Tagarchief: oorlog

Narrator – Amsterdam: de omgekeerde wereld 2


De eerste winter in Holland was het leven een feest. Alles was anders dan in mijn geboorteland. De dagen waren grijs, guur en koud, maar binnen in de huizen was het warm met kunstmatig licht tot ver in de avond. Er was eten in overvloed, maar de gastvrijheid reikte meestal niet tot het delen van een maaltijd. In het begin dacht ik dat men zich schaamde voor de onkunde om een lekker maal te bereiden. Veel later kwam ik er achter dat geloof, zuinigheid en geld een belangrijke rol speelden.

Via een omweg was ik welkom bij de maaltijd; als gast bood ik aan om de maaltijd te bereiden. In Rome had ik goed leren koken. Op bezoek bij vrienden en bekenden genoten wij op een on-Hollandse manier van een on-Hollands lekkere maaltijd. Ook mijn minnaars waardeerden mijn kookkunst.

[1]

Mijn eerste winter in Amsterdam zag ik echte kabouters met lange haren en verwarde kleren. Zij wilden vrij zijn van iedere traditie en zichzelf ontdekken in een nieuwe wereld; dit is allemaal geschiedenis. De popmuziek uit die tijd is mij nog altijd lief. Zij ontdekten zichzelf in een voor hen bekende wereld; ik ontdekte mijzelf in een voor mij omgekeerde wereld; dit is nu allemaal geschiedenis.

Het eerste voorjaar in Amsterdam geurde mijn verliefdheid exotisch door de stad: de mooiste minnaars kwam ik tegen. Allen waren anders en allen waren eender. Met een minnaar ben ik door Holland gaan rijden. Wij zagen de veelkleurig gestreepte bollenvelden in de eindeloze vlakten. Mijn liefdes waren even direct intens, kleurrijk, alomvattend en tijdelijk als deze bloemenpracht. Ik was een vreemde noviteit uit een andere wereld en daardoor aantrekkelijk vreemd binnen de gemeenschap waar mannen van mannen houden.

[2]

Een van mijn minnaars uit de tijd kwam uit Amerika. Hij was gevlucht naar Zweden om zijn verplichte bijdrage als Amerikaans dienstplichtige aan de oorlog in Vietnam te ontlopen. Dat voorjaar en zomer woonde hij illegaal bij vrienden in Amsterdam want in deze omgekeerde stad zou de nieuwe wereld met eeuwigdurende vrede gaan beginnen. Voor hem was ik de complementaire donkere yin die met zijn lichtkleurige yang een weg voor harmonie en vrede vormde. Dit droombeeld duurde een stralend halfjaar totdat hij weer uit Nederland naar Zweden moest vluchten. Later toen ik vrij in Europa kon reizen, heb ik hem in Stockholm enkele keren bezocht. Hij liet mij delen in de rijkdom van zijn familie. Door hem leerde ik autorijden en na zijn vlucht bezat ik voor een zomer een grote Amerikaanse auto met de naam “Dondervogel”. Vrij zwevend gleed ik als een fluisterende dondervogel door Holland. In het najaar heb ik de auto verkocht om de tweede winter door te komen.

[3]

Aan het einde van de zomer kwam Arjan – mijn vriend en minnaar uit Kenia – met zijn ouders voor een half jaar terug in Holland. Via Arjan en zijn ouders heb ik een permanente verblijfsvergunning en later het Nederlands staatsburgerschap verkregen. Ook hier werd in Holland een omgekeerde redenering gevolgd. Het leger van Kenia zou naar mij op zoek zijn om mijn tijdelijk lidmaatschap van een politieke militie. Bij mijn terugkeer in Kenia zou ik direct levensgevaar lopen. Door deze redenering was ik van een dader van misdrijven veranderd in een slachtoffer. Ik heb Arjan verteld dat ik verder leefde met de geesten van overleden dorpelingen door toedoen van de militie; hierdoor was ik indirect slachtoffer door mijn eigen aandeel in een misdrijf. Arjan overtuigde mij dat ik door een leugen om bestwil een Nederlands paspoort kreeg met daarbij vrij reizen in de wereld exclusief Kenia. Ook hierin was Amsterdam voor mij een omgekeerde wereld met overvloed; het onbehagen volgde na 10 jaar feesten.

Narrator – van de hemel naar de hel


In mijn jeugd leefde ik in de hemel. Ik had toen vijf hindernissen in mijn leven: mijn kleren werden vies, mijn lichaam veranderde, mijn oksels zweetten, mijn lichaam riekte en het leven was soms oncomfortabel [1]. Mijn moeder zorgde dat mijn kleren, mijn oksels en mijn lichaam werden gewassen wanneer wij voldoende water hadden in het droge land. Dit was een feest. Het veranderen van mijn lichaam hoort bij een mensenleven; na de veranderingen zijn de groeipijnen vergeten en de situatie wordt weer normaal. En een sober, eenvoudig leven brengt niet altijd comfort met zich mee.

[2]

Tijdens mijn schooltijd heb ik mij soms als krijger getooid, meer als spel en uit ijdelheid dan om mij voor te bereiden op strijd. In vechten was ik als scholier niet geïnteresseerd.

[3]

Aan het einde van mijn schooltijd trok ik weg uit mijn moederland. Ik wilde de avonturen uit de verhalen van mijn voorouders zelf meemaken en ik voelde een drang naar comfort, geld, roem en macht. Of in de taal van mijn voorouders: ik wilde van Nara [4] veranderen in Rājan [5].

Terwijl iedereen sliep ben ik op een nacht bij mijn moeder weggegaan; ik liet een briefje achter met de boodschap dat alles goed zou komen en dat zij later trots op mij kon zijn.

Na enkele dagen zwerven kwam ik een militie tegen. Ik heb mij bij hen aangesloten. Ik kreeg een uniform met een wapen en ik werd getraind tot militair net zoals de helden uit de Kṣhatriya [6] of krijgers/heersers kaste in de Mahābhārata.

[7]

Ik was geen sterke soldaat, maar ik was slim en snel en ik zag meteen wat nodig was. De leiders van de militie zagen dit ook: ik werd chauffeur van de leider van de militie. Net als Kṛṣṇa in de Bhagavad Gita [8] werd ik wagenmenner en leidsman/adviseur.

Als wagenmenner op de strijdwagen was ik kok, ik gaf raad in de strijd, ik moedigde aan, ik bood bescherming in nood, ik redde uit benarde situaties en ik verhaalde achteraf van de heldendaden van de strijders.

Door de overgang naar de militie verliet ik de hemel en betrad ik de wereld van de hongerige geesten en de extreem pijnlijke wereld van de hel. Mijn leven ging van vrede naar oorlog, van liefde en zorgzaamheid naar geweld.

Aan het einde van een nacht hadden wij het bos rondom een dorp in brand gestoken. De vuurgod en de wind verspreiden de vlammen. Onze militie schoot op alles en iedereen die uit het bos kwam en wij waren blij [9].

Bij daglicht volgde de ontnuchtering. Wij zagen dat wij alles en iedereen van pasgeborenen tot hoogbejaarden hadden gedood. Hierna heb ik de wereld van de hongerige geesten en de hel verlaten.


[1] Vrij uit: Cleary Thomas, The Undying Lamp of Zen – The testament of Zen Master Torei. Boston: Shambhala, 2010. Voetnoot 3 op p. 23

[4] In het Sanskriet beteken “nara” letterlijk “iemand die zich niet verheugt”. Dit woord wordt gebruikt voor een gewone man.

[5] “Rājan” betekent in het Sanskriet “verheugen in het ontstaan/geboorte/oorsprong”. Dit woord wordt gebruikt voor iemand van koninklijke of militaire kaste. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.

[6] Voor het kastesysteem in India zie onder meer: http://en.wikipedia.org/wiki/Caste_system_in_India

[8] Zie voor een eerste inleiding in de Bhagavad Gita dat een klein onderdeel is van de Mahābhārata: http://en.wikipedia.org/wiki/Bhagavad_Gita. Een goede inleiding voor de vertaling Sanskriet – Engels is: Sargeant, Winthrop, The Bhagavad Gȋtâ. Albany: State New York University Press, 1994. Een inleiding in een religieuze – yoga – achtergrond geeft: Yogananda, Paramahansa, The Bhagavad Gȋtâ. Los Angelas: Self-Realization Fellowship, 2001

[9] Zie het laatste deel van boek 1 van de Mahābhārata waarin Arjuna en Kṛṣṇa bij het vuur in het Khandava bos met vreugde pijlen schieten op alles dat het bos verlaat. Bronnen:  http://www.sacred-texts.com/hin/maha/index.htm boek 1 Section CCXXVII en verder; Katz, Ruth Cecily, Arjuna in the Mahābhārata: Where Krishna is, there is victory. Delhi: Molital Banarsidass Publishers, 1990, p. 71 – 84

Narrator – mijn ontstaan


Onvoorstelbaar lang geleden ben ik ontstaan uit het geluid van vallende regendruppels bij het blazen van de wind en het klateren van vallende stenen. Met de regen is het ritme ontstaan, door de wind mijn stem en met de vallende stenen het applaus. Uit het ritme en de wind zijn de verhalen voortgekomen. Uit het applaus ontstaat de waardering met de aandrang om opnieuw de aandacht op te zoeken.

Mijn hele leven vertel ik verhalen over het leven en de dood, over oorlogen, hebzucht, moed en trouw, over liefde, wraak, eer, roem en toorn, ijselijke toorn die ontelbare verschrikkingen bracht.

Sinds ik door Carla Drift uit een droom ben gered waarin ik bijna weggleed naar een andere wereld, vertel ik verhalen voor het verbeteren van discussies en inzichten op de raakvlakken tussen levensbeschouwing, literatuur en religie. Daarmee hoop ik bij te dragen aan vrede, een betere wereld en geluk voor alles en iedereen.  Dit is de samenvatting van de biografie van mijn leven.

In de samenvatting ontbreekt mijn eerste herinnering waarin ik mijn vader hoorde zingen in een taal uit het land waarvandaan hij naar Afrika was vertrokken. Dit gezang klinkt zo vertrouwd alsof ik het al ken vanaf het begin der tijden. Mijn vader heeft mij verteld dat dit gezang in zijn land de īśāvāsya [1] upaniṣad of Isha Upanishad [2] wordt genoemd. Toen ik vier jaar oud was, leerde mijn vader mij de tekst terwijl ik naast hem zat [3].

ॐ पूर्णमदः पूर्णमिदं पूर्णात् पूर्णमुदच्यते।
पूर्णस्य पूर्णमादाय पूर्णमेवावशिष्यते॥
ॐ शांतिः शांतिः शांतिः॥

Ôm, Purnamadah Purnamidam Purnat Purnamudachyate;
Purnasya Purnamadaya Purnameva Vashishyate.
Ôm shanti, shanti, shanti

Ôm, Dat is algeheel. Dit is algeheel. Algeheel komt van algeheel.

Neem algeheel af van algeheel en aldus blijft algeheel.

Ôm vrede, vrede, vrede.

Het gezang van de īśāvāsya upaniṣad kan beluisterd worden via een bijlage bij dit bericht op de website van de uitgeverij www.omnia-amsterdam.nl [4].

Mijn vader is donker als de nacht. Hij is geboren en opgegroeid in een arm Zuidelijk deel van India. Op school heeft hij Sanskriet leren spreken, lezen en schrijven: de taal van de goden in de wereld van de mensen. Al mijn grootvaders en overgrootvaders hebben deze taal gesproken. Als jongvolwassen man is mijn vader naar Kenia in Afrika gereisd om rond te trekken als verhalenverteller en om een beter bestaan te leiden. In dit land heeft hij mijn moeder ontmoet.

Mijn moeder is een trotse vrouw uit de Masaï nomadenstam. Zij kent geen landsgrenzen; al het land is voor iedereen en het vee heeft voedsel en zorg nodig. Als jonge vrouw heeft zij mijn vader ontmoet. Hij was uitgehongerd en zij heeft zich over hem ontfermd. Tussen hen is een liefde ontstaan die ons bestaan overstijgt. Zij zijn samen verder door het leven gegaan; mijn vader is blijven rondtrekken als verteller en mijn moeder geeft verzorging en onderdak wanneer hij langskomt. Hieruit ben ik op aarde gekomen.

Mijn voornaam is Kṛṣṇa [5] omdat ik net als mijn vader donker ben als de nacht met mijn zwarte blauwe huidskleur en omdat ik tijdens de nieuwe maan ben geboren. Mijn ouders hebben hiermee de hoop uitgesproken dat ik net als de maan elke nacht weer levend wordt en niet dood zal gaan als alle mensen [6]. Later in mijn leven heb ik mijn voornaam verandert in Narrator – verteller, want ik wens bij de stervelingen te horen. Mijn familienaam van mijn vaderskant is Nārāyana. Dit betekent in de taal van mijn voorvaderen:  “zoon van de oorspronkelijke man” [7],

[8]

Rond mijn zesde jaar heeft mijn vader mij voor het eerst naar school gebracht. Daar heb ik leren lezen en schrijven. Met lezen ben ik nooit meer opgehouden. Gilgamesh, Ilias, Odyssee, Mahābhārata, Shakespeare, heb ik in de laatste klassen van de school gelezen terwijl de andere jongens buiten krijgertje speelden. Veel van mijn verhalen komen voort uit deze tijd.

[9]

Tot mijn 16de jaar ben ik op school gebleven. Daarna zijn pik donkere bladzijden in mijn leven gekomen.


[1] Īśa betekent in het Sanskriet onder meer “God in de goddelijke hemel”, “iemand met almacht”. “Avāsya” betekent in het Sanskriet “neerzetten”. Hierdoor kan īśāvāsya worden opgevat als beschrijving van God in de goddelijke hemel. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta

[2] Een woordelijke vertaling van de Isha Upanishad is verkrijgbaar via de volgende hyperlink: http://www.arsfloreat.nl/documents/Isa.pdf

[3] Upanishad betekent letterlijk: “Neerzitten bij”. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Upanishad

[4] De oorsprong van deze mp3 file kan de auteur niet meer achterhalen. Wanneer de eigenaar zich meldt, dan zal de auteur het bericht op dit punt aanpassen aan de wensen van de rechthebbenden.

[5] Kṛṣṇa betekent in het Sanskriet onder meer “zwart”, “blauw zwart”, “de donkere periode van de maancyclus” Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta

[6] Volgens een Masaï mythe geeft de God Engaï vee aan de mensen en hij brengt de mensen na de dood tot leven en laat de maan iedere dag sterven. Na een zonde waarin een tegenstander dood werd gewenst, liet Engaï de mensen dood en hij bracht de maan iedere nacht weer tot leven. Bron:  http://nl.wikipedia.org/wiki/Masa%C3%AF_(volk)

[7] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta

[8] Een Masaï vrouw. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Maasai_people

Carla Drift – Veranderingen en Conflicten 2


Mijn laatste studiejaar in Amsterdam kende een schitterende lente, een lente als geen ander. De gestolde tijd kwam in beweging. Nooit heb ik de bloemen en de bloesem mooier gezien. De natuur rook naar leven.

Een lente als geen ander[1]

Het leven straalde en ik straalde terug. Alles om mij heen was nog even intens als in de drie jaren als drie eeuwen, maar de ijselijke verkilling ontdooide en de verstijving verdween in de warmte van de lentezon. Ik zweefde in een gouden gloed.  “Leven is een voortdurend sterven van het nu” – de zin uit de gestolde tijd – veranderde in:

Voor de natuur is
scheppen en voltooien één
en dezelfde daad

Zon schijnt in een kloof[2]

In de zomer en de herfst werd mijn leven normaal. Nog steeds mis ik de intensiteit en de eindeloosheid van het hier en nu.

Mijn eindscriptie voor mijn studie menswetenschappen had als onderwerp “Voorkomen van excessen bij veranderingen en conflicten”. Het eerste deel behandelde de omstandigheden waaronder excessen zich bij voorkeur manifesteren; het tweede deel beschreef de factoren die een dempende werking hebben op het ontstaan van uitwassen.

Bijna alle veranderingen gaan stilzwijgend voorbij. Deze stille veranderingen zijn als een ademhaling, het knipperen van de ogen of het draaien van het hoofd. De aanleiding kan zijn het lezen van de krant, het zien van een foto of het horen van een verhaal. Daarna is de wereld anders dan voorheen. Dit soort verandering is even natuurlijk als het leven.

Het onderwerp van mijn scriptie richtte zich op veranderingen die met spanningen zijn omgeven. In dit bericht volgen enkele aspecten uit mijn studie.

Ik had bij het onderzoek voor mijn eindscriptie gekozen voor zeven verschillende invalshoeken bij het bezien van veranderingen.

De eerste invalshoek had betrekking op de reikwijdte van de verandering. De reikwijdte van de (direct aanwijsbare) gevolgen van de verandering – en de spanningen die hiermee gepaard gaan – kunnen bij mensen variëren tussen een individu, een familie, een leefgemeenschap, een stad, een land, een continent, de wereld, of het heelal.

De tweede invalshoek bezag de intensiteit, de kracht en hevigheid van de veranderingen. De hevigheid en intensiteit kan variëren van een kleine rimpeling in het bestaan tot een alles volledig overweldigende verandering.

De derde invalshoek was de tijdsduur waarbinnen de verandering zich voltrok. De tijdsduur kan variëren van een schok als bij een inslag van een grote meteoor of de explosie van de vulkaan op het eiland Krakatau in 1883 [3]; de gevolgen van deze explosies en inslagen zijn vele jaren later nog merkbaar en kunnen samenlevingen wegvagen. Andere veranderingen hebben een lange aanlooptijd zoals het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog of de introductie van lees- en schrijfvaardigheid in de Westerse samenleving.

De vierde invalshoek bezag spanningen veroorzaakt door veranderingen van menselijke behoeften. Hierbij maakte ik gebruik van de hiërarchie van behoeften van Maslow [4] waarbij de vijfde hiërarchie door mij was opgedeeld in drie afzonderlijke hiërarchieën: behoefte aan kennis, behoefte aan religie en behoefte aan zelfverwezenlijking. De behoefte piramide van Maslow is een model voor ordening van menselijke behoeften oplopend van Zelfbehoud tot Zelfverwezenlijking. Onze Odyssee naar “Wie ben jij” is een zoektocht naar deze Zelf in al haar eindigheid en onmetelijkheid – wij komen dit model van Maslow op een aantal aanlegplaatsen van onze Odyssee tegen. Spanningen kunnen zich manifesteren bij overgangen van een hiërarchie naar de andere hiërarchie – menselijke groei gaat vaak met schokken gepaard. Ook treden spanningen op bij regressie van de behoeften door gewijzigde omstandigheden zoals hongersnood, onzekerheid, verharde omstandigheden, aantasting van de eer en/of belemmering van meningsuitingen, creativiteit, religie en/of zelfactualisatie.

Hierarchie van behoeften volgens Maslow [4]

De vijfde invalshoek bezag het stadium van de ontwikkeling van de samenleving. Een jager-verzamelaars samenleving heeft in het algemeen minder middelen voor extreem geweld dan een hoog ontwikkelde agrarische/industriële samenleving met een enorm reservoir aan surplus in mensen, voeding, middelen en kennis.

De zesde invalshoek had betrekking op de mate van sociale stratificatie binnen een samenleving [5]. Bij een extreem gestratificeerde samenleving is de rol van de absolute heerser – bijvoorbeeld een farao of zonnekoning – zeer bepalend. Bij een oligarchie zijn groepsdynamisch proces binnen de kleine heersende klasse bepalend. Een niet gestratificeerde samenleving heeft een eigen – voor mensen ogenschijnlijk chaotische – dynamiek. Bij nadere analyse heeft deze samenleving een dynamiek die vaak in enkele parameters kan worden weergegeven, maar uitkomsten zijn bij omslagpunten erg afhankelijk van uiterst kleine triviale toevalligheden. Veel mensen voelen zich bij chaotische processen onzeker: snel ontstaat een roep om leiding.

De zevende invalshoek is de wijze waarop met de verandering/spanning wordt omgegaan. Deze zevende invalshoek geeft de reactie weer van individu, groepen en/of samenleving op veranderingen/spanningen. De reactie kan variëren van negeren, meegaan, medeleven tonen, positie kiezen, woede en/of verzet. Deze zevende invalshoek kwam vooral in het tweede deel aan de orde waar ik de factoren onderzocht die een dempende werking hebben op het ontstaan van uitwassen.

Een volledige beschrijving en bestudering van deze zeven invalshoeken was niet mogelijk binnen het kader van mijn eindscriptie. De zeven invalshoeken heb ik in mijn eindscriptie als uitgangspunt genomen om als casus de veranderingen en spanningen te onderzoeken en beschrijven van mannen die alleen hun habitat verdedigen via een eerste groeispurt in de mensheid – door een betere voedselvoorziening – waarbij een mannenoverschot als mannenbroeders tijdelijk rondtrekt op zoek naar zelfbevestiging door veroveringen via een tweede groeispurt – door verdergaande specialisatie in de mensheid – waarbij mannen in rondtrekkende legers van vechten hun beroep maken via een derde groeispurt – door grotere welvaart – waarbij een permanente krijgsmacht zich endemisch nestelt in de samenleving. Hierbij onderzocht ik de gevolgen voor de inrichting van de publieke orde: de krijgsmacht wordt een machtsfactor in de openbare orde die rechtstreekse toegang nodig heeft tot mensen en middelen voor haar bestaan. Ruim 10 jaar na mijn eindscriptie heeft John Keegan een zeer lezenswaardige studie over dit onderwerp geschreven [6].

Vloot van oorlogsschepen [7]

Een jaar geleden heb ik een mooie observatie gelezen over de dempende werking van het woord in “An Iliad – A Story of War” van Alessandro Baricco [8]. Als noot bij zijn vertelling van de Ilias merkt Alessandro op dat onderhuids in de Ilias altijd de wens aanwezig is om te stoppen met vechten. Hij ziet dit verlangen zich in de Ilias manifesteren in dialogen, in overleg en in bijeenkomsten – hij noemt dit de vrouwelijk kant van de Ilias. De debatten en bijeenkomsten – in plaats van gevechten – gaan eindeloos tot vervelens toe door. Dit overleg is volgens Alessandro een manier om het gevecht zo lang mogelijk uit te stellen – het overleg is als een Scheherazade die in leven blijft door het vertellen van verhalen. Het woord is het wapen waarmee de oorlog als in gestolde tijd stil wordt gelegd. Zelfs als de helden discussiëren over de manier van vechten, dan voeren zij het niet uit – op deze manier rekken zij hun leven. De helden zijn gedoemd tot de dood, maar zij zorgen dat het “roken van hun laatste sigaret, dat zij roken met woorden” zo lang mogelijk duurt. Als zij de strijd aangaan, veranderen zij in blinde fanatici met volle toewijding aan hun eer en plicht. Maar eerst: eerst is er een gestolde tijd, vrouwelijk, een tijd van bewust uitstel en terugblikken op een verleden. Een stolling van tijd die enkele overeenkomsten heeft met mijn drie jaren als drie eeuwen.

Via deze observatie van Alessandro Baricco komen wij aan bij de samenhang van de publieke zaak – met het gebruik van het woord, overleg, wetgeving, verdragen en rechtspraak – en oorlog – met haar blind fanatisme, woede, haat, wraak en onpeilbaar leed. Volgens Von Clausewitz [9] is oorlog een voortzetting van politiek met andere middelen. John Keegan heeft hierbij opgemerkt dat het instrument oorlog al veel langer bestaat dan politiek als staatsvorm.

Met deze eindscriptie sloot ik mijn studentenleven in Amsterdam af. In dat najaar betrad ik het leven van alledag.

[1] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Lente
[2] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Zonlicht
[3] Zie ook:  http://en.wikipedia.org/wiki/Krakatoa
[4] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Maslow’s_hierarchy_of_needs
[5] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Social_stratification
[6] Zie ook: Keegan, John, A History of Warfare. London: Pimlico – Random House, 2004 en een eerdere studie over de zeemacht: Keegan, John, The Price of Admiralty. London: Penguin Books, 1988
[7] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Military_organization
[8] Bron: Baricco Alessandro, An Iliad. Edinburgh: Canongate, 2007 p. 153 – 154
[9] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Carl_von_Clausewitz

Carla Drift – Veranderingen en Conflicten


Mijn verhuizingen naar Delft en naar Amsterdam zorgden voor veel veranderingen. Mijn leefwereld veranderde en mijn familiebanden en vriendschappen namen andere vormen aan. Ik leerde veel nieuwe mensen kennen en wij leefden met elkaar op afstand of nabij afhankelijk van de omstandigheden.

De veranderingen die ik met de verhuizingen beleefde, waren de normale veranderingen die een mens doormaakt als zij/hij volwassen wordt. Met enkele vriendinnen en vrienden uit mijn schooltijd in Zuid-Limburg heb ik nog steeds contact. Mijn lagere schoolvriend is gelukkig getrouwd met zijn heimelijke liefde en zij hebben al kinderen – ik ben dol op hen. Ik houd hen op de hoogte van de algemeenheden in mijn leven en af en toe als wij elkaar ontmoeten maken wij plezier of hebben wij gesprekken over de ontwikkelingen in ons leven. Met enkele vrienden uit Delft heb ik nog contact. Wij zien elkaar af en toe.

[1]

Volgens mijn vrienden uit Delft is de grote liefde in mijn leven in de fase van knipperlicht relaties – ik hou hem doelbewust op afstand. Na het einde van onze liefde, heb ik de aandacht van alle andere verliefde mannen op een afstand gehouden. In Delft zijn de vrouwelijke studenten in de technische studies schaars: ik zou veel aandacht kunnen krijgen, maar dat was niet eerlijk tegen hen en tegen mezelf – op dit punt was ik duidelijk. Wel stond ik open voor alleen vriendschap of leuke contacten. Ik had een aantal vrienden die een sluimerende liefde voor mij voelden. In Amsterdam was de verhouding man – vrouw in balans. Ineens was er veel minder aandacht van jonge mannen; ik vond dat wel zo rustig in de gestolde tijd.

Met mijn familie heb ik altijd een goede band gehouden. Mijn twee jongere zussen hebben – in mijn ogen vrij vroeg – een goede levenspartner gevonden; zij zijn gelukkig getrouwd en zij hebben nu een aantal kinderen. Wel kibbelen wij nog steeds als de drie zussen. Met mijn moeder is de onderlinge waardering gegroeid en de emotionele afstand gebleven. Met mijn vader kan ik heel goed opschieten, wij gaan samen regelmatig naar musea of op stedenreis in Nederland of in het buitenland.

Met niemand heb ik gesproken over de gestolde tijd. Sommigen van mijn naasten gaven mij extra aandacht. Goed bedoeld, maar het had geen invloed op de intensiteit en kilte; de tijd bleef eindeloos als altijd. Mijn vader voelde wel dat er iets was – hij dacht aan verdriet over het verlies van mijn geliefde. Hij zei troostend en ook pijnlijk voor mij: “Jij ben altijd bijzonder geweest. In verdriet ben jij ook bijzonder. Gelukkig vlucht jij niet in iets onmogelijks”.

[2]

Indertijd in Amsterdam zag ik mijn gevoelsleven als een groeistuip naar volwassenheid – pas later heeft het een naam gekregen [3]. Ik was mij uiterst bewust dat veranderingen in de levens van mensen onherroepelijk waren, het verleden en het heden werden gestold als in glas. Het heden verandert voortdurend – meestal soepel en vloeiend – om daarna te verstarren. Af en toe ontstaan conflicten die vaak met een sisser aflopen – vroegere ruzies met mijn zussen duurden meestal niet lang. Potentiële bronnen van conflicten binnen de samenleving of tussen samenlevingen worden door politiek besluitvorming, wet- en regelgeving of door verdragen gekanaliseerd.

[4]

Soms escaleert het conflict en ontstaat er een richtingenstrijd – Amsterdam heeft op dit punt een traditie op te houden met demonstraties, rellen, kraken en bezettingen van gebouwen. Ook deze conflicten eindigen vaak met gesneuveld glas, enkele arrestaties en af en toe een paar gewonden. In de privésfeer kan er serviesgoed sneuvelen en er worden enkele onhandige klappen tussen naasten uitgewisseld. Andersoortige conflicten worden via rechtspraak beslecht. De stoom moet soms van de intermenselijke en/of maatschappelijke ketel worden afgeblazen.
[5]

[6]

Sommige conflicten ontsporen en verworden tot naargeestige en rancuneuze aangelegenheden. Zij kunnen ontaarden in moordpartijen en burgeroorlogen binnen een samenleving of tot veldslagen en oorlogen tussen samenlevingen. Deze ontsporingen zijn omgeven met allerlei mythen en riten zodat de oorzaken, de misdaden en de gevolgen van het conflict een begrijpbare plaats krijgen in een samenleving. De gevolgen zijn altijd peilloos leed voor de partijen. Het leed wordt voor de overwinnaar soms verzacht door de buit en het recht om de geschiedenis naar eigen inzicht bij te stellen. De gevolgen voor de verliezer kunnen beperkt blijven tot een leven onder een ander regime, maar kunnen ook resulteren in vernietiging van elke vorm van cultuur, in verlies van de eer van mannen en vrouwen en zelfs in volledige uitroeiing.

[7]

Een bijzondere vorm van conflictbestrijding binnen een samenleving is het zoeken van een zondebok. Mensen of groepen met een andere afkomst, uiterlijk, cultuur, mening en/of religie zijn eenvoudig te stigmatiseren. Door het verwijderen van de zondebok uit het openbare leven of uit de samenleving denkt een samenleving dat de oorspronkelijke spanning en/of het conflict ook is verdwenen.

[8]

Binnen mijn studie menswetenschappen ging ik mij interesseren in het verloop van veranderingen en vooral in de oorzaken waardoor sommige veranderingen zo ernstig kunnen ontsporen. In de natuur zijn dergelijke mechanismen te zien bij mierenvolkeren die van een vreedzaam bestaan kunnen veranderen in oorlogsvolkeren. Deze volkeren kunnen ook gaan trekken waarbij een kaal spoor achterblijft.

Ik richtte mij op de omstandigheden waaronder kleine en grote conflicten gaan ontsporen, op de handelingen van mensen en leiders van volkeren die de ontsporingen veroorzaken of die bijdragen aan deze ontsporing, op het verloop van de ontsporingen en op de gevolgen van de ontsporingen.

In het laatste jaar van mijn studie menswetenschappen in Amsterdam ging ik mij verdiepen in de intensiteiten, de kilte en de gestolde tijd van conflicten, geweld, veldslagen, oorlogen en volkerenmoord. Ik probeerde te achterhalen waardoor de extreme vormen van verandering werden veroorzaakt. Ook onderzocht ik hoe de verschrikkingen konden worden voorkomen.

[1] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Friendship
[2] Bron afbeelding: http://it.wikipedia.org/wiki/Introversione
[3] Zie ook: Kuiper, P.C., Ver Heen. ’s-Gravenhage: SDU Drukkerij, 1988
[4] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Politics
[5] Bron afbeelding: http://fr.wikipedia.org/wiki/Tribunal
[6] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Riot
[7] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/War
[8] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Scapegoating

Intermezzo: een oorlog als geen ander


In het vorige bericht heeft uw verteller als intermezzo geschreven over het zelfbeeld van wereldklasse amateurroeiers, die met inzet van (bijna) alles deel willen uit te maken van de studenten roeiploegen die gaat strijden om de overwinning van een jaarlijkse roeiwedstrijd op de Thames. Dit bericht gaat over het zelfbeeld van mensen die betrokken zijn bij geweld en deelname aan oorlog.

Geweld en oorlog tussen mensen gaan al heel lang met de mensheid samen [1]. De jager-verzamelaars lijken onderling een redelijk vredig bestaan te hebben geleid. Uw verteller heeft eens gelezen dat een onderzoeker een vredig levende bejaarde vrouw in een samenleving die nog van jacht en verzamelen leefde, heeft geïnterviewd over geweld in haar leven. Zij zei een vredig bestaan te hebben geleid. De onderzoeker vroeg haar naar de mannen in haar leven. Zij vertelde dat zij was getrouwd met drie mannen waarvan de eerste was omgekomen tijdens een conflict met een andere stam, haar tweede man was gedood door haar derde man toen hij de plaats van haar tweede man wilde innemen. Nu leefde zij gelukkig en vredig met haar derde man.

De vee-roof die onderdeel uitmaakt van de rituelen binnen de vee-cyclus, is waarschijnlijk met geweld en bloedvergieten gepaard gegaan [2]. De eerste mythen en sagen – zoals het Gilgamesh-epos, de Ilias, de Mahābhārata en het Oude Testament van de Bijbel staan vol van geweld en oorlog. Deze mythen verhalen niet alleen over de zin van het leven en de drijfveren van onze voorouders en over vertrouwen en wantrouwen, maar zij prenten ook een zelfbeeld in voor de luisteraars. Zij geven zin en duiding aan oorlog en geweld en zij verschaffen de luisteraars archetypen voor zingeving in hun eigen levens – dus ook zingeving aan leven èn dood door gewelddaden en oorlogshandelingen.  In de Mahābhārata verwerft een krijger pas onsterfelijke roem op het moment dat vrouwen hem als gevallenen op het slagveld in schrille jammerkreten bewenen en daarbij met rouw zijn vergane leven en mooie verschijningsvorm roemen [3].  Een hedendaagse reflectie hiervan heeft de eerste hoofdpersoon gehoord in een video die te zien is in het herdenkingsgebouw bij de militaire begraafplaats naast Omaha Beach bij Colleville-sur-Mer in Normandië in Frankrijk: een van de overlevenden noemde de gevallenen de echte helden van de oorlog.

Een ander voorbeeld van het grote belang dat aan heldendaden in oorlog wordt toegekend, is de filosoof Socrates.

[4]

Socrates leefde van ongeveer 470 v. Chr. tot 399 na Chr. Hij is beroemd als filosoof. Zelf sloeg Socrates zijn daden op het slagveld tijdens de Peloponnesische oorlog hoger aan dan zijn bijdrage aan de filosofie. Tijdens de slag bij Delium [5] heeft Socrates op middelbare leeftijd als hoplite – zie onderstaande afbeelding – deelgenomen.

[6]

Ten tijde van Socrates hadden veel vrije mannen een wapenuitrusting waarin zij redelijk goed beschermd door een bronzen helm, schild en borst en beenplaten dicht op elkaar aan een veldslag deelnamen. Iedere strijder moest in de strijd deels bescherming zoeken achter het schild van zijn buurman.

Vroeger werd er in Griekenland tussen twee dorpen gestreden over bijvoorbeeld het recht op het gebruik van een akker. De mannen van beide dorpen ontmoeten elkaar ’s-morgens op de betreffende akker. In strijdorde – met hun wapenuitrusting – probeerden zij als in een rugby-scrum de overhand te krijgen.

[7]

Als bij een partij de linie werd gebroken en deze partij op de vlucht sloeg, dan kwam de bloeddorst bij de winnende partij pas goed los. In de vlucht vielen de meeste slachtoffers bij de verliezers. Door hard weg te rennen met achterlating van de zware wapenuitrusting kon de verliezende partij met behoud van leven het strijdperk verlaten. Het dodenaantal bij de verliezers was vaak 10 % van de strijders. De verliezen bij overwinnaars waren veel minder. Waarschijnlijk was de werkelijkheid veel wreder dan de gestileerde beschrijvingen.

Tijdens de slag bij Delium in 424 v. Chr. – waaraan ongeveer 14.000 hopliten deelnamen – werden de linies van Athene onder druk zo gedraaid dat een deel van de Atheners de eigen linies aanvielen. Mede deze verwarring zorgde er voor dat de Atheners op de vlucht sloegen. Tijdens deze zeer chaotische vlucht heeft Socrates onverstoorbaar de eer als hoplite hoog gehouden door met een groepje medestanders alle aanvallers te weren en rustig de aftocht te nemen [8]. Ook hier zal de mythe in Plato’s Symposion waarschijnlijk mooier zijn dan de werkelijkheid. De Atheners hadden ongeveer 1000 doden te betreuren; de slag was laat op de dag begonnen en de duisternis voorkwam meer bloedvergieten.

Het volgende bericht gaat verder over de Peloponnesische oorlog.


[1] Zie ook: Keegan, John, A History of Warfare. London: Pimlico, 2004

[2] Zie ook de berichten Rituelen – Deel 2 van 27 maart 2011 en Drie – Dubio transcendit van 28 april 2011.

[3] Zie McGrath, Kevin, STR women in Epic Mahâbhârata. Cambridge: Ilex Foundation, 2009 p. 25

[4] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Socrates

[7] Foto van Maree Reveley. Zie: http://en.wikipedia.org/wiki/File:Scrum-1.JPG

[8] Bronnen: Hanson, Victor Davies, The wars of the ancient Greeks. London: Cassell & Co, 2000 p. 112-113 en Lendon, J.E., Song of Wrath – the Peloponnesian war begins. New York: Basic Books, 2010 p. 314