jaren werden in de Westelijke Nederlanden veel hagenpreken door Protestanten gehouden, omdat openlijke geloofsuitoefening buiten de Katholieke kerk verboden was. Mede door deze hagenpreken en door het zelf lezen van de bijbel – het Heilige boek door de Ene aan zijn uitverkorenen gegeven – ontstond een onderlinge band tussen geloofsgenoten. Zij zullen dit als een verering zonder koning en als een verbond binnen de voltallige gemeenschap van uitverkorenen met de Ene hebben ervaren waarbij zij uiteraard de hoofdstukken over het hernieuwde verbond tussen de Ene met zijn uitverkoren volk in het boek Nehemia hebben gelezen. En nog steeds wordt in Gereformeerde gezinnen bij iedere maaltijd een volgende passage uit de bijbel voorgelezen; dit gebruik is voortgekomen uit de Reformatie in het Westelijk deel van Nederland, maar het is ook een uitvloeisel van het hernieuwde verbond dat het uitverkoren volk meer dan 2500 jaar geleden sloot met de Ene”, zegt Man.

“Met deze uitleg van de beeldenstorm uit de Joodse geschiedenis in relatie tot de beeldenstorm in de Gouden Eeuw van Holland, vervul jij opnieuw de rol van de Levieten; de rol die jouw voorouders 2500 jaren geleden hadden vervuld. Uiteraard was dit verbond in die tijd een revolutie voor zover het een verbintenis met de Ene betrof, maar ik heb mijn aarzelingen bij de muren die omsluiten, de muren die buitensluiten. Een revolutie die uitverkorenen wenst te scheiden van buitenstaanders en/of andersdenkenden is van alle tijden. Veel revolutionairen worden volgens Bakoenin [22] na een korte tijd erger dan de voormalige heerser. Hoe is het deze revolutie van 2500 jaren geleden door middel van een vernieuwd verbond met de Ene verder verlopen?”, vraagt Carla.

“Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Dat geldt voor mijn rol als Leviet [23]; dat geldt zeker voor de verdere invulling en het vervolg van de vernieuwing van het verbond met de Ene. Nog geen maand later werd een oorkonde van deze verbintenis opgesteld met daarin een groot aantal bepalingen waaronder het vastleggen van de namen van de uitverkorenen, het huwen binnen eigen kring en het uitsluiten van bevolkingsgroepen in de nabijheid [24]. In het Westelijk deel van Nederland heeft de Reformatie een soortgelijke weg gevolgd. In Londen zijn in 1550 n. Chr. de eerste kerkdiensten van Gereformeerden gehouden; in Emden in Noord Duitsland is een eerste Synode gehouden; vervolgens zijn in Dordrecht tijdens de Tachtigjarige Oorlog twee Synoden in 1574 en 1578 n. Chr. geweest – waarbij de oorlog verhinderde dat sommige sleutelpersonen aanwezig konden zijn – en in Middelburg in 1581 en in ’s-Gravenhage in 1586 n. Chr. zijn nog twee synoden gevolgd. Deze Synoden zijn gehouden om onderlinge overeenstemming binnen de Gereformeerde kerken te verkrijgen, maar ook om vreemde elementen te weren; ook hier muren die omsluiten en muren die buitensluiten. Tijdens de verzuiling na de tijd van Napoleon trouwden geloofsgroepen in eigen kring en leefden in eigen kring. Tijdens de schoolstrijd in de 19e eeuw is er hard gestreden voor vrijheid van onderwijs binnen de eigen zuilen met een gelijke financiële basisbijdrage door de overheid; deze vrijheid van onderwijs – en gelijkstelling in financiële overheidsbijdrage van bijzonder onderwijs met openbaar onderwijs – is vastgelegd in de Grondwet van Nederland [25].

Door mijn levensloop heb ik mij nooit thuis kunnen voelen bij religieuze muren die omsluiten en buitensluiten; ik heb altijd de verbintenis gezocht en gevonden – met hoop en vertrouwen [26] – bij de vele vormen van religie”, zegt Man.

“Niet bewust, maar op mijn gevoel heb ik jullie gevraagd mee te gaan naar dit Begijnhof voor een vorm van verbintenis binnen de scheiding in de geschiedenis tussen Katholieke Begijnen en de Engelse Presbyteriaanse gemeente binnen de Protestantse omgeving van Amsterdam”, zegt Narrator.

“Zullen wij beide kerken bezoeken?”, zegt Man.

“Dat is goed”, zeggen Carla en Narrator.

________________________________________

[1] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Begijnhof_(Amsterdam)
[2] Heilighartbeeld gemaakt door Johannes Petrus Maas in 1920 binnen het Begijnhof in Amsterdam. Met de verzuiling in Nederland aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw werden deze afbeeldingen in eigen kring weer toegestaan. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Heilig_Hartbeeld_(Amsterdam)
[3] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Engelse_Hervormde_Kerk_(Amsterdam)
[4] Bronnen voor de beschrijving van het Begijnhof in Amsterdam: http://nl.wikipedia.org/wiki/Begijnhof_(Amsterdam) en http://en.wikipedia.org/wiki/Begijnhof,_Amsterdam
[5] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Nieuwe_Beelding
[6] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Theo_van_Doesburg
[7] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Engelse_Hervormde_Kerk_(Amsterdam)
[8] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Piet_Mondrian
[9] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Piet_Mondrian
[10] Bron afbeelding: http://www.dekunsten.net/01+.html
[11] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan, Deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 104 – 106 en http://nl.wikipedia.org/wiki/Ark_van_het_Verbond
[12] De bijbel in het Jodendom. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tenach
[13] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Thora
[14] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Thora
[15] Potok, Chaim, Omzwervingen, ‘s-Gravenhage: BZZTôH 1999, p. 175 – 182
[16] Bron: Schama, Simon, De geschiedenis van de Joden – Deel 1: De woorden vinden 1000 v.C. – 1492. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact, 2013, p. 81, 82
[17] Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Levieten
[18] De geboortenaam van Man Leben is Levi Hermann. Zie: Drift, Carla, Man Leben – Een leven. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 127 – 129
[19] Zie: Nehemia 7,72-8,18 uit de Tenach of uit het Oude Testament
[20] Bron: Schama, Simon, De geschiedenis van de Joden – Deel 1: De woorden vinden 1000 v.C. – 1492. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact, 2013, p. 59, 60
[21] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hagenpreek
[22] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Michail_Bakoenin
[23] Zie ook: Drift, Carla, Man Leben – Een leven. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 127 – 128
[24] Zie: Nehemia 9 – 13 uit de Tenach of uit het Oude Testament
[25] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Schoolstrijd_(Nederland)
[26] Slotwoorden in de film “Offret – The Sacrifice” van Andrei Tarkovsky

Beeldenstorm


Halverwege de middag zitten Carla en Man op een bankje voor Atheneum Boekhandel op het Spui in Amsterdam bij het Lieverdje [1].

Spui_Amsterdam[2]

“Waren wij vanmorgen niet te uitgesproken in ons oordeel over de Reformatie en de schisma’s in de Gereformeerde Kerk in Nederland tijdens en na de Tweede Oorlog?”, vraagt Man aan Carla.

“Op onze zoektocht zijn wij bij intensiteiten en associaties en bij de Reformatie van het Christelijk geloof; het gaat er bij dit onderwerp niet zachtzinnig aan toe.

Tijdens de Reformatie woedde in Holland een Tachtigjarige onafhankelijkheidsoorlog met alle kenmerken van een Godsdienstoorlog. Iedere oorlog is verschrikkelijk – hoewel ik in ieder geval een auteur ken die niet vies is van een goed gevecht [3] – ook een onafhankelijkheidsoorlog en een Godsdienstoorlog. In de eerste helft van de twintigste eeuw is met verzuiling [4] een modus vivendi ontstaan tussen de verschillende geloofsgroeperingen in Nederland. De scheuring in de Gereformeerde Kerk van 1944 is niet met bloedvergieten gepaard gegaan, maar de scheiding was niet minder pijnlijk en onvermijdelijk voor de betrokkenen. Daar is Narrator”, zegt Carla.

“Zullen wij naar het Begijnhof lopen om daar verder te gaan met de Beeldenstorm”, zegt Narrator.

“Vanmiddag heb ik tijdens mijn rustuurtje in het boek “De Profeten” van Abraham Joshua Heschel – dat ik van Man heb geleend – een passage [5] gelezen over de beeldenstorm:

Marc_Chagall_Isaiah[6]

De profeet is een beeldenstormer die alles ter discussie stelt dat ogenschijnlijk heilig is, vereerd wordt en ontzag inboezemt. Een geloof dat als een zekerheid gekoesterd wordt, instituties waaraan een bijzondere heiligheid wordt toegekend – hij stelt ze aan de kaak als schandelijke pretenties.

De profeet weet dat wat de Ene vraagt van de mens, verdraaid kan worden door de religie. Hij weet dat ook de priesters zelf hun eed breken door valse getuigenissen af te leggen, geweld door de vingers te zien , haat te tolereren, tot feestelijkheden op te roepen in plaats van uit te barsten in woede en verontwaardiging over alle wreedheid, bedrog, afgoderij en geweld.

En:

In de beleving van het volk valt religie samen met de tempel, het priesterschap, de wierook. Die vroomheid brandmerkt de profeet als bedrog en illusie. [7]

Deze passages komen uit de beschrijving “Wat voor mens is de profeet”. Naast een “Mens in opstand” [8] is de profeet volgens Heschel een mens met een sensitiviteit voor het kwaad dat zich helder en explosief – liefst een octaaf te hoog – in strengheid en mededogen uit; de profeet wil de apathie van de anderen omzetten in een pathos met een rechtstreeks verbond met de Ene of God in onze taal.

Profeet[9]

Ik denk dat de Protestanten in Holland de teksten van de profeten uit het Oude Testament hebben bestudeerd en daaruit een bevlogenheid hebben verkregen tot het hervinden van een ware geloof uit de begindagen van het Christendom”, zegt Carla.

 “Ik weet zeker dat de Protestanten wisten van de tempelreiniging van Jezus uit het Evangelie van Johannes:

Kort voor het Joodse paasfeest reisde Jezus naar Jeruzalem. Daar zag hij op het tempelplein de veehandelaren de geldwisselaars. Jezus joeg de veehandelaren met hun schapen en runderen de tempel uit, hij smeet het geld van de wisselaars op de grond en gooide hun tafels omver en riep: “Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!” Zijn leerlingen dachten aan wat er geschreven staat: “De hartstocht voor uw huis zal mij verteren.” Maar de Joden vroegen: “Met welk recht kunt u aantonen dat u dit mag doen?” Jezus antwoordde hen: “Breek deze tempel af en binnen drie dagen zal ik hem laten herrijzen.” De Joden zeiden: “Zesenveertig jaren nam de bouw van deze tempel in beslag en u wilt hem in drie dagen herbouwen?’ Maar Jezus sprak over de tempel van zijn lichaam.[10]

Bij de tempel van zijn lichaam denk ik aan “et incarnatus est [11]uit het Credo.

In de eerste helft van de 16e eeuw waren de kerken devotieplaatsen volpropt met devotievoorwerpen die elk hun groep aanhangers in de plaatselijke bevolking hadden. Een aantal devotievoorwerpen waren relikwieën van heiligen waarop de status en de waarde van kerken was gebaseerd. Bijvoorbeeld: de Sint Pieterbasiliek is gebouwd op de plaats waar volgens de overleveringen de graftombe van Petrus – een van de twaalf discipelen van Jezus en voor de Katholieken de eerste paus – zich binnen de begraafplaats Necropolis bevindt. Tussen 1940 en 1949 werden onder de vloer van de Sint Pieterbasiliek opgravingen verricht waarbij een graftombe met de vermoedelijke beenderen van Petrus werden blootgelegd. Deze claim kan niet wetenschappelijk worden onderbouwd [12].

Met de grote verspreiding van de geletterde informatie door de opkomst van de boekdrukkunst veranderde de altijd sluimerende twijfel over de echtheid van deze relikwieën in een onderbouwde onzekerheid en soms in een bewijs van onechtheid van de oorsprong van deze devotievoorwerpen of devotieplaatsen.

Binnen de Katholieke kerk had de rol van heiligen veel overeenkomsten met de positie van vroegere plaatselijke goden. Doordat de gelovigen zelf de bijbel gingen bestuderen werd de rol van deze heiligen met hun prominente plaats in de lokale kerken ter discussie gesteld.

De tegenkrachten tegen de beeldenstorm kwamen niet alleen van de Katholieke geestelijken maar ook van de (welvarende) individuen en groepen die door donaties een bijdrage hadden gegeven aan de totstandkoming van de afbeeldingen van heiligen en van religieuze gebeurtenissen op schilderijen en in de kerkramen.

In de loop van de 16e eeuw sloeg in een aantal delen van Europa – meestal in gebieden net buiten de rand van het Romeinse rijk van meer dan 1000 jaar geleden – de volksdevotie voor heiligen en voor devotievoorwerpen om naar een regelrechte afkeer van deze vormen van geloof. In 1535 vond er een beeldenstorm plaats in Geneve. Na opruiende preken werd de altaren in de kerk vernield en de kerkramen ingegooid; later werd door jongeren de kerk ontdaan van de overgebleven devotievoorwerpen [13]. Eerder hadden er al een beeldenstorm plaatsgevonden in 1522 te Wittenberg, in 1523 te Zürich, in 1530 te Kopenhagen, in 1534 te Münster; en later in 1537 te Augsburg, in 1559 in Schotland [14].

De Beeldenstorm in 1523 te Zürich was ingang gezet door Ulrich Zwingli – profeet, dictator en voorvechter van zuiverheid van de kerk herleidbaar naar de bijbel en mede op basis van de rede naar Erasmus – die bijna gelijktijdig en in navolging van met Luther in Duitsland een Reformatie opgang bracht in Zürich. Zijn verzet werd ingeleid door sociale misstanden in Zwitserland – waaronder jongeren die militaire dienstplicht als huurling voor vreemde mogendheden moesten verrichten – en door gewijzigde sociale verhoudingen met een opkomende geletterde burgerij en een boerenstand die een grotere onafhankelijkheid wensten ten opzichte van de landvoogden. In 1519 verzette Zwingli zich tegen de aflaten binnen de Katholieke kerk en vanaf 1520 nam hij afstand van de Katholieke  kerk. In 1522 trouwde hij in het geheim met Anna Reinhard – een jonge weduwe met drie kinderen – die bekend stond om haar schoonheid, geloof en trouw aan de Reformatie. Op 2 april 1524 trouwde Zwingli met haar in een openbare kerkdienst; zij kregen tussen 1526 en 1530 nog vier kinderen. Zwingli’s radicale volgelingen maakten gebruik van de situatie in Zürich om in 1523 afbeeldingen en beelden uit de kerken te verwijderen, de liturgie te veranderen en de mis te versoberen. Tegen het einde van 1524 waren de kloosters afgeschaft. Door Zwingli werd de volledige kerkleer en kerkelijke ceremoniën in Zürich onderworpen werden aan het oordeel van de bijbel. Zwingli heeft een verbod op rente en woeker uitgevaardigd. Tegenstanders van Zwingli konden rekenen op een meedogenloze vervolging. Van 1526 tot 1531 werd Zwingli’s vertaling van de Bijbel – de Froschauer Bijbel – gedrukt. Op de donderdag in de Goede Week van 1525 werd de eucharistie voor het eerst gevierd volgens Zwingli’s nieuwe liturgie. De mannen en vrouwen zaten toen aan weerszijden van de kerk langs een lange tafel, waarop brood op houten borden en wijn in houten bekers stonden. Het verschil met het Katholieke Heilige Mis was zeer groot. Voor Zwingli en zijn volgelingen verwijst het brood en de wijn – ook na de consecratie – naar het lichaam en bloed van Christus; wie ter communie gaat, belijdt symbolisch een verbintenis met Christus. Het avondmaal is binnen de liturgie van Zwingli een gedachtenisviering vergelijkbaar met het Joodse Pesach [15]. Hierin wijkt Zwingli principieel af van de Katholieke kerk waarbinnen het brood en de wijn tijdens de consecratie via transsubstantiatie [16] in het lichaam en het bloed van Christus overgaat. Hierin wijkt Zwingli ook principieel af van Luther en Melanchton die geloofden in een vorm van consubstantiatie [17] waarbij Christus tijdens de viering van het avondmaal aanwezig is samen met (of naast) het brood en wijn.

Avondmaal[18]

Zwingli slaagde erin Zürich de oorlog te laten verklaren aan de rooms-katholieke kantons in de hoop om de Reformatie binnen heel Zwitserland uit te verbreiden; hij droomde van een Zwitsers/Duitse alliantie tegen het Heilige Roomse Habsburgse keizerrijk. In oktober 1531 pleegden de Katholieke kantons een gezamenlijke aanval op Zürich. Door de onverwachtheid van de aanval waren de protestanten nauwelijks klaar om zich te verdedigen. Zwingli ging met zwaard en helm voorop in met het Protestantse leger. In Kappel werd het leger van Zürich definitief verslagen en werd de Vrede van Kappel getekend. Zwingli zelf werd in de veldslag gedood, zijn lichaam gevierendeeld, verbrand en zijn as vermengd met mest [19].

Zwingli_gedood[20]

De beeldenstorm die in de nazomer tot oktober 1566 over Noord Frankrijk en de Westelijk Nederlanden raasde, begon op 10 augustus 1566 in Steenvoorde (het huidige Noord Frankrijk) waar de beelden in een klooster werden vernield [21]. In deze drie maanden tijd werden vele kerken geschonden en het interieur vernield. De verscherping van tegenstellingen die mede door deze  beeldenstorm zichtbaar werden, leidden indirect tot het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog en het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Beeldenstorm[22]

In Zeeland is de route van de beeldenstorm enigszins te volgen. Op 22 augustus 1566 werden in Middelburg de eerste kerkgebouwen vernield. De Middelburgers trokken naar Buttinge, Poppendamme, Arnemuiden, het klooster in Aagtekerke, het klooster Zoetendale bij Serooskerke, het klooster Sint-Jan ten Heere onder Domburg. Vanuit Veere en Vlissingen gingen beeldenstormers op weg naar de plattelandsgemeenten en werden de plattelandskerken van Walcheren vernield. De Vlissingers richtten vernielingen aan in Oost-Souburg, West-Souburg, Koudekerke, Biggekerk, Zoutelande en Oud-Vlissingen [23].

Deze beeldenstorm in de Westelijke Nederlanden was een uiting van ongenoegen tegen obsolete sociale verhoudingen binnen de maatschappij en de religie. Tegelijkertijd was de beeldenstorm de startsein van de 80 Jarige Oorlog [24] – een vreselijke en onvermijdelijke opstand tegen de toenmalige Spaanse koning van de Westelijke Nederlanden – en de aanzet tot de eerste moderne Republiek”, zegt Narrator.

“Zullen wij het Begijnhof morgen bezoeken?“, vraagt Carla.

“Goed idee. Dan kunnen wij morgen verder gaan met de beeldenstorm. Ik zou graag een beeldenstorm van 2000 jaar eerder uit de Joodse geschiedenis willen belichten. Ik denk dat die beeldenstorm ook van invloed is geweest op het ontstaan van het Protestantisme. Zullen wij wat drinken bij het café aan de overkant”, zegt Man.


[1] Bij het Lieverdje in Amsterdam ontstond in de jaren zestig de provobeweging. Zie ook:  http://nl.wikipedia.org/wiki/Het_Lieverdje en http://nl.wikipedia.org/wiki/Provo

[3] Zie Introduction in: Creveld, Martin van, The Culture of War. New York: Ballantine Books, 2008

[5] Zie: Heschel, Abraham Joshua, De Profeten, Vught: Skandalon, 2013, p. 38

[6] Afbeelding van Isaiah – een schilderij van Marc Chagall – op de voorzijde van de Nederlandse uitgave van “De Profeten” van Abraham Joshua Heschel.  Bron afbeelding: http://www.wikipaintings.org/en/marc-chagall/prophet-isaiah-1968 (zie “fair use” op deze website)

[7] Zie ook: Jeremia 7:4

[8] Zie ook: Camus, Albert, De Mens in Opstand. Amsterdam: De Bezige Bij, 1974

[9] Schilderij van Benjamin West Isaiah’s Lips Anointed with Fire. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Prophet

[10] Vrij naar: Johannes 2:13-21

[11] Deelstrofe uit het Credo: “Et incarnatus est de Spiritu Sancto (en hij is vlees geworden uit de Heilige Geest)

[13] Bron: Fernández – Armesto, Felipe & Wilson, Derek, Reformatie – Christendom en de wereld 1500 – 2000, Amsterdam: Uitgeverij Anthos, 1997, p.122, 123

[19] Bronnen: Fernández – Armesto, Felipe & Wilson, Derek, Reformatie – Christendom en de wereld 1500 – 2000, Amsterdam: Uitgeverij Anthos, 1997, p. 131, Vries, Theun de, Ketters – Veertien eeuwen ketterij, volksbeweging en kettergericht. Amsterdam: Querido, 1987, p. 575 – 582 en http://nl.wikipedia.org/wiki/Huldrych_Zwingli

[20] Zie vaandel met afbeelding van Maria. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Huldrych_Zwingli

[21] Bron: Noordzij, Huib, Handboek van de Reformatie – De Nederlandse kerkhervorming in de 16e en de 17e eeuw. Utrecht: Uitgeverij Kok, 2012, p. 414

De Oude kerk in Amsterdam – een kerk in beweging


De volgende ochtend zitten Carla, Man en Narrator op de Nieuwmarkt bij de Waag koffie te drinken.

“Gisteravond dacht ik aan het antwoord van Yunmen [1]: “De hal van de monniken, de kerkruimte, de keuken, en de kloosterpoort” op zijn vraag: ”Wat is ieders stralend licht?” [2], terwijl ik de uitspraak las van Poolse kardinaal Hosius [3] – aanwezig bij het Concilie van Trente [4] dat met tussenposen plaatsvond tussen 1545 en 1663 na Chr. om een antwoord binnen de Katholieke kerk te vinden op de Reformatie – over de bijbel: “Als de Kerk er niet was geweest, dan was de bijbel net zo ongeloofwaardig als de fabels van Aesopus” [5]. Tijdens dit Concilie werd onder meer besloten dat de Openbaring uit de Heilige Schrift alleen bestaat in samenhang met de kerkelijke traditie, waarbij de Latijnse Vulgaat vertaling [6] van de bijbel – een aangepaste weergave in Volkslatijn uit 400 na Chr. – voor de Katholieken de standaardtekst werd van de Heilige Schrift. Welk antwoord zou Yunmen aan Kardinaal Hosius hebben gegeven?”, vraagt Carla.

“Ik denk een antwoord dat lijkt op een commentaar bij dit Boeddhistisch vraagstuk: “Zelf als de Kerk en de Bijbel de voorouders van Buddha zijn, dan kunnen deze niet voorkomen ieder en elk mens te zijn””, zegt Man.

““Het Universum – dus ook de kerk en de bijbel – belichaamt het stralende licht [7], Mensen van onmetelijke grootheid worden heen en weer geslingerd in de eb en vloed van woorden [8]”, en als hardhandige zenmeester zal Yunmen vervolgens de vragensteller – en daarmee zichzelf en het hele universum – hardhandig in de neus hebben geknepen met de woorden: “Kijk het stralende licht – werk hard aan de verlichting van alles en allen”. Zullen wij de Oude Kerk bezichtigen”, zeg Narrator.

Oude Kerk Amsterdam 1[9]

Carla, Man en Narrator lopen via de Monnikensteeg en de Oudekennissteeg naar de brug bij het Oudekerkplein op de Oudezijdsachterburgwal.

“Op de plaats van de Oude Kerk stond in de eerste helft van de dertiende eeuw een kleine houten kapel met een kerkhof. In de tweede helft van de dertiende eeuw werd deze houten kapel vervangen door een stenen zaalkerk. Deze kerk behoorde waarschijnlijk bij de kerkparochie van Ouderkerk aan de Amstel. Vanaf 1334 na Christus werd Amsterdam een eigen parochie met op deze plaats de parochiekerk gewijd aan St. Nicolaas, de beschermheilige van de zeelieden. In het begin van de 15e eeuw werd in het westelijk deel van Amsterdam een nieuwe parochie gesticht met de Nieuwe Kerk als parochiekerk. Vanaf die tijd werden beide delen van Amsterdam aangeduid met de Oudekerks- en Nieuwekerkszijde, of afgekort met de Oude- en Nieuwezijde. De Oude Kerk bleef voorlopig de hoofdkerk van Amsterdam. In de loop der tijd is de Oude Kerk vele keren vergroot en verbouwd: dit is vanaf hier duidelijk te zien. In 1655 werd de begraafplaats op het kerkhof rondom de Oude Kerk geruimd. Hiermee ontstond het huidige Oudekerksplein rondom de Oude Kerk [10]. Zullen wij naar binnen gaan?”, zeg Narrator.

768px-Amsterdam_oude_kerk2[11]

Carla, Man en Narrator gaan de kerk binnen.

“Bij het horen van jouw inleiding moest ik denken aan een aanhaling van een citaat van Herakleitos [12] in een boek met werk van de architect Aldo van Eyck [13]; vrij weergegeven: “Jij kan niet twee keer dezelfde kerk betreden”, zegt Man.

Het drietal gaat de Oude Kerk binnen.

“Tijdens de Beeldenstorm van 1566 n. Chr. in Amsterdam werden de altaren van de Oude Kerk beschadigd. Na de Alteratie van 1578 n. Chr. – waarbij het Katholieke bestuur in Amsterdam werd afgezet – werd de kerk heringericht voor de Protestantse eredienst. Van 1584 tot 1611 n. Chr. – het jaar waarin de Beurs van Hendrick de Keyser op het Rokin werd geopend – had de Oude Kerk als beurs voor handelaren gediend. Vanaf 1632 vonden de vergaderingen van de Kerkenraad afwisselend plaats in de Oude en Nieuwe Kerk. Door de bouw van het stadhuis aan de Dam won de Nieuwe Kerk aan belang en werd definitief de hoofdkerk. Vanaf 1951 is de kerk 24 jaar gerestaureerd, omdat er instortingsgevaar dreigde door problemen met de fundering. In 1994/1998 is de kerk opnieuw gerestaureerd. Dit is in een notendop de geschiedenis van de Oude kerk”, zegt Narrator.

“Voor de beeldenstorm moet de Oude Kerk vol – misschien wel overvol – zijn geweest met afbeeldingen van Christus, Maria en Heiligen voor het aanroepen van steun, moed en troost in bange tijden. De muren en plafonds zijn vol geweest met schilderingen als preken in verf. Nu met deze witte muren moet ik denken aan een andere strofe van Aldo van Eyck uit een artikel over het werk van de Gerrit Rietveld: “Sinds zijn Stijl-periode heeft Gerrit Rietveld het gebruik van actieve kleur vermeden en hij heeft de ruimte afgegrensd met wit, misschien omdat hij een van de weinigen is die ruimte wilde scheppen niet zozeer door materiaalbegrenzing maar door het vormen van licht [14]”. Is hier in de Oude Kerk het stralende licht de kerkruimte?”, zegt Man.

Oude Kerk Amsterdam 3.jpg[15]

“Dat is een mooie vergelijking met de kunstbeweging de Stijl: deze beweging kan worden gezien als een recente beeldenstorm en opstand tegen een overdadige en vastgelopen beeldtaal van de Amsterdamse school zoals wij die kunnen zien in het Scheepsvaarthuis aan de Prins Hendrikkade.

Scheepvaarthuis Amsterdam[16]

Scheepvaarthuis Amsterdam 2[17]

“Zoals mogelijk Gerrit Rietveld tijdens zijn Stijl-periode geen begrenzing meer wenste door muren, door afbeeldingen en door geschilderde kleuren, zo wilden de Protestanten tijdens en na de Reformatie geen beeldtaal – als stripverhaal voor de ongeletterden – geen symbolen en oude gebruiken van de Katholieke kerk meer aanvaarden als brug met het eeuwige licht van God en zijn openbaringen in de Heilige Schrift. Zij wilden rechtstreeks in Gods genade zijn en zijn openbaringen zelf ervaren. Maar zoals vele kleine vernieuwende gemeenschappen stonden ook de kerkgemeenschappen voor het dilemma van de overdracht van de vernieuwing naar het nageslacht. Bij het bestendigen van de overdracht van de ware oorspronkelijke vernieuwing aan het nageslacht neigde men vaak naar een strakke interne discipline met een autoritaire onderdrukking. Ook tijdens de kerkzang – door de gehele kerkgemeente uit volle borst gezongen – wilden zij in eerste instantie niet worden gehinderd door muziekinstrumenten. Later hebben de kerkgemeenten ervaren dat een kerkorgel wel zinvol is om de kerkzang van de gemeente te binden. In de Oude Kerk is het kerkorgel geregeld vernieuwd en uitgebreid. Vanmiddag wilde ik graag op de beeldenstorm terugkomen. Zullen wij nu naar buiten gaan”, zegt Narrator.

Oude Kerk Amsterdam 4.jpg.png[18]

“Deze vernieuwing in religie en staatsvorm heeft een keerzijde van een ongebreidelde handelsgeest en een grenzeloze veroverings- en bekeringsdrang. Ik zou daar later op willen terugkomen”, zegt Carla.

Carla, Man en Narrator verlaten de Oude Kerk.

“De Oude Kerk is waarschijnlijk de enige kerk in de wereld waar het kerkplein bijna uitsluitend omringd is met bordelen. Dit gegeven wordt geëerd met een standbeeld “Belle” met de tekst “Respect sex workers all over the world” [19] . Waar ik “Belle” op mijn weg zie, moet denken aan Mattheus 21:31 waar Jezus zei: “Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God”. En wanneer ik afkeuring over hoeren zie of hoor, dan denk ik aan het Boeddhistisch vraagstuk Chao Chou’s [20] Weg van het Hemelrijk: “De Weg van het hemelrijk is niet moeilijk, deze weg houdt niet van keuzes maken”. [21]

Oudekerkplein Belle Amsterdam[22]

In 1993 is in het plaveisel van het plein door een anoniem kunstenaar een sculptuur geplaatst dat een hand uitbeeldt die een vrouwenborst vasthoudt”, zegt Narrator.

Oudekerkplein Amsterdam[23]

“Wanneer ik de Weg van het Hemelrijk hoor noemen, dan denk ik aan mijn lagere schooltijd in Zuid Limburg. In die tijd tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam het zoals het kwam, het was zoals het was en het ging zoals het ging. In de Katholieke kerk zong de pastoor met een krakende stem “Credo in unum Deum [24]”, waarna het koor verder ging met het prachtig gezongen “Patrem omnipotentem, factorem caeli et terrae, visibilium omnium et invisibilium [25]”. De mannen – als zij al naar de kerk gingen – speelden achter in de kerk hun kaartspel of zij hoorden mis in het voorportaal; meestal bleef hun kerkbezoek beperkt tot vier keer per jaar. Alleen met Kerstmis, Pasen – de mannen hadden dan een paar dagen daarvoor gebiecht zodat zij ter communie konden gaan –, voor de grote processie en met Allerheiligen en Allerzielen zat de kerk helemaal vol. Alleen tijdens de consecratie [26] die werd aangegeven met het drie keer klingelen van de belletjes, was iedereen stil; na de consecratie begon de kerk met geroezemoes weer tot leven te komen.

Tijdens mijn middelbare schooltijd – na mijn verhuizing met mijn tante naar Rotterdam – ging ik naar een Gereformeerde kerk. De hele kerk zong vol overgave: ”U zij de glorie”; de preken werden aandachtig gevolgd en thuis na de kerkdienst werd de preek nabesproken. De intensheid waarmee men in Holland het geloof beleed kwam overeen met de volledige inzet waarmee men tegen het water streed: pompen of verzuipen. Met dezelfde intensheid en vreze Gods werd het juiste geloof – naar de letter en naar de geest – gezocht en beleden.

In Zuid Limburg nam de pastoor of kapelaan de biecht af achter een gesloten deurtje; na het biechten gevolgd door enkele Onze Vaders en Weesgegroetjes in de kerkbank – een keer kreeg een klasgenoot een draai om de oren van de pastoor –, waren bijna menselijke zonden vergeven en via de communie werd de zondaar weer in het grote vaartuig van de Katholieke kerk en daarmee in Gods genade en opgenomen.

Tijdens mijn eerste middelbare schooljaar – na mijn verhuizing naar Rotterdam – zag ik met verbijstering hoe in de Gereformeerde Kerk een zondaar in de openbaarheid voor de kerkgemeenschap zijn zonde beleed; ik begreep dat – hoewel binnen deze kerkgemeenschap Gods genade ondoorgrondelijk was – de zondaar weer in de kerkgemeenschap werd opgenomen. Een andere geloofsovertuiging – al betrof het maar één andere uitleg van een geloofskwestie – kon een reden zijn voor een scheuring binnen de kerkgemeenschap en daarmee ook een scheuring binnen familie, vrienden en bekenden: zo belangrijk was het ware geloof. In 1944 tijdens de Duitse bezetting heeft er binnen de Gereformeerde Kerk een kerkscheuring (of vrijmaking) plaatsgevonden over de vraag of de doop alleen geldig is als de gedoopte de rest van haar/zijn leven het ware geloof blijft belijden en op grond daarvan zicht mag hebben op een veronderstelde wedergeboorte (de synodalen), of is de doop een teken van Gods belofte dat je Zijn kind mag zijn waarbij de dopeling geroepen wordt om als kind van God te leven (de vrijgemaakten). Deze scheuring tijdens het dieptepunt van de Duitse bezetting was verschrikkelijk en onvermijdelijk voor de betreffende kerkgemeenten en voor de families [27]. Als afzonderlijk zuilen gingen beide Gereformeerde Kerken verder om daarna nog enkele afscheidingen door te maken.

Verzuiling in Nederland[28]

Enkele jaren later las ik op de middelbare school uit het Evangelie van Johannes:

In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen [29].

Op Yunmen’s vraag: “Wat is ieders stralend licht?” antwoord ik naar de strofe uit het Johannes Evangelie: “Het leven”. Met Mŗtyū [30] – in de Mahābhārata de dood geschapen door Brahman in de gedaante van een vrouw – vraag ik mij af: “Waarom leren mensen niet te leven?””, zegt Man.

“Waarom gunnen mensen elkaar niet het licht in de ogen”, zegt Carla.

“Waarin verschillen mensen van Krishna (de wagenmenner) die Arjuna in de Bhagavad Gita – een klein en oud deel van de Mahābhārata – aanzet tot het betreden van het strijdperk waarin families, leraren en leerlingen tegenover elkaar staan in het spanningsveld tussen enerzijds de wereldorde en plicht en anderzijds het menselijk handelen [31]? Hij die de wereld kent spreek! Zullen wij vanmiddag verder gaan met de beeldenstorm?”, zegt Narrator.

“Dat is goed”, zegt Carla.

“Mag ik jullie uitnodigen voor een eenvoudige lunch”, zegt Man.


[2] Zie: Tanahashi, Kazuaki ed., Treasury of the true dharma eye – Zen Master Dogen’s Shobo Genzo. Boston: Shambhala, 2012, p. 419 – 420

[5] Bron: Fernández – Armesto, Felipe & Wilson, Derek, Reformatie – Christendom en de wereld 1500 – 2000, Amsterdam: Uitgeverij Anthos, 1997, p. 61

[7] Zie ook casus 14 in:  App, Urs, Master Yunmen. New York: Kodansha International: 1994, p. 91. Vrij weergegeven: Iemand vraagt Yunmen: “Wat is de bron van het ware geloof?”. Yunmen antwoordt: “Overal”.

[13] Bron: Eyck, Aldo van, Writings – The Child, the City and the Artist. Nijmegen: Sun, 2006, p. 73

[14]Bron: Eyck, Aldo van, Writings – Collected articles and other writings 1947 – 1998. Nijmegen: Sun, 2006, p.145

[21] Zie ook: Hekiganroku – Casus 2. Zie ook: Yamada Kôun Roshi, Hekiganroku, Die Niederschrift vom blauen Fels. München: Kösel-Verlag, 2002

[24] Vertaling: “Ik geloof in een God”

[25] Vertaling: “Almachtige Vader, schepper van hemel en aarde, van het zichtbare en onzichtbare”

[28] Een overzicht van een aantal afsplitsingen van kerken in Nederland. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gereformeerde_Kerken_vrijgemaakt

[29] Uit: Johannes 1:4

[30] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan, Deel 2: Vijf gangbare werkelijkheden – Feiten en logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 124 en: Badrinath, Chaturvedi, The Mahābhārata An Inquiry in the human Condition. New Delhi: Orient Longman Private Limited, 2006, p. 170 – 173

[31] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – Een verkenning van ons bestaan, Deel 2: Vijf gangbare werkelijkheden – Feiten en logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 117

Emo van Bloemhof – globetrotter uit de 13e eeuw


Carla, Man en Narrator zitten voor hun avondmaaltijd in een eetcafé in Amsterdam.

“Het was goed om vanmiddag onze zoektocht voort te zetten in Amsterdam met twee preken in steen. Jij wilde ons vanavond een korte beschrijving geven van Emo”, zegt Man.

“Jouw opmaat tot intensiteiten en associaties was indrukwekkend in bondigheid en veelzijdigheid”, zegt Carla.

“Ik dank jullie voor dit compliment. Het levensverhaal van Emo van Bloemhof – priester, theoloog, geleerde en abt in de 13e eeuw – laat een mooi contrast èn een overeenkomst zien met de veranderingen tijdens de Reformatie in Holland in de 16e eeuw. Zijn levensloop vertoont tegelijkertijd een grote gelijkenis èn een onoverbrugbare breuk met de predikanten, geleerden en protestanten na de Reformatie.

Emo van Bloemhof – in Duitsland bekend als Emo van Wittewierum en in Engeland als Emo van Friesland – is rond 1175 n. Chr. in de buurt van Groningen geboren als zoon binnen een familie die behoorde tot de bovenlaag van de Ommelanden rond Groningen. Deze Ommelanden waren indertijd onderdeel van Friesland, maar de stad Groningen en de gebieden ten westen van de stad hoorden bij het Bisdom van Utrecht; alles ten noorden en oosten van de stad Groningen hoorden bij het Bisdom van Münster [1]. Deze scheiding is ontstaan doordat de gebieden gekerstend door Bonifatius [2] – in de achtste eeuw na Chr. werkend vanuit het Bisdom Utrecht – tot het Bisdom van Utrecht zijn gaan behoren. Bonifatius bekeerde deze gebieden door in het Oudfries in plaats van in het Latijn tot de bewoners te preken. De gebieden die door Liudger [3] – de opvolger van Bonifatius en later eerste bisschop van het Bisdom van Münster – in opdracht van Karel de Grote werden bekeerd, zijn tot het Bisdom van Münster gaan behoren. De scheiding tussen de kerkelijke macht en de wereldse macht waren in die tijd meestal virtueel.

Emo bezocht de school van een Benedictijner klooster in de Ommelanden waarna hij kerkrecht aan de Universiteiten van Parijs studeerde. In 1190 was hij de eerste buitenlandse student aan de Universiteit van Oxford. Vervolgens bezocht hij ook de Universiteit van Orléans in Frankrijk [4]. Wij kunnen alleen vermoeden op welke manier hij de studiereizen heeft gemaakt; waarschijnlijk heeft hij over land te voet gereisd – waarbij hij meestal bij geestelijken of in kloosters heeft overnacht – en een deel van de reis naar Engeland is per boot gemaakt. Tijdens zijn studie heeft hij vooral gebruik gemaakt van het Middeleeuws Kerklatijn, aangevuld met Middeleeuws Engels – het Oudfries was verwant aan het Oudengels – en gebrekkig Frans voor dagelijks contact met de lokale bevolking in Frankrijk.

Na zijn studie werd hij rond 1200 leraar schoolmeester in Noord Groningen en vervolgens pastoor in Huizinge.

Kerk in Huizinge[5]

In 1208 trad Emo toe tot het klooster van zijn neef Emo van Romerswerf. Dit klooster sloot zich in 1209 aan bij de – een kleine honderd jaar eerder gestichte – orde van Premonstratenzer of Norbertijnen [6]. Door een schenking van de kerk van Wierum (Wittewierum) stichtte Emo daar het mannenklooster Bloemhof. De schenking van de kerk – gelegen in de Noordoostelijke Ommelanden – werd teruggedraaid door de Bisschop van Münster, omdat de Bisschop bezorgd was over de sterke opkomst van de verschillende kloosterorden (Norbertijnen, Cisterciënzers) in Friesland en Groningen met een zelfstandig gezag van de kloosterorde buiten de wereldse geestelijke macht. Emo – met zijn kennis van kerkrecht – trotseerde het besluit van de bisschop en reisde in 1211-1212 naar Rome om de beslissing van de bisschop bij Paus Innocentius III ter discussie te stellen.

In 1213 kon het klooster onder de naam Hortus Floridus officieel gesticht worden; hieruit mag worden opgemaakt dat Paus Innocentius III heeft ingestemd met de schenking van de wereldse kerk van Wierum aan het klooster. Abdijkerk Hortus Floridus Wttewierum[7]

In 1219 was Emo getuige van de Marcellusvloed die 36.000 slachtoffers maakte en een hongersnood tot gevolg had [8]. Het klooster is geplaatst op een terp, waarschijnlijk is hierdoor de schade aan het klooster beperkt gebleven; ook in die tijd wisten de rijke boeren en de geestelijken in Noord Groningen waar zij hun boerderijen en kloosters moesten vestigen.

Wij kennen de levensloop van Emo – en daarmee een deel van het leven van de Ommelanden in relatie tot de wereld van de dertiende eeuw na Chr. – zo gedetailleerd, omdat Emo is begonnen met de bewaard gebleven “Kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum [9].

Het grote verval van de invloed van de kloosterorden in Friesland en Groningen – en ook in Engeland – begon met de opkomst van de Reformatie in 1521 na Chr. Met deze Reformatie werd het gezag, de kennis en de invloed van de kloosters en de kerk met haar eeuwen oude gebruiken en gewoonten getrotseerd, net zoals Emo – met zijn kennis van kerkrecht als geletterd man – drie eeuwen eerder het gezag van de bisschop van Münster had getrotseerd om zijn leven en werk gestalte te kunnen geven in het Klooster Bloemhof.

De onoverbrugbare kloof tussen het denkraam van Emo in de dertiende eeuw en de denkkaders tijdens de Reformatie in de zestiende eeuw blijkt uit de wijze waarop het gelijk aan hun kant wordt gezocht bij verschil van inzicht. Emo heeft in zijn eigengereidheid het gelijk aan zijn zijde gezocht – en waarschijnlijk gekregen – door zijn dispuut met de bisschop van Münster voor te leggen aan Paus Innocentius III.  Om een indruk te geven van de reikwijdte van de wereldse macht van paus Innocentius III: hij heeft de Katharen bestreden; hij excommuniceerde de Engelse koning Jan zonder Land; hij dwong de Franse koning Filips II Augustus zijn vrouw Ingeborg – van wie hij gescheiden was – weer terug te nemen; hij slaagde er in de Duitse keizer Otto IV te laten afzetten [10].

Paus Innocent III[11]

De Protestanten hebben in hun eigengereidheid tijdens de Reformatie vele afwijkende leerstelling verkondigd die ook door vele Katholieken zijn nagezegd. De Protestanten werden niet door hun afwijkende leerstellingen een schisma ingetrokken of geduwd, maar door hun koppig vasthouden aan de afwijkende leerstellingen. De oorzaak van hun scheiding was de weigering van Protestanten om hun woorden terug te nemen “tenzij door de Schrift – die Protestanten zelfstandig binnen de eigen geloofsgemeenschap bestudeerden – en door zuivere rede overtuigd” [12]. Waar Emo en de Bisschop van Münster het oordeel van de Paus en de Katholieke kerk volgden, vertrouwden de Protestanten alleen het oordeel van de Schrift en de eigen zuivere rede.

In de Nederlanden werden de Protestanten door hun koppig vasthouden aan afwijkende kerkelijke leerstellingen in een opstand getrokken of geduwd met Koning Philips II die in koppigheid en vroomheid niet onderdeed voor de Protestanten [13], die zeker zoveel geschilpunten had met de Katholieke kerk, die streed met en tegen de Paus van Rome [14] zoals een goed werelds vorst in die tijd betaamde, maar die zich uiteindelijk plooide binnen de Katholieke leerstellingen en gebruiken.

Mede door de onderling verschillende standpunten in geloofszaken, besloten de Protestanten in Holland onder invloed van de “zuivere rede” – waarbij in Holland de handelsgeest niet uit het oog werd verloren – tot een verstandshuwelijk tussen Kerk en Staat [15]. Uit dit verstandshuwelijk van Kerk en Staat ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden [16] als eerste Republiek in de wereldgeschiedenis. Morgen bij ons bezoek aan de Oude Kerk meer over de aanzet tot de Reformatie”, zegt Narrator.

“Tijdens jouw beschrijving van het leven van Emo en jouw uitleg van de kloof tussen het referentiekader van Emo voor het effenen van Geloofskwesties met het referentiekader van de Protestanten ruim drie eeuwen later, moest ik denken aan een passage die ik vanmiddag in de boekhandel “Au Bout du Monde” aan de Singel heb gelezen. Vrij weergegeven:

Yunmen [17] – een Chinese zenmeester uit de tiende eeuw na Chr. vraagt aan zijn leerlingen: “Elk en ieder mens belichaamt het stralende licht. Als jij het probeert te zien, dan is het volkomen onzichtbaar. Wat is ieders stralend licht?”

Geen van de aanwezigen antwoordt.

Yunmen antwoordt voor hen: “De hal van de monniken, de kerkruimte, de keuken, en de kloosterpoort”

Yunmen klooster in China[18]

Als toelichting stond bij dit Boeddhistisch vraagstuk: “Het is niet het antwoord van Yunmen persoonlijk, maar elk en ieders licht vormt dit antwoord” en “De gehele mensheid belichaamt het stralende licht” en “Weet dat het stralende licht dat elk en ieder mens belichaamt, elk en ieder mens is dat bestaat” en “Zelf als de kerkruimte, de keuken en de kloosterpoort de voorouders van Buddha zijn, dan kunnen deze niet voorkomen ieder en elk mens te zijn[19]. Vanuit de optiek van Indra’s Net is dit een eenvoudig vraagstuk, maar in het leven van alledag is het lastig om het licht in de ogen van de ander te aanvaarden”, zegt Man.

“In tijden van opstand tegen (vermeend?) onrecht – in de samenleving of bij geloofskwesties – wordt een situatie die eerder als volkomen normaal werd ervaren, nu als een groot onrecht gezien. In de Herfsttij van de Middeleeuwen leefde Holland volgens het ritme van de Katholieke kerk, maar met de opkomst van de boekdrukkunst waardoor geletterde mensen zelfstandig kennis en andere gebruiken gingen bestuderen, paste het gedachteloos volgen van de oude gebruiken en het geloof volgens het beeldverhaal van de toenmalige Katholieke kerk niet meer. Het stralende licht was veranderd tijdens de Reformatie. Is het stralende licht verandert omdat de mensheid is veranderd tijdens de Reformatie? Of is het stralende licht zo veelomvattend dat het ook elk onrecht kan bevatten? Ik denk het laatste, maar het is voor mij moeilijk te aanvaarden”, zegt Carla.

“Is het stralende licht net als de goden gebonden aan de wet van oorzaak en gevolg, of kan het stralende licht zich deels of geheel onttrekken aan deze wet? Misschien wel allebei. Zullen wij nog een biertje drinken voordat wij de rekening vragen?”, zegt Narrator.

“Ik graag een Belgisch Tripel Trappistenbier omdat dit bier het licht zo mooi filtert”, zeg Man.

“Voor mij graag een Gulpener pils als herinnering aan het licht van mijn onbevangen jeugd”, zegt Carla.

“Ik trakteer van de opbrengst van het optreden bij Centraal Station vanmiddag”, zegt Narrator.


[1] Bron: Boer, Dick E.H. de, Emo’s reis – Een historisch culturele ontdekkingsreis door Europa in 1212, Leeuwarden: Uitgeverij Noordboek, 2011, p. 11

[5] Afbeelding van de huidige St. Janskerk uit de dertiende eeuw op de plaats waar de eerdere kerk heeft gestaan waar Emo van Bloemhof in de twaalfde eeuw pastoor was. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Huizinge

[7] Afbeelding van de voormalige abdijkerk van het klooster Hortus Floridus in Wittewierum rond 1600. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Emo_von_Wittewierum

[9] Deze kroniek is te lezen via de volgende hyperlink: http://www.dmgh.de/de/fs1/object/display/bsb00000886_00464.html

[12] Bron: Fernández – Armesto, Felipe & Wilson, Derek, Reformatie – Christendom en de wereld 1500 – 2000, Amsterdam: Uitgeverij Anthos, 1997, p. 108.

[13] Zie ook: Fernández – Armesto, Felipe & Wilson, Derek, Reformatie – Christendom en de wereld 1500 – 2000, Amsterdam: Uitgeverij Anthos, 1997, p. 98 en Noordzij, Huib, Handboek van de Reformatie – De Nederlandse kerkhervorming in de 16e en de 17e eeuw. Utrecht: Uitgeverij Kok, 2012, p. 18 – 19

[15] Zie ook: en Noordzij, Huib, Handboek van de Reformatie – De Nederlandse kerkhervorming in de 16e en de 17e eeuw. Utrecht: Uitgeverij Kok, 2012, p. 414

[18] Huidige Yunmenklooster in China. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Yunmen_Wenyan

[19] Bron: Tanahashi, Kazuaki ed., Treasury of the true dharma eye – Zen Master Dogen’s Shobo Genzo. Boston: Shambhala, 2012, p. 419 – 420