Tagarchief: object in het midden

Vrijheid en gebonden: hebben of zijn


De volgende morgen ontmoeten Carla, Man elkaar op het Beursplein.

“Gisteravond was ik te uitgesproken in mijn mening over Calvijns predestinatie. Misschien had ik de uitwassen teveel voor ogen – ik denk hierbij aan de slavenhandel, het neerslaan van opstanden in de Hollandse kolonies, en het streven naar kapitaal – en ik had te weinig oog voor de verdiensten, zoals het leefbaar houden van een groot stuk land onder zeeniveau, een grote tolerantie vaak gebaseerd op een goede handelsgeest. Ik ben vaak te uitgesproken, wat meer mildheid zou mij sieren”, zegt Carla.

“Ik bewonder Holland om zijn schilderkunst, zijn pragmatisme, zijn verhoudingsgewijs goede huisvesting voor iedereen. Ook dit is voortgekomen uit de handelsgeest en het rentmeesterschap Gods dat in onze eeuw geregeld gestalte heeft gekregen in een socialistische vorm. Jij hebt een aantal aanzetten tot latere ontsporingen treffend verwoord die mede zijn veroorzaakt door Calvijns leer van predestinatie. Iedere stroming of sekte die zich superieur acht, heeft een sterke tendens om na verloop van tijd te gaan ontsporen. Daar komt Narrator”, zegt Man.

“Staan jullie al lang voor deze kathedraal van het kapitalisme? In veel vroegere Christelijke kerken vinden geen reguliere kerkdiensten meer plaats, omdat de gelovigen zijn verdwenen of naar elders vertrokken. Deze kapitalistische kathedraal is ook niet meer in gebruik, de volgelingen van deze religie zijn vertrokken naar profijtelijkere plaatsen zoals de Zuid-as in Amsterdam of naar de beurzen in London of New York”, zegt Narrator.
Berus van Berlage[1]

“Dat klopt, de kapitalisten streven naar winstmaximalisatie [2] en daarmee bijten zij zich in hun eigen staart vergelijkbaar met spelers van een piramidespel. De bronnen van kapitaal zijn groot, maar eindig: eens drogen zij op.

Het kapitalisme had al een lange weg achter de rug voordat het Calvinisme er deels uit is voortgekomen en er verder vorm aan heeft gegeven. Laat ik eerst deze lange weg in vogelvlucht vertellen.

Waarschijnlijk is het begrip kapitalisme afgeleid van het Romeinse woord “caput” [3], dat hoofd (van een mens) betekent. Hiermee wordt het belang van privébezit binnen het kapitalisme benadrukt.

De aanzet voor het kapitalisme is gegeven met het gebruik van hulpmiddelen door afzonderlijke mensen om bepaalde activiteiten eenvoudiger en/of sneller te kunnen verrichten. Bij de jager-verzamelaars bestonden deze hulpmiddelen uit stenen om noten te kraken, uit wapens om op dieren te jagen en later uit hulpmiddelen in combinatie met vernuft om dieren te domesticeren voor voedsel of als hulpmiddelen bij de jacht. Daarbij hadden jager-verzamelaars een grote leefomgeving nodig als hulpmiddel voor hun bestaan. Wanneer deze leefomgeving of leefomstandigheden – denk daarbij aan vrouwen en kinderen – werd bedreigt door andere jager-verzamelaars of groepen jager-verzamelaars, dan werden deze kapitale hulpmiddelen verdedigd.

Het kapitalisme kreeg een nieuwe gestalte bij nomadische samenlevingen van veehoeders; het kapitaal van deze nomadische veehoeders was hun kudde en hun weidegronden. De bijbehorende kapitale hulpmiddelen – zoals dieren voor transport en voor het hoeden van vee – stonden in dienst van het hoeden en verdedigen van de kudde vee, of deze hulpmiddelen – zoals vrouwen en kinderen – waren voor mannen nodig voor het voortbestaan. Een religieuze uiting binnen deze samenleving van veehoeders was de veecyclus [4]. In deze Proto-Indo-Europese wereld vertegenwoordigen vrouwen het enige bezit dat echt van waarde is [5]; mannen hadden het bezit van vee nodig als ruilmiddel om vrouwen te verkrijgen. In de Rooms-katholiek en Lutheraans versie van de tien geboden zien wij hiervan nog een overblijfsel in de vorm van het negende gebod: “Gij zult de vrouw van uw medemens niet begeren” dat vooraf gaat aan het tiende gebod: “Gij zult het huis van uw medemens niet begeren” [6].

Binnen het agrarisch kapitalisme van de akkerbouw werd de beschikking over – en later het bezit van – grond en water een noodzakelijk kapitaal dat nodig was voor het voortbestaan [7]. In de loop der tijd heeft het agrarisch kapitalisme van de akkerbouw door in bezit name van vaste akkerbouwgronden de nomadische samenlevingen van veehouders verdreven naar uithoeken van de Westerse menselijke samenleving. Door de invoering van het drieslagstelsel binnen de akkerbouw in de vroege Middeleeuwen – in combinatie met beperkte veeteelt – kunnen uiteindelijk meer mensen een bestaan hebben op vaste stukken grond.

Binnen de samenlevingen van veehoeders en akkerbouwers was ruilhandel nodig omdat mensen binnen deze samenlevingen niet meer volledig zelfstandig in hun bestaan konden voorzien en omdat de behoefte aan gespecialiseerde hulpmiddelen of diensten steeds verder toenam. Er was ruilhandel nodig op lokale markten of tijdens kermissen. De ruilhandel verliep in eerste instantie in natura; later werden zeldzame objecten – eerst zeldzame stenen of metalen en later muntgeld met een afbeelding van een leider als vertrouwenwekkend “persoon in het midden – gebruikt als “objecten in het midden”.

In de Westerse samenleving van de tweede helft van de Middeleeuwen nam tijdens en na de Kruistochten de handel in speciale voorwerpen en diensten steeds verdergaande vorm aan. Hierdoor en ook door het verval van het feodalisme ontstond er tijdens de Renaissance een nieuwe economische organisatie in West-Europa waarbij handel gesteund door de (stad-)staat in de vorm van het mercantilisme [8] steeds verder in belang toenam. Met het mercantilisme nam het belang van muntgeld als vertrouwenwekkende “object in het midden” steeds meer toe. Het bezit van muntgeld werd steeds meer een zelfstandig nastrevenswaardig levensdoel op zich, want met geld zouden alle levensdoelen verkregen kunnen worden, zelfs kwijtschelding van zonden voor een goed hiernamaals door middel van aflaten [9] binnen de Katholieke kerk aan het einde van de Middeleeuwen.
Mercantilisme[9]

Door het mercantilisme verschoof de aandacht in het leven van mensen steeds meer van “zijn” naar “hebben”. In de vroegere wereld van de scholastiek was men een mens binnen een vast liggende levensorde waarbinnen een mens deugdzaam behoorde te leven. In de nieuwe wereldorde was het hebben van bezit in de vorm van geld een groot goed waarmee een goede plaats in het leven en in het hiernamaals kon worden verkregen; het bezit en behoud van muntgeld steeg in achting en het verkrijgen van winst veranderde in de loop der tijd van verachtelijk handeling in een lovenswaardige activiteit.

Deze vorm van mercantilisme nam in de Republiek der Nederlanden een grote vlucht, door de unieke positie van Holland in de een belangrijk rivierdelta, door gebrek aan akkerbouwgrond in Holland waardoor granen door ruilhandel verkregen moesten worden net als in de stadstaat Athene in de vijfde eeuw voor Christus, en door een unieke vorm van collectief beheer van de polders. Daarbij gaven de handelaren en welgestelde burgers – de Nouveau Riche uit die tijd – in Holland de aanzet tot vergaande aanpassingen en vernieuwingen van het mercantilisme.
Een van de aanpassingen betrof het vervangen van muntgeld als “ruilobject in het midden” door waardepapieren [10]. Zonder directe koper van de goederen kon na keuring een scheepslading op de Dam van Amsterdam worden geruild tegen waardepapieren. De handelaren in Holland deden er alles aan om het vertrouwen in deze waardepapieren te bestendigen.

Een belangrijke verandering betrof het uitgeven van aandelen binnen corporaties van handelaren om omvangrijke risicovolle handelsondernemingen mogelijk te maken naar verre overzeese koloniën. Hierdoor verplaatste het initiatief van uitgave van aandelen zich van de adel of (stad-)staat naar initiatieven door privépersonen.
Waardepapier van de VOC uit 1662[11]

Door deze aanpassingen verschoof het belang van muntgeld – geslagen uit edelmetaal en met een opdruk van de afbeelding van een vertrouwenwekkende heerser – naar gedrukte waardepapieren uitgegeven door handelaren en welgestelden. Door deze verandering verschoof het economisch initiatiefrecht van de adel en de (stad-)staat naar handelaren en welgestelde privépersonen en corporaties hiervan.

Voor de “Kleine Luyden” van boeren, lokale middenstand en ambachtslieden in Holland betekenden deze nieuwe vorm van mercantilisme een aardverschuiving; hun gehele economisch bestaansrecht kon door een oorzaak van buiten binnen korte tijd volledig verdwijnen doordat anderen – vaak in gewijzigde vorm – hun middelen van bestaan overnamen. Hierop kon door hen geen enkele invloed worden uitgeoefend.
Binnen deze wijziging van de leefwereld van de “Kleine Luyden” van een wereld gemodelleerd volgens de Middeleeuwse Scholastiek naar een wereld van mercantilisme is het Calvinisme tijdens de Reformatie in het redelijk welvarend Geneve ontstaan [12], en het heeft in het Holland van de 17 eeuw een zeer vruchtbare voedingsbodem gevonden.

Door het Calvinisme in combinatie met het mercantilisme is de aandacht in het leven van mensen verschoven van “zijn” naar “hebben”. Hoewel binnen het Calvinisme – met de predestinatie leer – het “zijn” in Gods genade van het allerhoogste levensbelang is, heeft enerzijds de dankbaarheid en de plicht voor de uitverkorenen om rentmeester Gods te zijn en anderzijds de voortdurende hang om door succes een voorbode van Gods uitverkiezing te verkrijgen, tot gevolg gehad dat het “hebben” in het aardse leven van immanent en onmetelijk belang is om later in dit leven en vooral in het hiernamaals te kunnen “zijn”.

In het verlengde van zijn werk “De angst voor vrijheid” stelt Erich Fromm in zijn latere werk “Hebben of zijn” [13]: “Wij leven in een maatschappij die berust op de drie pijlers van privébezit, winst en macht. Verwerven, bezitten en winst maken zijn het geheiligde en onvervreemdbare recht – en de plicht als rentmeester Gods volgens Calvijns predestinatie – van de mens in de nieuwe wereldorde die is voortgekomen uit het mercantilisme. Daarbij speelt het geen rol waar het eigendom vandaan komt, noch de vraag of er aan iemands bezit verplichtingen zijn verbonden” [14].

Calvijn predestinatie – ingebed in het mercantilisme – beschouwt het hebben van bezit als een voorbestemming Gods en daarom een onveranderlijk recht en plicht voor de rentmeesters Gods. Dorothee Sölle stelt in haar werk “Mystiek en verzet – Gij stil geschreeuw” dat Erich Fromm terecht een zinvol onderscheid maakt tussen enerzijds het functioneel eigendom van gebruiksvoorwerpen om in het bestaan te voorzien en anderzijds eigendom om de sociale status van het ego te verhogen, zekerheid voor de toekomst te garanderen of alleen maar ten gerieve van de zelfstandige begeerte. Over het hebben van deze laatste vormen van eigendom zegt Dorothee Sölle – denk ik terecht – dat het “hebben” de relatie tot de naaste, tot de natuur en tot het ik vernietigt [14]. En zij stelt vrij weergegeven: het uitzicht op een hiernamaals in Gods genade door het streven naar aardse bezittingen verwordt al gauw in een gevangenis op aarde en een voorbode van de hel. Franciscus van Assisi duldde geld slechts op de mestvaalt. [14]
In onze moderne tijd is het papiergeld ingeruild voor virtuele bits in computersystemen die ons – via beeldschermen – al dan geen toegang bieden tot aardse hulpmiddelen. Deze virtuele bits zijn een eigen leefwereld gaan leiden waarin de mensheid steeds meer een dienaar is gaan worden van de vele vormen van bitcoins binnen deze computersystemen. Toegang hebben tot deze leefwereld van bits en beeldschermen is het “zijn” in ons dagelijks bestaan steeds meer gaan overschaduwen. Via deze grote omweg heeft de leegte van de virtuele bits en beeldschermen de rijkdom van ons bestaan in beslag genomen. Dit is in vogelvlucht mijn inleiding tot het kapitalisme”, zegt Carla.

“Zoveel in zo weinig woorden bij deze kathedraal van het kapitalisme. Bij dit gebouw en bij jouw inleiding moet ik denken aan de haiku van Rӯokan nadat dieven alles uit zijn hut hadden meegenomen:

Uit mijn kleine hut
Namen dieven alles mee
De maan bleef achter [15]

De maan staat voor het rotsvaste geloof van Rӯokan”, zegt Narrator.

“Hebben of zijn. Na dit terecht somber beeld van het menselijk bestaan zou ik jullie een andere vorm van leegte willen laten zien: de leegte van de Waddenzee. De komende dagen is het mooi weer. Mag ik jullie uitnodigen voor de laatste zeiltocht met mijn zeilbootje, want binnenkort geef ik het bootje aan een goede vriend die veel jonger is. Op de zeilboot kunnen wij “leegte” – het volgende deel van onze zoektocht – voorbereiden”, zegt Man.

“Zullen wij vanmiddag bezien wat wij op dit deel van onze zoektocht nog willen onderzoeken?”, vraagt Carla.
[1] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Beurs_van_Berlage
[2] Zie voor een andere uitleg van kapitalisme: http://en.wikipedia.org/wiki/Capitalism
[3] Bron: Ayto, John, Word Origins – The hidden Histories of English Words from A to Z. London: A & C Black Publishers, 2008
[4] Zie ook: Origo, Jan van, Wie ben jij – een verkenning van ons bestaan – deel 1. Amsterdam: Omnia – Amsterdam Uitgeverij, 2012 p. 33
[5] Zie: McGrath, Kevin, STRῙ Women in Epic Mahābhārata. Cambridge: Ilex Foundation, 2009, p. 9 – 15
[6] Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tien_geboden
[7] Zie ook: Beyens, Louis, De Graangodin – Het ontstaan van de landbouwcultuur. Amsterdam: Atlas, 2004
[8] Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Mercantilism en http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Europa
[9] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Aflaat
[10] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Mercantilism
[11] Een obligatie van de Vereenigde Oostindische Compagnie uit 1622. Bron afbeelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Waardepapier
[12] Zie ook: Fromm, Erich, De angst voor vrijheid – de vlucht in autoritarisme, destructivisme, conformisme. Utrecht: Bijleveld, 1973 p. 67
[13] Fromm, Erich, Haben oder Sein. München: Deutscher Taschenbuch Verlag, 2011, p. 89
[14] Sölle, Dorothee, Mystiek en verzet – Gij stil geschreeuw. Baarn: Ten Have, 1998, p. 327 – 328
[15] Bron: Stevens, John, Three Zen Masters, Ikkyū, Hakuin, Rӯokan. Tokyo: Kodansha International, 1993, p. 131.

Carla Drift – Studie menswetenschappen 2


In het verlengde van psychologie en geschiedenis bestudeerde ik ook de geschiedenis van het recht en de gebrekkige rol van taal op het gebied van emoties, cultuur en karakter.

De geschiedenis van het recht bestudeerde ik om meer inzicht te krijgen in de ordening van de samenleving en de verhoudingen tussen individuen onderling. Heel lang geleden was alles privé en groepsrecht. Bij vogels heeft de bewoner van een territorium net even meer te zeggen dan een indringer – meestal druipt de indringer af tenzij de bewoner niet oplet of niet in staat is zijn territorium te verdedigen. De bewoner heeft het territorium nodig om over voldoende voedsel te kunnen beschikken voor de jongen.

[1]

Bij mensen speelt een soortgelijk mechanisme een rol bij de wijze waarop mensen of groepen recht laten gelden op een gebied. Daarnaast hebben mensen gewoonterecht ontwikkeld en gastvrijheid voor bezoekers. Deze gastvrijheid is soms vastgelegd in gastrecht [2] – vaak vinden hierbij ruilprocessen plaats met “objecten in het midden” om vertrouwen te bewerkstelligen en bestendigen tussen bewoners en bezoekers.

[3]

Heersers hebben al vroeg door middel van recht willen aantonen wie het voor het zeggen had – de baas [4]  was – in een bepaald gebied. Een van de oudste wetboeken is de codex van Hamurabi [5]. Met de verspreiding van deze Codex in spijkerschrift op zuilen binnen zijn rijk, toonde Hamurabi aan wie zeggenschap had over de gebruiken en de orde binnen zijn heerschap. Deze codex van Hamurabi kende een lange lijst met straffen op overtredingen – de meeste straffen hadden kenmerken van “oog om oog, tand om tand”. Bijna alle straffen waren af te kopen met een “object in het midden” om het vertrouwen weer te herstellen – de straf op het per ongeluk ernstig verwonden van de buurman bij werkzaamheden kon worden afgekocht met overdracht van vee om het onderlinge vertrouwen te herstellen.

 
[6]

Naast het recht tussen mensen onderling, was er ook recht dat was gericht op het algemeen belang. Een deel van dit publieke recht was vastgelegd in verdragen tussen vorsten en heersers onderling. Het verschil tussen deze vorsten en heersers en de hedendaagse warlords is in vele gevallen slechts gradueel. In de mate van wreedheid en machtswellust wordt het verschil getoond; heel soms zijn de heersers en vorsten wijs en gematigd. Deze verdragen begonnen meestal met een overweging dat er vroeger ook al een verbintenis was tussen de ouders of voorouders van de heersers met een bepaalde ordening; na de overweging volgde de verbintenis die verder bouwde op vroegere ordening en tot slot werden strafbepalingen opgenomen voor het niet nakomen van het verdrag. Deze straffen varieerden van oorlogsverklaringen tot volledig uitroeien van bevolkingen.

Een andere vorm van publiekrecht was oorlogsrecht waarin de gebruiken van oorlog en belegeringen waren bepaald. Enkele voorbeelden hiervan. Een stad kon belegering en plundering meestal voorkomen door het overhandigen van een buit tot het moment was aangebroken waarop de stad volledig was omslingeld; daarna was alleen een volledige overgave mogelijk. De plundering van de stad na de overgave of inname duurde een vastgestelde tijd van meestal een paar dagen. Na die tijd werd de buit verdeeld onder de veroveraars; de inwoners van de stad waren na verovering meestal een periode rechteloos – soms vervielen zij tot slavernij.

Naast deze vormen van publiekrecht waren er ook vormen van gemeenschapsrecht – bijvoorbeeld het gebruik van algemene weidegronden. Tegen het einde van mijn studie las ik een studie over oud Iers recht [7]; het is verrassend hoe herkenbaar deze rechtsvorm – met vele vormen van onderlinge zorgplicht – nog steeds is. Veel aandacht werd gegeven aan het in stand houden van het algemeen belang. Recent zijn in de wereld aan het gemeenschapsrecht nog het recht op educatie, ontwikkeling en ontplooiing toegevoegd ter verbetering van de samenleving. In het belang van de gemeenschap zijn straffen zoals “oog om oog” vaak gewijzigd in onder meer educatie en resocialisatie.

Op het gebied van taal bestudeerde ik hoe taal de onderlinge verhoudingen tussen mensen weerspiegelde en hoe de kijk op de wereld in taal wordt weerspiegeld. Later op onze Odyssee komen wij hier voorbeelden van tegen.

Erich Fromm [8] heeft in een van zijn werken gesteld dat wij de taal voor intensiteiten en associaties hebben verloren. Tijdens mijn studie is het mij opgevallen dat onze taal voor emoties, cultuur en karakter ook erg gebrekkig is. In onze hedendaagse samenleving kunnen wij over emoties, liefde , cultuur ons maar gebrekkig uitdrukken. Onderling praten wij hierover niet veel – met mijn grote liefde heb in taal geen goede communicatiemogelijkheid kunnen vinden voor de diepere emoties. Wij hebben altijd veel beter kunnen communiceren door handelingen, bewegingen en lichaamstaal. De belangrijke beslissingen hebben mijn grote liefde en ik altijd intuïtief gemaakt – hierbij was onze onderbuik belangrijker dan onze gedachten. Ik heb eens gelezen dat wanneer Fransen vragen “Comment ça va? ”, dit “ça” betrekking heeft op de onderbuik – een mooie gedachte. Waarschijnlijk communiceren wij op het gebied van emoties, cultuur en karakter wel meer door middel van gedragingen zoals lichaamstaal, handelingen zoals gastvrijheid, openheid en acceptatie enerzijds en negeren, afsluiten en agressie anderzijds. In Holland is zijn de inwoners door middel van de verzuiling tot ongeveer 30 jaar geleden erg goed geweest in het volledig naast elkaar leven van volstrekt verschillende religies. Tegenwoordig wordt negeren bij kinderen gezien als een vorm van pesten – misschien was deze manier van samenleven voor de inwoners van Holland wel een modus vivendi om erger te voorkomen.

In mijn bijbaan hield ik mij bezig met statistiek en correlaties tussen verschillende meetresultaten; vele medewerkers en studenten in de menswetenschappen konden hierbij wel enige hulp gebruiken. Als kleine intellectuele uitdaging volgde ik de ontwikkelingen van populatie mathematica; later heb ik deze kennis bij verschillende studies naar misdrijven tegen de mensheid kunnen gebruiken. Deze intellectuele uitdaging hield ik voor mijzelf – het leek mij verstandig om op dit punt verstoppertje te spelen, want deze vorm van wiskunde viel buiten de menswetenschappen.

Het volgende bericht gaat verder over mijn dagelijks leven in Amsterdam – ook een vorm van verstoppertje spelen.


[4] Man Leben zou hier hebben opmerkt dat “bhâsh” in het Sanskriet “spreken, noemen” betekent.

[7] Zie ook: Kelly, Fergus, A Guide to Early Irish Law. Dublin: Duldalgan Press, 2005 (eerste editie van 1988)

[8] Zie ook: Fromm, Erich, The Forgotten Language. New York: Rinehart & Co, 1951

Inleiding tot het tweede deel van onze zoektocht.


– “Wie ben jij – Deel 1” is klaar om te downloaden –

– Zie pagina: “Wie ben jij – Deel 1”

Wij staan nu aan het begin van het tweede deel van onze Odyssee naar “Wie ben jij”. Tijdens het eerste deel hebben jij en ik op onze eerste aanlegplaats de volkomen eenheid beleefd.  Daarna hebben wij eerst de scheiding van lucht en aarde [1] en daarna alle volgende delingen doorstaan: wij zijn volkomen uit elkaar gevallen. Na een onvoorstelbare lange tijd zijn wij weer in een menselijke vorm terug gekeerd. Wij hebben vervolgens de aanlegplaats drie bezocht. Hier hebben wij ervaring hoe mensen de twijfel en scheiding proberen te overwinnen door het plaatsen van “mensen, objecten, offergaven en het woord in het midden” tussen henzelf en de onzekerheid. Als voorbereiding voor het vervolg van onze Odyssee is er een intermezzo gevolgd.

 [2]

Op dit tweede deel van onze Odyssee  zullen wij als vijf aanlegplaatsen de volgende gangbare werkelijkheden [3] aandoen:

o   Feiten en logica

o   Intensiteiten en associaties

o   Leegte

o   Verandering

o   Onderlinge verbondenheid

Wij gaan nu de wereld van alle dag betreden. Geen bestaand mens heeft model gestaan voor een van de hoofdpersonen. Hun namen kunnen Alleman en Iederman zijn. Nu is het tijd om jou en mij een – fictieve – naam en een – fictieve – plaats in onze samenleving te geven.

Jouw naam is Man Leben, mijn naam is Carla Drift en de naam van uw verteller is Narrator. In de volgende berichten stellen wij ons voor en geven een korte beschrijving van ons leven tot nu toe.


[1] See also: Wick, Gerry Shishin, The Book of Equanimity – Illuminating Classic Zen Koans. Somerville MA: Wisdom Publications, 2005, p. 54: “Als er ook maar een haarbreedte van verschil is, dan zijn hemel en aarde duidelijk gescheiden”.

[3] Zie ook het berichten “Intermezzo – Vijf skandha’s” en “Intermezzo – Vijf werkelijkheden en vijf skandha’s” van 26 juni 2011 en 6 juli 2011.

“Wie ben jij – Deel 1” klaar voor download


Het eindconcept voor “Wie ben jij – Deel 1” is gereed voor downloaden.

Hieronder vindt U een bundeling van alle berichten van februari – september 2011 over de hoofdstukken 1, 2 en 3 van de zoektocht naar “Wie ben jij” .

De komende twee delen van “Wie ben jij” zullen de hoofdstukken 5, 7 en 0 van deze zoektocht gaan omvatten.

De volgende verbeteringen moeten nog in dit laatste concept voor Deel 1 worden aangebracht:

  • Lay-out van het voor-, zij-  en achterblad
  • Index aanbrengen
  • Tekst voor de tweede keer redigeren
  • Alle afbeeldingen nogmaals op evt. auteursrecht nalopen
  • Uitgeverij vermelden
  • ISBN nummer aanbrengen

Het eerste bestand “Small” bevat de afbeeldingen in lage resolutie en omvat 7 MB.

2011-09-14-Wie ben jij – Deel 1 -Small

Het tweede bestand “Big” bevat de afbeeldingen in hoge resolutie en omvat 47 MB.

2011-09-14-Wie ben jij – Deel 1 – Big

De bestanden kunnen worden gedownload en opgeslagen opgeslagen op de eigen computer door met de rechtermuisknop op het bestand te klikken en dan het bestand op te slaan onder documenten of downloads.

Het bestand bevat 247 pagina’s: printen voor eigen gebruik en voor educatieve doeleinden is toegestaan.

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen 3.0 Unported licentie – zie pagina 245 van het document.

Photos, images, renderings and quotations in the text may be copyrighted by third parties.

Inleiding: Drie – Object in het midden – Het Woord


Dit bericht is een overgang naar de volgende aanlegplaats “Vijf” op onze Odyssee. Op de volgende aanlegplaats gaan wij vijf hedendaagse werkelijkheden bezien:

o   Feiten en logica

o   Intensiteiten en associaties

o   Leegte

o   Verandering

o   Onderlinge verbondenheid

In dit bericht maken wij een begin met het “Woord” als “object in het midden” bij de overgang van “Drie – Dubio transcendit” naar “Vijf – vijf hedendaagse werkelijkheden”.

Tijdens de aanlegplaats “Drie” hebben wij de rol gezien van rituelen en offers  die voortdurend worden verricht om het onderling basis vertrouwen – Credo (ik geloof) – tussen goden, priesters, mensen en categorieën mensen te vestigen en bestendigen. Ook de hedendaagse wereld is vol van soortgelijke rituelen en offers binnen het maatschappelijk leven, in het privéleven en bij religieuze belevingen: de rituelen en offers geven steeds weer vertrouwen en vertroosting. In vogelvlucht hebben jij en ik de “persoon in het midden”, het “object in het midden” en de “geest in het midden” ontmoet.

Bij het kijken naar het einde van de film “Offret”  – of “Het Offer” van Andrei Tarkovsky uit 1986, hebben wij in de film de zoon – die kijkt naar de kruin van de tot leven gekomen boom – zijn eerste woorden horen zeggen: “In het begin is het Woord[1]. Waarom Vader?”. Deze vraag is volkomen terecht, want deze zoon heeft voor zijn drie offers geen woorden nodig; zijn leven, zijn handelen en zijn kennis gaan aan woorden vooraf.

Woorden duiden en omvatten, en woorden sluiten buiten. In Psalm 119 uit het Oude Testament worden deze beide kenmerken van het woord geduid met “Uw woord is een lamp voor mijn voeten en een licht op mijn pad. Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen, dat ik uw rechtvaardige verordeningen zal onderhouden.”[2] Door het volgen van Gods woord en licht is de gelovige in Gods genade.  Even verder volgt: “Gij verwerpt allen die van uw inzettingen afdwalen want hun bedrog is ijdel. Alle goddelozen der aarde doet gij weg als schuim.” Door het niet volgen van Gods woord en het licht volgt uitsluiting. Dit handelen is niet vrijblijvend voor alleen de gelovige, maar het heeft daarnaast ook grote gevolgen voor anderen en voor de omgeving. Het woord van God vormt hier een harde scheiding tussen vertrouwen en gastvrijheid enerzijds en ontrouw, verstoting en uitsluiting anderzijds. De andere metafoor voor het mysterie van het leven kent in principe geen uitsluiting; binnen Indra’s net ligt alles volkomen besloten en vormt elkaar door wederzijdse reflecties. Later op onze tocht zullen wij nog meer zien van Indra’s net.

In de film “Offret” doet de vader zijn woord aan God gestand. Na de redding van de hele wereld brengt hij – zoals beloofd – zijn offer en doet afstand van zijn bezittingen en van alles dat hem aan dit leven bindt . Hiermee brengen ongewild ook de familie en naasten van de vader een groot offer. Kan een woord aan God een echte belofte inhouden als onschuldige mensen hierdoor ernstige nadelige gevolgen ondervinden?[3]

De vrouw en zoon van Siddhārtha Gautama – de toekomstige Boeddha – zijn zonder man en vader achter gebleven, nadat Siddhārtha Gautama zijn gezin heeft verlaten om gehoor te geven aan de innerlijke noodzaak om de wereld te verlichten. Een hedendaagse beschrijving van zijn leven heeft een heel hoofdstuk besteed aan het beschrijven van dit verlies en het verdriet van de vrouw van Siddhārtha Gautama.

“Jij en ik hebben ook onze familie verlaten bij het begin van onze Odyssee. Zij brengen zeker zo’n groot offer door onze afwezigheid”, zeg jij.

“Steeds voel ik mij schuldig over het besluit om deze zoektocht te maken. Omdat ik mij aan deze innerlijke gelofte hou, dragen andere mensen en misschien wel het heelal hiervan de gevolgen”, zeg ik.

“Het verbaast mij dat de verloren zoon[4] in het Nieuwe Testament zoveel meer vreugde ontvangt dan de zoon die zijn gewone leven voortzet. Het onderhouden van het leven van alledag is de basis van alles. Dit verdient daarom grote vreugde en beloning”, zeg jij.

“In het Nieuwe Testament staat de verloren zoon voor de ongelovige die na vele jaren dwalen weer in de moederschoot van het geloof terugkeert. Uiteraard wordt de verloren zoon met vreugde ontmoet! De gelovigen ervaren bij het onderhouden van het leven van alle dag een voortdurende blijdschap van hun geloof[5]”, zeg ik.

“De naam “Dubio transcendit” voor deze aanlegplaats op onze Odyssee begint mij wat te dagen. De gelovigen overstijgen hun twijfel door het onderhouden van het leven van alle dag met een voortdurende blijdschap en zekerheid van hun geloof. Het overtuigt mij niet helemaal, maar het begin van dit inzicht is er. Hoe ben jij aan de naam voor deze aanlegplaats gekomen?”, zeg jij.

“Uit encycliek de Ecclesia de Eucharista van paus Johannes Paulus II; dit is een rondzendbrief waarin de paus als hoogste bruggenbouwer[6] tussen hemel en aarde de rol van de eucharistie viering binnen de kerk belicht. In deze rondzendbrief staat de passage: “Mysterium est magnum, quod nos procul dubio transcendit”[7], dat betekent: “Het mysterie is groot, dat ons zonder twijfel overstijgt.” In de rondzendbrief wordt met deze passage het mysterie van het geloof geduid. Ik vind deze korte passage mooi, omdat het levensmysterie – voorzien van alle twijfel en alle verdeeldheid – zo groot is, dat het ons volkomen overstijgt. Ook ons geloof en zekerheid, ons ongeloof en onze twijfel past makkelijk in het mysterie van het leven, met en zonder geloof. Om deze reden heb ik deze rustplaat de naam “Dubio transcendit” gegeven. Met en zonder geloof, met en zonder offer overstijgt het mysterie van het leven onze twijfel en verdeeldheid”, zeg ik.

“Heb jij tijdens deze aanlegplaats een sluitend antwoord gekregen op het mysterie van het leven?”, zeg jij.

“Daarvoor is het mysterie van het leven veel te groot.

Fremd bin ich eingezogen,

fremd zieh‘ ich wieder aus.

Der Mai war mir gewogen

mit manchen Blumenstrauß.

 

Ich kann zu meiner Reisen

Nicht wählen mit der Zeit:

Muß selbst den Weg mir weisen

In dieser Dunkelheit.

Es zieht ein Mondenschatten[8]

Als mein Gefährte mit[9].[10]“, zeg en zing ik.

“Mooi gezongen. Ik ken vier uitvoeringen van Winterreise. Peter Schreier met Sviatoslav Richter op piano, Hans Hotter met Gerald Moore, Christa Ludwig met James Levine en Brigitte Fassbaender met Aribert Reimann“, zeg jij.

“Al deze uitvoeringen zijn mooi op hun eigen manier. Tijd om naar de volgende aanlegplaats te gaan“, zeg ik.


[1] Zie ook: Openingszin van het Johannes Evangelie uit het Nieuwe Testament.

[2] Bron: Psalm 119:105-106 en 118-119

[3] Vrije weergave van de rol van een offer op basis van: Fanu, Mark Le, The Cinema of Andrei Tarkovsky. London: BFI Publishing, 1987, pagina 125

[4] Zie: het evangelie van Lucas 15: 11-32 uit het Nieuwe Testament.

[5] Zie ook “in dubio” in het bericht “Inleiding: Drie – Object in het midden – Lam Gods” van 3 juni 2011.

[6] Zie ook: bericht “Inleiding: Drie – Persoon in het midden” van 1 mei 2011

[7] Bron: http://www.vatican.va/holy_father/special_features/encyclicals/documents/hf_jp-ii_enc_20030417_ecclesia_eucharistia_lt.html:  IOANNIS PAULI PP. II SUMMI PONTIFICIS, LITTERAE ENCYCLICAE ECCLESIA DE EUCHARISTIA, Rome, 2003

[8] Letterlijk: een maanschaduw. Zie voor het symbool maan ook de voetnoot 11 bij het bericht  “Inleiding: Drie – Object in het midden – Lam Gods” van 3 juni 2011.

[9] Gedicht door Wilhelm Müller. Eerste lied van de liederen cyclus “WInterreise” van Franz Schubert.

[10] Vertaling: ”Als vreemdeling ben ik gekomen, als vreemde vertrek ik weer. De maand mei was mij gunstig gezind met een grote bloemenpracht. Ik ben niet vrij in het kiezen van mijn reistijd: ik moet zelf de weg kiezen in deze donkerte. Een schaduw in het maanlicht reis mee als mijn compagnon.

Inleiding: Drie – Heilige Geest in het midden – De Duif


In het vorige bericht hebben wij het schilderij het Lam Gods van de gebroeders van Eyck in Gent bezien. Dit schilderij toont het Lam Gods als offergave om de zondelast van de wereld weg te nemen. Jezus Christus, de enige zoon van God de Vader, wordt als Lam Gods weergegeven[1]. Boven het Lam Gods is een duif geschilderd als een stalende zon die de wereld verlicht. Deze duif symboliseert de heilige geest.

Het koor zingt tijdens de mis in B – mineur van Johann Sebastian Bach hoe Jezus Christus door de heilige geest uit Maria is voort gekomen:

”Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria virgine et homo factus est”

Later tijdens onze Odyssee zullen jij en ik nog uitgebreid stil staan bij “et incarnatus est”. Tijdens dit bericht gaan wij de duif – de heilige geest – bezien door wie Jezus als zoon van de Vader God uit Maria is ontstaan. Wij bezien hiervoor nog een keer het schilderij het Lam Gods van de gebroeders van Eyck in Gent.

[2]

Volgens de Christelijke theologie zijn God de vader, de zoon en de heilige geest een drie-eenheid [3]. In het schilderij wordt deze drie-eenheid afgebeeld als vader – boven in het midden zittend op een troon als koning-God – met daaronder in een afzonderlijk schilderij de heilige geest als een stralende zon die het licht laat schijnen op de wereld. Uit de heilige geest is voortgekomen het Lam Gods als enige Zoon van de Vader. De heilige geest wordt in dit schilderij afgebeeld als een duif.

[4]

Hoe verhoudt deze goddelijke drie-eenheid zich tot de Joodse God die onzichtbaar aanwezig wordt geacht tussen de toppen van de vleugels van de engelen op de Ark van het Verbond?[5] Zien wij hier verschillende uiterlijke verschijningen van één en dezelfde God – die niet te bevatten is -, maar die verschillende vormen voor de gelovigen aanneemt?

De onzichtbare God die aanwezig wordt geacht tussen de toppen van de vleugels van de duif zoals de Joodse God aanwezig wordt geacht tussen de toppen van de vleugels van de engelen op de Ark van het Verbond?

De zoon van God die als offergave in de vorm van het Lam Gods de zonde van de wereld wegneemt. Is dit een continuering van de offers die lang geleden zijn gebracht als herstelling en bestendiging van vertrouwen binnen de vee-cyclus?[6]

Het Christelijk geloof is via het Romeinse rijk verspreid. Binnen de leefwereld van de Romeinen heeft de vader binnen het gezin een absolute macht over zijn kinderen.[7] De geboorte van een Romein komt pas tot stand doordat de vader na de geboorte van een pasgeborenen een beslissing neemt of en hoe het kind in de samenleving wordt opgenomen. Totdat een kind zelfstandig gaat wonen, heeft de vader een absolute macht over zijn kinderen[8]. In West Europa is de Katholieke kerk de voortzetting van het Romeinse rijk tot op heden. Voor 300 n. Chr. is Jupiter [9] de belangrijke vader God. De kerkgewaden tonen nog altijd enige gelijkenis met de mode van het Laat Westelijk Romeinse rijk [8] en de kerkprovincies volgen in het voormalige rijk nog redelijk de oude Romeinse provincies. Vertoont de vader God gelijkenissen met de machtige positie van de vader over zijn kinderen binnen het Romeinse rijk?

“Het lijkt of binnen de Christelijke theologie het mysterie van de Goddelijk drie-eenheid nodig is om verschillende verschijningsvormen van mysteries uit het verleden te herenigen. Door deze hereniging van de drie-eenheid en het door rituelen (met gebruikelijke offers) onderhouden van deze hereniging wordt het vertrouwen in de wereld binnen het Christelijk geloof in stand gehouden. Door dit vertrouwen en geloof ontstaat voor de gelovigen een uitzicht op een wederopstanding”, zeg jij.

“Jouw uitleg klinkt goed; ik laat het onderzoek naar de juistheid over aan kerk historici [11]. De goddelijke drie-eenheid, de wereld en het gehele universum passen ook volkomen binnen een andere metafoor voor het mysterie van het leven. Binnen Indra’s net passen de drie verschijningsvormen van God uitstekend inclusief de wereld en het gehele universum. Allen zijn binnen deze metafoor glasparels die meer of minder stralen en reflecteren. Door hun onderlinge straling en reflectie vormen zij elkaar en maken het onderlinge net. Binnen deze metafoor is een kerk een gemeenschap die – al dan niet met een gebouw – elkaar door wederzijdse reflectie vanuit een geloof vormen opdat het levenspad wordt doorlopen”, zeg ik.

“Als wij in deze richting verder gaan, dan is de heilige geest de levensweg, het licht, de wind, het water, de lucht en alle stofdeeltjes waar wij uit zijn voortgekomen en waar wij weer naar terugkeren. Het doet mij ook denken aan de opening van de Ishvara upanishad die ongeveer als volgt gaat: “Dat is algeheel. Dit is algeheel. Algeheel komt van algeheel. Neem algeheel af van algeheel en aldus blijft algeheel. Vrede, vrede, vrede.” [10]”, zeg jij.

“Er blijven twee vragen over. Volgens de metafoor van Indra’s net zou geen deeltje verloren mogen gaan. En de tweede vraag komt op omdat ik ergens gelezen heb dat ook de goden zijn gebonden aan de wet van oorzaak en gevolg. Misschien hierover later meer tijdens onze Odyssee”, zeg ik.

Het volgende bericht is een overgang naar de volgende rust plaats “Vijf” en gaat over het “Woord”.


[1] Zie voetnoot 6 bij het bericht “Inleiding: Drie – Object in het midden – Lam Gods” van 3 juni 2011.

[2] Bron afbeelding: http://en.wikipedia.org/wiki/Lamb_of_God

[3] De eerste aanzet tot de Christelijke leerstelling van de drie-eenheid is gegeven tijdens het eerste oecumenische Concilie van Nicea in 325 door de kerkleiders van de grote christelijke centra in  Rome, Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem. Dit Concilie wijst het arianisme – waarin de werkwoord-kern “arh” te herkennen is die in het Sanskriet “waardig zijn” of “in staat zijn” betekent – af en verklaart deze zienswijze tot ketterij. Arius, de naamgever van deze christelijke stroming en priester in Alexandrië, heeft verkondigd dat Christus geen goddelijke natuur heeft maar een door God geschapen – weliswaar superieur – mens is en daarom als “Zoon van God” ondergeschikt is aan God de Vader. In antwoord op deze opvatting bepaalt het Concilie van Nicea dat Christus geen halfgod maar God is en in essentie één met de God de Vader. In Nicea wordt de triniteitsleer nog niet volledig uitgewerkt, want over de Heilige Geest, de derde Goddelijke persoon, wordt nog niet gesproken. Dit gebeurt pas tijdens het oecumenisch concilie van Constantinopel in 381 waar de geloofsbelijdenis van Nicea als onveranderlijk wordt vast gesteld met als belangrijkste toevoeging dat de Heilige Geest als derde goddelijke persoon evenveel God was als God de Vader en Christus de Zoon van God. De Heilige Geest, zo zegt de tekst, “voortkomt uit de Vader”. In het Latijn luidend: “qui ex patre procedit”. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geloofsbelijdenis_van_Nicea-Constantinopel

[5] Zie bericht: Inleiding: Drie – Object in het midden – deel 1 van 5 mei 2011.

[6] Zie bericht: Inleiding: Drie – Dubio trancendit van 28 april 2011.

[7] Bron: Histoire de la vie privée. Tome 1: De l’Empire romain à l’an mil.  Red. Ariès, Philippe & Duby, George.

[8] Bron: hoofdstuk 1 van Histoire de la vie privée. Tome 1: De l’Empire romain à l’an mil. 

[9] Het woord Jupiter is samengesteld uit de woorden Deus (of Dieu in het Frans) dat via de werkwoordkern “div” in het Sanskrit “stralen, schijnen vermeerderen” betekent en “ptr” dat vader betekent.

[10] Zie ook: Major B.D. Basu ed., The Upanishads, Volume 1 and 23. New Delhi: Cosmo Publications, 2007

[11] Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geloofsbelijdenis_van_Nicea-Constantinopel. De Triniteitsleer – met de Heilige Geest als derde Goddelijke persoon – wordt nog niet uitgewerkt in de geloofsbelijdenis zoals vastgesteld tijdens het Concilie van Nicea in 325 n. Chr. Tijdens het concilie van Constantinopel in 381 wordt een aangepaste geloofsbelijdenis vastgesteld, waarin de Heilige Geest als derde goddelijke persoon naast de Vader en de Zoon wordt erkend waarbij de Heilige Geest voortkomt uit de Vader of  “qui ex patre procedit”. De geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel wordt door alle Christenen aanvaard. In 589 n. Chr. wordt tijdens het Derde Concilie van Toledo in de latijnse tekst “filioque” of “en de zoon” toegevoegd: de Heilige Geest komt volgens de latijnse tekst voort uit de Vader èn de Zoon. Karel de Grote heeft bewerkstelligd dat deze toevoeging door de Duitse kerken in 794 n. Chr.  als enig juiste tekst is aanvaard. Paus Leo III heeft Karel de Grote in 808 n. Chr.  laten weten dat het niet gepast is om aan de geloofsbelijdenis “filioque” toe te voegen. Karel de Grote heeft aan zijn stellingname vastgehouden; hij heeft Paus Leo III niet gevraagd om zijn zoon tot keizer te kronen. Nog steeds wordt in de Rooms-Katholieke geloofsbelijdenis  “filioque” vermeld. De Griekse en Oosters-Orthodoxe Kerken hebben deze toevoeging gezien als een ketterse aantasting van de Triniteitsleer, omdat met de toevoeging wordt gezegd dat de Heilige Geest voortkomt uit de Vader èn de Zoon en dus geen gelijkwaardige God is. In 1054 n. Chr.  Heeft deze toevoeging tot een schisma tussen de Kerk van Rome en de Oosters-Orthodoxe Kerken geleid. Zie ook:  Eliade, Mircea, A History of Religious Ideas, Volume 2. Chicago: The University of Chicago Press, 1982, p. 213 – 216.

Bij het bestuderen van deze ontwikkeling ontstaan de volgende vragen. Waarom hebben Christenen niet  aanvaard dat de Drie-eenheid drie verschijningsvormen zijn van één en hetzelfde waarbij zij elkaar vormen? Waarom zijn de Vader en de Zoon niet voortgekomen uit de Heilige Geest als er behoefte is aan één oorsprong?

Inleiding: Drie – Object in het midden – Lam Gods


In het vorige bericht hebben wij het offer als “object in het midden” bezien. Hiervoor hebben jij en ik gekeken naar de film “Offret” – of “Het Offer” van Andrei Tarkovsky uit 1986. Aan het einde van de film hebben wij gezien hoe de vader alles wat hij bezit en alles wat hem aan dit leven bindt, heeft geofferd aan God. Hij heeft dit offer gebracht om de wereld te redden, opdat alles weer wordt zoals het was voor de oorlogsdreiging en om bevrijd te worden van die dodelijke, ondraaglijke, dierlijke angst. Dit offer van de vader is tegelijkertijd ook een ongewild offer geworden van zijn familie en naasten.

De zoon brengt drie offers. Hij verliest zijn vader doordat zijn vader zich aan zijn woord en aan Gods woord houdt. Hij geeft voortdurend water aan de dode boom en hierdoor brengt hij de boom – de levensboom – weer tot leven. Het derde offer brengt hij door de hele film te zwijgen. Terecht vraagt de zoon aan zijn vader – en aan God – waarom zijn vader zich aan zijn woord moet houden. De zoon heeft voor zijn offers geen woorden nodig; zijn leven, zijn handelen en zijn kennis gaan aan woorden vooraf.

Volkomen terecht vraagt de zoon aan het einde van de film: “In het begin is het woord. Waarom Vader?”

Met deze vraag zijn wij bij de eerste zin uit het Johannes evangelie in het Nieuwe Testament gekomen[1]. Later op onze Odyssee zullen wij proberen antwoorden te krijgen op deze onvermijdbare vraag van de zoon.

In dit bericht gaan wij het offer als “object in het midden” verder bezien. Wij kijken hiervoor naar het schilderij het Lam Gods van de gebroeders van Eyck te Gent. Dit schilderij verbeeldt Jezus in de vorm van het Lam Gods. Het Lam Gods staat beschreven in het eerste hoofdstuk van het Johannes Evangelie in het Nieuwe Testament: “Op de volgende dag ziet Johannes Jezus naar zich toe komen. Johannes zei: “Zie het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt!”” [2]

 [3]

In mij hoor ik het Agnus Dei uit de mis in B – mineur van Johan Sebastian Bach.

Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, miserere nobis.

Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, miserere nobis.

Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, dona nobis pacem”.[4]

“Het lijkt of wij de laatste weken van onze Odyssee delen van de liturgie van een heilige mis uit de Katholieke kerk volgen. Enkele weken geleden zijn wij begonnen met het Kyrie waar waarschijnlijk het woord “kerk” uit is ontstaan[5]. Binnen de kerken zijn wij verder gegaan met het Credo in de vorm van het licht als hoop. De bezinning en de preek zijn gevolgd binnen de twee bezinningsruimte. En nu zijn wij bij de offergave aangekomen bij het kijken naar de film “Offret” en het Agnus Dei[6] als Lam Gods”, zeg ik.

[7]

“Het Credo – of ik geloof – heb ik nooit met overtuiging kunnen zeggen. Het is voor mij niet mogelijk om te geloven in de Christelijke theologie”, zeg jij.

“Jij bent niet alleen en ik voel deze twijfel met jou. Ook Thomas een van de leerlingen van Jezus, kan niet geloven in het offer van het Lam Gods en in de opstanding van Jezus als redding en wederopstanding van alle mensen of gelovigen. Het schilderij van Caravaggio laat dat zien. Deze twijfel van Thomas wordt ook door het voelen van de wond niet helemaal weggenomen. Waarschijnlijk gaan geloof en twijfel bij veel Christenen hand in hand”, zeg ik.

 [8]

“Ik geloof wel dat iedere dag de zon opgaat als wederopstanding en ik geloof in mijn volgende adem teug. Maar in het offer van het Lam Gods als redding van het heelal kan ik niet geloven”, zeg jij.

“Mensen hebben ook getwijfeld aan de opkomst van de zon en aan de volgende adem teug. Hierover zijn veel rituelen bekend voor het vestigen en het bestendigen van dit vertrouwen.  Mensen kennen veel onzekerheden over het verleden, over het heden en over de toekomst. De Christelijke theologie probeert deze onzekerheden (“in dubio” of “in twijfel” in het latijn) door geloof, rituelen – waaronder offergaven – en vertrouwen te overstijgen. Een zeer gelovige Christen zei eens: “Het laatste dat ik wil verliezen, is mijn geloof”. Uit deze zin spreekt volgens mij ook een spoor van twijfel. Een rotsvast geloof gaat niet verloren. Door rituelen proberen mensen vertrouwen en hoop te krijgen en te bestendigen. Het Christelijk geloof zegt: “En die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen”.[9] Het schilderij het Lam Gods van de gebroeders van Eyck laat dat mooi zien: de Vader, de Zoon als Lam Gods en de Heilige Geest als drie eenheid.”

“De bijbel kent het boek Job dat over een rotsvast geloof gaat [10]. Ik moet ook aan de Japanse dichter Rӯokan denken nadat ’s-nachts alles uit zijn eenvoudige hut is gestolen:

“De dief laat achter,

de veranderende maan

aan het firmament.” [11]

De maan [12] staat voor het rotsvaste geloof van Rӯokan”, zeg jij.

“Het geloof van mensen in het verleden lijkt vaak zekerder, omdat wij een deel van hun verleden als vaststaand beschouwen. Maar misschien heeft het rotsvaste geloof in hun tijd ook onzekerheden gekend. Als wij met hun ogen kijken, zien wij dan een andere wereld, andere onzekerheden, andere verwachtingen, een ander geloof? Ik weet dat niet”, zeg ik.

“Ik ook niet. Zullen wij in het volgende bericht de duif in de vorm van de Heilige Geest verder bekijken?”, zeg jij.


[1] Johannes 1:1 uit het Nieuwe Testament: “In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.”

[2] Johannes 1:29 en 1:36 uit het Nieuwe Testament.

[4] Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons de Vrede.

[5] Het woord kerk is mogelijk afkomstig van het Griekse woord “Kūrios” dat “macht hebbende” of “meester” betekent. Het woord “Kūrios” komen wij in het Kyrie Eleison nog tegen in de liturgie. Bron: Ayto, John, Word Origins, the hidden History of English Words from A to Z. London: A &C Black, 2008. Mogelijk is het woord kerk via het Duitse woord “kirche” afkomstig uit een samenstel van de Indo-Europese woorden “kr” (karoti, kurute) dat in het Sanskrit “maken, doen, verrichten” betekent, en “ish” dat afhankelijk van de “sh” klank òf “offergave” of “heerser”, of “ich – ik” betekent.

[6] “Het Agnus Dei maakt deel uit van de mis in de Katholieke kerk en schijnt voor het eerst geïntroduceerd te zijn tijdens een mis door Paus Sergius I (687-701 n. Chr.). Agnus Dei betekent letterlijk Lam Gods en verwijst naar Christus in zijn rol van de perfecte opoffering die de zonden van de mens verzoent in de christelijke theologie. Het gebed stamt uit de oud joodse tijd van de sacramentele opofferingen. Het Agnus Dei wordt tijdens de mis gezongen terwijl de priester het heilig Brood breekt en de vermenging plaats vindt: de priester laat een deeltje van de hostie in de kelk – gevuld met wijn en water als bloed van Christus – vallen.

Het offer van een lam en het Bloed van het lam zijn in de godsdiensten van het Midden-Oosten een vaker gebruikt beeld. Het verwijst naar de oude Joodse gewoonte om door een zoenoffer het volk te bevrijden van zijn zonden. In de protestantse kerken wordt de aan Openbaring van Johannes ontleende uitdrukking “gewassen in het bloed van het lam” wel gebruikt als aanduiding van de verlossing van de door kerken veronderstelde erfzonde. Op onze Odyssee zijn wij het vee-offer tegengekomen in de Trito mythe en de vee-cyclus.

In de kunst is het Agnus Dei de figuur van een lam dat een kruis draagt, symbool voor Jezus als Lam Gods. Deze voorstelling wordt vaak gebruikt in christelijke kunstwerken, waarvan het Lam Gods van de gebroeders van Eyck te Gent het beroemdste is.

Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Agnus_Dei

[8] http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:The_Incredulity_of_Saint_Thomas_by_Caravaggio.jpg

[9] Bron: Psalm 9:10 “God, de beschermer der vromen”.

[10] Ook Job wanhoopt wanneer zijn vrouw en hij de grote tegenslagen direct aan hun lichamen ondervinden. Job roept God ter verantwoording en vraagt aan God waaraan hij deze tegenslagen verdiend heeft, zijn geloof is toch onvoorwaardelijk. In een storm antwoordt God: “Waar was jij toen ik de lucht en de aarde scheidde en het universum schiep!”. Job erkent hierna zijn onkunde, vraagt om onderricht en bekent dat hij nu God in zijn almacht direct heeft gezien. Job doet boete in stof en as. Na een vee-offer verdwijnt de toorn van God en de voorspoed keert voor Job terug.

Wanneer Job alle tegenslagen als onderdeel van zichzelf zou hebben herkent, zou Job dan aan God hebben kunnen antwoorden dat hij bij de scheiding van lucht en aarde aanwezig is geweest? Zou hij hebben durven zeggen dat zijn verschijningsvorm zich bij de scheiding van lucht en aarde heeft aangepast aan de omstandigheden? Dat hij altijd één is gebleven tijdens en na de scheiding van lucht en aarde en tijdens en na de craquelé die gevolgd is?

[11] Bron: Stevens, John, Three Zen Masters, Ikkyū, Hakuin, Rӯokan. Tokyo: Kodansha International, 1993. Pagina 131.

[12] Rӯokan is een Japanse Zen Boeddhist. Zen Boeddhisme is in China ontstaan uit een samengaan van het Taoïsme en het Boeddhisme. Het Taoïsme kent Tao als kernbegrip dat letterlijk “weg of levensloop” betekent, maar het woord komt waarschijnlijk voort uit het woord “Maan”. Bron: Porter, Bill, Road to Heaven – Encounters with Chinese Hermits. Berkeley: Counterpoint, 1993 Pagina: 35.

Inleiding: Drie – Object in het midden – Bezinningsruimten


In de vorige berichten hebben jij en ik verschillende huizen van God bezocht. De gelovigen proberen met de kerken als “object in het midden” uitdrukking te geven aan een wederzijds vertrouwen, dat tussen mensen en God is gevestigd. Dit vertrouwen wordt voortdurend en periodiek door rituelen bestendigd. Daarnaast scheppen de kerken een band tussen mensen onderling waarbij vaak een binding ontstaat en soms een afwijzing de overhand krijgt. Kerken proberen een tijdloos ijkpunt te zijn, van waaruit de leefwereld – lucht/hemel en aarde afzonderlijk en in onderlinge samenhang – wordt ervaren. Ook geven de kerken hoop op een overstijging van het mensenleven door een herrijzenis in een hiernamaals. Wij bezoeken alle kerken die wij op onze Odyssee tegenkomen.

Wij komen ook “objecten in het midden” tegen die ruimte bieden voor bezinning. Door deze bijzondere ruimten wordt de mogelijkheid geschapen voor het overstijgen van de menselijke maat en/of voor het – opnieuw? – ervaren van een volkomen eenheid. Bepaalde plaatsen in het natuurlijke landschap zijn voor dit doel al eeuwen lang gebruikt. Tijdens onze Odyssee hebben wij eerder markeringen van steencirkels, stenen in het landschap en grotten gezien.

Waarschijnlijk zijn de mensen met het betrekken van woonsteden ook bezinningsruimten gaan inrichten die lijken op woonsteden. In het begin zijn de bezinningsruimten meestal in of nabij de woonsteden gevestigd. In de loop der tijd zijn deze eerste bezinningsruimten uitgegroeid tot omvangrijke sacrale gebedsruimten en/of huizen van God. Een aantal van deze plaatsen zijn over gegaan in wereldse bezinningsruimte die wij onder meer in de vorm van musea en kunstwerken tegen komen. Tijdens onze Odyssee bezoeken wij ook bijna alle musea, maar hiervan kunnen wij geen verslag van geven.

Twee bijzondere bezinningsruimten laten wij wel zien. Deze eerste ruimte – de Mark Rothko[1] kapel in Houston uit 1967 – is een raakvlak tussen een gebouw voor religie en een ruimte voor kunst. De buitenkant is een monolithische achthoek voorzien van een kleine ingang. Op het eerste gezicht lijkt het een mausoleum.

 [2]

Wij gaan de kapel binnen. De ruimte straalt een verstilling uit – even monolithisch als de buitenkant. Het licht komt van boven. Inwendig zing ik het eerste Chorus van Cantate 131 van Johann Sebastian Bach:

Aus der Tiefe rufe ich, Herr[3], zu dir.
Herr, höre meine Stimme, lass deine Ohren merken auf die Stimme meines Flehens!“[4]

De vensters naar buiten bestaan uit schilderingen van Mark Rothko uit 1964 – 1967, kort voor zijn dood.

[5]

“De schilderijen geven alle indrukken van de wereld weer. Het lijkt wel of hij – in doorzichtige blauw/zwarte inkt – ieder ooit geschreven en gesproken woord op de panelen heeft willen drukken.”: zeg jij.

“Klopt. Alle glasparels van “Indra’s net” [6] zitten tegelijkertijd in de verf van de schilderijen; zo dicht zijn de kleuren.”: zeg ik.

De breekt de zon door. Op het drieluik licht het bloed van de aarde op in een rode purperen gloed.

[7]

Wij gaan naast een mediterende – Zen? – boeddhist zitten. Als de Boeddhist opstaat, gaan wij naar buiten.

Buiten gekomen zeg jij: “Ik heb eens gelezen: “Een man vraagt aan een hedendaagse vrouwelijke Boeddhistische kluizenaar in China om de kern van het boeddhistische leven op papier te kalligraferen. Zij legt het papier aan de kant. Enkele maanden later ontvangt hij vier woorden per post: welwillendheid, mededogen, vreugde en onthechting. Haar kalligrafie is krachtig en helder als haar geest.”[8] Zijn deze vier woorden ook van toepassing op deze kapel?”

“Ja.”: zeg ik.

“Ik heb eerst getwijfeld over vreugde, totdat de zon doorbrak.”: zeg jij.

In het volgende bericht gaan wij kijken naar het laatste deel van de film “Offret” – of “Het Offer” van Andrei Tarkovsky uit 1986.


[1] Zie voor nadere informatie over Mark Rothko: Hughes, Robert, De Schok van het Nieuwe – Kunst in het Tijdperk van Verandering. Utrecht: Veen, 1991, pagina 318 – 320; en Arnason, H.H., A History of Modern Art. London: Thames and Hudson, 1979, pagina 533 – 534

[3] Mogelijk is het Duitse woord “Herr” verwant met de werkwoord kern “hṛ” die in het Sanskrit “offeren, aanbieden” en “nemen, wegnemen” betekent. Bron: elektronische versie van het woordenboek Monier-Williams – MWDDS V1.5 Beta. Deze beide betekenissen van de werkwoord kern “hr” geven tezamen uitdrukking aan de beide rollen van de krijgers-kaste in de vee-cyclus: zij roven vee en geven een deel van het vee aan de priesters voor offergave aan de goden. Daarnaast heeft een heer ook de twee rollen van het bieden van bescherming enerzijds en het nemen van een deel van de oogst. Waarschijnlijk zijn hier de rol van landheer gaan samenvallen met God. In de belevingswereld van onderdanen zijn koning en God nauw met elkaar verbonden.

[4] Vertaling: “Uit de diepten roep ik, Heer [3], tot jou. Heer, hoor mijn stem, laat jouw oren de stem van mijn twijfel horen!” In het Duits betekent het woord “Flehens” smeekbeden”, maar hier is het woord vertaald met twijfel, omdat bijna iedere smeekbede aan God haar oorsprong in twijfel heeft. Zie hiervoor het boek Job uit het Oude Testament.

[5] http://online.wsj.com/article/SB10001424052748703445904576118063020357484.html

[6] Zie voor “Indra’s net” het bericht “Inleiding: Een – Pantheïsme – Indra’s net” van 8 april 2011.

[8] Bron: Porter, Bill, Road to Heaven – Encounters with Chinese Hermits. Berkeley: Counterpoint, 1993. pagina 109

Inleiding: Drie – Object in het midden – Kerk


In het vorige bericht zijn jij en ik de rol van het huis als “object in het midden” tegen gekomen. De rol van huis is in de loop der tijd gewijzigd van levensomgeving naar woonstede. Deze woonstede in de vorm van een huis wordt door onze voorouders gezien als een veilige thuishaven en als ijkpunt van waaruit de wereld wordt ervaren. Recent zijn mensen zich gaan vereenzelvigen met hun huis: zij geven het huis gestalte en het huis geeft uitdrukking aan wie zij zijn. Onze huidige samenleving verlangt van ons steeds meer dat wij een nationaliteit en een vaste woon- en verblijfplaats hebben. Zonder deze bezittingen worden mensen niet als volwaardige ingezetenen beschouwd.

Nu gaan jij en ik op zoek naar de rol van het huis van God als “object in het midden”. De eerste heilige plaatsen hebben wij al eerder gezien. Heilige stenen zijn wij al tegen gekomen op onze Odyssee. Wij herinneren ons de steencirkels als ontmoetingsplaatsen voor plechtigheden die wij niet meer kennen.

 [1]

Het gouden kalf als afbeelding van een (af-)god kennen wij ook [2]. Over Jahweh die aanwezig is tussen toppen van de engelenvleugels boven de verloren ark van het verbond, hebben wij in het Oude testament gelezen.

Waarschijnlijk hebben de jager-verzamelaars al onderdak gegeven aan Goden. Wij hebben gelezen over rituelen waarin de jagers zich verenigen met hun prooi als boete doening voor het doden van de prooi èn om de unieke bond voor overleven tussen prooi en jager in stand te houden. De rituelen zijn mogelijk op bijzondere plaatsen en tijden verricht. Deze plaatsen kunnen als een voorloper van het huis van God worden gezien. Een volgende stap op weg naar een huis van God zijn grotten waarin vooral veel schilderingen van jacht-taferelen gevonden. Waarschijnlijk hebben deze schilderingen ook een religieuze achtergrond gehad.

De herdersvolkeren zijn voor een deel met hun kudden rondgetrokken. Zij hebben mogelijk ook vaste heilige plaatsen gekend. En zij zullen heilige plaatsen van gevestigde bewoners hebben ontmoet. Hebben zij zich met de goden van de gevestigde bewoners en de jager-verzamelaars vereenzelvigd? Waarschijnlijk niet, maar misschien hebben zij onderdelen van hun geloof toch overgenomen. Als nomaden zullen zij hun heilige voorwerpen hebben meegenomen op de trektochten met kudden. Binnen hun tenten zijn speciale plaatsen ingeruimd voor heiligdommen. Een voorbeeld is de ark van het verbond die de Joden op de trektochten met zich mee dragen en op rustplaatsen in een tent is gezet. Zelfs in de tempel in Jeruzalem blijft de ark voorzien van draagstokken als herinnering aan- en voorbereiding op trektochten.

Bij jou en mij roept de vorm van Islamitische moskeeën beelden op van tijdelijke verblijven – grote tenten met voorposten om de ingang te wijzen – in een woestijn. Deze moskeeën zijn uiteindelijk overgegaan in imposante Godshuizen met voorhoven en bijgebouwen rondom. Een voorbeeld hiervan is de Suleyman moskee in Istanboel.

[3]

Akkerbouwers met vaste velden zijn een vaste woonstede gaan betrekken. Ook de goden hebben een eigen woonstede gekregen. Het erkennen van Godshuis is niet vanzelf gegaan. Bij het bezoek aan de oudste staafkerk in Urnes in Noorwegen, vertelt de gids dat het houtwerk aan de buitenkant van de kerk is bewerkt met veel draak-motieven om de boze geesten buiten te houden. Dat is ook nodig in de lange donkere winters. De Vikingen moeten hun zwaarden buiten bij de deur laten staan. Binnen in de kerk komt er alleen wat licht van boven. In dat licht is boven in de kerk een houten kruisbeeld te zien waar vandaan de verlossing en de toegang tot het hiernamaals moet komen. De priesters in die tijd proberen zo het beeld van het Walhalla – de hal waar de eervol gevallenen in de strijd tot in lengte van dagen eten, drinken en vechten – te veranderen in een verlangen naar verlossing van de zonden en een uitzicht op een Christelijk kijk op het hiernamaals. De blauwe verfkleur lapis lazuli op het houten kruisbeeld uit ongeveer de 12e eeuw na Christus komt volgens de gids uit Afghanistan.

Bij de uitleg van de gids denk ik aan Jalāl al-Dīn – ook bekend als Rumi, die rond dezelfde tijd is geboren in Vaksh in de provincie Balkh in Afghanistan. Waarschijnlijk overstijgt Rumi  het “object in het midden” in zijn contact met Allah: “Mijn ervaring is in het hart van Allah; ziek zal het hart van Allah zijn zonder de ervaring van mij [4]”. Later op onze Odyssee hierover meer.

Nu wij deze staafkerk verlaten zeg jij: “Die lichtopeningen onder het dak doen mij denken aan een uitspraak van Oscar Wild: “We are all in the gutter, but some of us are looking at the stars”.

[5]

“Herinner jij je de eerste stralen van de ochtendzon om 6 uur ’s-morgens op de eerste lentedag? [6]”, vraag ik.

“Altijd als ik een kerk bezoek”, zeg jij.

Het volgende bericht gaat verder over kerken als “object in het midden”.


[1] Bron afbeelding: Marieke Grijpink

[2] Zie het vorige bericht “Inleiding: Drie – Object in het midden – deel 1” op 5 mei 2011

[3] http://www.islamleer.nl/islaam/biografie/geleerdenoverigen/758-kanuni-sultan-suleyman-i

[4] Nicholson, Reynold A., The Mathnawi of Jalálu’ddin Rúmí, Book II. Cambridge: Biddles Ltd, 2001 p. 281

[5] Bron afbeelding: http://www.sacred-destinations.com/norway/urnes-stave-church

[6] Zie het laatste bericht over “Twee” op 25 april 2011