“Ik denk dat wij ons gesprek over de paradox binnen het denkraam van de strijder in onszelf te abrupt hebben beëindigd. Hoewel op een eerdere leeftijd en op een ander manier, heb ik al heel jong kennisgemaakt met de euforie van de veroveraar. Als kleuter had ik een sprinkhaan in een luciferdoosje gevangen. Ik voelde een ongekende vreugde; nooit zou ik meer alleen zijn, want altijd zou ik een metgezel in mijn leven hebben. Als ik met het doosje rammelde, dan hoorde ik mijn sprinkhaan. De volgende ochtend was de sprinkhaan dood. Dit was mijn eerste echte verlies; hiermee verloor ik mijn onschuld: hiermee zette mijn verval in. Als ik kijk naar het paleis van de Medici, dan moet ik weer denken aan het luciferdoosje”, zegt Carla.
“Ik heb ergens gelezen dat de familie de Medici – na een korte verbanning uit Florence – in de 15e eeuw de macht achter de schermen wilde uitoefenen en er bewust een bescheiden beeld naar buiten op na wenste te houden. De buitenkant van dit paleis – gebouwd in opdracht van Cosimo de Medice – geeft dit streven weer [2]”, zegt Man
Carla, Man en Narrator betreden het paleis.
“De welgestelden in Florence waren in de 15e eeuw op de hoogte van de periodieke overstromingen van de rivier de Arno, daarom hadden zij hun woonvertrekken op de eerste verdieping. Dit paleis lijkt op de Ark van Noah [3] uit het boek Genesis in het Oude Testament. Van alle rijkdom en van alles van waarde binnen de familie de Medici werd in dit paleis een imago meegenomen. Alles in dit paleis is een miniatuur afspiegeling van en een herinnering aan de veroveringen van de familie in de buitenwereld. Wanneer het tij meezit, dan kan de afspiegeling en de herinnering weer in realiteit worden omgezet. Dit paleis toont de innerlijke wereld van de familie in al haar wensen en met al haar verwachtingen”, zegt Narrator.
“In deze zaal Luca Giordano [5] neemt de – binnen het paleis getoonde – aspiratie van de familie goddelijke trekken aan. De schilderingen op het plafond van de zaal komen overeen met de plafondschilderingen in de kerken van deze stad.
Door de schilder Luca Giordano wordt de tweede dynastie van de familie de Medici afgebeeld als een spiegelbeeld van de hemel waarin Cosimo de Medici – als de centrale Vader-god – troont boven zijn twee zonen en zijn broer. Hier toont het innerlijk van de heersende “strijder” de ambitie om op zijn minst de Christelijke Goddelijk drie-eenheid te evenaren, zo niet de plaats van God in te nemen”, zegt Man.
“Dat is herkenbaar; op het toppunt van zijn kunnen voelt een strijder zich onoverwinnelijk en oppermachtig. De strijder onttrekt zich aan de wereld van de stervelingen; de strijder kan de hele wereld aan. Tegelijkertijd wordt de leefwereld van de strijder ontmenselijkt; de zorg voor de omgeving en de empathie voor levende wezens en mensen verdwijnt. Een staat van euforie – een beleving van uniciteit en almacht, egocentrische gericht op de strijder, zijn makkers en de wereld waarvoor zij staan – ontstaat. Deze staat van euforie is te herkennen bij Arjuna en Kṛṣṇa toen zij met vreugde pijlen schoten op alles dat probeerde te ontsnappen uit het vuur in het Khandava bos, bij jou Narrator toen jij als jonge strijder met een militie in Midden Afrika schoot op alles en iedereen die uit een brandend dorp kwam, en bij Karl Marlantes [8] toen hij tijdens de Vietnamoorlog als luitenant bij de Amerikaanse mariniers door de luchtmacht napalm liet vallen op de jungle met daarin Vietcong-strijders [9]. ” zegt Carla.
“”De hel dat zijn de anderen” [11], schrijft Jean-Paul Sartre in een van zijn toneelstukken, misschien ook omdat de anderen de almacht van de strijder – en daardoor zijn vrijheid – beperken”, zegt Man.
“Jullie geven mijn gevoelens van vreugde en uitgelatenheid tijdens het schieten op alles en iedereen die uit een brandend dorp probeerde te ontsnappen, goed weer. Maar na deze euforie voelde ik een schaamte en een peilloze leegte. In het eerste deel van onze Odyssee naar “Wie ben Jij” [12] – bij de beschrijving van de Peloponnesische oorlog – zagen wij bij de strijdende partijen een voortdurende cyclus van eer/macht – hoogmoed – toorn – wraak [13]. In mijn beleving moeten wij aan deze cyclus na de wraak nog “schaamte en leegte” toevoegen die gelijktijdig tegenpolen vormen met eer en macht. In de tijd van mijn voorvaderen namen de strijders in het oude India de buit van de verovering – meestal gestolen vee binnen de vee-cyclus [14] – mee naar hun thuisdorp. Daar werd de buit tijdens een groot feest met iedereen gedeeld. Het tonen van de verovering aan de wereld was voor de krijgers belangrijker dan de overwinning zelf [15]. Na het feest begon een leegte te ontstaan met een opkomende schaamte over doelloosheid. Met eer/macht als tegenpool voor deze leegte/schaamte ontstond een drang naar nieuwe veroveringen om het innerlijk en uiterlijk ego van de strijders weer te bevestigen en bestendigen. De verovering – of rijkdom in onze tijd – creëert tegelijkertijd een leegte en een gemis aan iets. Rijkdom creëert een gebrek aan rijkdom dat nog niet veroverd is. Deze zaal herinnert de levende strijders binnen de familie de Medici aan de wereldse rijkdom die zij moeten verdedigen en uitbreiden, en aan de rijkdom van het Goddelijke hemelrijk dat zij nog niet bezitten”, zegt Narrator.
“In deze redenering schuilt een waarheid. Na een verovering begint het verval, want er valt iets te verdedigen; de imperator moet altijd meer veroveren om hetgeen hij bezit, veilig te stellen. Daarbij ontstaat uit het bezit van rijkdom de behoefte aan meer en blijvende rijkdom; ook de imperator is onderhevig aan de natuurwet van “rupsje nooit genoeg”. Is er op dit punt een verschil tussen mannen en vrouwen?”, zegt Man.
“Er is een studie naar de rol van vrouwen in Mahābhārata. In de Mahābhārata verwerft een strijder pas onsterfelijke roem op het moment dat vrouwen hem als gevallenen op het slagveld in schrille jammerkreten bewenen en daarbij met rouw zijn leven en mooie verschijningsvorm roemen [16]. De vrouwen van de strijderskaste zetten hun mannen aan tot actie; de strijders zijn geregeld monomane uitvoerders van de wensen van hun vrouwen. Wanneer binnen de Kshatriya kaste alle krijgers zijn overleden, dan gaan de vrouwen naar de Brahmanen om nieuwe krijgers voort te brengen. Vrouwen hebben een eigen rol in het denkraam van de strijder”, zegt Narrator.
“Hebben wij niet allen een rol in het denkraam van de strijder? Wat denken jullie van de Goden en de Bodhisattva?”, vraagt Carla.
“Ook zij, ook wij”, zegt Man.
“Dat is waar. Zullen wij morgen op onze laatste dag in Florence een bezoek brengen aan Palazzo Pitti waarin de familie de Medici haar pracht en praal aan de buitenwereld toont”, zegt Narrator.
[1] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Palazzo_Medici_Riccardi
[4] Bron afbeelding: http://it.wikipedia.org/wiki/Palazzo_Medici_Riccardi
[6] Bron afbeelding: http://it.wikipedia.org/wiki/Palazzo_Medici_Riccardi
[7] The Apotheosis of the Medici: Cosimo III sat central between his two sons and his brother below him, Palazzo Medici-Riccardi Bron afbeelding: http://it.wikipedia.org/wiki/Galleria_di_Luca_Giordano
[8] Bron: Marlantes, Karl, What it is like to go to war. London: Corvus, 2012 p. 40 – 41
[9] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Vietcong
[10] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Napalm
[11] In het toneelstuk “Huis clos”. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Jean-Paul_Sartre
[12] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012 p. 200 – 209
[13] Zie: Lendon, J.E., Song of Wrath – the Peloponnesian war begins. New York: Basic Books, 2010 p. 9
[14] Zie vee-cyclus in: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012
[15] Zie ook een hedendaagse observatie van Hannah Ahrendt in: Keen, David, Useful Enemies – When waging wars is more important than winning them. New Haven and London: Yale University Press, p. 9
[16] Bron: McGrath, Kevin, STRῙ Women in Epic Mahābhārata. Cambridge: Ilex Foundation, 2009, p 25