Vernieuwde website van Omnia – Amsterdam Uitgeverij


Omnia – Amsterdam Uitgeverij heeft een volledig vernieuwde website, die volledig aanpasbaar is aan verschillende schermgrootte. Op ieder scherm is de volledige inhoud eenvoudig toegankelijk en leesbaar is.

Vernieuwde website

Dit is een screen print van de vernieuwde website op een mobiele telefoon:

Vernieuwde website mobiel

De vorige website was volledig schaalbaar tussen mobiel, tablet and desktop scherm, maar de inhoud was niet aanpasbaar aan de verschillende schermgrootte.

omnia - amsterdam

Naar mijn mening is de vernieuwde website van Omnia – Amsterdam Uitgeverij gereed voor de wensen en eisen in de nabije toekomst.

Verschenen: Wie ben jij – deel 2.3: Leegte / E-boek


De laatste berichten van deze blog zijn – gebundeld als E-boek – verschenen onder de titel “Wie ben jij – deel 2.2: Leegte” bij Omnia – Amsterdam Uitgeverij.

Dit E-boek is vrij te downloaden via:

http://www.omnia-amsterdam.nl/document/wie-ben-jij-deel-23-e-boek

Wie ben jij 23 voorkant

Dit deel 2.3 is een verkenning van “leegte” tijdens een vierdaagse zeiltocht met de getijdenstroming op de Waddenzee, waar Carla Drift, Man Leben en Narrator de “leegte” eerst onderzoeken in de vormen van “leeg van” en “leeg tot”, vervolgens “leegte” bezien als “heel-zijn” (of “ursprünglichen Ganzheit” in “Sein und Zeit” van Martin Heidegger) en daarna “leegte” waarnemen als uniciteit – in eenheid en uniekheid – van het dagelijkse leven gesuperponeerd binnen “heel-zijn” als antwoord op de vraag “Eén, wat is dat”. Deze verkenning van “leegte” biedt een inleiding en commentaar op de Boeddhistische Hart Sūtra.

Weg van de leegte


Halverwege de middag – wanneer de boot vrijkomt bij het opkomen van het hoogtij – licht Narrator het anker. Carla en Man hijsen de zeilen en met een briesje uit het westen varen zij met de stroom mee terug in de richting van Lauwershaven.

“Waar zullen wij vanavond aanleggen?”, vraagt Narrator aan Man.

“Als het meezit ten zuidoosten van Ameland. Wij kunnen dan morgen aan het einde van de ochtend – ruim voor de opkomst van de weersomslag – terug zijn in de jachthaven bij Lauwersoog”, zegt Man

“Jij bent tijdens het zeilen volkomen thuis op deze boot: het lijkt wel of de boot, de golven, de wind en jij volkomen met elkaar vergroeid zijn. Ik herken dit, want terugkijkend op mijn leven ben ik altijd volkomen thuis in geweest in mijn vier afzonderlijke incarnaties [1]: zij hebben mij altijd gepast zoals het linker oog en de linkerhand samengaan met het rechteroog en de rechterhand. In mijn derde incarnatie als rondtrekkende Bhikṣu in Europa – waarin ik de jaarlijkse trek van de vogels tussen Zuid en Noord Europa volgde – ben ik tijdens mijn omzwervingen volkomen opgegaan in leegte van meditatie. Mijn gevoel voor tijd was verdwenen: ik leefde in een tijdloze oneindigheid. Als ik jou ontspannen en geconcentreerd zie varen, dan ontwaar ik volkomen natuurlijke meditatie in actie: de boot gaat – met hulp van kleine stuurbewegingen en zeilbewegingen – als vanzelf soepel over de golven”, zegt Narrator.
“Voor mij is zeilen een vorm van mediteren; ik zeil al heel lang. Als middelbare scholier wilde ik graag zo snel mogelijk zeilen en zonder snelheidsverlies de boot spectaculair door de golven laten snijden. Nu laat ik de wind en de golven samen met de boot en de zeilen het werk doen; ik stuur alleen af en toe wat bij, net zoals ik tijdens meditaties gedachten die blijven hangen, laten wegdrijven”, zegt Man.

“Het gaat jou erg gemakkelijk af”, zegt Narrator.

“Dat is voor een deel waar, ik moet mijn aandacht erbij houden en mijn gedachten zijn gericht op de koers die wij willen varen en op de ondiepten die wij moeten ontwijken. Mediteren op een kussen is voor mij oneindig veel eenvoudiger”, zegt Man.

“Voor mensen is dit waar. Ik vraag mij of dit voor andere wezens ook zo is. Een Boeddhistische leraar vergelijkt mediteren met het zitten van een kikker [2]. Voor een kikker is zitten een alledaagse bezigheid. Deze leraar zegt vrij vertaald:

”Wanneer jij volkomen jezelf bent, dan zie jij de dingen zoals ze zijn en jij wordt één met jouw omgeving”.

In het leven van alledag zie ik de mensheid veelal met een klein deel van zichzelf bezig zijn. Hierdoor verliezen zij het zicht op de dingen zoals zij zijn – zij verwarren een golf met de oceaan – en vervreemden daarmee van hun omgeving.
Kikker[3]
Voordat wij namiddag wegvoeren, zag ik het hoogtij in golven komen opzetten; bij het zien van het samenspel van golven en schelpen op het wad, ontstond de haiku:

In iedere golf:
niets ontstaat en vergaat;
Schelp in de branding

Misschien komt deze haiku wel voort uit het gedicht “Shell” van de Japanse dichter Shinkichi Takahashi, vrij weergegeven in het Nederlands:

“Niets, niets wordt geboren en sterft”, zegt de schelp steeds weer
Vanuit de diepte van haar leegte.
Haar lichaam meegenomen in het tij
Slaapt zij in het zand, droogt in het zonlicht en baadt in het maanlicht [4].
Niets van doen met de zee of iets anders.
Steeds weer verdwijnt zij in iedere golf [5]

Sinds ik 30 jaar geleden in Stockholm bij het ontluiken van de voorjaarsbloesem afscheid heb genomen van mijn geliefde [6], draag ik dit gedicht met mij mee”, zegt Narrator.

“De haiku en het gedicht geven mijn beleving van uniciteit – in eenheid en uniekheid – tijdens het zeilen goed weer”, zegt Man.

“Bijna altijd wanneer ik bezig ben met slechts één activiteit, ervaar ik dit gevoel van eenheid. Bij het verrichten van verschillende dingen tegelijkertijd – bijvoorbeeld: het snel moeten pakken voor een reis en daarbij ook nog allerlei praktische zaken moeten afhandelen, zoals rekeningen betalen, mensen opbellen, enz., vervliegt mijn ervaring van uniciteit in de kruisdeining bij het verdelen van mijn aandacht”, zegt Carla.

“Nu de boot zo mooi schommelt, ga ik weer slapen. Zouden jullie mij aan het begin van de avond wakker willen maken? Of nee, maak mij wakker wanneer de boot weer is droog gevallen bij laagtij”, zegt Narrator.

Man zeilt met hulp van Carla tot de voorgenomen aanlegplaats. Daar halen Carla en Man de zeilen neer, zij laten het anker vallen en de boot valt droog. Carla wekt Narrator zoals beloofd.

“Jij hebt de lamp al in het keukentje al aangestoken. Zal ik de broodmaaltijd voor vanavond klaarmaken? Wat willen jullie erbij drinken? Ik heb nog een laatste fles rode wijn”, zegt Carla.

“Lekker, volgens mij hebben wij nog genoeg brood en beleg voor vanavond en morgen”, zegt Man.

“Ik zou graag eerst wat water willen drinken, hebben wij daar nog genoeg van?”, vraagt Narrator.

“Nog genoeg voor ruim twee dagen”, zegt Man.

“Voordat ik ging slapen, bedacht ik mij dat ik vanmiddag tijdens ons gesprek tijdens het zeilen het leven van alledag tekort heb gedaan. Een Boeddhistisch vraagstuk gaat in op het grote belang van het leven van alledag. Het vraagstuk gaat als volgt:

Een leerling [7] vraagt aan de leraar: “Wat is de weg (Tao)?”. De leraar antwoordde: “Het leven van alledag [8] is de weg”. De leerling vraagt: “Moet is mij erop richten of niet?”. De leraar antwoordt: “Als je erop richt, dan ga je er tegenin”. De leerling vraagt: “ Als ik mij er niet op richt, hoe kan ik dan weten dat het de weg is?”. De leraar antwoordt: “ De weg kent geen weten of niet-weten. Weten is een illusie, niet-weten is een leeg bewustzijn. Wanneer jij de weg realiseert [9], dan ervaar jij de weg als uitgestrekt en grenzeloos als het oneindig lege firmament. Hoe kan de weg vervat worden in begrippen als goed en verkeerd”. Met dit antwoord werd zijn bewustzijn als de volle maan. [10]

Maan eenMaan twee[11]
En het gedicht bij dit vraagstuk luidt:

Bloemen in de lente, de maan in de herfst,
Een koele bries in de zomer, en sneeuw in de winter;
Als er geen ijdele versluiering in het bewustzijn is,
Dan is dit het goede seizoen.

Naar aanleiding van dit gedicht heb ik de volgende haiku gemaakt:

Ieder jaargetij
Zonder versluieringen
Het goede seizoen

In dit vraagstuk wordt op alle manieren de weg – van de leegte, van het Alomvattende Eén en van het leven van alledag – geduid”, zegt Narrator.

“Dit is een beroemd vraagstuk uit de Mumonkan [12] – in het Engels de “Gateless Gate – de Poortloze poort of de Poort van de Leegte waardoor ieder onderscheid binnen het Alomvattende Eén of het “heel-zijn” van Martin Heidegger wordt opgeheven. Via dit vraagstuk heeft een Boeddhistisch leraar zijn verlichting gerealiseerd: de stem van deze leraar klinkt nog steeds overal in door. Een leerling van deze leraar werd een keer geconfronteerd met een bekende uitspraak van deze leraar, waarop de leerling zei: “Mijn leraar heeft dit nooit gezegd. Wilt u niet roddelen over mijn leraar”. Volgens mij doelt deze leerling op de universele leraar onafscheidelijk opgenomen in Alomvattende Eén waarmee ook zijn vroegere leraar volkomen mee samenvalt [13].

Met het noemen van de “Gateless Gate” bedenk ik mij dat wij zijn aangekomen bij de mantra in de Hart Sūtra. Kun jij de betekenis van deze mantra in het Sanskriet uitleggen”, vraagt Man aan Narrator.

“Lekker de kaas bij het brood. Kun jij mij nu wat wijn inschenken?”, vraagt Narrator aan Carla.

“Graag”, zegt Carla.

“De wijn smaakt prachtig bij de kaas en het brood. Het proeft als een nagerecht op deze korte bootreis.
De Hart Sūtra is een van de weinige sūtra’s met een mantra; hieraan kan worden gezien dat het een latere Boeddhistische sūtra is, want mantra’s zijn pas ruim na het ontstaan van het Boeddhisme in India populair geworden [14].

De mantra luidt als volgt:

tadyathā | gate gate pāragate pārasaṅgate bodhi svāhā

Waarin de afzonderlijke woorden de volgende betekenis hebben:

  • “Tadyathā” is samengesteld uit de woorden:
    • “tad” dat “alzo, dus” betekent,
    • “ya”: dit woord zijn wij al eerder zijn tegenkomen in śūnyatā en het betekent “beweger” en “drijfveer”. Mijn vader zei dat “ya” nauw verbonden is met “√yaj” in de betekenis van “offeren”, “geven voor een hoger – Goddelijk/hemels – doel” (misschien ook wel “Gods gave” in wederkerigheid). Ook vertelde hij mij een keer dat “ya” verbonden is met ons woord “ja” als positieve instemming en bevestiging,
    • “yathā” betekent “op deze manier”,
      Hierdoor heeft “Tadyathā” de betekenis: “aldus”. De letterlijke betekenis is: “Alomvattende Eén” of “heel-zijn” hier en nu in al haar glorie – als “godsgave” in volkomen wederkerigheid.
  • Het woord “gate” heeft voor mij een heel speciale betekenis. Ik heb een jaar van mijn leven met mijn geliefde gewoond in de Prästgatan – de priesterstraat – op het eiland Gamla Stan in Stockholm [15]. In het Sanskriet is “gate” niet alleen een vervoeging van het werkwoord “gam” met de betekenis “gaande”, maar het is ook de “locativus of plaats-vervoeging” van het zelfstandig naamwoord afgeleid van het werkwoord “gaan”. Daarbij heeft “gata” de betekenis van: ”verdwenen, verdwenen uit deze wereld, overleden, dood, vervlogen, komen, voortkomen uit, naderen, aankomen, weten, en overal verspreid” [16].

Prästgatan[17]

  • Het woord “para” komt in het Sanskriet in de volgende drie vormen voor met als betekenis:
    • pāra: oversteken, naar de andere kant, naar de andere oever, wachter, vervullen, doorstaan, beëindigen. Verlichting wordt in het Boeddhisme soms met de metafoor “de andere oever” geduid.
    • parā: weg, vandaan
    • para: hoogste, opperste, oud, afgelegen, vreemd en ook soms best of slechts.
      Hier wordt de eerste vorm en betekenis van het woord gebruikt; mijn vader voegde eraan toe dat bij een van de vormen van het woord para, de andere vormen altijd zachtjes meeklinken,
  • Het woord “sam” betekent: “samen, verbinding, intensheid, volledig, en volledig vernietigen”,
  • Bodhi: perfecte wijsheid, verlichte geest,
  • Svāhā: uitroep, uitroep bij offergave of “amen”.

Meestal wordt deze mantra niet vertaald; vrij weergegeven is de betekenis van de mantra:
Aldus, gaande, gaande, gaande voorbij, alles en iedereen samengaande voorbij, verlichting, amen!

Een commentator [18] heeft geschreven dat de eerste “gate” verwijst naar de diepe innerlijk wens om de weg van de Bodhisattva te betreden, de tweede “gate” verwijst naar het verkrijgen van innerlijke rijpheid en de derde “gate” samen met “pāra” naar een volkomen rijpheid – of waarschijnlijk verlichting.

Ik denk dat iedere vorm van “gate” en ieder woord in deze mantra – net zoals ieder woord dat wij spreken – rechtstreeks en zonder onderscheid verwijst naar het Alomvattende Eén of het “heel-zijn” van Martin Heidegger.

Na de mantra volgen in de lange versie van de Sūtra nog enkele bevestigingen voor de waarheid van de inhoud van de Sūtra en een paar lofuitingen voor de aanwezigen; in de korte versie eindigt de Sūtra met de mantra.

Tijd voor nog een boterham en wat wijn”, zegt Narrator.

“Wat kan ik nog toevoegen aan deze inleiding op de Hart Sūtra? Natuurlijk kan op vele details een levens vullende studie worden gemaakt naar inhoud en naar de invloed van deze sūtra. Maar ik denk dat de grootste uitdaging bestaat uit de integratie van de inhoud van deze sūtra binnen ons leven van alledag. Ik doe mijn best, maar ik wordt vaak meegevoerd door de alledaagse beslommeringen en de waan van de dag”, zegt Man.

“De alledaagse beslommeringen en de waan van de dag zijn onderdeel van ons “heel-zijn”: de beslommeringen en de waan van de dag zijn er ook volkomen in opgenomen en zij vragen uiteraard de nodige aandacht – of beter compassie – om een passende plaats in ons “heel-zijn” te hebben zonder alles te gaan overstralen en te verworden tot een Boeddhistische hel. Deze compassie wordt mooi weergegeven in het Engelse woord “All-encompassing One” voor het “Alomvattende Eén” van ons “heel-zijn””, zegt Narrator.

“Tot nu toe heb ik de inleiding gevolgd zonder noemenswaardige aanvullingen te geven, ook omdat ik kennis wil nemen van deze voor mij nieuwe manier van kijken naar leegte. Nu wij aan het einde van de inleiding zijn gekomen, zie ik dat het samengaan van “heel-zijn” en ons alledaagse leven een goede basis voor ethiek geeft; veel ethische beginselen en uitgangspunten van medemenselijkheid zijn op de een of andere manier op deze brede basis gegrondvest.

Deze basis – statisch en dynamisch – begrijp ik verstandelijk. Maar gevoelsmatig heb ik moeite om veranderingen, vernieuwing en veroudering in ons leven in te passen binnen het samengaan van “heel-zijn” en het dagelijkse leven. Daarbij weet ik niet hoe het wonder van “leven” zich verhoudt tot de samensmelting van “heel-zijn” en de waan van alledag via superpositie. Of in een metafoor: hoe verhoudt het hologram van indrukken – die wij hebben – zich tot het geheel samenspel binnen Indra’s net, en daarbij, waar komt het licht binnen Indra’s net vandaan?”, zegt Carla.

“Het wonder van het ontstaan van leven, het licht en de oorsprong van verandering gaat volgens mij ons bevattingsvermogen te boven, hoewel wij er voortdurend middenin staan: net zoals de vis die als laatste water ontdekt hoewel er volkomen in ondergedompeld. Door er volkomen mee verbonden te zijn, doorleven wij het voortdurend en volkomen”, zegt Narrator.

“Wat denken jullie van mijn voorstel: zullen wij “verandering” – het volgende gangbare werkelijkheid op onze zoektocht naar “Wie ben jij” – laten plaatsvinden op een vakantierondreis in Kenia? Het is mijn wens om in mijn leven een keer naar Afrika te gaan, en ik begrijp dat Carla er nog een keer wil terugkeren. Ik kan de reis en het verblijf eenvoudig uit mijn middelen bekostigen. Narrator, ik begrijp dat jij niet naar Afrika kunt reizen door jouw verleden als kindsoldaat en door jouw vroegere rol binnen de werelden van geheime diensten waar jij beiden nog altijd voor op de vlucht bent: misschien moeten wij dit voorstel vergeten”, zegt Man.

Kenia[19]

“Nee, ik denk dat het een heel goed idee is. Ik zou graag een verslag van deze rondreis door het land van mijn moeder en mijn jeugd willen horen. Tijdens het verslag zal ik de nodige aanvullingen geven. In de tussentijd kan ik voorbereidingen maken voor de eerste twee onderdelen “Ishvara” en “Et incarnatus est” van deel drie van de zoektocht. Deze beide onderdelen van deel drie sluiten goed aan op “leegte” in de vorm van “heel-zijn””, zegt Narrator.

“Ik neem dit aanbod graag aan, maar ik heb aarzelingen bij de afwezigheid van Narrator op deze rondreis”, zegt Carla.

“Op afstand reis ik voortdurend met jullie mee: ik adem met jullie adem en ik kijk met jullie ogen. Wanneer jullie niet gaan, dan zal ik niet de lucht van Afrika inademen en ik zal niet met jullie ogen mijn geboortegrond weerzien. Ik ga met jullie mee binnen de leegte van het “Alomvattende Eén”, zegt Narrator.

“Willen jullie nog een laatste slok wijn van het bodempje uit de fles? Misschien moeten Man en ik invulling geven aan onze wens om Afrika te bezoeken”, zegt Carla.

“Laten wij voordat jullie gaan slapen nog de laatste slok van jouw wijn delen bij mijn brood en kaas. En jullie moeten zeker gaan: ik ben benieuwd naar jullie ervaringen en naar de veranderingen die hebben plaatsgevonden”, zegt Narrator.

“Ja, graag nog een laatste slok van jouw voortreffelijke wijn. Wij zullen morgen bij het eerste daglicht wegvaren. Het lijkt mij goed dat Carla en ik vroeg gaan slapen: wil jij mij wakker maken wanneer jij de wacht wil overdragen?”, vraagt Man aan Narrator.

“Ik houd de hele nacht de wacht; ik maak jullie bij het eerste daglicht wakker, want ik kan bij deze heldere sterrenhemel toch niet slapen”, zegt Narrator.

Niet veel later gaan Carla en Man slapen. De volgende ochtend varen zij terug naar de jachthaven bij Lauwersoog. Daar maken zij de boot gereed voor de overdracht aan de vriend van Man.

Halverwege die middag nemen Carla en Man bij de bushalte afscheid van Narrator.

“Ik verheug mij om mijn vriend in Groningen te zien. Ruim 25 jaar geleden waren wij allebei minnaars met een onstuimig leven in Amsterdam, maar nu zijn wij goede vrienden die beiden een gemoedelijk leven leiden: hij als universitair hoofddocent in Groningen en ik als rondreizende monnik. Onze onderlinge passie is vervlogen maar de wederzijdse bewogenheid is gebleven. Wij zijn blij om elkaar weer te mogen zien, veel van onze vrienden hebben het Aids-tijdperk in Amsterdam niet overleefd. Met hem ontmoet ik weer de overleden gemeenschappelijke vrienden van vroeger. Ik wens jullie de komende weken een mooie rondreis in Afrika. Wanneer jullie terug zijn, nemen wij weer contact op”, zegt Narrator.

“Ik zie uit naar jouw ansichtkaart voor de volgende ontmoeting”, zegt Man.

“Ik laat jou weten wanneer ik op Schiphol terug ben. Daar komt de bus naar Groningen. Doe jouw vriend de groeten van mij”, zegt Carla.

“En ook van mij”, zegt Man.

Na het avondeten is de boot gereed voor de overdracht. Met het ondergaan van de zon rijden Carla en Man naar een pension in de buurt om te overnachten.

Waddenzee[20]

In de loop van de volgende ochtend raast een storm over de Waddenzee en jaagt het water voort.

Leegte van de storm
in het water van de zee
Jaagt de golven voort

 

[1] Zie: Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 202
[2] Bron: Suzuki, Shunryu, Zen Mind, Beginners Mind: Informal Talks on Zen Meditation and Practice. New York: Weatherhill, 1980, p. 80
[3] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Kikkers
[4] De Maan is in het Boeddhisme geregeld een verwijzing naar religie – of naar het Alomvattende Eén.
[5] Bron: Stryk, Lucien & Ikemoto, Takashi, Zen Poetry. Harmondsworth: Penguin Books Ltd, 1981, p.133
[6] Zie: Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 131 – 135
[7] Deze leerling is de latere leraar Zhaozhou Congshen ook bekent als Joshu de naam waarmee hij in Japan wordt aangeduid. Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Zhaozhou_Congshen
[8] Vrije vertaling van “The ordinairy way”
[9] Narrator heeft eerder de volgende toelichting bij het “realiseren” gegeven: “Mijn vader heeft via zijn voorouders de betekenis gehoord van het sleutelwoord “realiseren” dat is samengesteld uit “re”, “al”, “Īśe” [dit is de locativus van Īśa waarbij Īśa in het Sanskriet onder meer “God in de goddelijke hemel”, “iemand met almacht” betekent. De klank van Īśa komt overeen met “ich” – het Duitse persoonlijk voornaamwoord eerste persoon enkelvoud] en “eren”. Hierdoor betekent “realiseren” onder meer “steeds opnieuw”, “alles”, “in haar alomvattendheid”, “eren”. Zie ook: : Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 126
[10] Zie ook: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 140 – 147; Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, 93 – 97; Green, James, The Recorded Sayings of Zen Master Joshu. Boston: Shambhala, 1998, p. 11
[11] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Full_moon
[12] De Mumonkan – in Engels meestal vertaald met Gateless Gate – is een verzameling van 48 Zen Koans die door de monnik Mumon zijn samengesteld in de 13e eeuw na Christus.
The character 無 (wú) has a fairly straightforward meaning: no, not, or without.
However, within Chinese Mahayana Buddhism, the term 無 (wú) is often a synonym for 空 (sunyata). This implies that the 無 (wú) rather than negating the gate (as in “gateless”) is specifying it, and hence refers to the “Gate of Emptiness”.
This is consistent with the Chinese Buddhist notion that the “Gate of Emptiness” 空門 is basically a synonym for Buddhism, or Buddhist practice. 門 (mén) is a very common character meaning door or gate. However, in the Buddhist sense, the term is often used to refer to a particular “aspect” or “method” of the Dharma teachings. Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/The_Gateless_Gate
[13] Zie ook: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 262, midden van de pagina; Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, 178, laatste alinea
[14] Bron: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 109
[15] Zie ook: : Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 103 – 133
[16] Bron: electronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[17] Bron afbeelding: http://sv.wikipedia.org/wiki/Pr%C3%A4stgatan
[18] De naam van deze commentator is Śrimahājana. Bron: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 111
[19] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Maasai_people
[20] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Waddenzee

Vorm is leegte en leegte is vorm


Rond half een in de middag begint de mist langzaam weg te trekken. Carla maakt Narrator wakker en zegt dat Man en zij dadelijk de lunch gaan klaarmaken. Man stelt voor om een warme lunch te bereiden, zodat ’s-avonds in het donker bij het volgende aanlegpunt een eenvoudige maaltijd kan volstaan.

Wanneer Narrator zich heeft opgefrist, is het warme middagmaal klaar.

“Een eenvoudig maar voedzaam maal. Ik hoop dat het mag smaken”, zegt Man.

“Eet smakelijk”, zeggen Carla en Narrator.

“Ik denk dat wij bij het opkomen van het hoogtij voldoende zicht hebben om te kunnen wegvaren”, zegt Man.

“Dat zou mooi zijn, want dan kan ik tegen het einde van de middag nog een dutje doen bij het schommelen van de boot”, zegt Narrator.

“Nu wij het hebben over het schommelen van de boot; enkele minuten geleden zag ik enkele eenden voorbij drijven op de plas water naast de boot. Bij het zien van het golvenspel door het trappelen van hun poten in het kielzog van deze eenden, dacht ik aan ons gesprek vanmorgen over ons leven als een droom gesuperponeerd binnen het “heel-zijn”. Het golvenspel – een metafoor voor ons leven als een droom, want het golvenspel in het wateroppervlak is een superpositie binnen het wateroppervlak – binnen het water is een metafoor voor het heel-zijn”, zegt Carla.

Drijvende eenden[1]

“Een mooi voorbeeld van het samengaan van heel-zijn met de wervelende verschijningsvormen van alledag”, zegt Man.

“Nu wij het er toch over hebben, zou jij mij nog wat water willen bijschenken?”, vraagt Narrator aan Man.

“Alsjeblieft”, zegt Man.

“Volgens mij zijn wij nu aangekomen bij de kern van het tweede deel van onze zoektocht naar “Wie ben jij”. Heel-zijn en “jij” in de verschijningsvorm van alledag vallen samen binnen het onuitsprekelijke alomvattende “heel-zijn”, waarbij wij – de ander en ik in onze alledaagse verschijningsvormen – als een droom zijn gesuperponeerd in het “heel-zijn”.
Hierbij moet ik denken aan een radio signaal – gesuperponeerd op een draaggolf – dat als één signaal wordt verzonden door de ruimte. Zonder draaggolf geen overdracht van een radiosignaal, zonder ruimte geen overdracht van het signaal: zij zijn wederkerig met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk in de ruimte.

Superpositie[2]

Ik kom weer terug op de vraag: “Eén – wat is dat?” aan de wijze vrouw in het Boeddhistische vraagstuk waarop zij niet in staat was te antwoorden. Zoals een golf als verschijningsvorm en de oceaan als “heel-zijn” onlosmakelijk op elkaar zijn gesuperponeerd, is het niet weten van deze wijze vrouw ook gesuperponeerd op “heel-zijn” of is volledig opgenomen in het “heel-zijn”?, vraagt Carla aan Narrator.

“Beiden:

Nacht kust de sterren
En laat de golven wiegen,
Binnen het heelal.
De droom der dromen geheel
Antwoord op: “Eén – wat is Dat”

En:

Antwoord in stilte
Op de vraag: “Eén – wat is Dat”;
Heel-zijn in alles

En beiden tezamen in een haiku:

In Eén ademtocht
Vorm – leegte, en leegte – vorm
Verenigd in Al

Hiermee zijn wij volgens een commentator [3] bij de kern van de Hart Sūtra gekomen en deze kern van de Sūtra luidt:

“Hier, vorm is leegte en leegte is vorm.
Leegte is niet anders dan vorm; vorm is niet anders dan leegte”.

Of in het Sanskriet:

iha rūpaṃ śūnyata śūnyataiva rūpam
rūpānna pṛthak śūnyatā śūnyatāyā na pṛthagrūpaṃ

waarin we een aantal keren voor “leegte” het woord “śūnyata”[4] tegenkomen. De andere kernwoorden zijn:

  • iha wordt meestal vertaald met “hier, in deze wereld, op deze plaats”. Dit bijwoord is samengesteld uit “i” dat “compassie” betekent en “ha” dat onder meer “meditatie, kennis, de maan, doden, wegnemen, verlaten en als laatste letter van het alfabet ook wel laatste ademtocht of doden” betekent. Het woord “iha” heeft hiermee tegelijkertijd de betekenissen van “met compassie wegnemen van illusies” en “meditatie en/of verlichting in deze wereld”.
  • rūpaṃ – de accusativus van het woord “rūpa” – dat meestal vertaald wordt met “vorm” en daarbij ook de betekenissen heeft van: “droomachtige verschijning, innerlijke natuur, imago, sierlijke vorm en symptoom”. Het woord “rūpa” is afkomstig van de werkwoordkern √rūp dat “vormen, uidrukken” en daarbij ook “verschijnen” en “zichzelf tonen” betekent. Mijn vader zei dat “zichzelf tonen” het verwezenlijken van het Alomvattende Eén of het “heel-zijn” is.
  • “na pṛthak” dat meestal wordt vertaald met “niet zonder” of “niet gescheiden van”. [5]

Volgens de kern van de Hart Sūtra is niet alleen de verschijningsvormen van alledag en van ons leven van alledag, maar ook “de verwezenlijking van het Alomvattende Eén en daarmee het “heel-zijn” leeg”, zegt Narrator.

“In de Hart Sūtra wordt een aantal keren uitleg gegeven aan Shāriputra, bijvoorbeeld: “Dus Shāriputra, alle Dharma’s zijn leeg zonder eigenschappen, niet ontstaan, niet verdwenen, noch smetteloos, noch vervuilt, noch volledig en ongevuld”. Wat is de betekenis van de naam Shāriputra?”, vraagt Carla aan Narrator.

“De naam Shāriputra is samengesteld uit “Shār” dat in het Sanskriet “wind, pijl en verwonden” betekent en “putra” dat “kind” betekent [6]. Hiermee wordt met de naam Shāriputra verwezen naar “kind van de wind” – vluchtig en altijd alom aanwezig – en daarbij “kind bestemd om de illusies weg te nemen (pijlsnel in een zucht)”. Door deze bestemming staat Shāriputra in een aantal Mahāyāna teksten met een been in het “heel-zijn” en met het andere been in “de alledaagse wereld van fenomenen”; door deze dubbelrol is Shāriputra een ideaal persoon om te handelen in het “Alomvattende Eén” en binnen “de waan van alledag” als onderdeel van “heel-zijn”. Shāriputra [7] is een van de belangrijkste leerlingen van Shakyamuni Boeddha. Volgens Boeddhisten is Shakyamuni Boeddha de historische persoon Siddhārta Gautama na zijn volkomen verlichting”, zegt Narrator.

“Jouw uitleg over de kern van de Hart Sūtra doet mij denken aan de naam JHWH voor God in de Tanach [8] – en in het Oude Testament van het Christendom – die “Eeuwig” of “Altijd” betekent en ook kan ook worden opgevat als de Hebreeuwse werkwoordvorm “הוא” of “is” van het werkwoord “zijn”. Meestal wordt “הוא” vertaald met “Hij die is”, maar oorspronkelijk is betekenis alleen “is” zonder verdere duiding. Veel religies vallen bij het duiden van hun kern terug op het “onnoembare zijn”: bijvoorbeeld in Hebreeën 7:3 met “Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch beginsel der dagen, noch einde des levens hebbende” voor de Messias. Maar meteen na het duiden van het “onnoembare zijn” gaan de religies over tot het duiden van dit “onnoembare zijn” binnen de waan van alledag om daarna de plaats van de volgelingen veilig te stellen binnen het “heel- zijn” en in relatie tot het “onnoembare zijn”, zegt Man.

“Zo ook de Hart Sūtra. Na de kern: “Vorm is leegte en leegte is vorm. Leegte is niet anders dan vorm; vorm is niet anders dan leegte” begint de Hart Sūtra langzaam weer te draaien als een cycloon, want hierna wordt nogmaals gesteld dat naast vorm ook de vier overige skanda’s leeg zijn: “Op de zelfde manier zijn gevoel, perceptie, gedachten en bewustzijn leeg”. Hierna meldt de Sūtra dat alle vormen van zelf/Zelf leeg zijn zonder inhoud:

“Dus [9] alle Dharma’s [10] zijn leeg zonder eigenschappen, niet ontstaan, niet verdwenen, noch smetteloos, noch vervuilt, noch volledig en ongevuld”.

Ik kan dit alleen lezen als: alle Dharma’s zijn – via “leegte is vorm” – volkomen opgenomen in het Alomvattende Eén of in het onnoembare en ondeelbare “heel-zijn” van Martin Heidegger”.
En de Sūtra gaat verder met een groot aantal negaties:

“Daarom is er in leegte geen vorm, geen gevoel, geen perceptie, geen geheugen, geen bewustzijn, noch oog, noch oor, noch neus, noch tong, noch lichaam, noch geest, noch gedaante, noch geluid, noch reuk, noch smaak, noch gevoel, noch sporen van perceptie van oog naar conceptueel bewustzijn, noch oorzakelijk verband van onwetendheid naar ouderdom en dood, en geen einde van oorzakelijk verband van onwetendheid naar ouderdom en dood, noch lijden, noch leniging, geen weg, geen kennis, geen verworvenheid en geen niet-verworvenheid.”

Met deze negaties begint de Sūtra na “Vorm – leegte en leegte – vorm” langzaam weer volkomen vorm (en leegte) te krijgen – als een foto in een ontwikkelbad – binnen het Alomvattende Eén.

Ontwikkelbad[11]

Ah, eindelijk de zon, nog even en de mist gaat verdwijnen. Met wat geluk kunnen wij dadelijk weer om ons heen kijken. Wanneer wilde jij wegvaren?”, vraagt Narrator aan Man.

“Ik stel voor om met hoog water zo rond drie uur het anker te lichten en weer de terugtocht naar Lauwersoog te beginnen. Door de mist hebben wij vanmorgen het laatste stuk van onze tocht naar Vlieland niet kunnen afleggen. Wanneer wij vanmiddag dit deel zouden varen, dan lopen wij – volgens de weersverwachting – kans om over twee dagen in slecht weer terecht te komen: het lijkt mij beter om dit te vermijden. Nu kunnen wij voor de weersverandering in de jachthaven aankomen. Ik kan de boot dan op tijd klaar hebben voor de overdracht aan mijn vriend”, zegt Man.

“Ik heb zoveel gesproken dat ik te weinig heb gegeten. Kun jij mij het brood en de kaas aangeven?”, vraagt Narrator aan Carla.

“Alsjeblieft. Zijn brood en kaas ook leegte volgens de Hart Sūtra? Ik denk dat ik het antwoord weet, maar wat vind jij?”, vraagt Carla.

“Zij zijn geen permanente – op zichzelf staande – verschijningsvormen: zij zijn ontstaan door het bakken van het brood en door het rijpen van de kaas en zij zullen tijdens de spijsvertering in een andere vorm overgaan. Ook wanneer zij niet worden gegeten, bederven zij binnen korte tijd. Ook het algemeen aanvaarde idee van “brood” en “kaas” zijn geen permanente op zichzelf staande verschijningsvormen: zij krijgen betekenis en waarde binnen een mensensamenleving, zij zijn een keer in de loop der geschiedenis ontstaan, zij veranderen en zullen ook een keer weer verdwijnen. Op deze manier zijn brood en kaas tegelijkertijd vorm èn leegte binnen ons mensenleven. Daarnaast geven zij vorm èn leegte aan ons leven binnen ons “heel-zijn”.
Herakleitos heeft volgens overleveringen gezegd:

“πάντα χωρεῖ καὶ οὐδὲν μένει” καὶ “δὶς ἐς τὸν αὐτὸν ποταμὸν οὐκ ἂν ἐμβαίης” [12]

of zeer vrij vertaald:

“Alles stroomt en niets is bestendig, en wij kunnen niet twee keer in hetzelfde tij verblijven”.

Net als onze boottocht hier op het wad: alles verandert voortdurend van vorm, en geen vorm is bestendig. De mist die ons zonet nog volledig omhulde, is verdwenen. Dit doet mij denken aan een kort gedicht aan het einde van een Boeddhistisch vraagstuk: ik heb hiervan een haiku gemaakt:

Zon schijnt aan de hemel
na verdwijnen van de mist
helder als altijd

Hoewel wij “verandering” pas op het volgende deel van onze zoektocht zullen beschouwen, stel ik nu toch de vraag: Is de voortdurende verandering binnen het “heel-zijn” ook leeg?

Deze vraag is belangrijk omdat de Mahābhārata aan de ene kant stelt dat alles – zelfs de goden – en misschien ook het “heel-zijn” is gebonden aan dharma [13], maar volgens de Hart Sūtra zijn ook de dharma’s leeg en tegelijkertijd opgenomen in het “heel-zijn”. Is het “heel-zijn” ook leeg?”, vraagt Man aan Carla en Narrator.

“Vanuit “feiten en logica” is er geen antwoord mogelijk volgens de twee onvolledigheidsstellingen [14] van Kurt Gödel [15]. Kort samengevat – en gericht op de vraag “Is heel-zijn ook leeg” – luiden deze twee stellingen:

  • Als een systeem – “heel-zijn” of onkenbaar groot – consistent (of leeg) is, dan kan het systeem niet volledig zijn en
  • De consistentie van de axioma’s zoals “Is “heel-zijn” ook leeg” kan niet vanuit het eigen systeem – “heel-zijn” of oneindigheid – worden bewezen.

Ik kom tot deze conclusie doordat “heel-zijn” zo onkenbaar groot is, dat er altijd nog wel iets bij kan. Ik denk dat “heel-zijn” oneindig groot is, omdat wiskunde het begrip “oneindigheid” zeer eenvoudig toestaat, maar ik kan niet aantonen dat “heel-zijn” oneindig is, omdat het door ondeelbaarheid per definitie onkenbaar en onvergelijkbaar is in omvang.

Vanuit de metafysica denk ik dat “heel-zijn” per definitie geen onderscheid kent en dus ondeelbaar is; hierdoor is “heel-zijn” leeg van ieder onderscheid en begrip, want er is niets om te begrijpen of vast te pakken. Met deze definitie heb ik – zoals met alle uitgangspunten – moeite, want deze definitie is – zoals elke eerste aanname – discutabel.

Daarnaast zijn er natuurlijk de verschillende verschijningsvormen die gesuperponeerd binnen “heel-zijn” – als foto’s uit een ontwikkelbad – als tijdelijke verschijningsvormen ontstaan. Deze fenomenen zijn even reëel als wanneer ik jou in jouw arm knijp en even vluchtig, leeg en reëel – als vorm is leegte en leegte is vorm – binnen de metafoor van Indra’s Net”, zegt Carla

“De lunch heeft mij goed gesmaakt; zullen wij nog koffie drinken?”, zegt Narrator.

“Ik maak wel even koffie”, zegt Man.

“Jouw haiku is gebaseerd op het gedicht bij het Boeddhistisch vraagstuk “Was je bord af”. Kort samengevat en aangepast naar onze tijd luidt dit vraagstuk:

“Een student komt een klooster binnen en vraagt aan de leraar om instructie. De leraar vraagt: “Heb jij jouw lunch gehad?” De leerling antwoordt: “Ja, de lunch was goed”. “Dan”, zegt de leraar: “Was jouw bord en bestek af”.

En gedicht gaat als volgt:

Juist omdat het zo duidelijk is
Duurt het langer om te realiseren.
Als je meteen erkent dat kaarslicht vuur is,
Is de lunch al lang bereid. [16]

Of anders gezegd: “Een vis ontdekt als laatste water. Zo duurt het lang om “heel-zijn” te realiseren omdat het alomtegenwoordig is. Wanneer je erkent dat alle verschijningsvormen volkomen zijn opgenomen in het Alomvattende Eén, dan is deze lunch al lang bereid.”

Het gedicht geeft meteen – of direct en op dit moment – antwoord op de vraag waar wij het “heel-zijn” kunnen vinden: “Hier – “iha” in het Sanskriet – op de plaats waar wij zitten” en “Hier– “iha” in het Sanskriet – in de schoenen waarin wij staan”. Omdat het zo voor de hand ligt, gaan wij er steeds aan voorbij.

De non-dualistische Vedānte [17] – onder meer gebaseerd op de Upanishads en de Bagavad Gītā, verwijst regelmatig naar het Alomvattende Eén, waarna meteen een onderscheid volgt, bijvoorbeeld binnen het kastenstelsel in India, tussen leraar en leerling, tussen hogere wezens en mensen [18].

Dit zelfde onderscheid binnen het “heel-zijn” zien wij meteen ontstaan in de Tanach en het Oude Testament waar God – JHWH (of “is”) – en de mens na enkele woorden al van elkaar zijn gescheiden om daarmee onze verschijningsvormen binnen het alledaagse leven te betreden.
Recent las ik op een achterflap van “Deze wereld anders” van Ton Veerkamp:

“Het Christendom richtte zich op de hemel – de hemel van de volksreligies – en het hiernamaals. Het leven van alledag en het “hier en nu” werd bijzaak en daarmee heeft het Christendom zich vaak buitensporig aangepast aan een wereld van macht en onderdrukking.”

De wereld anders[19]

Volgens mij heeft iedere religie dit in meer of mindere mate gedaan: niets menselijks is religies vreemd.

De Hart Sūtra vervolgt na de kern van het “heel-zijn” – en na een groot aantal negaties van alledaagse werkelijkheden die leeg zijn van inhoud en vorm – met het betreden van de levensweg van de bodhisattva.

“Daartoe zonder verworvenheid, ondervinden de bodhisattva’s [20] – via de perfecte wijsheid (prajñāpāramitā) – geen hindernissen op hun levensweg. Zonder hindernissen en dus zonder vrees overkomen zij hun illusies (binnen het leven van alledag èn binnen het “heel-zijn”) en nirvana [21]. Dank zij de perfect wijsheid (prajñāpāramitā) bereiken alle Boeddha’s uit het verleden, het heden en de toekomst het “Alomvattende Eén”.”

Het Alomvattende Eén is “Hier (“iha” in het Sanskriet) op de plaats waar wij zitten” en “Hier in de schoenen waarin wij staan”.

Op deze wijze heeft de Hart Sūtra – weliswaar in woorden die onderscheiden en afstand scheppen – geprobeerd de levensweg (of Tao) binnen het non-dualistische Alomvattende Eén te verwoorden.

Tijd om mijn bord en bestek af te wassen”, zegt Narrator.

“Met het bord en bestek wordt binnen onze leefwereld ook het Alomvattende Eén” gereinigd. Dit is volkomen duidelijk binnen de metafoor van “Indra’s Net”.

In het alledaagse leven ervaar ik een begrenzing op de reikwijdte van deze afwas, omdat de informatieoverdracht – het licht binnen de metafoor van Indra’s Net – de nodige begrenzingen kent en omdat onze manier van waarneming invloed heeft op onze wijze van zien.
Benaderd vanuit de wereld van fenomenen en bezien vanuit de alledaagse afzonderlijk voorwerpen is het volkomen onmogelijk om alleen het bord en bestek af te wassen zonder enige invloed te hebben op de omgeving, want er is altijd een afwasser, zeepsop en water nodig om af te wassen en het water heeft een aanvangstemperatuur door de zon voordat het verhit wordt tot afwaswater enz. enz.

In mijn leven ervaar ik beide manieren om naar de wereld te kijken als volkomen reëel en praktisch, maar ik kan beiden niet volledig met elkaar laten samenvallen in een alomvattend systeem: de metafoor van superpositie van de wereld van de fenomenen binnen het “heel-zijn” helpt wel, maar is voor mij niet volledig bevredigend”, zegt Carla.

“De Hart Sūtra is een geschrift voortgekomen uit het Mahāyāna Boeddhisme. Deze vorm van Boeddhisme wordt ook wel de “middenweg” genoemd, omdat binnen deze religie geprobeerd wordt om de leefwereld van het “heel-zijn” en het leven van alledag met elkaar te verenigen. Deze “middenweg” krijgt vorm door het bodhisattva ideaal. Een bodhisattva – die met beide benen in de werelden van “heel-zijn” tezamen met het “leven van alledag” staat – zal het Alomvattende Eén pas betreden samen en tegelijkertijd met alles en iedereen. Binnen dit ideaal betreedt een bodhisattva hier en nu voortdurend het “heel-zijn” en de “waan van alledag” om alles en iedereen te verlossen van het levenslijden”, zegt Narrator terwijl hij zijn bord en bestek afwast.

[1] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Superpositie_%28natuurkunde%29
[2] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Amplitude_modulation
[3] Zie: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 57
[4] Zie voor een belichting van “śūnyata” het bericht: “Leegte: naar het einde van de nacht”
[5] Bron: electronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[6] Bron: electronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[7] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Sariputta
[8] Bron: Tanach Heerenveen: Uitgeverij NBG, 2007, p. 113
[9] De Hart Sūtra gebruikt hier het woord “evaṃ”. Zie voor een uitleg de voetnoot 14 bij het hoofdstuk “Mist”
[10] Dharma betekent letterlijk “het plaatsen van het voortdurende zelf/Zelf”.
[11] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Darkroom
[12] Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Heraclitus
[13] Zie voor een uitleg van Dharma: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 2.1 – Feiten en Logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2014, p. 34 e.v.
[14] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Kurt_G%C3%B6del
[15] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 2.1 – Feiten en Logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2014, p. 62 – 64
[16] Zie ook: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 67 – 71 en Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, 40 – 43
[17] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Vedanta
[18] Zie: Venkataramanan, S. Select Works of Sri Sankaracharya. New Delhi: Cosmo Publications, 2003
[19] Zie: Veerkamp, Ton. Deze wereld anders – Politieke geschiedenis van het Grote Verhaal. Vught: Uitgeverij Skandalon, 2014
[20] Het woord bodhisattva bestaat uit de twee woorden “bodhi” en “sattva” die in het Sanskriet resp. “perfecte kennis, wijsheid” en “zijn, bewustzijn, levend wezen” betekenen. De school van het Mahāyāna Boeddhisme kent het bodhisattva ideaal. Volgens dit ideaal zal een mens die op het punt van verlichting staat – bodhisattva genoemd –, hiervan afzien tot het moment dat het gehele universum en ieder stofje – of het Alomvattende Eén – ook in staat is de verlichting te betreden. In de tussentijd doet de bodhisattva er alles aan om alles en iedereen voor te bereiden op de verlichting.
[21] Letterlijk: “afwezigheid van bos (of belemmeringen)” of “op de open vlakte”

Mist


Aan het begin van de nacht houdt Narrator de wacht bij een heldere sterrenhemel terwijl Carla en Man slapen. Halverwege de nacht komt de zeemist op die steeds dikker wordt, zodat het zicht aan het begin van de morgen minder dan 20 meter is.

Rond 7 uur maakt Narrator – zoals afgesproken – Man en Carla wakker. Na een korte blik naar buiten zegt Man tegen Narrator dat er de komende uren met zicht van minder dan 200 meter niet gevaren kan worden; hij stelt voor om de wacht over te nemen, maar Narrator wil liever overdag tijdens het zeilen slapen, want dan wiegt de boot zo prettig. Man vraagt om hem uiterlijk om 9 uur te wekken of eerder wanneer de mist wegtrekt. Carla en Man slapen weer verder.

Rond 9 uur gaat Narrator voor het ontbijt eieren met kaas bakken. Carla en Man sluimeren nog, maar de geur van gebakken eieren maakt hen wakker. Zij staan op, wassen zich met koud water en trekken snel warme kleren aan. Het zicht is nog steeds slecht.

“Het wordt weer laag water. Het heeft het geen zin om deze ochtend weg te varen, want wij hebben niet genoeg tijd om bij een volgende goede aanlegplaats te komen. Wij mogen tot het opkomen van het volgende hoog water van dit uitzicht genieten. Wanneer de zon straks doorbreekt kan het heel behaaglijk zijn. Lekker dat jij het ontbijt al hebt klaargemaakt”, zegt Man.

“Lekker: gebakken eieren en koffie om mee wakker te worden. Na onze discussie gisteravond over het “heel-zijn” dat volgens Martin Heidegger per definitie leeg of “het niets” is, heb ik vannacht gedroomd over de wijze vrouw in het Boeddhistische vraagstuk vorige week aan het einde van “Intensiteiten en associaties” [1]; zij was niet in staat de vraag: “Een – wat is dat?” [2] te beantwoorden. Tot vannacht dacht ik dat deze wijze vrouw met stomheid was geslagen omdat de wijze met deze vraag haar onkunde en onbegrip over “Een – wat is dat?” had blootgelegd.
In mijn droom wist ik dat de wijze man en de wijze vrouw volkomen waren opgenomen in het “heel-zijn”; zij waren één – vraag en antwoord was één, spreken en zwijgen was één en begrip en onbegrip was versmolten tot één – en daarmee was een antwoord onuitspreekbaar: het was niet nodig en niet mogelijk. Ineens had ik een groot ontzag voor het onvermogen van de wijze vrouw om te antwoorden. Nu bij daglicht in deze mist begint mijn inzicht in dit antwoord langzaam te vervagen, net alsof de oog van de cycloon verschuift en de wervelingen van de storm van het leven van alledag de eenheid van het “heel-zijn” wegvaagt”, zegt Carla.

“Man zou jij mij nog wat koffie willen bijschenken? Dank je. Tot voor kort heb ik een Boeddhistisch vraagstuk bestudeerd over “heel-zijn” en verscheidenheid met de titel “Een vrouw komt uit meditatie” [3]. Heel beknopt gaat dit vraagstuk als volgt.
Eens lang geleden was “heel-zijn” – of Alomvattend Eén – aanwezig op een plaats waar veel Boeddha’s [4] zich hadden verzameld. Toen Mañjuśrī – leermeester van de zeven Boeddha’s, en uitmuntend een bodhisattva [5]; zijn naam is afkomstig van de werkwoordkernen √mañj dat “reinigen of helder zijn” betekent en √śrī dat “mengen, verenigen, koken” betekent waardoor zijn naam verwijst naar volkomen verlichting in ons aardse bestaan – aankwam, verdwenen de Boeddha’s naar hun oorspronkelijk verblijfplaatsen. Alleen een jonge vrouw – in diepe meditatie – bleef achter bij Shakyamuni [6] Boeddha’s zetel. Mañjuśrī vroeg aan Boeddha: “Waarom kan een jonge vrouw nabij de zetel van Boeddha zijn en ik niet?”. Boeddha antwoordde: “Haal haar uit meditatie en vraag het haarzelf”. Wat Mañjuśrī ook probeerde hij was niet in staat haar uit meditatie te halen. Het Alomvattende Eén zei tegen Mañjuśrī: “Ontelbaar vele Mañjuśrī’s zijn nog niet in staat haar uit meditatie te halen. Ver weg voorbij meer landen dan er zandkorrels zijn in de wereldzeeën, leeft een leerling bodhisattva die in staat zal zijn haar uit deze meditatie te laten ontwaken”. Onmiddellijk verscheen deze leerling bodhisattva en na een knip van zijn vingers kwam de jonge vrouw uit haar meditatie.

Meditatie[7]

Dit Boeddhistisch vraagstuk kent een aantal sub-vraagstukken:

  • Hoe kan Mañjuśrī – een bodhisattva – de leermeester zijn van Boeddha’s?
  • Wat is de oorspronkelijk verblijfplaats van de Boeddha’s en waarom keren zij naar deze oorspronkelijk verblijfplaats terug op het moment dat Mañjuśrī aankomt?
  • Waarom kan een jonge vrouw in de nabijheid van Shakyamuni Boeddha’s zetel zijn en Mañjuśrī niet?
  • Waarom kan Mañjuśrī – een uitmuntend bodhisattva – deze jonge vrouw niet uit meditatie halen, terwijl een beginnend bodhisattva dit met een vingerknip gedaan krijgt?

Een Zen meester [8] geeft een toelichting op de vraag hoe Mañjuśrī als bodhisattva de leermeester van Boeddha’s kan zijn. Dit is mogelijk omdat Mañjuśrī symbool staat voor prajñā of de wijsheid van het “heel-zijn” – ook wel de complete leegte of de volledige gelijkheid genoemd waaruit alles wordt geboren en waarnaar alles terugkeert – die de alledaagse en metafysische wereld overstijgt. Dit “heel-zijn” is niets anders dan wordt gerealiseerd in de verlichting van alle Boeddha’s. Hierdoor wordt Mañjuśrī de leermeester van de Boeddha’s genoemd: in de leefwereld van Mañjuśrī is er geen subject en object, geen opstaan en geen gaan zitten, geen opgaan in meditatie en geen uit meditatie komen. De leerling bodhisattva staat symbool voor het wereldse onderscheid: in zijn wereld kunnen wij vrijelijk opstaan en gaan zitten, opgaan in meditatie en uit meditatie komen.
Deze Zen meester vervolgt zijn toelichting:
Alles in de wereld heeft twee aspecten van “heel-zijn”: een essentieel aspect uit het “heel-zijn” en een fenomenaal aspect. Op grond van het essentiële aspect is alles leeg: het heeft geen vorm, geen kleur, geen afmetingen, geen oppervlak. Hiermee is alles gelijk. Op grond van het fenomenale aspect heeft alles een vorm, een kleur, een afmeting en een oppervlak. Hiermee is alles uniek en compleet verschillend. Wij menselijke wezens hebben beide aspecten: een essentiële verschijningsvorm en een fenomenale verschijningsvorm. Onze volkomen gelijkheid en onze volkomen verschillen zijn twee aspecten van één “zijn”. Intrinsiek zijn beide aspecten één en hetzelfde van ons “heel-zijn”. Hierdoor kunnen wij zeggen dat alles een vorm heeft en tegelijkertijd geen vorm heeft, en op dezelfde manier zetten wij geen stap wanneer wij lopen en midden in de hectiek van een stad zijn wij de kern van een diepe stilte. Het volledige begrip van dit Boeddhistisch vraagstuk komt voort uit een volledig begrip van het samengaan van de essentiële – of lege – verschijningsvorm met alle fenomenale verschijningsvormen binnen het “Alomvattende Eén”.

Deze Zen meester geeft als toelichting op de vraag waarom de beginnende bodhisattva de jonge vrouw kan laten ontwaken uit haar meditatie terwijl Mañjuśrī hiertoe niet instaat is:
Mañjuśrī en de beginnende bodhisattva hebben beiden vrijheid tot handelen binnen hun mogelijkheden. Mañjuśrī is vrij om de jonge vrouw niet uit haar meditatie te laten opstaan en de beginnende bodhisattva is vrij om haar te laten opstaan, net zoals een paard vrij is om te galopperen en een slang vrij is om over de grond te kruipen en vrij is om niet te gaan galopperen. Het niet kunnen galopperen van een slang is een elegante manier om invulling te geven aan deze vrijheid. Het paard en de slang hebben gemeen dat zij beiden de mogelijkheid en vrijheid hebben om invulling te geven aan hun kern van diepe stilte of beter gezegd aan hun “heel-zijn” binnen hun “Alomvattende Eén”; zo zijn Mañjuśrī en de beginnende bodhisattva in hun “heel-zijn” in volkomen onderlinge verbondenheid met alle verschijningsvormen volledig vrij om hun Dharma [9] en hun onveranderlijk heel-zijn[10] te weerspiegelen binnen Indra’s Net.
Dit vraagstuk met de toelichting van de Zen meester is een goede opmaat voor de verdere verkenning van leegte en voor een nadere bestudering van de Hart Sūtra”, zegt Narrator.

“Dit vraagstuk en de toelichting geven woorden aan mijn gevoelens van één-zijn in mijn droom die ik had naar aanleiding van onze discussie van gisteravond over “heel-zijn” en het Alomvattende Eén”, zegt Carla.

“Ik zoek – na al mijn jaren waarin ik mij verdiept heb in meditatie – nog steeds naar een evenwicht tussen de stilte van meditatie en de hectiek van het leven van alledag. De vrijheid tot “zijn” binnen beide leefwerelden heb ik binnen mijn mogelijkheden en beperkingen verkend. In de afzonderlijk werelden van meditatie en het leven van alledag ben ik thuis en daarbij ervaar ik regelmatig een “heel-zijn”, maar ik ken geen volledige integratie van beide afzonderlijke leefwerelden in mijn leven; misschien is deze integratie mij binnen mijn mogelijkheden en beperkingen niet gegeven of misschien is deze integratie binnen een menselijk leven niet mogelijk. Dit vraagstuk gaat over deze integratie die ik probeer te bereiken.
De Zen meester die deze toelichting geeft, gebruikt het woord Samādhi voor meditatie. Weet jij de oorsprong en de betekenis van het woord Samādhi in het Sanskriet?”, zegt Man.

“De mist trekt nog niet op; zullen wij nieuwe koffie zetten?”, vraagt Narrator.

“Ik zet wel even koffie, dan kun jullie verder praten”, zegt Carla.

“Meditatie is een goede vertaling van Samādhi. In het Sanskriet is het woord Samādhi samengesteld uit:

  • “sam” dat “samen, met, in verbinding met, onderling verbonden, intens, volledig en/of compleet” betekent,
  • “ā” dat “achterwaarts, terug, een richting aangevend en ook wel compassie en/of instemming” betekent en
  • “dhi” dat als een zwakke vorm van “dhā” – dat “plaatsen, brengen, helpen, schenken, voortbrengen, veroorzaken” – de betekenis heeft van “verheugen, voeden, verzadigen, volbrengen” [11].

Mijn vader zei dat “dhi” ook naar “de ander” in samenhang met het Alomvattende Eén verwijst. Recent tijdens het bestuderen van dit Boeddhistisch vraagstuk zag ik in een woordenboek de betekenis “vergaarbak”[12] voor “dhi”, waarbij ik meteen aan de uitleg van mijn vader dacht in de betekenis van: alle afzonderlijke vervliegende verschijningsvormen in samenhang met het “heel-zijn” binnen het Alomvattende Eén.
Meditatie 2[13]

Ik ruik de koffie. De bonen komen helemaal uit Kenya; het land van mijn moeder en van mijn jeugd”, zegt Narrator.

“Wij waren van plan om tijdens deze boottocht de Hart Sūtra woordelijk te gaan vertalen; ik denk dat dit niet gaat lukken: laten wij dit op een later tijdstip – wanneer het beter uitkomt – gaan doen. Ik stel voor om ons deze dagen te beperken tot een bespreking van de Sūtra”, zegt Man.

“Goed idee. Zal ik koffie inschenken: de mist houdt nog wel even aan”, zegt Carla.

“Graag, dan wordt ik weer warm en blijf ik nog even wakker na een nacht waken. Als ik mij goed herinner heeft de lange versie van Hart Sūtra de volgende opbouw:

  • Inleiding
  • Vraag en antwoord
  • Vorm is leegte en leegte is vorm
  • De negaties en verlichting
  • De mantra “Sadyathā oṃ, gate, gate, pāragate, pārasaṃgate, bodhi svāhā” en
  • Het nawoord.

In de korte versie ontbreekt de inleiding, de vraag en het nawoord.

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekking dat de inleiding pas in een later stadium aan de Hart Sūtra is toegevoegd om deze Sūtra qua vorm aan te passen aan de vele andere Sūtra’s en om de oorsprong van deze Sūtra terug te herleiden naar de beginfase van het Boeddhisme. Voor mij zou de inleiding van deze Sūtra beperkt kunnen blijven tot “aldus” of “evaṃ”[14] in het Sanskriet, want hiermee is de herleiding naar de oorsprong en naar de manifestatie van alle verschijningsvormen volkomen.

Na de inleiding luidt de vraag zeer beknopt weergegeven: “Hoe moet mensenkinderen de perfecte wijsheid – of in het Sanskriet “prajñāpāramitā – verwezenlijken?”

Het antwoord – en daarmee het begin van de Hart Sūtra in de korte versie – is:
“Zij moeten inzien dat de vijf skanda’s [15] – volgens de Boeddhistische leer “vorm, sensatie, perceptie, gedachten en bewustzijn” en op onze zoektocht “feiten en logica, intensiteiten en associaties, leegte, verandering en onderlinge verbondenheid” – in wezen leeg zijn.”

Een commentator[16] geeft de volgende toelichting bij dit “in wezen leeg zijn”. Er zijn vijf vormen van “leeg zijn”:

  • Leegte van dat niet eerder heeft bestaan, zoals de zeiltocht die wij vanochtend in deze mist niet kunnen maken;
  • Leegte van dat niet (meer) bestaat nadat het is vernietigd, bijvoorbeeld geschifte slagroom die nooit meer kan worden veranderd in goede slagroom;
  • Leegte van het volkomen niet bestaan, zoals delen door nul met een vaststaande eindige uitkomst [17];
  • Leegte van een niet bestaan in de ander, bijvoorbeeld een hond kan niet in een kat bestaan;
  • Leegte van enig onderscheid, zoals in het “heel-zijn” volgens Martin Heidegger.

Volgens deze commentaar wordt in de Hart Sūtra gedoeld op de laatste vorm van leeg zijn: de vijf skanda’s zijn leeg van enig onderscheid en dus leeg van enig inherent bestaan[18]. Een andere commentator noemt als voorbeeld van “leegte van enig inherent bestaan” een steenmannetje in de bergen die van afstand wordt aangezien voor een mens [19].
Steenmannetje[20]

Na mijn opleiding tot architect heb ik altijd veel aandacht voor de beleving van vrije ruimte en daarmee voor leegte en de begrenzing van de ruimte.

Glasshouse[21]

De leegte van de vijf skanda’s overstijgt de leegte van de vrije ruimten en de leegte tot invulling van deze vrijheid. De leegte van de vijf skanda’s is tegelijkertijd onnoembaar – omdat er binnen “heel-zijn” niets noemen valt – en noembaar omdat het “heel-zijn” de vier anderen vormen van leegte bevat en daarbij alle mogelijke verschijningsvormen die bij nadere beschouwing illusies blijken te zijn, zoals steenmannetjes op afstand worden aangezien voor mensen.
Het is al wat lichter is geworden, maar het zicht is nog te slecht. Vanmorgen kunnen wij het varen vergeten”, zegt Man.

“Heel interessante manier om te belichten dat op onze zoektocht de vijf gangbare werkelijkheden – “feiten en logica, intensiteiten en associaties, leegte, verandering en onderlinge verbondenheid” – in wezen leeg zijn en daarmee als verschijningsvormen – of illusies – ondeelbaar en tegelijkertijd als illusies onderscheidend zijn opgenomen in het “heel-zijn”. Ik heb ergens gelezen dat het leven een droom is; volgens de Hart Sūtra is het een droom opgenomen – of misschien wel deels gesuperponeerd [22] – binnen de leegte van het “heel-zijn””, zegt Carla.

“Hoewel ik ’s-nachts nog altijd weinig slaap – omdat herinnering aan wandaden uit het verleden mij in het donker blijven achtervolgen – heeft een kort gedicht van Ryōkan mij vele jaren vergezeld op mijn reizen:

Al slaap ik altijd
op mijn reizen, elke nacht
op een andere plaats,
de droom die ik altijd droom
brengt mij naar mijn eigen huis.
(Ryōkan) [23]

Dit korte gedicht gaf mij troost, berusting en verbondenheid met mijn zwervend bestaan in Europa; en tegelijkertijd verbond het mij weer met het zwervend bestaan in mijn jeugd met mijn moeder die als Masaï nomade rondtrok met haar kleine kudde in Noord Kenia samen met mijn broers en zussen waarbij het altijd een feest was als wij mijn vader op zijn trektochten als verhalenverteller ontmoetten.

De laatste jaren – in mijn leven als bhikṣu [24] – draag ik dit gedicht in een licht gewijzigde vorm nog altijd met mij mee:

Al slaap ik altijd
op mijn reizen, elke nacht
op een andere plaats,
in de droom die ik steeds droom
ben ik in mijn eigen huis
(Ryōkan) [23]

De duiding van “mijn eigen huis” heeft zich uitgebreid naar het “Alomvattende Eén” of het “heel-zijn” van Martin Heidegger en “de droom” is verschoven van de nachtelijke droom naar “het alledaagse leven” inclusief mijn nachtelijke waken en mijn nachtelijke visioenen aan mijn wandaden.

Na mijn nachtwake ga ik nu een dutje gaan doen tot aan de lunch”, zegt Narrator.

“Natuurlijk. Slaap lekker. Met de lunch maken wij jou wakker. Wij letten op de boot en hopen dat de mist wegtrekt”, zegt Carla.

“Ik denk dat de mist rond de lunch verdwenen is. Wij kunnen dan een wandeling maken op het droge wad, om halverwege de middag weer weg te varen”, zegt Man.

[1] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 2.1 – Feiten en Logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2014, p. 134 – 135
[2] Caplow, Florence & Moon, Susan, edt. The hidden lamp – Stories from twenty-five Centuries of Awakened Women. Boston: Wisdom Publications, 2013, p. 33
[3] Zie: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 293 – 298 en Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, 199 – 203
[4] De naam Boeddha is in het Sanskriet samengesteld uit het zelfstandig naamwoord “bud” dat “knop, begin” betekent – vergelijkbaar met het Engelse woord “bud” in rosebud uit de film “Citizen Kane” van Orson Wells – en de werkwoordkern “dha” dat “plaatsen, verlenen, schenken” als betekenis heeft. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[5] Het woord bodhisattva bestaat uit de twee woorden “bodhi” en “sattva” die in het Sanskriet resp. “perfecte kennis, wijsheid” en “zijn, bewustzijn, levend wezen” betekenen. De school van het Mahāyāna Boeddhisme kent het bodhisattva ideaal. Volgens dit ideaal zal een mens die op het punt van verlichting staat – bodhisattva genoemd, hiervan afzien tot het moment dat het gehele universum en ieder stofje ook in staat is de verlichting te betreden. In de tussentijd doet de bodhisattva er alles aan om alles en iedereen voor te bereiden op de verlichting. Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Bodhisattva
[6] Shakyamuni is samengesteld uit “śakya” dat “mogelijk of instaat tot” en “muni” dat “ziener of wijze” betekent.
[7] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Meditation
[8] Yamada Kôun Roshi, Gateless Gate (Mumonkan). Tucson: The University of Arizona Press, 1990, p. 201 – 202
[9] Zie voor een uitleg van Dharma: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 2.1 – Feiten en Logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2014, p. 34 e.v.
[10] Zie voor het tweede deel van deze zin ook: Shibayama, Zenkei, The Gateless Barrier, Zen Comments on the Mumonkan. Boston: Shambhala, 2000, p. 298
[11] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[12] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[13] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Samadhi
[14] In Sanskriet bestaat het woord “evaṃ” uit de werkwoordkern “e” dat “naderen, bereiken, nader komen” en het zelfstandig naamwoord “va” dat “wind, oceaan, water, stroom, gaan” betekent. Bron: electronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta

Zie: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 34: “The commentary Vajrapāņi has high praise for the word evam (thus), the word with which sūtras begin. Those four letters are the source of the 84.000 doctrines taught by the Buddha and are the basis of all marvels.”

Zie ook: Red Pine (Bill Porter) – The Diamond Sutra 2001 p 41-42: “Commentaries have written volumes on the profundity of evam (thus). Does it mean “like so”, or does it mean “just so”? And what is the difference? Is this sutra the finger that points to the moon, or is it the moon itself?”

Zie ook: Holstein, Alexander. Pointing at the Moon. 1993 p 49: “Voor de verlichte geest van een Zen meester is er mogelijk geen verschil tussen de vinger die naar de maan wijst en de maan, zoals er op gelijke wijze ook geen verschil is tussen de golven en de oceaan.”
[15] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Skandha ; en zie ook voor een korte inleiding: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 172 – 174
[16] De naam van deze commentator is Praśāstrasena. Bron: Lopez, Donald S. – The Heart Sutra explained Delhi: Sri Satguru Publications, 1990 p. 53
[17] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Division_by_zero
[18] De Hart Sūtra gebruikt in het Sanskriet het woord “svabhāvashūnya” voor “in wezen leeg zijn”. Het woord svabhāvashūnya is samengesteld uit “sva” dat “zelf” betekent, “bhāva” dat “zijn” betekent en shūnya” dat “leeg” betekent met verwijzing naar het “heel-zijn” van Martin Heidegger.
[19] Zie ook: Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg, Een biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 54
[20] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Steenmannetje
[21] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Glass_House
[22] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Superposition_principle
[23] Uit: Tooren, J. van, Tanka – het lied van Japan. Amsterdam: Meulenhoff, 1983, p. 170; de tweede versie is licht aangepast.
[24] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Bhikkhu

Windstilte


Het wordt al bijna donker; de wind is gaan liggen. Een klein half uur geleden heeft Man de zeilen gestreken en zijn Carla, Man en Narrator op de buitenboord naar hun volgende aanlegplaats bij Terschelling richting Vlieland gevaren. Met het invallen van de duisternis laat Man de boot droogvallen en brengt het anker aan zodat zij bij het volgende hoogtij niet zullen wegdrijven. Man steekt de gaslantaarns in de kajuit en op het achterdek aan en zij maken de boot en de slaapplaatsen gereed voor de nacht. Daarna pakt Narrator borden, bestek, brood en beleg voor een eenvoudige avondmaal. Carla haalt een fles rode wijn uit haar bagage voor bij de maaltijd, ontkurkt deze en schenkt drie glazen in. Zij ruiken aan de wijn.

“Goede wijn uit een goed jaar; de geur gaat mooi samen met deze rustig avond in een zilte omgeving”, zegt Narrator.

“Mmm, de wijn past ook goed bij de oude kaas. Dank voor deze wijn”, zegt Man tegen Carla.
“Rode wijn leek mij goed te passen bij deze mooie avond met de lichtjes op de eilanden in de verte. Ik ben blij dat jullie mijn gebaar waarderen”, zegt Carla.

“Terwijl jij de wijn uit jouw weekendtas pakte, zag ik dat jij twee boeken van Martin Heidegger [1] hebt meegenomen; ik herkende een Nederlandse versie van “Sein und Seit” [2] – ik heb begrepen dat dit het belangrijkste werk van Heidegger is – en de titel van het andere boek kon ik niet thuisbrengen. Professor Luijpen benoemde tijdens zijn colleges filosofie aan de Technische Universiteit in Delft – die jij en ik eind jaren 70 samen hebben bijgewoond – “verwikkeld in de wereld zijn”: één van de kernthema’s uit het werk van Martin Heidegger. Ben jij het werk van Heidegger aan het bestuderen”, vraagt Man aan het begin van de maaltijd aan Carla.

“”Zijn en tijd” heb ik tijdens mijn studietijd in Amsterdam gelezen om kennis te nemen van de zienswijze van Heidegger op de mens verwikkeld in de wereld. Ik kon mij herinneren dat Heidegger in dit boek ook aandacht had besteed aan ”heel-zijn” of in onze woorden aan het “Alomvattende Eén”, maar hij had hieraan uit onvermogen weinig aandacht besteed omdat “heel-zijn” naar zijn mening per definitie onbenaderbaar is.

Martin Heidegger[3]
Het tweede boek met werk van Martin Heidegger – dat meer dan tien jaar na zijn dood is verschenen en in Engelse vertaling met de titel “Contributions to Philosophy (from Enowning)” – heb ik enkele maanden geleden in de uitverkoop bij boekhandel Broese in Utrecht gekocht. Ik heb dit tweede boek gekocht omdat Heidegger in dit werk voortgaat op “heel-zijn” – of Alomvattend Eén zijn – waar hij in “Sein und Seit” uit onvermogen is blijven steken”, zegt Carla.
“Kun jij ons na het eten samenvatten wat Martin Heidegger over “heel-zijn” heeft geschreven. Ik kan daarna als opmaat naar de Hart Sutra de inleidende passage van Thich Nhat Hanh bij zijn commentaar of de Hart Sutra [4] – met de titel “Vorm is leegte, leegte is vorm” – vertellen?”, vraagt Narrator.

“Bij het koffiedrinken na de maaltijd zal ik zeggen wat mij bij het vluchtig doornemen van beide boeken is opgevallen en bijgebleven. Trouwens jij hebt heerlijke overjarige Goudse kaas meegenomen die uitstekend smaakt bij het bruinbrood en de wijn”, zegt Carla.
“Die heb ik gistermiddag gekregen van een oude vriend met een kaaswinkel nadat ik hem had helpen schoonmaken. Hij vond deze overjarige kaas – als gestold en geconserveerd leven – goed passen bij deze boottocht op dit deel “leegte” van onze Odyssee. En hij heeft gelijk”, zegt Narrator.

“Zal ik al koffie zetten of willen jullie nog even genieten van de wijn?”, vraagt Man.

“Laten wij in deze rust zonder zuchtje wind nog even nagenieten van de kaas en wijn”, zegt Carla.

Na een kwartier trekt Carla warmere kleren aan, Narrator ruimt de maaltijd af en Man kookt water voor de koffie en giet het water door de koffiefilter. Daarna geeft Man ieder een mok met koffie.

“Lekker om weer wat op te warmen met deze koffie. Zal ik nu mijn samenvatting – of beter mijn indrukken – van het werk van Martin Heidegger geven?”, zegt Carla.

“Dat is goed. Belangrijke werken laten veel indrukken na met daarop weer veel verschillende interpretaties. Ik heb begrepen dat het werk van Heidegger ook negatieve reactie heeft uitgelokt”, zegt Man.

“Dat klopt. Enerzijds door de positie die Heidegger heeft ingenomen bij de opkomst van – en tijdens – het Nazi-regime en anderzijds door zijn overvloedig, afstandelijk – en tegelijkertijd precies taalgebruik op de vierkante millimeter met een afstandelijk engagement – over ons “zijn” in verschillende facetten. Zijn critici voelden zich niet allerminst verbonden met Heideggers positieve houding ten opzichte van het Nazi-regime en daarbij koesterden zij een ander engagement dan Heideggers afstandelijk beschouwend engagement dat volgens hen buiten het leven van alledag was geplaatst. Het is interessant om te weten dat Heidegger zijn boek “Sein und Zeit” in een berghut ver verwijderd van de stadse wereld heeft geschreven”, zegt Carla.

Chalet[5]

“Het is gemakkelijk om achteraf kritiek te hebben op de houding die mensen hebben voor of tijdens een bepaald regime. Het andere regime in Duitsland heeft het wel heel bont gemaakt, maar bijna alle regimes en religies hebben pikdonkere bladzijden in hun geschiedenis: “Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op hem” [6]. En, wij zijn nu op onze zoektocht ook verwijderd van de alledaagse stadse wereld: soms is dat nodig voor contemplatie”, zegt Man.

“Jij bent mild in jouw oordeel. Mijn herinneringen aan “Seit und Zeit” van Heidegger zijn gekleurd door de rest van mijn leven en door onze zoektocht; ik heb dit werk ruim 30 jaar geleden voor het laatst gelezen. In mijn herinneringen onderscheidde Heidegger verschillende vormen van “zijn”. Het in de wereld zijn – “in-zijn of Insein in het Duits” – is ons menselijk grondvest voor “er-zijn of Dasein in het Duits”: het is het menselijk grondvest voor het zijn dat ikzelf ben [7]. Een mens is niet alleen op aarde: wij zijn bij (of Mitsein in het Duits) met de ander of met de dingen (Mitdasein in het Duits) om ons heen. Wij zijn bewust en kennend in de wereld [8] met de ander of met de dingen; dit kennen is verbonden met “in de wereld zijn – of Insein in het Duits” [9]. Het “er-zijn of Dasein” krijgt in mijn hoedanigheid als mens gestalte en vorm in de context van “in de wereld zijn” in verhouding tot de ander of tot de dingen: hierdoor is “er-zijn of Dasein” mijn zijn [10]. Deze afzonderlijke manieren van “er-zijn – of Dasein” zijn mij met de metafoor van Indra’s Net [11] in het achterhoofd volkomen duidelijk. Daarbij verkent Martin Heidegger in dit deel van “Sein und Seit” het verlies van zijn onder meer door de dood; binnen de metafoor van Indra’s Net speelt dit verlies van zijn geen rol, omdat het “zijn” binnen Indra’s Net ongrijpbaar veranderend aanwezig is in iedere parel dat het gehele parelspel weerspiegelt, in het gehele parelspel en in de leegte van het parelspel. Door zijn veranderlijkheid, ongrijpbaarheid en alom aanwezigheid in iedere parel, in het gehele parelspel en in de leegte is het verlies van het “zijn” pas een probleem wanneer Indra’s Net stolt in de tijd en de verandering ophoudt, de leegte verdwijnt en het parelspel stil staat – vergelijkbaar met een voortdurende duisternis waarin de lichtjes en vuurtorens aan de horizon voor altijd stilkomen te staan – en/of het licht (leven) verdwijnt binnen het parelspel.

Voor zover ik weet, geeft Martin Heidegger in zijn werk “Sein und Seit” een zeer beperkt antwoord op de vraag “Wie ben jij”: jij en ik zijn er (“er-zijn” of “Dasein” in het Duits) in wederkerige relatie tot elkaar (Mitsein) en tot de dingen om ons heen (Mitdasein) verwikkeld in de wereld (Insein).

In de tweede helft van “Sein und Seit” stelt Martin Heidegger “heel-zijn (of “ursprünglichen Ganzheit” in het Duits) aan de orde; hij komt tot de conclusie dat “heel-zijn” per definitie het einde betekent van andere vormen van “zijn” in de wereld: want als er “zijn” als onderscheidenlijk zijnde is, dan heeft het “heel-zijn” niet bereikt [12]. Maar zodra het “heel-zijn” is bereikt, dan slaat de winst om in een algeheel verlies van in de wereld zijn. Als zijnde wordt “heel-zijn” nooit meer ervaarbaar volgens Martin Heidegger [13].

Tijdens ons verblijf op de eerste aanlegplaats van onze zoektocht bij het Alomvattende Eén hebben wij ervaren dat het Alomvattende Eén zich niet in woorden die bestemd zijn om te onderscheiden, laat vastleggen.

Martin Heidegger blijft niet lang bij “heel-zijn” stilstaan, misschien omdat hij met Ludwig Wittgenstein concludeert dat “Wovon man nicht sprechen kann, darüber muß man schweigen” [14]. Hij gaat verder met onderwerpen als tijdelijkheid, alledaagsheid en geschiedmatigheid. Dit is mijn herinnering aan “Sein und Seit”, zegt Carla.

“Indrukwekkende en goed te volgen samenvatting van een boek dat door velen als ontoegankelijk wordt gezien. Waarschijnlijk had Martin Heidegger – met zijn Rooms Katholieke achtergrond – moeite met het Alomvattende Eén, omdat binnen het “heel-zijn” ook de scheiding van de mens met Katholieke Goddelijke Drie-eenheid [15] en daarmee het bestaan van God en van de mens wordt opgeheven en het bestaan van de mens valt volkomen samen met het bestaan van God. Vasthouden aan het denkraam van “heel-zijn” was zeker een brug te ver voor Martin Heidegger in zijn tijd”, zegt Man.

Lam Gods[16]

“Bij jouw inleiding valt het mij op dat Martin Heidegger zo dicht bij onze zoektocht staat en er – als een vogel in de vlucht – steeds net lang scheert zonder er aan te raken. Misschien ligt het aan de beperkingen van de taal, misschien ook wel aan de beperkingen van het menselijke inzicht. De Hart Sutra komt net even dichter bij het Alomvattende Eén zonder de wereld van alledag te verlaten. Ik hoop dat nog tijdens onze boottocht te mogen tonen. Hoe gaat Martin Heidegger voort op “heel-zijn” – of Alomvattend Eén zijn – in zijn latere werk?”, zegt Narrator.

“In Contributions to Philosophy (from Enowning) – verschenen na zijn dood – maakt Martin Heidegger een onderscheid tussen het gewone “zijn of being” in de zin van alledag, en “Zijn of be-ing” in de zin van het Alomvattende Eén. Bezien vanuit afzonderlijke mensen en/of levende wezens, is het “Zijn” geen mens of levend wezen. Doordat “Zijn” geen “zijn” is – dus geen mens en/of levend wezen –, is “Zijn” volgens onze gebruikelijke denkwijze “het niets”. Ik weet niet of “het niets” van Martin Heidegger samenvalt met ons begrip “leegte” [17].

Hij vervolgt met de stelling dat “Zijn” de basis is van het “Alomvattende” (of “Da” in het Duits), en dat “zijn” de basis is van onze leefwereld van alledag waarin wij verwikkeld zijn [18]. Het “Zijn” overstijgt de mensen en/of de dingen niet, maar gaat het onderscheid tussen “zijn” verwikkeld in de wereld en “Zijn” te boven en gaat hiermee tegelijkertijd voorbij een mogelijkheid tot een overstijgen van het “zijn” en “Zijn” [19]. Via het “Alomvattende zijn” (of Da-sein in het Duits) is de mens opgenomen in de wereld van alledag (of Dasein in het Duits). Het “Zijn” vormt de basis voor ons verwikkeld zijn in de wereld [20]. Door het zijn van alledag afzonderlijk (“zijn”) te benoemen met het Alomvattende Eén (“Zijn”) en tegelijkertijd beiden met elkaar te laten samenvallen, probeert Martin Heidegger in zijn later werk het “er-zijn” (of Dasein) te binden in het “heel-zijn” (of “ursprünglichen Ganzheit”).

De denktrant van Martin Heidegger om deze binding tot stand te brengen komt overeen met de wijze waarop één en nul wederkerig tot elkaar in relatie staan: zonder “nul” (of leegte) kan er geen één (of Alomvattend Eén) bestaan, omdat er zonder “nul” geen plaats is voor “één”, en zonder één is “nul” (of leegte) volkomen leeg van alles en zonder betekenis en waarde”, zegt Carla.

“Jouw uitleg van Martin Heideggers “zijn in de wereld van alledag ” samen met “Zijn in het Alomvattende Eén” toont overeenkomsten met de uitleg hiervan in sommige Boeddhistische boeken waarin het “Grote Zijn” wordt onderscheiden van het “gewone (menselijke) zijn in het alledaagse leven”.

Persoonlijk vind ik dit onderscheid gekunsteld, want het leven van alledag is volkomen opgenomen in het “Alomvattende Eén”: elk onderscheid tussen beiden, vormt meteen het eerste schisma in het “Alomvattende Eén” waardoor het ophoudt te bestaan. Hetzelfde geldt voor “leegte” en “inhoud”: beiden vormen elkaar in de ruimte van het “Alomvattende Eén”. Om de ruimte van “leegte” en “inhoud” te tonen binnen het “Alomvattende Eén”, heb ik jullie uitgenodigd voor deze boottocht op de Wadden”, zegt Man.

“Het zal lastig zijn jouw uitleg van “heel-zijn” en “er-zijn” in het werk van Martin Heidegger te verbeteren. Martin Heidegger was een man van zijn tijd waarin “wel” en “niet”, “nul” en “één en daarna alle andere getallen te beginnen met twee” duidelijk van elkaar zijn gescheiden; het overstijgen van deze vormen van onderscheid en vervolgens het voorbij gaan aan iedere vorm van overstijgen, beschouw ik als een geweldige intellectuele prestatie van Martin Heidegger in zijn tijd. In het “Alomvattende Eén” is het werk van Martin Heidegger te vergelijken met een lichtstipje aan de horizon, zoals het lichtje van één van huizen in de ruimte van de donkere verte. In mijn denkraam is het lichtje van één van huizen tegelijkertijd samenvallend met de donkere verte één en Alomvattend Eén. Mijn laatste zin kan het onuitsprekelijk wonder hiervan niet volledig weergeven. Thich Nhat Hanh slaagt er volgens mij beter in om dit wonder weer te geven in de inleiding bij zijn commentaar of de Hart Sutra [21]. Zal ik hier verder mee gaan, of is er meer discussie nodig bij het werk van Martin Heidegger”, zegt Narrator.
Aarde uit de ruimte bij nacht[22]

“Het werk van Martin Heidegger vraagt zeker om meer discussie: de bibliotheek over zijn werk geschreven, is bij lange na niet voldoende. Maar wij hebben vanavond geen tijd meer voor een verdere verdieping van dit werk”, zegt Carla.

“Mooie beeldspraak: het lichtje van één van de huizen. Het onderzoeken van dit lichtje met al het vernuft en wijsheid van de mensheid gaat voorbij aan de kern die Martin Heidegger – denk ik – in zijn werk heeft proberen te duiden. Ik ben benieuwd naar de inleiding van Thich Nhat Hahn”, zegt Man.

“Zen meester Thich Nhat Hahn begint zijn commentaar op de Hart Sutra met het hoofdstuk “Inter-zijn” dat volgens mij verder gaat dan “in wederkerige relatie tot elkaar zijn” (of “Mitsein”) bij Martin Heidegger, omdat de onderlinge verwevenheid volledig is en omdat bij “inter-zijn” de begrenzingen van de manifestaties (fenomenen) op zijn best diffuus en meestal alleen artificieel/imaginair – als een illusie – zijn.

Waddenzee[23]
Het hoofdstuk “inter-zijn” begint met het gezichtspunt van een dichter die duidelijk ziet dat er een wolk drijft in het papier waarop het gedicht wordt geschreven; en de zon schijnt ook in het papier. Zonder zon is er geen regen, zonder regen kunnen de bomen niet groeien en zonder bomen is er geen papier voor het schrijven van het gedicht. Ook de houthakker van de boom, de papiermaker enz. kijken mee vanaf het vel papier, zonder hen geen vel papier voor het gedicht. En hun ouders en voorouders kijken mee vanuit het vel, want zonder hen zouden de houthakker, papiermaker enz. niet bestaan. Kijken wij verder dan zitten wijzelf – de lezer en schrijver met al hun dierbaren, met al onze cultuur en beschaving – ook in het vel papier; zonder hen geen toekomstige dichtbundel en geen latere lezers van het gedicht. Je kunt “niets” aanwijzen dat niet op de een of andere manier met het vel papier is verbonden. Alles – of “heel-zijn” (of “Ganzheit” in het Duits) van Martin Heidegger – co-existeert met dit vel papier. Volgens Thich Nhat Hahn kun je niet zomaar in je eentje zijn; of je het wilt of niet, je moet wel co-existeren of “inter-zijn” met alles om je heen: het vel papier wordt gevormd door louter “niet-papier” mensen en dingen.

Vel papier[24]

Carla – speciaal voor jou – Thich Nhat Hahn geeft een interessante invulling aan het probleem van de oorsprong. Stel nu dat je de regen, zonneschijn, of houthakker wil terugvoeren tot hun oorsprong H₂O, de zon of de voorouders van de houthakker, is het papier van deze dichter dan nog mogelijk? Thich Nhat Hahn stelt dat het papier van de dichter niet zal kunnen bestaan: hoe dun het velletje ook is, het gehele universum zit erin.

De Hart Sutra gaat nog een stap verder dan:

  • Martin Heidegger die stelt dat “heel-zijn” per definitie het “niets” of leeg is omdat er niets te onderscheiden is, en dat anderzijds ons zijn verwikkeld in de wereld vol is van “in-zijn”, “met-zijn” en “er-zijn” en
  • Thich Nhat Hahn die in het hoofdstuk “inter-zijn” van zijn commentaar op de Hart Sutra terecht aangeeft dat een eenvoudig vel papier hoofdzakelijk bestaat uit “niet-papier” mensen en dingen,

want de Hart Sutra stelt dat alle dingen leeg zijn. Later tijdens deze boottocht hoop ik met behulp van de uitspraken in de Hart Sutra het onderwerp “leegte” verder te mogen verkennen”, zegt Narrator.

“De uitleg van “inter-zijn” heeft veel kenmerken van de metafoor van Indra’s Net en misschien valt “inter-zijn” – zoals bedoeld door Thich Nhat Hahn – wel samen met deze metafoor. De aanvulling die jij benoemt, op het probleem van de oorsprong is slechts een deel van de problemen die ik hiermee heb: later op onze zoektocht misschien meer. Ik begin het koud te krijgen; zullen wij ons klaarmaken voor de nacht?”, zegt Carla.

“Goed idee; ik heb vannacht in de auto te weinig geslapen”, zegt Man.

“Dan houd ik de wacht. Het wordt al wat mistig: liggen wij bij hoogtij vannacht buiten iedere vaarroute?”, vraagt Narrator.

“De boot ligt hier stabiel en uit iedere vaarroute. In geval van nood mag jij mij wakker maken”, zegt Man.

[1] Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Martin_Heidegger
[2] Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Zijn_en_Tijd
[3] Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Martin_Heidegger
[4] Zie: Thich Nhat Hahn, Vorm is leegte, leegte is vorm. Rotterdam: Asoka, 2007, p. 15, 16
[5] Chalet waar Martin Heidegger Sein und Zeit heeft geschreven. Bron afbeelding en zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Martin_Heidegger
[6] Zie: Het Nieuwe Testament, Johannes 8:7
[7] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 80
[8] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 88
[9] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 89
[10] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 67
[11] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 66 – 68
[12] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 302
[13] Zie: Heidegger, Martin, Zijn en Tijd. Nijmegen: Uitgeverij Sun, 2013, p. 302
[14] Zie: Wittgenstein, Ludwig, Tractatus Logico-Philosophicus. Amsterdam: Athenaeum-
Polak & Van Gennip, 1976 p. 152
[15] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 147 – 162
[16] Bron afbeelding: deel van http://www.bertsgeschiedenissite.nl/middeleeuwen/eeuw15/jan_van_eyck.htm
[17] Zie: Heidegger, Martin, Contributions to Philosophy (from Enowning). Bloomington: Indiana University Press, 1999, p. 173
[18] Zie: Heidegger, Martin, Contributions to Philosophy (from Enowning). Bloomington: Indiana University Press, 1999, p. 174
[19] Zie: Heidegger, Martin, Contributions to Philosophy (from Enowning). Bloomington: Indiana University Press, 1999, p. 177
[20] Zie: Heidegger, Martin, Contributions to Philosophy (from Enowning). Bloomington: Indiana University Press, 1999, p. 177
[21] Zie: Thich Nhat Hahn, Vorm is leegte, leegte is vorm. Rotterdam: Asoka, 2007, p. 15
[22] Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Nacht
[23] Bron afbeelding: Kwelder zone http://de.wikipedia.org/wiki/Wattenmeer_(Nordsee)
[24] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Papier

De wind in de zeilen


Rond 9 uur in de ochtend varen Carla, Man en Narrator op de buitenboordmotor door de veerhaven van Lauwersoog. De passagiers gaan aan boord van de ochtend veerboot van half tien naar Schiermonnikoog. Zij wuiven naar de kleine zeilboot. Carla en Man wuiven terug terwijl zij bezig zijn met het in gereedheid brengen van de zeilen: Narrator is al de kajuit ingegaan om te gaan slapen. Een van de vakantiegangers roept: “Goede vaart!”. Man roept terug: “Mooi dagen” en Carla: ”Goede vakantiedagen”. Een man op de veerboot roept: “Gaat lukken, het weer wordt goed!”.

Bij het verlaten van de haven zet Man de buitenboordmotor uit en kantelt deze uit het water. Daarna hijst Man met hulp van Carla de zeilen; eerst de fok en de druil en daarna het grootzeil van deze yawl-getuigde [1] zeilboot. Er waait een zachte bries uit het zuidwesten. Dan gebeurt het wonder: vanuit het niets bollen de zeilen licht flapperend en de boot wordt door de wind voortgedreven. Man trimt de zeilen zodat zij mooi strak staan en de boot goed op koers komt te liggen.

Na een half uur haalt de veerboot hen in; weer wuiven passagiers en Carla en Man naar elkaar. Narrator slaapt stil in de kajuit.

Veerboot[2]

“Over een half uur hebben wij een stroming van twee knopen mee; met deze wind zullen wij door deze stroming zo’n twee uur met een snelheid van zeven knopen varen en kunnen wij voorbij Het Rif richting Ameland ons om 12 uur laten droogvallen. Wij gaan dan lunchen en wachten op het volgende hoogwater aan tegen het einde van de middag om ons tegen het donker droog te laten richting Terschelling”, zegt Man.

“Zeven knopen is een aardige snelheid, want met een waterlijn van iets meer dan 5,80 meter is volgens de vuistregel “2.45 x wortel waterlijn (in meters) = rompsnelheid” met deze Drascombe Drifter een snelheid van een 5,90 knopen mogelijk”, zegt Carla.

“Misschien is het goed dat ik jou enkele aanwijzingen geef om de boot te bedienen wanneer mij iets overkomt. Je kunt in dat geval het beste op de motor naar een haven varen. Wanneer het gaat stormen dan is het verstandig om alleen de druil als zeil te voeren, want hierdoor blijft de boot met de kop in de wind en meestal de golven varen. Wanneer de motor uitvalt, dan is de boot uitstekend te varen met druil en fok. In geval van nood kun je altijd hulp inroepen of je kunt de boot aan laten landen bij een strand”, zegt Man.

Yawl[3]

“Behalve als het noodweer wordt, kunnen wij ons redden als het moet met de roeispanen. Laten we hopen dat het niet nodig is”, zegt Carla.

Na een kleine drie uren varen haalt Man het zwaard op, laat de boot droogvallen en strijkt de zeilen; Carla helpt hierbij. Op het tweepits gascomfort bakt Man eieren voor de lunch. Carla maakt Narrator wakker en zij pakt het brood, de borden en het bestek. Bij het weidse uitzicht van het droogvallend wad genieten zij van hun lunch.

“Nu begrijp ik waarom jij ons hebt uitgenodigd om hier naartoe te gaan. Met het wisselen van het tij, vloeien water en vaste grond – voortdurend complementair – oneindig veranderend in elkaar over, net als leegte en vorm. In de biografie van Narrator heb jij een passage uit de Hart Sūtra opgenomen [4] met de beginstrofe “Vorm is gelijk aan leegte, zoals leegte gelijk is aan vorm”. Tot nu toe heb ik “vorm” en “leegte” gezien als complementair net als “één” en “nul” in de informatica die via beeldschermen een volledig nieuwe menselijke communicatie gestalte geeft; zonder leegte geen vorm zoals zonder vorm geen leegte: beiden vormen elkaar door elkaar te vervangen net als letters op een leeg vel bij grafische vormgeving in de plaats van de leegte komt.

Hier op het Wad bij de wisselingen van het tij vervagen de grenzen tussen vorm en leegte; nog steeds brengen vorm en leegte elkaar tot leven. Nu zie ik beiden niet gescheiden en complementair, maar al voortdurend in elkaar vervloeiend”, zegt Carla.

Het Wad[5]

“Ja, ik ben steeds naar het Wad teruggekomen om dit schijnbaar tijdloos in elkaar overvloeien van getijden te beleven – volgens de strakke regelmaat van het tij – en tegelijkertijd steeds wisselend, steeds anders. Binnen een dag zeilen op het Wad wordt ik één met dit ritme en vervaagt mijn gejaagde alledaagse ego. Daarbij vraagt het discipline en overzicht om voortdurend zorg te blijven dragen voor een behouden vaart van de boot. Ik heb mij hier altijd onder alle omstandigheden – ook bij slecht weer en opkomende storm – thuis gevoeld”, zegt Man.

“Op mijn reis van mijn geboorteland Kenya naar Rome heb ik dezelfde ervaring van vervloeien van vorm en leegte gehad in de uitlopers van de woestijn en woestijnsteppe, op de boot op de Nijl en tijdens mijn bootreis over de Middellandse Zee; daarbij groeide ik naar een nieuw leven in een andere omgeving [6]. Nu in mijn leven als bhikṣu ben ik weer opgenomen in de eeuwige baarmoeder van moeder aarde; en de wind neemt mij mee in vluchtigheid van vorm en leegte”, zegt Narrator.

“Misschien een idee: zullen wij “verandering” – de volgende gangbare werkelijkheid op onze zoektocht naar “Wie ben jij” – in Afrika (bijvoorbeeld in Kenya) gaan onderzoek? Ik ben nog nooit in Afrika geweest en voor jullie is het een mooie gelegenheid om ernaar terug te keren. Reis en verblijf kan ik eenvoudig uit mijn middelen bekostigen. Misschien iets om aan het einde van deze boottocht op terug te komen.

Vorm en leegte zijn volgens mij de kernbegrippen van de Hart Sūtra. Wat betekent de titel van deze Sūtra in het Sanskriet”, vraagt Man aan Narrator.

“Zullen wij de Sūtra uit het Sanskriet gaan vertalen?”, vraagt Narrator.

“Dat is een stille wens van mij. Hierdoor kan mijn studie Sanskriet van nut zijn voor alles en iedereen. Zonder jouw hulp gaat het niet”, zegt Man.

“Goed idee. Dan vul ik aan vanuit mijn achtergrond en algemene kennis”, zegt Carla.

“Laten wij beginnen met de titel van de sūtra. De volledige titel “prajñāpāramitā hṛdaya sūtra” wordt vaak vertaald met “Volmaakte overdracht van het hart – of de kern – van wijsheid” [7].
Mijn vader heeft mij de betekenissen van “prajñāpāramitā”, “hṛdaya” en “sūtra” uitgelegd door te wijzen op de verschillende delen van deze woorden in hun samenstelling.

Volgens mijn vader bestaat het woord “prajñāpāramitā” uit de hoofddelen “prajñā”, “pāra” en “mitā”.

Het woord prajñā – meestal met wijsheid vertaald – is samengesteld uit pra en jñā, waarvan:

• pra de betekenissen van “voor, vooruit, aan de voorzijde, vandaan, excessief” en “vullen, vervullen, positief waarderen” – net zoals het Latijnse woord “pro” als tegenstelling van “contra” – heeft en
• jñā de betekenissen van “kennis, begrijpen, ervaren, herinneren, bekend met” bezit [8].

In de samenstelling krijgt “prajñā” de betekenis van (levens-)wijsheid, intelligentie, kennis, onderscheid en/of het oordeel van een wijze of verstandige vrouw/moeder. Met deze laatste duiding wordt verwezen naar “tao” of “levensweg” in het eerste hoofdstuk van de Tao Te Ching waarin “tao” – in de vorm van “naam” – is de “moeder aller dingen” [9]”, zegt Narrator.

Tao[10]

“Ik heb ergens gelezen dat het Boeddhisme drie vormen van “prajñā” of wijsheid onderscheidt:
• wijsheid binnen de alledaagse wereld, waarbinnen het tijdelijke binnen ons leven als permanent wordt gezien, waar illusies als werkelijkheid worden ervaren, en waar het vergankelijke ego als absoluut zelf wordt beschouwd. Veruit de meeste mensen leven binnen het kader van deze wijsheid.
• wijsheid binnen de metafysische wereld, waarbinnen de permanente verschijningsvormen als tijdelijk worden gezien, waar werkelijkheid als een illusie wordt ervaren, en waar de verschijningsvormen met een “zelf” gezien worden als zonder zelf. Deze wijsheid is bereikbaar met meditatie en filosofie.
• wijsheid die de alledaagse en metafysische wereld overstijgt waarbinnen de verschijningsvormen als noch tijdelijk noch permanent worden gezien, noch puur en onzuiver worden ervaren, noch voorzien van een “zelf” en/of “zonder zelf” worden gezien, en waar alles onbevattelijk en onuitspreekbaar is.

Waar alledaagse en metafysische wijsheid resulteren in een hang naar verschijningsvormen, illusies en kenmerken, blijft de derde vorm van wijsheid hiervan gevrijwaard [11].

Welke wijsheid wordt hier in het Sanskriet aangeduid?”, vraagt Man aan Narrator.

“Mijn vader zei dat “prajñā” voorafgaat aan alle wijsheid zonder eraan voorbij te gaan: het omvat Al en Een zonder voorbij te gaan aan de verscheidenheid der dingen in ons dagelijks leven, aan de ideeën en gedachten in de wetenschap en aan de kennis en wijsheid van het onbevattelijke en uitspreekbare”, zegt Narrator.

“Jouw vader is een wijs man”, zegt Man.

“In al zijn beperkingen en gebondenheid. Zal ik verder gaan met pāramitā?”, vraagt Narrator.

“Dat is goed”, zeggen Carla en Man.

“Het woord “para” komt in het Sanskriet in de volgende drie vormen voor met als betekenis:
• pāra: oversteken, naar de andere kant, naar de andere oever, wachter, vervullen, doorstaan, beëindigen. In het Boeddhisme wordt verlichting soms met de metafoor “de andere oever” geduid.
• parā: weg, vandaan
• para: hoogste, opperste, oud, afgelegen, vreemd en ook soms best of slechts.
Hier wordt de eerste vorm en betekenis van het woord gebruikt; mijn vader voegde eraan toe dat bij een van de vormen van het woord para, de andere vormen altijd zachtjes meeklinken.
Het hoofddeel “mitā” is de nominativus (of onderwerpsvorm) meervoud van het woord “mita” – verwant aan het Latijnse werkwoord “mittere” met de betekenis “doen gaan” of “zenden” en “laten gaan” – dat in het Sanskriet “gevestigd, stabiel, afgewogen, iets bevatten, matig, van een goddelijke orde” betekent.

Door deze analyse krijgt “prajñāpāramitā” naast “perfecte wijsheid” ook de verwijzing naar “tao” uit het eerste hoofdstuk van de Tao Te Ching als “naam” die als naam niet de “Onsterfelijk Naam” wordt maar de “moeder aller dingen” enerzijds in duiding en anderzijds in vluchtigheid en onvermijdelijkheid.

In het Boeddhisme wordt hier vaak – met een creatieve uitleg van pāramitā dat samengesteld is uit “pāra” en “ita” dat “gaan”, “terugkeren”, “verkrijgen” en “herinneren” in het Sanskriet betekent en daardoor in het samenstel “gaan/terugkeren/herinneren van de andere zijde” [12] – de wijsheid van “de andere oever” en wijsheid van de staat van verlichting bedoeld waarbij de “de andere oever” door de stroom of de bron met “de ene oever” van het leven van alledag verbonden is [13], net zoals in de metafoor van de cycloon de kern door een muur van wind verbonden is met de tollende tropische storm.

Het woord “hṛdaya” wordt meestal vertaalt met het “hart” of “binnenste van een lichaam” en “hart, kern, essentie, beste, dierbaarste of meest verborgen/geborgen deel van iets” [14]. Dit woord hṛdaya bestaat volgens mijn vader uit de delen “hṛ”, “da” en “ya” met de betekenissen:
• “hṛ” dat “nemen, meenemen, stelen en offeren” betekent – zoals in de vee-cyclus [15], waardoor deze werkwoordkern mogelijk verwant is aan het Duitse woord “Herr” – en “vernietigen/verliezen (ook van het eigen ego), ontvangen, overwinnen, fascineren”
• “da” dat “geven”, “offeren”, “voortbrengen” en “afsnijden – volgens mijn vader scheiden van het “Al en Een”” – betekent
• “ya” dat “beweger” en “drijfveer” aanduidt. Mijn vader was van mening dat “ya” nauw verbonden is met “yaj” in de betekenis van “offeren”, “geven voor een hoger – Goddelijk/hemels – doel”. Mijn vader gebruikt dit werkwoord altijd in de vorm van “yayate”, waarbij de vrucht van de actie van offeren en geven aan de gever of het Alomvattende zelf toekomt en het misschien ook wel “Gods gave” in volkomen wederkerigheid is. Hij zei hierbij dat “ya” nauw verbonden is met ons woord “ja” ter positieve instemming, en bevestiging. In Holland gaat “ja” – met de handelsgeest altijd in het achterhoofd – al snel over in een overeenkomst, maar ik denk dat mijn vader doelt op de erkenning van de ander en de instemmende grondhouding voor de ander.

Door ook de betekenis van de delen van “hṛdaya” te bezien, krijgt dit woord naast “hart of binnenste van een lichaam” en “hart, kern, essentie, beste, dierbaarste of meest verborgen/geborgen deel van iets” ook de betekenis van een “lege kern” zoals in een cycloon of waterhoos met vergaande gevolgen voor alles en iedereen.

Hart[16]

In het woord “sūtra” zijn de twee kernen “sū” en “tṛ” te zien waarbij “sū” in de Vedische tijd en in samenstellingen van woorden de betekenis “goed” heeft en later is de betekenis overgegaan in “scheppen, voortbrengen, tot leven brengen, produceren, toestaan en schenken”. En “tṛ” heeft de betekenis “oversteken”.

Met deze aanvulling van mijn vader krijgt de gebruikelijke vertaling “Volmaakte overdracht van het hart – of de kern – van wijsheid” een verbreding, transparantie en tegelijkertijd een vluchtigheid als het leven zelf. Eigenlijk doelt deze titel op het leven zelf, in al haar rijkdom en facetten”, zeg Narrator.

“Tijdens jouw uitleg dacht ik voortdurend aan de parels en de alle afzonderlijke weerspiegelingen in de metafoor van “Indra’s Net”. Bij de metafoor van Indra’s Net heb ik tot nu toe altijd gedacht aan ingang tot het onkenbare. Met jouw toelichting – aangevuld met jouw vaders wijsheid – op de titel in het Sanskriet van de Hart Sūtra is mij duidelijk dat Indra’s Net ook een metafoor is voor ons leven van alledag”, zegt Carla.

“Bij een nadere bestudering gaan alle serieus religieuze beschouwingen voortdurend over hetzelfde. Het is tijd om deze uitgebreide lunch te beëindigen en de borden en bestek af te wassen. Wij moeten ons weer voorbereiden op het volgende deel van onze vaart tijdens het komende hoogtij voorbereiden. Vanavond zullen wij nadat wij weer zijn drooggevallen, in het donker moeten eten. Wij moeten nu de afwas doen, want dat gaat niet goed in het donker voor de avondmaaltijd. Trouwens mijn moeder zij dat alleen Bohemiens voor het eten afwassen. Ik heb niets tegen Bohemiens, maar een opgeruimde boot vaart prettiger”, zegt Man.

“Hebben wij genoeg water voor de vaat?”, vraagt Carla.

“Ik zal een keteltje water koken: dat moet genoeg zijn wanneer wij de borden en bestek met zeewater voorspoelen”, zegt Man.

Na de afwas komt langzaam het hoogtij op. Man en Carla maken de boot klaar om weg te kunnen varen.

“Tijdens het droogvallen heb ik de voorkant van de boot zo kunnen plaatsen dat wij dadelijk met de stroom mee kunnen wegvaren. Wij hoeven de boot niet tegen de stroom in naar dieper water te brengen. Daar komt het tij al op tussen Schiermonnikoog en Ameland. Dadelijk wanneer ik het sein geef graag het anker inhalen”, zegt Man.

Met het opkomen van het tij varen zij weg naar de volgende aanlegplaats om droog te vallen.

[1] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Yawl
[2] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Wagenborg_(rederij)
[3] Voorbeeld van een yawl-getuigde zeilboot. Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Yawl
[4] Zie: Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 110 – 112
[5] Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Wattenmeer_(Nordsee)
[6] Zie: Leben, Man, Narrator Nārāyana – Een weg – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2013, p. 31 – 36
[7] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Heart_Sutra Zie: Lopez, Donald S., The Heart Sutra explained. Delhi: Sri Satguru Publications, 1990, p. 21 – 31. Zie: Red Pine (Bill Porter), The Heart Sutra. Washington D.C.: Shoemaker & Hoard, 2004, p. 29 – 40
[8] Bron voor vertalingen uit het Sanskriet: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.
[9] Zie: Red Pine (Bill Porter), Lao-Tzu’s Tao Te Ching (revised edition). Port Townsend: Copper Canyon Press, 2006, p.2
[10] Afbeelding van een symbool dat vaak wordt gebruikt om Tao en uitwerking aan te duiden. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Tao
[11] Bron: Red Pine (Bill Porter), The Heart Sutra. Washington D.C.: Shoemaker & Hoard, 2004, p. 30 – 31
[12] Bron: Lopez, Donald S., The Heart Sutra explained. Delhi: Sri Satguru Publications, 1990, p. 21-22
[13] Bronnen: Lopez, Donald S., The Heart Sutra explained. Delhi: Sri Satguru Publications, 1990, p. 21-22 en Red Pine (Bill Porter), The Heart Sutra. Washington D.C.: Shoemaker & Hoard, 2004, p. 32
[14] Bron voor vertalingen uit het Sanskriet: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[15] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 94 – 95
[16] Afbeelding van 3D echocardiogram van een menselijk hart. Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Heart

De Wind neemt jou mee


Carla, Man en Narrator hebben de zon zien opkomen. Zij zitten in de auto te wachten op de havenmeester voor het afhandelen van enkele formaliteiten, voordat zij kunnen beginnen aan hun zeiltocht op de Waddenzee.

“Na jullie uitleg van het woord “śūnyatā” – via de kern van een wervelstorm – begrijp ik veel beter de symboliek van de met zwarte inkt geschilderde cirkel die Japanse Zen meesters in één vloeiende kwastbeweging kalligraferen. Wat is de naam voor deze schildering van een cirkel?”, vraagt Carla.
Enso[1]

“De Japanse naam voor deze cirkel is “ensō” en de cirkel symboliseert een minimale eenvoud– zoals de kern van de cycloon in de metafoor voor “śūnyatā” –, volkomen verlichting, kracht, elegantie, het volledige universum en leegte zoals in het woord “śūnyatā” in het Sanskriet. De spirituele oefening van het ensō-schilderen en van Japanse kalligrafie met zelfverwezenlijking als doel wordt in Japan “hitsuzendō” – of weg van de kwast – genoemd. Daarbij illustreert “ensō” de verschillende vormen van “wabi-sabi” [2] of de alomvattende Japanse wereldbeschouwing en esthetiek in de aanvaarding van vergankelijkheid en imperfectie via:

• Fukinsei (asymmetrie, onregelmatig),
• Kanso (eenvoud),
• Koko (basaal; verweerd),
• Shizen (zonder pretentie; natuurlijk),
• Yugen (subtiele diepgaande gratie),
• Datsuzoku (vrijheid) en
• Seijaku (rust) [3].

Deze alomvattende wereldbeschouwing van vergankelijkheid en imperfectie – hoezeer er tijdens het onderhoud ook wordt gestreefd naar de drie R’en van rust, reinheid en regelmaat – is te zien in Japanse tuinen.

Japanse tuin[4]
Zeilen in een kleine boot doet een groot beroep op dezelfde alomvattende wereldbeschouwing van vluchtigheid en imperfectie in combinatie met de drie R’en van rust, reinheid en regelmaat ook bij ruw weer met hoge golven”, zegt Man.

“Net voordat wij gistermiddag bij jouw vriend aanbelden om de sleutels van zijn auto op te halen, zei jij tegen ons dat het een basale auto zou zijn. In mijn ogen hebben wij uiterst comfortabel gereisd in een zeer luxe limousine. Hoe past de Skoda Superb in het Japanse wereldbeeld van basaal, verweerd, zonder pretentie? Een overjarige basale Renault 4 uit de swingende eind jaren 60 – comfortabel deinend over de weg – zou beter passen binnen het wereldbeeld van “wabi-sabi”, of vergis ik mij?”, zegt Carla.

Renault 4[5]

“Jij hebt – vanuit jouw standpunt bezien – volkomen gelijk. Alles is relatief: ook de afmeting en luxe van auto’s van mijn vriend. Tot zijn pensioen is hij 40 jaar actief geweest in de bouw; de laatste 25 jaren als bestuurder van grote bouwbedrijven, voordat hij samen met mij een kleiner bedrijf oprichtte voor modulair bouwen. In zijn wereld van bestuursactiviteiten moet – om te overleven – succes en welstand worden getoond met het bezit van overdadige huizen en de laatste modellen auto’s uit de absolute topklasse. Na zijn pensionering heeft hij op mijn aanraden een bescheiden auto uit de middenklasse gekozen waarin zijn zoons die bijzonder lange benen hebben, ook achterin goed kunnen zitten. In de beleving van mijn vriend is een Skoda Superb Combi een zeer eenvoudige auto; na de aanschaf van deze auto werd hem als grap gevraagd of hij naast zijn pensioen als taxichauffeur moest bijverdienen: zijn omgeving wist wel beter. Hij woont nu in een – voor zijn doen – eenvoudig huis dat via ons vroegere bedrijf is ontworpen en gebouwd”, zegt Man.

Modulair huis[6]

“Heeft jouw vriend in zijn gloriejaren ook enkele sportauto’s gehad?”, vraagt Carla.

“Nee, dat past niet bij hem. Hierover zei hij dat wanneer je jong genoeg bent voor een sportauto, dan heb je er het geld niet voor; en wanneer je er wel het geld voor hebt, dan ben je te oud om er goed in te kunnen zitten. Eigenlijk is het een sobere man, maar in de bouwwereld kwam het geld hem aanwaaien. Hij heeft met ieder project binnen enkele jaren vele miljoenen verdient: dus na zo’n 20 projecten was hij een zeer welvarend man. Na de dood van zijn vrouw is hij – gezien zijn achtergrond – sober gaan leven; hij was toen 60 jaar oud. Hun huwelijk is kinderloos gebleven; zij hadden twee adoptiezonen en hij had en heeft – voor zover ik weet – geen interesse in andere vrouwen. Een half jaar na de dood van zijn vrouw heeft hij mij gevraagd om samen het modulair bouwbedrijf te starten. In die tijd hadden wij allebei een behoefte aan een nieuw doel in ons leven en met dit bedrijf hebben wij dat gevonden.
Nee, sportauto’s interesseren hem echt niet: dat past niet bij zijn Joodse achtergrond. Hij krijgt voldoening van het helpen van anderen. Mijn vriend heeft vele bekenden binnen zijn omgeving financieel uit de brand geholpen, en uit de winst van ieder project gaf hij zeker 10 % weg aan goede doelen [7]: op dit punt is hij een ouderwetse man”, zegt Man.

“Misschien is de alomvattende wereldbeschouwing “wabi-sabi” samen met de drie R-en van rust, reinheid en regelmaat ook mogelijk in grote welstand”, zegt Carla.

“In zijn latere leven is hij er in mijn ogen een voorbeeld van, met een goede balans tussen de volgende tien eigenschappen voor Joods spiritueel leiderschap:

1. Opofferingsgezindheid,
2. Betrokkenheid,
3. Inspiratie
4. Dienstbaarheid
5. Overzicht
6. Onbaatzuchtigheid
7. Eerbied voor voorgangers
8. Afkeer van autoriteit
9. Praktiseren wat zij/hij preekt
10. Leiding zonder structuur

Binnen zijn omgeving vervulde hij een rolmodel voor anderen”, zegt Man

“Hoe is zeilen in jouw leven gekomen”, vraagt Narrator.

“Zoals mijn vriend zijn leefwijze voortdurend heeft aangepast aan de levensfase waarin hij zich bevond, zo hebben de zeilboten zich in mijn leven aangepast aan mijn leefwijze; ik heb hier geen moeite voor gedaan: het is steeds zo gelopen.

Als jongen aan het begin van de lagere school was ik – rondom een plas in het Beatrixpark bij ons vroegere huis in de Amsterdamse rivierenbuurt – altijd in de weer met zelfgemaakte modelbouw zeilboten. Aan de andere kant van de plas haalde ik de bootjes weer op. In de omgeving van het dorp van mijn peetouders in Zuid Limburg waren alleen kleine meanderende riviertjes; dus geen mogelijkheid om te zeilen. Na mijn verhuizing naar Rotterdam ben ik met klasgenoten gaan zeilen, eerst op de Bergsche Plassen in een kleine oefenboot en niet veel later op de Rottemeren in een Valk. Aan het einde van de Middelbare schooltijd trokken wij in lange weekenden en vakanties met enkele zeilboten kamperend door Zuid Holland.

Valk[8]

Tijdens mijn studententijd ben ik op een 10 meter zeilboot van de vader van een mijn studiegenoten gaan zeezeilen rondom de Noordzeekust. Op deze boot heb ik mijn praktijkopleiding tot zeezeiler gekregen. Na mijn studie ben ik vaak met vrienden gaan zeilen die een zeewaardige zeilboot hadden.

Nadat ons gezin naar Amsterdam was verhuisd en wij een stabiel inkomen uit handel in bouwmaterialen hadden gekregen, heb ik een zeewaardig Noorse 7,70 meter lange Folkboot [9] gekocht. Hiermee heb ik met vrienden en bekenden vele weekenden en vakanties op de Noordzee en het IJsselmeer doorgebracht. Mijn vrouw en kinderen hielden niet van het – in hun ogen – Spartaanse bestaan aan boot; zij waren trouwens snel zeeziek.
Noorse Folkboot[10]

Toen de kinderen klein waren heb ik met hen in een Optimist op meren in de buurt van Amsterdam gevaren; aan het einde van de lagere school veranderde hun interesses en ik heb deze boot vrij snel overgedaan aan bekenden met nog kleine kinderen die wilden leren zeilen.
Optimist[11]

Bij de aanvang van de voettocht naar het graf van mijn moeder [12] is de Noorse Folkboot uit mijn leven verdwenen; een bevriend paar heeft deze praktische boot van mij overgenomen met het plan om een halve wereldreis: zij hebben met deze boot een deel van de wereld rond gezeild.

Tussen de mijn scheiding en mijn werk voor het modulair bouwbedrijf zijn er geen zeilboten in mijn leven geweest. De wind voerde mij over land naar vele plaatsten [13].

Met het vinden van een vaste voet binnen de wereld van modulair bouwen zijn er weer twee typen zeilboten in mijn leven gekomen. Eerst heb ik een ruim 4 meter lange Laser [14] zeilboot gekocht, waarmee ik op vele meren in Europa voor mijn plezier ben gaan spelevaren: de Laser paste op de imperiaal van mijn stationcar. Na mijn 70st verjaardag heb ik afscheid genomen van deze boot: het vervoeren en zeilen van deze boot werd mij te zwaar.

Laser[15]

Voor de vakantieperioden heb ik na mijn pensionering nieuwe versies van een Folkboot gekocht: eerst een 6,63 meter lange Drascombe Coaster met een kleine cabine. Deze boot is enkele jaren later ingeruild tegen een door mij aan de huidige tijd aangepaste Drascombe Drifter met net even meer comfort aan boot. Dadelijk laat ik jullie de aanpassing zien. Beide boten kan ik door een druil – een tweede zeil aan de achterzijde van de boot – makkelijk alleen bedienen en op keurs te houden. Door haar vorm en tuigage is de boot redelijk stormvast”, zegt Man.

Drascombe Drifter[16]

“Is zo’n kleine boot zeewaardig genoeg?”, vraagt Narrator.

“Ook dit is relatief. Met dezelfde boten is door een goede bemanning naar de andere kant van de wereld gevaren. Maar ik zou met mijn boot niet graag Kaap Hoorn ronden. Voor een volwaardige zeewaardigheid mist de boot een aantal zaken, zoals een volwaardige reling. Zelf heb ik mijn boot voorzien van dichte luchtkamers opgevuld met schuim, opdat zij – ook omgeslagen – altijd blijft drijven. Bij hoge brekende golven die van schuin achter komen, slaan zeilboten vrij makkelijk om [17] ”, zegt Man.

“Gelukkig belooft het de komende lentedagen mooi zeilweer te worden met niet al teveel wind”, zegt Carla.

“Het is goed om met een zeilboot altijd op alles voorbereid te zijn. In 1983 tijdens Hemelvaart beloofde het in Nederland een mooie zeildag te worden met een temperatuur van 14 graden, matige zuidenwind, opklaringen en in de loop van de middag een enkele bui, maar halverwege de middag raasde onverwachts een korte zware storm met windstoten van plaatselijk windkracht 11 over Nederland [18]. Twee vrienden en ik waren van plan om die dag voor een lang weekend met mijn Noorse Folkboot van Muiden via het IJsselmeer naar de Waddenzee te zeilen.

Halverwege de middag zagen wij in de verte een pikzwarte lucht naderen. Heel snel hebben wij bijna al het zeil gestreken en de boot volledig storm klaar gemaakt. Tien minuten later zaten wij in een zeer zware storm die gelukkig minder dan een half uur duurde. Met goed zeemanschap en een zeewaardige boot is voor ons alles goed afgelopen, maar die middag zijn een aantal watersporters in de storm omgekomen. De rest van de dag hebben wij hulp verleend aan zwaar gehavende boten. Het verdere weekend is in de thuishaven opgegaan aan het repareren van de gelukkig beperkte averij aan mijn boot”, zegt Man.

“Gelukkig zijn er op de Waddenzee geen tropische cyclonen. Ik heb wel eens gelezen dat er in de zomer en in het begin van het najaar – wanneer het zeewater redelijk warm is – waterhozen onder wolken kunnen optreden”, zegt Carla.

“Dat is waar, ik heb deze waterhozen [19] een paar keren gezien op de Waddenzee. Boven land verliezen deze windhozen meestal snel aan kracht, maar op zee kunnen zij behoorlijke schade aan de zeilen veroorzaken en de boot kan gemakkelijk omslaan”, zegt Man.
Waterhoos[20]

“Is er ook rust in de kern van een waterhoos”, vraagt Narrator.

“Ik denk dat de diameter van het oog van een waterhoos te klein is om dat bewust te ervaren [21]. Het oog van een tropische cycloon kan een doorsnede hebben van 30 tot 50 km [22]”, zegt Carla.

“Om terug te komen op de kern. Als wij terugkijken op ons leven, hebben wij voldaan aan de tien eigenschappen van Joods spiritueel leiderschap?”, vraag Narrator.

“Ik weet niet of ik spiritueel leiderschap heb nagestreefd. Maar als ik deze eigenschappen bekijk zonder dit streven dan heb ik ernstig gezondigd tegen “eerbied voor voorgangers”; dit komt voort uit mijn karakter en mijn positie als buitenbeentje in de samenleving. Ik had ook iets meer inspiratie aan anderen mogen bieden en iets meer openheid betonen over mijn onderzoeken. Indertijd vond ik deze openheid te gevaarlijk, nu zie ik de betrekkelijkheid van het gevaar en van mijn leven beter in”, zegt Carla.

“Ik heb mijn best gedaan, maar meestal ben ik niet geslaagd om de alomvattende wereldbeschouwing van “wabi-sabi” met de aanvaarding van vergankelijkheid en imperfectie een waardige plaats in mijn leven te geven. Tot middelbare leeftijd heb ik geprobeerd om zekerheid voor mijn naasten te verschaffen, maar op dit punt is mijn intentie volledig mislukt: ik het met dit streven mijn vrouw en kinderen van mij vervreemd. Net als jij ben ik een zondaar tegen het voorschrift “eerbied voor voorgangers”: ik probeer mijn best te doen, maar dat is in mijn ogen niet genoeg”, zegt Man.

“In mijn eerste drie incarnaties – eerst als Kṛṣṇa en kindsoldaat, daarna als idool in Amsterdam, vervolgens als speler in de spiegelpaleizen van geheime diensten – heb ik ernstig gezondigd tegen verschillende (steeds andere) eigenschappen. Als Bhikṣu – of bedelmonnik – in mijn laatste incarnatie in dit leven, is het mij vanzelf afgegaan om te leven naar al deze eigenschappen; het is geen verdienste, met de afwezigheid van ieder streven zijn deze eigenschappen vanzelf in mijn leven gekomen”, zegt Narrator

“Daar komt de havenmeester. Ik moet met hem nog enkele formaliteiten afhandelen en ik wil hem vragen naar de laatste informatie over stromingen en verplaatsing van ondiepten. Ik zal hem ook een karretje vragen om onze spullen naar de boot te brengen”, zegt Man.

“Denk jij dat wij op tijd zijn om met het ochtendgetij de Waddenzee op te kunnen varen?”, vraagt Narrator aan Man.

“Dat gaat zeker lukken, waarschijnlijk varen wij binnen een half uur op de motor weg”, zegt Man.

Man gaat met de havenmeester naar zijn kantoor. Carla en Narrator brengen met een karretje al hun bagage, en de foerage voor een kleine week naar de boot en leggen deze in de kajuit. Even later komt Man naar de boot en met zijn drieën bergen zij alles – volgens aanwijzing van Man – op de juiste plaats. Een half uur varen zij op de motor uit de jachthaven naar de Waddenzee.

[1] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Ens%C5%8D
[2] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Wabi-sabi
[3] Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Ens%C5%8D
[4] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Wabi-sabi
[5] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Renault_4
[6] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Huf_Haus
[7] Bron: Maleachi 3:10 (boek en profeet uit de Tanakh (Hebreeuwse bijbel; zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Tanakh). Zie ook: http://www.nik.nl/2010/01/parsja-simchat-tora-wezot-haberacha/
[8] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Valk_(boot)
[9] Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Folkboot en http://en.wikipedia.org/wiki/Nordic_Folkboat
[10] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Jacht_(scheepstype)
[11] Bron afbeelding: http://de.wikipedia.org/wiki/Optimist_(Bootsklasse)
[12] Zie: Drift, Carla, Man Leben: Een leven – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 53 – 54
[13] Zie: Drift, Carla, Man Leben: Een leven – Een Biografie. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012, p. 50 – 111
[14] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Laser_(dinghy)
[15] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Laser_(dinghy)
[16] Bron afbeelding: http://www.nauticaltrek.com/12395-drascombe-drifter-a-vendre
[17] Zie ook: Bruce, Peter, Adlard Coles’ Zwaarweerzeilen. Haarlem: Uitgeverij Hollandia B.V., 2010, p. 26
[18] Bron: http://www.kb.nl/dossiers/nederland-algemeen/zomerstorm-hemelvaartsdag-1983
[19] Zie ook: een youtube film van een windhoos bij Ameland: https://www.youtube.com/watch?v=QhpwuC8udzc
[20] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Waterspout
[21] Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tropische_cycloon

Leegte: naar het einde van de nacht


Nacht. Een heldere hemel bij nieuwe maan. Narrator rijdt de geleende Skoda Superb [1] Combi van Amsterdam door de Noordoostpolder [2] naar de jachthaven aan het Lauwersmeer bij het vertrekpunt van de veerboot naar Schiermonnikoog. De beide koplampen schijnen over de lege snelweg door het donkere lege land dat ruim 50 jaar geleden nog bodem van de Zuiderzee was. Carla doezelt op de achterbank. Man zit als bijrijder naast Narrator; in het spaarzame licht van het dashboard kijken zij naar de afslag bij Emmeloord die heel in de verte weg oplicht door lantaarnverlichting.

Skoda Superb Combi[3]

“Binnen de leegte tovert het licht van de koplampen – met straatverlichting heel in de verte – een donker toverlandschap tevoorschijn waarin alles dat wij nu zien ontstaat en meteen weer verdwijnt als schimmen die in een flakkering tot leven worden geroepen om daarna weer te verglijden in de donkere leegte. Ik heb als jongen in Zuid Limburg al gehouden van donkere nachten met het oneindig heelal waarin ik – opgenomen – één was met alle sterren en melkwegstelsels aan het firmament. Nu voel ik mij zweven binnen een vage witte nevelgloed op oneindige reis door het heelal en daarbij volmaakt thuis in dit vaartuig. Vanavond – voordat wij ons klaarmaakten om te vertrekken – heb ik in een boek een definitie van Boeddhistische verlichting [4] opgezocht: “Verlichting is realisering van de eenheid van leven” [5].

Ik ben deze definitie gaan opzoeken omdat wij gistermiddag het onderzoek van de intensiteiten en associaties hebben afgesloten met de vraag: “Een – wat is dat?” die een boeddhistische wijze aan een wijze vrouw stelde. Zij was niet in staat deze vraag te beantwoorden. Ik vraag mij af of het onvermogen – of de leegte – van de wijze vrouw om te antwoorden niet beter past bij de vraag: “Een – wat is dat?” dan deze definitie van Boeddhistische verlichting.

Wij beginnen nu aan het onderzoek van leegte op onze zoektocht naar “Wie ben jij”. Het woord in Sanskriet voor leegte in de Hart Sūtra is “śūnyatā”. Weet jij welke betekenissen dit woord in het Sanskriet heeft?”, zegt Man.

De auto nadert de wegsplitsing bij Emmeloord. Narrator remt wat af en neemt de afslag naar Lemmer; hierbij is Carla wakker geworden en zij vraagt: “Waar zijn wij?”. “Bij Emmeloord in de Noordoostpolder, wij gaan nu richting Friesland. Ik heb Narrator naar de betekenis van het woord “śūnyatā” gevraagd”, zegt Man.

“Het woord “śūnyatā” wordt meestal met “leegte” of “leeg van zelf” vertaald [6], maar deze vertaling geeft alleen de kern van het woord weer net zoals er in de kern van een wervelstorm meestal een windstilte heerst bij een heldere hemel; de kern van de cycloon is zonnig en “vrij” van wind.

Kern van een cycloon[7]

Het woord “śūnyatā” is samengesteld uit de werkwoordkernen:
• “śvi” – met de zwakke vorm “śū” – met de betekenissen “opzwellen” en “uitdijen”;
• “ya” dat “beweger” en “drijfveer” betekent. Mijn vader was van mening dat “ya” nauw verbonden is met “yaj” in de betekenis van “offeren”, “geven voor een hoger – Goddelijk/hemels – doel” (misschien ook wel “Godsgave” in wederkerigheid) en,
• “tā” met de betekenissen “onbegaanbaar”, “ontoegankelijk”, en ook “onschendbaar” en “heilig” [8].

Een hedendaagse Japanse Zenmeester in Amerika schrijft in zijn uitleg van “śūnyatā” dat dit woord geen ontkenning van het concept van bestaan is, maar het woord geeft aan dat ons gehele bestaan in al haar vormen volledig afhankelijk is van het beginsel van oorzaak en gevolg; wij lazen eerder dat zelfs de Goden zijn gebonden aan het beginsel van oorzaak en gevolg [9].

Omdat de factoren van oorzaak en gevolg voortdurend veranderen, is er geen statisch – vaststaand – bestaan mogelijk. Het woord “śūnyatā” ontkent categorisch de mogelijkheid van het bestaan van statische – vaststaande – verschijningsvormen. Alle verschijningsvormen zijn volgens deze hedendaagse Japanse Zen meester relatief en onderling afhankelijk.

Daarbij schrijft hij dat “śūnyatā” ook “nul” betekent, een begrip dat in Europa pas laat bekend is geworden, maar in India al veel langer in gebruik was. Nul heeft geen getalswaarde in zichzelf, maar vertegenwoordigd de afwezigheid van getalswaarden en symboliseert daarmee tegelijkertijd de mogelijkheid van alle getalswaarden. Vergelijkbaar hiermee vertegenwoordigt “śūnyatā” door middel van het begrip “nul” of “geen” de mogelijkheid van het bestaan van alle verschijningsvormen en is daarmee tevens opgenomen in alle verschijningsvormen, die alleen bestaan in relatie tot hun niet-bestaan en in hun onderlinge verbondenheid [10]”, zegt Narrator.

vorm en leegte[11]

“De definitie van nul is wat te beperkt: daar ga ik nu niet op in. Als ik het goed begrijp, dan duidt “śūnyatā” op “leeg van” en “leeg tot”, net zoals Erich Fromm bij het begrip “vrijheid” volgens mij doelt op “vrij van” en “vrij tot” in onderlinge samenhang [12]. Hierbij moet ik denken aan de Franse fenomenoloog Maurice Merleau Ponty die stelt dat verschijningsvormen ontstaan door een creatief proces van gelijktijdige zingeving en zinneming [13]. De Zenmeester voegt hier de leegte – of ruimte – voor het ontstaan van verschijningsvormen aan toe”, zegt Carla.

“Interessant dat jij een creatief proces noemt voor het ontstaan van verschijningsvormen. De Japanse Zenmeester geeft aan dat een intuïtief en onmiddellijk begrip van “śūnyatā” de basis vormt voor alle begrip. Maar voordat hij dit stelt, benoemt hij eerst de “śūnyatā” van het ego en vervolgens de “śūnyatā” van dharma [14] – de wereldorde en plicht [15] – en van het subjectieve en het objectieve. Hierna concludeert hij dat alles – iedere verschijningsvorm en ieder wezen – alleen bestaat door middel van het beginsel van onderlinge afhankelijkheid gebonden door de wet van vergankelijkheid. Het intuïtief en onmiddellijk begrip leidt tot kennis en begrip van de vier grote waarheden te weten vergankelijkheid, onderlinge verbondenheid, verschijningsvormen en essentie; misschien is het goed om later op deze vier waarden terug te komen. De Zenmeester gaat verder in zijn oordeel over het belang van vergankelijkheid – leegte of ijdelheid – en onderlinge verbondenheid dan Maurice Merleau Ponty bij het ontstaan of creatie van alle verschijningsvormen en ieder wezen.

De uitleg van “śūnyatā” komt uit de inleiding van deze Zenmeester in zijn boek over de Boeddhistische Hart Sūtra.

Deze beschrijving van de Zenmeester is mij bijgebleven omdat zij zo goed pas bij mijn beleving van de geesten in de nacht. Als kindsoldaat in Afrika stak ik met onze militie aan het einde van een nacht het bos rondom een dorp in brand. Wij schoot op alles en iedereen die uit het bos kwam en wij waren blij [16]. De geesten van deze dorpelingen draag ik nog altijd met mij mee; hun adem – in leegte en ijdelheid – is was mijn adem geworden. ’s-Nachts zijn zij voor mij even reëel als mensen die ik overdag tegenkom; deze geesten zijn met mij verbonden in onderlinge afhankelijkheid binnen de wet van vergankelijkheid: overdag zijn zij weer verdwenen”, zegt Narrator.

“Zijn deze geesten ook nu hier in deze auto voor jou reëel aanwezig?”, vraagt Man.
“Nee, nu bestuur ik de auto en heb ik mijn aandacht bij de weg, maar als ik mijn aandacht nergens meer op richt, dan komen de geesten vanuit de leegte van de duisternis tot leven net zo levensecht als een droom tijdens de slaap. Of om een citaat aan te halen dat vaak ten onrechte aan Mark Twain wordt toegeschreven: “I am an old man and have suffered a great many misfortunes, most of which never happened” [17]”, zegt Narrator.

“Gelukkig, want anders zou ik jou willen vragen om een parkeerplaats op te zoeken en morgenochtend bij daglicht verder te rijden. Ik heb enkele versies van de Hart Sūtra in mijn bagage om te bestuderen. Zou jij mij willen helpen bij de interpretatie van het Sanskriet?”, vraagt Man.

“Dat is een goed idee. Ik heb een exemplaar van de uitleg van de Japanse Zenmeester bij mij. Heb jij een waterdichte ruimte voor boeken op de boot?”, vraag Narrator.

“Jouw boek past nog makkelijk in de waterdichte ton. Wanneer wij droog liggen bij laag tij, dan is er tijd om te lezen”, zegt Man.

“De definitie voor verlichting die jij net hebt genoemd, geeft een aspect van verlichting – in lijn met de onderlinge verbondenheid binnen de metafoor van Indra’s Net – duidelijk weer. Het is slechts een zijde van de medaille, de andere zijde is “śūnyatā”. In het Boeddhisme wordt voor verlichting vaak de term “nirvana” – letterlijk: afwezigheid van bos (of belemmeringen), op de open vlakte [18] – gebruikt. In het Hindoeïsme duidt men verlichting vaak met “moksha” [19] dat afkomstig is van de werkwoordkern “muc” die onder meer “losmaken, bevrijden” betekent. Met beide duidingen ben ik niet gelukkig, want ik denk dat “śūnyatā” tezamen met de metafoor van Indra’s Net een betere duiding geeft aan het begrip verlichting. Het lijkt mij goed om op dit deel van onze zoektocht niet alleen leegte in de zin van “leeg van” of ruimte, maar ook in relatie met onder meer de vier grote waarheden van het Boeddhisme en met Indra’s Net te bezien”, zegt Narrator.

“Goed idee. Wanneer ik op mijn reizen onder de donkere sterrenhemel wakker lag, dan voelde ik mij in de ruimte – of de oneindige leegte – opgenomen. De grenzen tussen de ruimte en mijzelf vervloeiden en ik werd één met alles om mij heen. In een boek over Zen Boeddhisme heb ik twee gedichten gelezen die een lege spiegel als metafoor voor het leven benoemden; in het tweede gedicht werd ook de illusie van de lege spiegel weggenomen zoals tijdens deze autorit door de donkere polder het zicht op het landschap. Kennen jullie de tekst van deze gedichten?”, vraagt Carla.

“Het zijn twee gedichten geschreven tijdens de benoeming van – of beter de Dharma overdracht aan – Huineng [20] de zesde Zen patriarch. In mijn eigen woorden: de vijfde patriarch voorvoelde dat de gedoodverfde kandidaat was tegen deze taak was opgewassen. Hij vroeg aan iedere monnik die kandidaat zou willen zijn, een kort gedicht met de kern van Zen te schrijven en te openbaren op de kloostermuur. Alleen de gedoodverfde kandidaat publiceerde anoniem het volgende gedicht:

Het lichaam is een Bodhi boom;
De geest als een lege spiegelstandaard.
Nu en altijd veeg hem schoon
En laat geen stof oplichten [21]

Bodhi – dat qua klank (en betekenis via “et incarnatus est” [22]) verwant is aan het Engelse woord body – betekent in het Sanskriet “een boom van wijsheid, of een boom waaronder een mens een Boeddha wordt” [23].

Een volgende ochtend hing er naast dit gedicht een tweede gedicht met de tekst:

Bodhi is fundamenteel zonder boom;
De lege spiegel heeft geen standaard.
Van oorsprong is er geen enkel ding.
Waar kan stof oplichten?

In het Sanskriet heeft Bodhi als tweede betekenis: “volkomen verlichting” [24]. De vijfde patriarch wist dat een nederige houtsprokkelaar – zonder enige formele opleiding tot monnik – dit tweede gedicht had geschreven en hij voorzag een opstand van het klooster tegen de benoeming van deze leek als Dharma opvolger. In de volgende nacht heeft de Dharma overdracht plaatsgevonden en bij het eerste ochtendlicht is de zesde Zen patriarch uit het klooster moeten wegvluchten. De monniken hebben hem nog lang achtervolgd. Uiteindelijk is hij na een lange vlucht volledig geaccepteerd als Dharma erfgenaam; iedere Zenmeester is in directe lijn met deze zesde patriarch verbonden. En met het voordragen van het gedicht weerspiegel ik hem in de leegte van de nacht”, zegt Man.

“Schitterende uitleg. Zullen wij morgen hierover verder gaan? Ik zou graag nog wat verder doezelen”, zegt Carla.

“Dan ga ik ook wat dutten. Morgen is het al vroeg licht”, zegt Man.

Narrator rijdt de auto met de slapende Carla en Man door Friesland en Groningen naar de parkeerplaats van Lauwersoog bij de veerboot naar Schiermonnikoog. Hij parkeert de auto naar het Oosten om over enkele uren de dageraad te kunnen aanschouwen. Bij het zien van de eerste schemering maakt hij Carla en Man wakker.

“Op deze heldere ochtend moeten wij naar de zonsopgang kijken voordat wij zo meteen bij de jachthaven de zeilboot gaan optuigen”, zegt Narrator.

“Bij het zien van het opkomen van de eerste zonnestralen door deze autoruit moet ik denken aan het gedicht “De Ramen” van Guido Gezelle, waarin hij als katholiek priester aan het einde van de negentiende eeuw de beeldenstorm nog een dunnetjes overdoet.

D E  R A M E N

De ramen staan vol heiligen, gemiterd en gestaafd,
gemartelaard, gemaagdekroond, gehertoogd en gegraafd;
die ’t branden van het ovenvier geglaasd heeft in den scherf,
die, glinsterend, al de talen spreekt van ’t hemelboogsch geverf [25].

Doch schaars is herontsteken in den oosten het geweld
der zonnevonke, en valt zij op de heiligen, zoo smelt
’t samijtwerk uit den mantelworp, de goudware uit de kroon,
en alles, even wit nu, blinkt en bliksemt even schoon.

Verdwenen zijt gij, hertogen en graven dan, zoo zaan;
verdwenen, maagden, martelaars en bisschoppen: voortaan
geen palmen, staven, stolen meer, ’t is alles henen, tot
één’ helderheid gesmolten, in één zonnelicht – in God. [26]

– Guido Gezelle [27]

Kerkramen Noordzijde Keulen[28]

Volgens mij bepleit Guido Gezelle met dit gedicht – ondanks de pracht van gebrandschilderde kerkramen als vensters op de wereld – een lege spiegel zonder standaard in Gods aangezicht”, zegt Man.

 

 

[1] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/%C5%A0koda_Superb
[2] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Noordoostpolder
[3] Bron afbeelding: http://da.wikipedia.org/wiki/%C5%A0koda_Superb
[4] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Verlichting_(boeddhisme)
[5] Bron: Bridges, Jeff & Glassman, Bernie, The Dude and the Zen Master. New York: Plume, 2014, p. 95
[6] Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Sunyata, zie ook de Engelse Wikipedia-pagina over dit onderwerp
[7] Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tropische_cycloon
[8] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.
[9] Zie: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 2.1 – Feiten en Logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2014, p. 85 en 122
[10] Bron: Deshimaru, Taisen, Mushotoku Mind – The Heart of the Heart Sutra. Chino Valley: Hohm Press, p. 28, 29
[11] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/%C5%9A%C5%ABnyat%C4%81
[12] Bron: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 2.1 – Feiten en Logica. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2014, p. 97
[13] Zie ook voor de “creatieve daad van zinneming en zinneming”: Merleau-Ponty, Maurice, Fenomenologie van de waarneming. Amsterdam: Boom, 2009
[14] Dharma betekent letterlijk “het plaatsen van het voortdurende zelf/Zelf”.
[15] Bron: Badrinath, Chaturvedi, The Mahābhārata – An Inquiry in the human Condition. New Delhi: Orient Longman Private Limited, 2006, p. 68. Zie ook hoofdstuk 4 voor een inleiding in Dharma.
[16] Zie het laatste deel van boek 1 van de Mahābhārata waarin Arjuna en Kṛṣṇa bij het vuur in het Khandava bos met vreugde pijlen schieten op alles dat het bos verlaat. Bronnen: http://www.sacred-texts.com/hin/maha/index.htm boek 1 Section CCXXVII en verder; Katz, Ruth Cecily, Arjuna in the Mahābhārata: Where Krishna is, there is victory. Delhi: Molital Banarsidass Publishers, 1990, p. 71 – 84
[17] Zie: http://quoteinvestigator.com/2013/10/04/never-happened/
[18] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.
[19] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Moksha
[20] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Huineng
[21] Bron: The Sixth Patriarch’s Dharma Jewel Platform Sutra. Burlingame: Buddhist text translation society, 2002, p. 67
[22] Letterlijke vertaling uit het latijn: hij/zij/het is vlees geworden
[23] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta
[24] Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta.
[25] “Gemiterd en gestaafd”: van mijters en staf – als tekenen van autoriteit – voorzien. “’t branden van het ovenvier geglaasd”: tot glas geworden door het branden van het overvuur. “Al de talen spreekt van ’t hemelboogsch geverf”: toont al de schilderingen op de plafonds van de kerken.
[26] Bron: http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/gezelle/rijmsnoer/ramen.htm Het gedicht is door Guido Gezelle gedateerd op 14 april 1895.
[27] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Guido_Gezelle
[28] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Stained_glass

Verschenen: Wie ben jij – deel 2.2: Intensiteiten en associaties / E-boek


Berichten van deze blog zijn gebundeld als E-boek met de titel “Wie ben jij – deel 2.2: Intensiteiten en associaties” verschenen op de website van Omnia – Amsterdam Uitgeverij. Dit E-boek is vrij te downloaden via:

http://www.omnia-amsterdam.nl/document/wie-ben-jij-deel-22-e-boek

Wie ben jij 2-2 A3

Dit deel 2.2 is een verkenning van “Intensiteiten en associaties” in Amsterdam, waar Carla Drift, Man Leben en Narrator de Reformatie en de consequenties daarvan in ogenschouw nemen. Tijdens dit deel van de Odyssee onderzoeken zij de beeldenstorm, een persoonlijke relatie met God, de Calvinistische predestinatie, kapitalisme, hebben of zijn, het gedicht “My life closed twice before it’s close” van Emily Dickinson en “Een, wat is dat”.